Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bladel

Brandweerbeleidsplan 2011-2014 Gemeente Bladel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bladel
Officiële naam regelingBrandweerbeleidsplan 2011-2014 Gemeente Bladel
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het beleidsplan omvat een omschrijving van de taken en de bedrijfsvoering van de gemeentelijke brandweer, de personele middelen, het materieel, de huisvesting en een meerjaren opleidings- en oefenplan

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Veiligheidsregio's

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-06-201101-01-2015Nieuwe regeling

22-03-2011

Onbekend

11it.00709

Tekst van de regeling

Samenvatting beleidsvoornemens

Conform wetgeving stelt het college eenmaal per vier jaar een gemeentelijk brandweerbeleidsplan vast waarin beschreven de wijze waarop de brandweer uitvoering zal geven aan de opgedragen taken. De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in de brandweerorganisatie. Het vorige beleidsplan was een grote stap richting professionalisering van de brandweerorganisatie en het integreren van de brandweer binnen de gemeentelijke organisatie. Hiermee is een flinke inhaalslag gemaakt voor de brandveiligheidszorg algemeen, evenals de advisering van brandveiligheid binnen de gemeente.

 

Met de wet Veiligheidsregio’s moet een verbeteringsslag gemaakt worden op het gebied van rampenbestrijding, crisisbeheersing, pro-actie en preventie. De nadruk wordt gelegd op het inzichtelijk maken van de risico’s en veiligheidssituaties, welke mogelijkheden er zijn om deze te verbeteren en hoe de afweging van deze verbetering plaatsvindt in relatie tot andere bestuurlijke wensen. Dit wil ze bereiken door het instellen van een Veiligheidsregio die stevig samenwerkt met de betrokken gemeenten en andere relevante partijen.

 

Ook wordt kwaliteit verwacht door burgers, bedrijven en instellingen. Zo snel mogelijk ter plaatse te gaan om hulp te verlenen of branden te gaan bestrijden is tegenwoordig niet meer toereikend

Daarbij heeft de brandweer te maken met ontwikkelingen op het gebied van vakbekwaamheid en het risicobewustzijn. In veertien jaar tijd zijn 28 brandweerlieden tijdens de uitvoering van hun repressieve taak om het leven gekomen en vele honderden gewond geraakt. Het college en het management zullen in de toekomst meer aandacht moeten besteden aan de veiligheid van brandweermensen tijdens het operationele optreden. Voor de brandweer als sterk intern gerichte organisatie betekent dit een cultuuromslag waarbij tevens wordt geconstateerd dat de belasting voor de vrijwilliger steeds groter wordt.

 

Nu de brandweer een inhaalslag heeft gemaakt zal de nadruk voor de toekomst meer liggen in het beheersen en veel minder in het bestrijden. Deze lijn vormt de kern van het brandweerbeleidsplan dat nu voorligt.

 

Hieronder volgt een opsomming van de belangrijkste beleidsdoelstellingen c.q. actiepunten die de brandweerorganisatie voor de komende vier jaar heeft uitgezet.

 

  • 1.

    Kennis nemen van het risicobeeld van de gemeente Bladel en de visie die de brandweer-organisatie voorstaat, en deze hanteren als onderlegger voor het te voeren beleid,

  • 2.

    Vaststellen Brandweerbeleidsplan 2011-2014 door het college,

  • 3.

    Participeren in het gemeentelijk Integraal Veiligheidsbeleid,

  • 4.

    Deelnemen aan de Veiligheidsregio op basis van de Gemeenschappelijke Regeling en de Wet Veiligheidsregio’s,

  • 5.

    Implementeren van uitgangspunten en uitvoeren van afspraken genomen door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio,

  • 6.

    Overdragen van de 3P-taken naar de Veiligheidsregio en de werkafspraken vastleggen in een DVO,

  • 7.

    Aandacht voor (verplichte) advisering door (regionale)brandweer over veiligheidsrisico’s en –effecten bij plannen die van invloed zijn op het fysieke- en externe veiligheidsniveau van de burger,

  • 8.

    Meer aandacht voor preventievoorlichting aan burgers, bedrijven en instellingen,

  • 9.

    Vaststellen van het opleidings- en oefenbeleid 2011-2014 brandweer Bladel (bijlage 1),

  • 10.

    Invulling geven aan het veiligheidsbewustzijn van brandweerleden door het toepassen van training en evaluatie,

  • 11.

    Aandacht voor het omgaan met agressie en geweld door het houden van workshops en trainingen voor brandweerleden,

  • 12.

    Ondersteuning van het handhavingsbeleid nodeloze alarmeringen Brandweer Bladel,

  • 13.

    Aandacht voor de M-factor dat bestuurders op tijd geïnformeerd worden bij incidenten en bijzondere situaties die worden waargenomen,

  • 14.

    Invulling geven aan een Brandweerorganisatie met optimale betrokkenheid bij de gemeentelijke organisatie en behoud van een sterke positionering van de commandant brandweer in de gemeentelijke organisatie,

  • 15.

    Invulling (blijven) geven aan de beheersondersteuning voor de brandweerorganisatie volgens het schema onder paragraaf 7.5,

  • 16.

    Aandacht blijven houden voor de belastbaarheid van de vrijwilligers,

  • 17.

    Participeren in het regionale systeem voor kwaliteitszorg en auditing brandweerzorg.

  • 18.

    Structureel evalueren en rapporteren van brandweerinzetten ter verbetering van de organisatie,

  • 19.

    Houden van een klanttevredenheidsonderzoek bij burgers die met de brandweer te maken hebben gehad (brand of hulpverlening),

  • 20.

