Overheidsorganisatie | Gemeente Midden-Drenthe |
---|---|
Officiële naam regeling | Geurverordening |
Citeertitel | Geurverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
artt. 147, 149 Gemeentewet
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-04-2011 | 31-03-2011 | nieuwe regeling | 31-03-2011 Gemeenteberichten 6 april 2011 | Onbekend |
Dierenverblijf: al dan niet overdekte ruimte waarbinnen dieren worden gehouden.
Geurgevoelig object: gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
Veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren.
Kaart: de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaartbijlagen (“Zone verordening”).
Vergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Wet: Wet geurhinder en veehouderij.
1. Bij een beslissing inzake de vergunning voor het oprichten of veranderen van een veehouderij neemt het bevoegd gezag de in artikel 3, tweede lid van deze verordening bepaalde andere geurnormen/minimale vaste afstanden, als bedoeld in artikel 6 van de Wet, in acht.
2. Voor de aangewezen gebieden, zoals aangegeven in artikel 3 van deze verordening, wordt verwezen naar de bij deze verordening behorende kaarten.
3. De in deze verordening bepaalde begrenzingen en andere geurnormen/minimale vaste afstanden zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Wet, gebaseerd op de bij deze verordening behorende “geurgebiedsvisie Wet geurhinder en veehouderij”.
1. Bij een beslissing inzake de vergunning voor het oprichten of veranderen van een veehouderij neemt het bevoegd gezag de in de Wet bepaalde geurnormen en minimale vaste afstanden in acht.
2. In afwijking van het eerste lid is binnen de daartoe aangewezen gebieden, die zijn aangegeven op de bij deze verordening behorende kaarten, een andere geurnorm/minimale vaste afstand van toepassing dan de betreffende geurnorm /minimale vaste afstand genoemd in artikel 3, eerste lid en tweede lid en artikel 4, eerste lid van de Wet. Die andere geurnormen/minimale vaste afstanden staan aangegeven op de kaarten behorende bij deze geurverordening.
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.
Deze verordening kan aangehaald worden als “Geurverordening”.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 31 maart 2011,
de griffier
C.J. Onderwater
de voorzitter,
J.Broertjes