Overheidsorganisatie | Gemeente Zeevang |
---|---|
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand van 28 oktober 2004.
Wet Werk en Bijstand, art. 8, lid 1, art. 30
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2011 | 05-04-2012 | nieuwe regeling | 15-02-2011 Ons Streekblad, 3 maart 2011 | 2011 02 2.4b, -1.84 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Wet werk en bijstand;
gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, sub c van de wet;
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;
woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand;
woonkosten:
indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;
Indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten (rioolrechten, eigenaarsdeel van de onroerendzaakbelasting, brandverzekering, opstalverzekering, eigenaarsdeel waterschapsbelasting) en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;
kind: het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;
ten laste komend kind: het kind voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;
verzorgingsbehoevende: degene die zonder verzorging zou zijn aangewezen op opname in een instelling ter verzorging of verpleging;
verzorgende: degene die de verzorgingsbehoevende verzorgt;
schoolverlater: de jongere die 6 maanden voorafgaande de deelname aan onderwijs of een beroepsopleiding heeft beëindigd;
dak- of thuisloze: persoon zonder vaste woon- of verblijfplaats.
1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding.
2. De categorieën worden aangeduid als:
alleenstaande;
alleenstaande ouder, of
gehuwde.
3. De toeslagen en verlagingen zijn uitsluitend van toepassing op bijstandsgerechtigden van 27 jaar en ouder, doch jonger dan 65 jaar.
1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft en die derhalve de noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen.
2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de wet bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning een of meerdere zijn hoofdverblijf heeft en die derhalve de noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen.
3. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:
kinderen van 16 jaar of ouder doch jonger dan 21 jaar met een inkomen van ten hoogste de norm als bedoeld in artikel 20, onder a, van de wet vermeerderd met 10% van de gehuwdennorm;
meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000;
meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
verzorgingsbehoevenden en verzorgenden tussen wie een eerste- of tweedegraads bloedverwantschap bestaat;
asielzoekers met een verstrekking als bedoeld in artikel 3 van de Regeling toekenning bevoegdheid aan COA tot uitsluiting bepaalde categorieën asielzoekers van verstrekkingen Rva 1997.
4. Een dak- of thuisloze heeft geen recht op een toeslag.
1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor gehuwden in wiens woning een ander of meerdere zijn hoofdverblijf heeft en die derhalve de noodzakelijke kosten van het bestaan kunnen delen.
2. Het derde en het vierde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.
1. De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt: 20% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor de uitkeringsgerechtigde geen woonkosten zijn verbonden;
2. De verlaging van lid 1 wordt bij voorrang toegepast op de toeslag als bedoeld in artikel 3.
De verlaging bedoeld in artikel 28 van de WWB bedraagt 20% van de gehuwdennorm.
De toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 van de verordening geschiedt zodanig, dat de toepasselijke norm tenminste bedraagt:
35% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;
55% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;
65% van de gehuwdennorm voor gehuwden.
In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening wordt aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 april 2011 onder gelijktijdige intrekking van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand van 28 oktober 2004.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 15 februari 2011,
de raad van gemeente Zeevang,
de griffier, de voorzitter,
drs. G.C.I. Kager. H.C. Heerschop.