    Beschikbaar stellen van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van de opgegeven beleidsdoelstellingen via beheersbegroting en het meerjareninvesteringsplan,

  • 21.

    Aandacht voor een behoorlijke vermindering van de rijksbijdrage en te verwachten bezuinigen voor de jaren 2011 en verder,

  • 22.

    Aandacht dat de korting van 30% voor deelname bijscholings-programma door de Veiligheidsregio vanaf 2011 niet meer wordt toegekend.

Inhoudsopgave

1.

Inleiding

1.1

Brandweerbeleidsplan

1.2

Prioriteiten minister

1.3

Risicobeheersing, Risicobestrijding en Crisisbeheersing

1.4

Professionalisering brandweerpersoneel

1.5

Samenhang in de regio

1.6

Rol College versus Raad over besluitvorming beleidsplan

1.7

Gebruik brandweerbeleidsplan 2011-2014

1.8

Leeswijzer

1.9

Beleidsvoornemens

2

Taakstelling en Risicobeeld

2.1

Huidige brandweerorganisatie

2.2

Visie brandweerorganisatie

2.3

Formatie en functies

2.4

Veiligheidsketen

2.5

Taken en bedrijfsvoering

2.6

Risicobeeld

2.7

Basisgegevens zorggebied en bijzondere objecten

2.8

Analyse repressief optreden   

2.9

Beleidsvoornemens

3

Integraal veiligheidsbeleid

3.1

Veiligheidsvelden

3.2

Aanpak integraal veiligheidsbeleid

3.3

Beleidsvoornemens

4

Veiligheidsregio

4.1

Kabinetsstandpunt Veiligheidsregio’s en prioriteiten minister

4.2

Uitgangspunten invulling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

4.3

Project Één Brandweer

4.4

Overdracht van personeel naar de Veiligheidsregio

4.4.1

Commandant brandweer

4.4.2

Officier van dienst

4.5

De 3P-taken (pro-actie, preventie en preparatie)

4.5.1

Advisering (pro-actie en vergunningverlening)

4.5.2

Handhaving

4.5.3

Voorlichting (over brandweerzorg)

4.5.4

Beheersmatige ondersteuning voor uitrukdienst en crisisbeheersing

4.6

Beleidsvoornemens

5

Risicobeheersing: fysieke- en externe veiligheid

5.1

Fysieke- en externe veiligheid, inspelen op verandering

5.2

Een veranderende rol voor de brandweer

5.3

Externe veiligheid

5.3.1

Stand van zaken externe veiligheid

5.4

Advisering veiligheidsrisico’s en –effecten voor de bestuurlijke besluitvorming

5.5

Risicocommunicatie

5.6

Programma Brabant Veiliger 2006-2010

5.7

Routering gevaarlijke stoffen

5.8

Toezicht en Handhaving

5.9

Preventievoorlichting

5.10

Beleidsvoornemens

6

Risicobestrijding en Crisisbeheersing

6.1

Preparatie

6.1.1

Vakbekwaam worden (opleiding)

6.1.2

Vakbekwaam blijven (oefening en bijscholing)

6.1.3

Planvorming

6.1.4

Huisvesting en Materieel

6.1.5

Bluswatervoorzieningen

6.2

Repressie

6.2.1

Dekkingsplan

6.2.2

Formatiesterkte

6.2.3

Operationele leiding

6.2.4

Rampenbestrijding en Crisisbeheersing

6.2.5

Grootschalig optreden

6.3

Nazorg en Evaluatie

6.4

Loze meldingen

6.5

Bedrijfsbrandweer

6.6

Community Safety

6.7

Brandweerzorg in de toekomst

6.8

M-factor

6.9

Beleidsvoornemens

7

Bestuur, Management en Organisatie

7.1

De positie van de brandweer in de gemeentelijke organisatie

7.2

Overlegstructuren intern

7.3

Samenwerking

7.4

Medezeggenschap

7.5

Beheersondersteuning - Beleidsverantwoordelijkheid

7.6

Bedrijfsvoering

7.7

Beleidsvoornemen

8

Kwaliteitszorg en Monitoring

8.1

Stand van zaken kwaliteitszorg en monitoring

8.1.1

Project Aristoteles

8.2

Klachtenbehandeling

8.3

Beleidsvoornemens

9

Financiën

9.1

Het algemene financiële beleid

9.2

Financiële gevolgen beleidskeuzes

9.3

Vermindering rijksbijdragen

9.4

Inkomsten brandweer

9.5

Beleidsvoornemens

Lijst van afkortingen

Literatuurlijst

Bijlagen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Brandweerbeleidsplan

De taakstelling van de gemeente Bladel wat betreft de brandweerzorg is op hoofdlijnen wettelijk vastgelegd in de Gemeentewet en in de Wet Veiligheidsregio’s.

Op basis van deze wetgeving stelt het college eenmaal per vier jaar een gemeentelijk brandweerbeleidsplan vast.  Hierin is beschreven op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de opgedragen taken. Dit beleidsplan omvat een omschrijving van de taken en de bedrijfsvoering van de gemeentelijke brandweer, de personele middelen, het materieel, de huisvesting en een meerjaren opleidings- en oefenplan.

 

De afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in de brandweerorganisatie. Met het vorige beleidsplan is een vertaling gemaakt van het landelijke project “Versterking Brandweer”, dat heeft geresulteerd in een eerste stap richting professionalisering van de brandweerorganisatie en het integreren van de brandweer binnen de gemeentelijke organisatie. Hiermee is een flinke inhaalslag gemaakt voor de brandveiligheidszorg algemeen, evenals de advisering van brandveiligheid binnen de gemeente.

1.2 Prioriteiten minister

Het kabinet wil echter verder en nog een verbeteringsslag maken voor rampenbestrijding, crisisbeheersing en een verplichte adviesrol voor pro-actie en preventie bij de regio. In het kabinetsstandpunt vorming Veiligheidsregio’s 2004 en de Wet Veiligheidsregio’s zijn daar de doelstellingen voor aangegeven. Daarbij is de minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor het inrichten en in stand houden van een stelsel van veiligheidsorganisaties om een adequaat veiligheidsniveau voor héél Nederland te kunnen leveren. Kortom “Een goed georganiseerde hulpverlening die staat voor de veiligheid van de burger”. Dit leidt voor de minister tot de volgende beleidsprioriteiten.

 

Inrichten Veiligheidsregio's

Om een "Professioneel georganiseerde veiligheidsregio’s " te realiseren, wordt gebruik gemaakt van verschillende instrumenten. Een van de belangrijkst instrumenten is de wet op de Veiligheidsregio's met het daaraan gerelateerde Besluit Veiligheidsregio's (waaronder een aantal kwaliteits-AMvB’s).

 

Rampenbestrijding op orde

De rampenbestrijding en crisisbeheersing worden op orde gebracht aan de hand van de drie doelstellingen:

  • 1.

    De veiligheidsregio’s voldoen aan de hoofdstructuur basisvereisten crisismanagement. Dit zijn normen voor de kritische processen binnen de rampenbestrijding en crisisbeheersing.

  • 2.

    Het multidisciplinair (uniform)opschalen werkt volgens een knoppenmodel met betrokken diensten.

  • 3.

    De crisisorganisatie is opgeleid, getraind en geoefend en leert van evaluaties. Hiertoe is een kwaliteitsimpuls opleiden en oefenen in ontwikkeling.

 

In de kwaliteits-AMvB worden concrete eisen opgenomen die gelden voor elke regio. Verder bevat de Wet op de Veiligheidsregio’s een aantal artikelen waarmee iedere Veiligheidsregio een verdere kwaliteitsverbetering moet bereiken zoals het afstemmen van haar operationele prestaties op het eigen risicoprofiel.

 

Modernisering brandweer

Het Programma modernisering Brandweer en GHOR stelt zich als doel een bestuurlijk sterke en slagkrachtige brandweer en GHOR-organisatie te realiseren. Ondermeer de volgende activiteiten vloeien daar uit voort:

  • -

    Versterking van het bureau van het Veiligheidsberaad,

  • -

    Verdere uitwerking en implementatie van het Besluit Veiligheidsregio’s,

  • -

    Ontwikkeling van een visie op het taakveld brandweer en GHOR.

 

Actieprogramma brandveiligheid

Het Actieprogramma Brandveiligheid richt zich op de doelgroep “minder zelfredzamen” (zorginstellingen, basisscholen, politiecellen). Wat de minister wil bereiken is verhoging van de bewustwording bij degenen die verantwoordelijkheden hebben in de verschillende fasen van het bouw- en gebruiksproces (ontwerpers, bouwers, gebruikers) voor de doelgroep. Deze bewustwording moet leiden tot gedragsverandering en uiteindelijk tot verbetering van de brandveiligheid. Het actieprogramma wordt in samenwerking met het ministerie van BZK (Wonen, Wijken en Integratie) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten uitgevoerd.

 

Personeelsvoorziening

Het is noodzakelijk om als brandweer qua personeelssamenstelling voorbereid te zijn op externe (maatschappelijke) en interne (organisatorische) ontwikkelingen en de kansen, die deze ontwikkelingen bieden, te benutten voor professionalisering en kwaliteitsverbetering van de brandweer. Een onderzoek zal worden uitgevoerd naar de personeelsvoorziening. Dit onderzoek wordt gezamenlijk met de VNG en NVBR opgepakt. Scenario’s maken de processen van in-, door- en uitstroom voor 2008-2013 inzichtelijk. Op basis van de resultaten van het onderzoek worden langetermijnvisies ten aanzien van brandweervrijwilligers en diversiteit binnen de brandweer ontwikkeld.

 

Met het kabinetsstandpunt, de concept Wet Veiligheidsregio’s en de prioriteiten van de minister heeft het kabinet voor de komende jaren de lijnen uitgezet en willen zij komen tot een doorontwikkeling van de rampenbestrijding, crisisbeheersing en brandweerzorg.

1.3 Risicobeheersing, Risicobestrijding en Crisisbeheersing

Daarnaast wil het kabinet dat risico’s in redelijkheid en verantwoord gereduceerd worden, maar dat een ieder moet beseffen dat risico’s niet volledig kunnen worden uitgebannen. Het kabinet wil de nadruk leggen op het inzichtelijk maken van de risico’s en veiligheidssituaties, welke mogelijkheden er zijn voor het verbeteren van de veiligheidssituatie en hoe de afweging van deze verbetering plaatsvindt in relatie tot andere bestuurlijke wensen. Daarbij wordt gezocht naar verbetering van de integraliteit van “Risicobeheersing” (pro-actie - preventie) en “Crisisbeheersing” (preparatie - repressie - nazorg) binnen de vier kolommen van de Veiligheidsregio. Deze ontwikkeling wordt de komende jaren sterk bepaald door een aantal belangrijke al lopende of toekomstige ontwikkelingen.

1.4 Professionalisering brandweerpersoneel

De afgelopen veertien jaar zijn 28 brandweerlieden tijdens de uitvoering van hun repressieve taak omgekomen. De inspectie IOOV deed onderzoek naar de vakbekwaamheid van de brandweerorganisatie (september 2003), en het veiligheidsbewustzijn van de brandweerlieden (december 2004). Conclusie was dat bestuur en management in de toekomst meer aandacht zullen moeten besteden aan de veiligheid van brandweermensen tijdens het operationeel optreden. De eerste stappen daartoe zijn al ingezet, vooral in preparatieve zin, op lokaal niveau. In het nieuwe besluit zijn nadrukkelijk eisen gesteld aan opleiding, training en bijscholing, direct op de functie gericht.

1.5 Samenhang in de regio

De brandweerkorpsen in de regio vormen één samenhangend geheel. Elke gemeente is autonoom, maar de gemeentelijke verantwoordelijkheid is alleen door samenwerking te realiseren. Er kan gemeentelijke brandweerzorg zijn dankzij de samenwerking in regionaal verband. Dat betekent dat het voorliggende brandweerbeleidsplan als onderdeel van dit regionale web van veiligheid tot stand is gekomen.

 

Op basis van een Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost is de gemeente een aantal verplichtingen aangegaan ten opzichte van andere gemeenten in de regio. Het verlenen van onderlinge bijstand bij optreden in groter verband en rampenbestrijding is gebaseerd op deze gemeenschappelijke regeling. Daarbij wordt uitgegaan van gelijke kwaliteit van te ontvangen of te verlenen bijstand. Deze verplichtingen kunnen uiteraard niet eenzijdig worden opgezegd. Dan zou immers de samenhang worden doorbroken waardoor de hulp aan de burger verslechtert en voorts andere gemeenten nadeel ondervinden.

1.6 Rol College versus Raad over besluitvorming beleidsplan

Als gevolg van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden regelen burgemeester en wethouders de organisatie, het beheer en de taak van de gemeentelijke brandweer. Dit is dus geen bevoegdheid meer van de raad, maar van het college. Het brandweerbeleidsplan wordt daarom door het college vastgesteld en kan het ter informatie worden gebracht van de raad.

In de verordening brandveiligheid en hulpverlening staat beschreven op welke wijze de brandveiligheid en hulpverlening is geregeld.

1.7 Gebruik brandweerbeleidsplan 2011-2014

De positie van de brandweer is de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd. Met het invoeren van het project ‘De Brandweer Bestuurd’ is het besef gegroeid dat de veiligheidsketen niet iets van de brandweer alleen is. Er is duidelijk winst te behalen aan de voorzijnde van de veiligheidsketen. Deze winst bevordert in hoge mate de veiligheid van de inwoners van de gemeente Bladel. De strategische meerjarenvisie van de veiligheidsregio (concept aangeboden aan AB 23-09-2010) geeft hierin al een doorkijk tot 2016.

 

Conform de nieuwe Wet Veiligheidsregio’s dient de Veiligheidsregio te komen met een brandweerbeleidsplan dat relatie heeft met alle betrokken gemeenten. Een lokaal beleidsplan maken en laten vaststellen zou dan achterwege kunnen blijven. Omdat een beleidsplan Veiligheidsregio’s wordt opgezet vanuit landelijke richtlijnen en uitgangspunten zal de uitwerking daarvan nog enige tijd duren. Het beleidsplan zoals dat nu voorlicht sorteert wel al zoveel mogelijk voor op de toekomstige verwachtingen.

 

Nu de brandweerorganisatie Bladel de afgelopen jaren een inhaalslag heeft gemaakt zal ze de veiligheidsituatie in de toekomst willen beheersen en zo min mogelijk willen bestrijden. Deze trend vormt de hoofdlijn in het brandweerbeleidsplan dat nu voorligt.

1.8 Leeswijzer

In het eerste hoofdstuk wordt met een algemene inleiding aangegeven wat de trends zijn op dit moment in relatie met het brandweerbeleidsplan. In hoofdstuk 2 wordt de huidige taakstelling van de brandweer en het risicobeeld van de gemeente Bladel in beeld gebracht. Hoofdstuk 3 geeft uitleg over integraal veiligheidsbeleid en de wijze waarop de brandweer daar een rol in vervult. In het vierde hoofdstuk wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van de Veiligheidsregio en wordt uitleg gegeven over welk personeel en taken aan de veiligheidsregio worden overgedragen. Hierna volgt in hoofdstuk 5 het onderwerp risicobeheersing: fysieke- en externe veiligheid. Hoofdstuk 6 gaat daarna in op risico-bestrijding en crisisbeheersing (preparatie, repressie, nazorg en rampenbestrijding). In hoofdstuk 7 wordt de bedrijfsvoering nader uitgelegd op basis van de thema’s: bestuur, management en organisatie. Hoofdstuk 8 gaat over kwaliteitszorg en monitoring. Ten slotte worden in hoofdstuk 9 de beleidsvoornemens vertaald naar de financiële consequenties.

Diegene die al op de hoogte zijn van de materie kunnen volstaan met de inleiding, hoofdstuk 9, financiële consequenties en de samenvatting van beleidsvoornemens. Anderen wordt geadviseerd kennis te nemen van het gehele stuk.

Enkele begrippen

In dit plan wordt doorlopend gesproken over veiligheid. De term veiligheid is breed uitlegbaar en kan vanuit vele invalshoeken worden gezien. In de context van dit beleidsplan wordt het volgende bedoeld met:

  • -

    Integrale veiligheid: alle soorten van veiligheid waar de gemeente mee te maken kan krijgen. Door het VNG worden de veiligheidsvelden verdeeld over sociale veiligheid, fysieke veiligheid en externe veiligheid.

  • -

    Sociale veiligheid: heeft betrekking op de veiligheid voor zover deze afhankelijk is van de sociale verhoudingen zoals criminaliteit, jeugdzorg en woon- en leefomgeving.

  • -

    Fysieke veiligheid: de veiligheid voor zover deze betrekking heeft op natuurlijke factoren die aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van brand, ongevallen en rampen. Dit domein van veiligheid wordt ook wel aangeduid als “(basis)brandweerzorg”.

  • -

    Externe veiligheid: risicosituaties die effecten kunnen hebben tot (ver) buiten de inrichting zoals explosies, brand en het ontsnappen van gevaarlijke stoffen.

  • -

    Risico’s: zijn dreigingen van gevaar door brand, ongevallen of rampen voor mensen, dieren en het milieu, met als gevolg lichamelijk letsel of (materiele)schade.

1.9 Beleidsvoornemens

Hoofdstuk 1

Inleiding

Doelstelling / actiepunt Brandweer

2011

2012

2013

2014

Kennis nemen van de nieuwe ontwikkelingen en trends waar de brandweerorganisatie de komende jaren mee te maken krijgt

s

s

s

s

Vaststellen Brandweerbeleidsplan 2011-2014 door het college

i

     

i = incidenteel    s = structureel

 

In dit brandweerbeleidsplan wordt voor zover van toepassing elk hoofdstuk afgesloten met een dergelijke tabel. Voor de goede orde wordt de structuur en opzet van de tabel onderstaand toegelicht.

 In de eerste kolom staan de doelstellingen/actiepunten uit het betreffende hoofdstuk vermeld. Vervolgens is in de tweede kolom aangegeven of het een incidenteel (i) doel/actiepunt dan wel een structureel (s) doel/actiepunt betreft. In de overige kolommen is aangegeven in welk jaar het doel/actiepunt opgepakt dient te worden. Voor de consequenties van het uitvoeren van de (nieuwe) doelstellingen/actiepunten wordt verwezen naar de hoofdstukken organisatie, financiën en kwaliteitszorg.

Hoofdstuk 2 Taakstelling en Risicobeeld

Alvorens dieper in te gaan op de beleidsmatige aspecten van de brandweer is het goed in beeld te brengen hoe de huidige brandweerorganisatie geregeld is en wat voor een risicobeeld er geldt voor de gemeente Bladel. Deze gegevens vormen immers de basis voor het verder uitwerken van het beleid voor de komende jaren.

2.1 Huidige brandweerorganisatie

De taakstelling van de gemeente voor wat betreft de brandweerzorg (fysieke veiligheid) is in hoofdlijnen wettelijk vastgelegd in de WVR en Gemeentewet. In het brandweerbeleidsplan wordt deze wettelijke taak concreet uitgewerkt. De taak omvat de gehele veiligheidsketen: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. Deze taken worden uitgevoerd door de brandweer die organiek is ondergebracht bij de afdeling Veiligheid en Handhaving. Daarnaast heeft de brandweer ook een directe relatie met crisisbeheersing en externe veiligheid.

 

Voor de uitrukdienst (warme organisatie) wordt gesproken over basiszorg, specialismen en grootschalig optreden (rampenbestrijding). De basiszorg is de zorg voor de dagelijkse klussen in het zorggebied, het blussen van brand en het verlenen van hulp bij ongevallen. Specialismen zijn bijzondere brandweertaken die regionaal zijn verdeeld. Brandweer Bladel heeft (nog) geen regionale taak toebedeeld gekregen. De taken voor het grootschalige optreden worden bepaald door de regionale brandweer. Hier is sprake van meer van hetzelfde maar dan samenwerkend in groter verband.

 

Voor het operationeel houden van de uitrukdienst zijn er, buiten het hoofd van de afdeling commandant brandweer, momenteel 38 gemotiveerde vrijwilligers werkzaam als parttimer (organiek 40 vrijwilligers). Deze vrijwilligers doen hun werk vanuit twee brandweerposten gelegen in Bladel en in Hapert. Hiervoor staan twee tankautospuiten, een hulpverleningsvoertuig, een personeelsvoertuig en een voertuig, gedeeld met gemeente Reusel – de Mierden, voor de OVD ter beschikking.

2.2 Visie brandweerorganisatie

Een visie op de organisatie geeft antwoord op de vragen: hoe zien wij ons zelf in de wereld van morgen, de ideeën die de organisatie heeft over de ontwikkelingen in haar branche en welke kant bestuurders, management en medewerkers willen dat het opgaat. Vanuit dit traject is een helder omschreven visie vastgelegd. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de burger hierin centraal staat.

 

Visie brandweerorganisatie

Brandweer Bladel laat zich niet omschrijven als een hobbymatige brandweer. Men is zich ervan bewust dat de organisatievorm weliswaar vrijwillig is, maar niet vrijblijvend. De professionalisering moet echter ook niet doorslaan. In die zin blijft de brandweer voor de leden wel een hobby en niet hun werk. Onze brandweer laat zich daarmee het beste omschrijven als “een parttime brandweer met een professionele instelling en ondersteuning”.

2.3 Formatie en functies

Voor de brandweer zijn op de afdeling Veiligheid en Handhaving vijf personen werkzaam. Samen met de commandant brandweer (0,75 fte) is er een oefencoördinator/ preparatie- en preventiemedewerker (1 fte), een medewerker preparatie/onderhoud (1 fte), een parttime medewerker preparatie/onderhoud (0,5 fte), een parttime medewerker preparatie(0,2 fte) een medewerker administratie van de afdeling Veiligheid en Handhaving (0,2 fte). In totaal betreft het 3,65 fte.

 

Voor de afdeling VROM is een parttime medewerker brandpreventie (0,2 fte) gedetacheerd.

 

Daarnaast kent de organisatie ondersteuning van twee vrijwilligers als posthoofd voor post Bladel en post Hapert die elk jaarlijks voor 100 uur ondersteuning leveren aan de brandweerorganisatie. Voor de uitrukdienst zijn 38 vrijwilligers beschikbaar.

2.4 Veiligheidsketen

De wettelijke taakstelling van de brandweer leert dat het werkveld van de brandweer zich in hoofdzaak richt tot fysieke veiligheidsaspecten, ook wel brandweerzorg genoemd. Een verdere verfijning van dit domein is onder te verdelen in de zogenaamde Veiligheidsketen.

Veiligheidsketen [Klik hier om het document te downloaden]

De indeling van de werkzaamheden binnen de brandweerorganisatie volgt deze keten. Hierna volgt in het kort de definitie zoals deze landelijk voor de onderscheiden schakels geldt. Bovendien is nader aangegeven over welke gebieden de activiteiten zich uitstrekken.

Pro-actie wordt gedefinieerd als: "het wegnemen van structurele oorzaken van (fysieke) onveiligheid en het voorkomen van het ontstaan daarvan".

In het kader van pro-actie vinden werkzaamheden plaats op het gebied van planologie en ruimtelijke ordening, infrastructuur en bereikbaarheid.

Preventie wordt gedefinieerd als: "het voorkomen van de directe oorzaken van onveiligheid en het zo veel mogelijk beperken en beheersen van gevolgen van inbreuken op de veiligheid, indien deze zouden optreden".

Preventie is onder te verdelen in advisering bij vergunningverlening, toezicht en handhaving, toetsen bedrijfsnood- en ontruimingsplannen, voorlichting et cetera.

Preparatiewordt gedefinieerd als "de daadwerkelijke voorbereiding op te nemen acties bij incidenten". Binnen preparatie zijn de volgende categorieën te onderscheiden: opleiden en oefenen, operationele planvorming en procedures, materieel- en gebouwenbeheer en bluswatervoorziening

Repressie wordt gedefinieerd als "de daadwerkelijke bestrijding van incidenten".

Repressie kent een onderverdeling in: basisbrandweerzorg, specialismen en grootschalig optreden.

Nazorg wordt gedefinieerd als "alles wat nodig is om zo snel mogelijk weer terug te keren in de 'normale' situatie".

Hierbij is er sprake van nazorg intern (eigen personeel) en extern (slachtoffers en andere getroffenen), nazorg materieel/uitrusting en Salvage.

2.5 Taken en bedrijfsvoering

Uit de voorgaande opsomming van taak- en werkgebieden blijkt een enorme breedte van het totale aandachtsgebied. Veel van de producten waar de brandweer vanuit de veiligheidsketen invloed op wil uitoefenen zijn primair toegewezen aan andere gemeentelijke afdelingen. Dit geldt vooral voor werkzaamheden in de schakels pro-actie en preventie waar in hoofdzaak adviserend naar andere afdelingen wordt opgetreden.

 

Vanwege de genoemde breedte van het werkveld brandweerzorg is betrokkenheid bij de gemeentelijke activiteiten in brede zin nodig. In hoofdstuk 7 “Bestuur, management en organisatie” wordt verder ingegaan op de taken en bedrijfsvoering van de brandweer.

 

Zoals aangegeven is de brandweerorganisatie betrokken bij verschillende processen, die binnen de organisatie zijn verdeeld over drie werkvelden, te weten:

  • A.

    Voorkomen van incidenten: pro-actie, preventie en preparatie (risicobeheersing).

  • B.

    Beperken en bestrijden van incidenten: preparatie, repressie en nazorg (risicobestrijding).

  • C.

    Rampenbestrijding en crisisbeheer: preparatie, repressie en nazorg (crisisbeheersing).

Processen [Klik hier om het document te downloaden]

2.6 Risicobeeld

De samenleving wordt steeds ingewikkelder en er sluipen risico’s verbonden aan planologie en techniek binnen in onze maatschappij. Welke risico’s kent de gemeente Bladel en hoe gaan we daarmee om? We onderscheiden allereerst basisrisico’s: elk doorsnee object, elke opslag, elke weg, kan de plaats van een incident worden (brand en/of een ongeval waarbij technische hulpverlening noodzakelijk is). Deze incidenten vormen voor de brandweer klussen zoals ze zijn beschreven in de Leidraad Repressieve Basisbrandweerzorg 2008. Het uitgangspunt voor de brandweer is dat de gemeente zelf deze basisrisico’s voor haar eigen werkgebied afdekt.

 

Daarnaast kent de regio een reeks risico’s, veelal verbonden aan bijzondere objecten of infrastructuren. Deze kunnen worden getroffen door incidenten die bijzonder zijn in aard en/of omvang en daardoor voor de brandweer een bijzondere klus vormen. Doorgaans zijn deze bijzondere klussen gemeente overstijgend en worden ze in samenwerking aangepakt.

 

Zowel de basisrisico’s als de bijzondere risico’s zijn geïnventariseerd. Het risicobeeld is van groot belang: het is het fundament onder het brandweerbeleidsplan. Het risicobeeld geeft inzicht in de opgave waar de brandweer voor staat.

Naast deze inventarisatie is de gemeente op basis van de Wet rampen en zware ongevallen verplicht ten minste een keer per vier jaar een rampenplan vast te stellen, waarin risico’s worden geïnventariseerd en een analyse daarop plaatsvindt naar de effecten van deze risico’s. In 2011 is een nieuwe inventarisatie gehouden en zijn de gegevens geanalyseerd naar de 18 ramptypen die zijn opgenomen in het rampenplan. Deze effectrapportage staat niet op zichzelf maar heeft een relatie, dan wel kan als een onderdeel worden beschouwd van andere inventarisaties zoals:

-          Leidraad Maatramp,

-          Risico Informatie Systeem (RIS),

-          Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS),

-          Risico wegtransport, hoofdvaarwegen, spoor en buisleidingen.

2.7 Basisgegevens zorggebied en bijzondere objecten

Het verzorgingsgebied van de brandweer omvat nagenoeg de gehele gemeente grotendeels. Zoals afgesproken wordt repressief opgetreden op basis van operationele grenzen.

De basisgegevens gemeente Bladel per 31 december 2009

Onderwerp

 

Aantal

Ontwikkeling / bijzonderheden

Aantal inwoners

19.177

 

Oppervlakte grondgebied

7.573 ha

 

Bedrijventerreinen

125 ha

Hapert, de Sleutel, de Beemd

Natuurgebieden

957 ha

Gemeentegrensoverschrijdend

Provinciale weg

5,8 km

N284

Autosnelweg

6,3 km

A67 (COBA traject)

Nabijheid van aan- en afvliegroute

1

Vliegbasis Eindhoven airport

Vliegbewegingen

23.000

Vliegbasis Eindhoven airport

Buisleidingen (aardgas of nafta)

1

Hoge drukleiding

Hoogspanning

1

Trafostation 150 kV (Hapert)

Transport gevaarlijke stoffen

2

A67 en N284

Kempisch Bedrijvenpark

1

Effecten BEVI-bedrijven

Gebouwen met publieksfunctie

250-500

500-1000

1000 tot 1500

1500 tot 2500

 

Personen

Personen

Personen

Personen

RK kerk H. Severinus Hapert

x

 

 

 

RK kerk H.H. Antonius Netersel

x

 

 

 

RK kerk St. Pancratius Hoogeloon

x

 

 

 

RK kerk St. Willibrordus Casteren

x

 

 

 

Protestantse kerk Hoogeloon

x

 

 

 

Protestantse kerkgemeenschap Bladel

x

 

 

 

Sporthal ‘t Spant er Bladel

x

 

 

 

Sporthal Eureka Hapert

x

 

 

 

Manege de Lemelvelden Hapert

x

 

 

 

Het Vennenbos Hapert

x

 

 

 

Het Wapen van Bladel

x

 

 

 

Ambiani, Bladel

 

x

 

 

Gemeenschapshuis Den Herd Bladel

 

x

 

 

Gemeenschapshuis Den Tref Hapert

 

x

 

 

Gemeenschapshuis D’n Aord, Casteren

x

 

 

 

Gemeenschapshuis De Poel, Netersel

x

 

 

 

Multifunctionele acc. Den Anloop, Hoogeloon

x

 

 

 

Hoeve Biestheuvel Hoogeloon

x

 

 

 

Gebouwen met verminderd zelfredzame personen

Gebouwen met verminderd

< 100

100 tot 200

200 tot 300

300 tot 500

Zelfredzame bewoners

Personen

Personen

Personen

Personen

Zorgcentrum Kempenland, Bladel

 

x

 

 

Floriaan, Bladel

 

x

 

 

De Hoeksteen, Bladel

x

 

 

 

De Plaatse, Doolandweg Bladel

x

 

 

 

De Plaatse, Helmkruid Bladel

x

 

 

 

De Plaatse, de Biezen Bladel

x

 

 

 

WVK Bladel

 

x

 

 

Lunetzorg Hofdreef/Torendreef

Bladel

x

 

 

 

Lunetzorg Genestetlaan 1 Bladel

x

 

 

 

Lunetzorg Alberdingk Thijmlaan Bladel

x

 

 

 

Lunetzorg Hoefblad 19-23 Hapert

x

 

 

 

Scholen

Naam

 

Gemiddeld aantal leerlingen

Mariaschool, Bladel

280

Franciscusschool, Bladel

260

Toermalijn, Bladel

290

De Sleutelaar, Bladel

80

Lambertusschool, Netersel

115

Marnix van St. Aldegonde, Hapert

75

Het Palet, Hapert

580

De Vest, Hoogeloon

245

St. Jan, Casteren

110

De Piramide, Bladel

170

Pius X-college

2215

Peuterspeelzalen / kinderdagverblijven

Naam

 

 Gemiddeld aantal kinderen

Klavertje 4, Casteren

15

De Woelige Hoek, Bladel/ De Paraplu

100

De Hummeltjes, Hapert

60

Jippie Jee, Netersel

20

Nummer 1, Hapert

30

Kinderkeet, Hoogeloon

30

Bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen

Naam bedrijf en activiteit

Aanwezige stoffen

Huidige afstand tot bebouwing (m)

Effectstraal (m)

Boomkwekerij De Leest VOF

Den Houw 11 Bladel

propaan

 

300

Camping Achterste Hoef

Troprijt 10 Bladel

propaan

50

300

Houthandel Gooskens

Breestraat 23A Hoogeloon

propaan

30

300

Gasdepot ARUGAS Bladel

Ambachtsweg 5F Bladel

propaan en overige gassen

25

300

Lamers

Dalem 40 Hapert

propaan

 

300

Benzinestation Het Goor

De Vroent 4 Bladel

benzine/diesel/propaan

> 1 km

300

Benzinestation de Beerze

De Vroent 1 Bladel

benzine/diesel/propaan

> 1 km

300

Benzinestation de Viersprong (Esso) Oude Provincialeweg 84 Hapert

benzine/diesel/propaan

45

300

Zelf tankservice Esso Rondweg 4 Bladel

benzine/diesel

55

300

Benzinestation BP

Bleijenhoek 79 Bladel

benzine/diesel/propaan

30

100

Eurovet dierengeneesmiddelen

Handelsweg 25 Bladel

gevaarlijke stoffen en gassen

35

700

Bron: RRGS gemeente Bladel

Evenementen

Naam

 

Aantal bezoekers

Kempenoptocht Hapert

15.000

Lichtstoet

10.000

Neterpop

6.000

Boerenmert Hapert

10.000

Koninginnemarkt Hapert

20.000

Zomermarkt Bladel

8.000

Zomerfeesten Bladel

6 dagen x 2500

Zomermarkt Netersel

5.000

Zomermarkt Casteren

4.000

Loonse lentemert

5.000

Dweildag Hoogeloon

3.000

Gemeente Bladel kent een risicobeeld, dat past bij een gemeente van deze omvang. De grootste risico’s worden gevormd door vier LPG-stations en enkele andere bedrijven met opslag gevaarlijke stoffen, sommige hiervan zijn gelegen nabij bebouwing. Ook de bedrijventerreinen zijn een potentieel risico.

 

Daarnaast kent de gemeente het vervoer van diverse (gevaarlijke)stoffen over de weg. Dit vervoer gaat voornamelijk langs de kernen Bladel en Hapert (N284).

Ook vermeldenswaardig zijn camping de Achterste Hoef(400-800 personen), bungalowpark het Vennenbos (523 bungalows) en een aantal kampeerboerderijen waar zich met enige regelmaat grote groepen, vaak jongeren, bevinden. Ten slotte speelt het uitgestrekte bos- en heide gebied van deze ‘natuurlijke’ gemeente ook een bijzonder risico voor brandgevaar.

Naast de risico’s vanuit het verzorgingsgebied kan de gemeente ook getroffen worden door effecten vanuit de omgeving. Concreet valt hierbij te denken aan de aan- en afvliegroutes van vliegbasis ‘Eindhoven Airport’ die voor een deel over gemeente Bladel gelegen zijn en incidenten op industrieterreinen van omliggende gemeenten die effecten kunnen hebben tot in de gemeente.

 

Om de beschreven risico’s het hoofd te kunnen bieden is het van belang dat de brandweer op het gebied van pro-actie, preventie, preparatie en repressie voldoende voorbereid is op haar taak. In de navolgende hoofdstukken wordt hier nader op ingegaan.

2.8 Analyse repressief optreden

De belangrijkste gegevens over het repressieve optreden van de brandweer Bladel over de afgelopen jaren zijn in onderstaand schema opgenomen. In het schema is de maatschappelijke taak van de brandweer niet meegenomen.

Analyse repressief optreden brandweer [Klik hier om het document te downloaden]

Trends brandbestrijding

Uit analyse van gegevens blijkt dat het gemiddelde aantal uitrukken voor brand in de gemeente Bladel hoger is dan op basis van de brandweerstatistiek verwacht mag worden (bron CBS, 2008). Gemiddeld krijgen gemeenten van deze omvang per jaar 100 uitrukken voor brandmeldingen te verwerken. Gedeeltelijk komt dit doordat er in de gemeente Bladel een behoorlijk aantal bouwwerken zijn uitgevoerd met een automatische brandmeldinstallatie.

 

De meldingen voor hulpverlening liggen iets hoger dan de lijn van het landelijke gemiddelde. Een deel hiervan wordt veroorzaakt doordat het verzorgingsgebied van het hulpverleningsvoertuig groter is dan enkel onze eigen gemeente. Hulpverlening op de rijksweg A67 wordt verzorgd door brandweer Eersel en brandweer Reusel-de Mierden.

2.9 Beleidsvoornemens

Hoofdstuk 2

Taakstelling en Risicobeeld

 

Doelstelling/actiepunt Brandweer

Incidenteel Structureel

2011

2012

2013

2014

Kennis nemen van het risicobeeld van de gemeente en de visie die de brandweerorganisatie voorstaat, en deze hanteren als onderlegger voor het te voeren beleid

s

x

 

 

 

Hoofdstuk 3 Integraal Veiligheidsbeleid

Integraal veiligheidsbeleid moet, vinden we met elkaar. Maar waarom eigenlijk? Waarin is het belang van integraal gemeentelijk veiligheidsbeleid gelegen? Veiligheid heeft de afgelopen jaren hoog op de politieke agenda gestaan. Burgers en organisaties stellen in toenemende mate belang in sterke veiligheidszorg. Als gemeente is het zaak daar consequenties aan te verbinden en werk te maken van deze gemeentelijke kerntaak. Geen gemeente kan zich veroorloven om geen gestructureerd beleid rondom veiligheid te voeren.

 

Veiligheid is een veelzijdig onderwerp met een veelheid van deelterreinen en relevante partijen. De kans op een verbrokkelde aanpak is daarbij groot. Dit kan de veiligheid in de gemeente aantasten en een zwakke schakel in de veiligheidsketen tot gevolg hebben. Het is van belang dat de veiligheid in brede zin in beeld wordt gebracht en daaruit de prioriteiten tussen de verschillende velden worden aangegeven. Door integraal beleid te voeren kunnen evenwichtige keuzes worden gemaakt om tot een goede rolverdeling te komen met interne en externe partners.

3.1 Veiligheidsvelden

Zoals hiervoor al aangegeven is veiligheid een breed begrip en heeft het betrekking op vele terreinen met elk hun eigen belanghebbende. Onderstaand schema geeft een overzicht van de veiligheidsvelden zoals die zijn genoemd in de handreiking ‘Kernbeleid Veiligheid’. De taken van de brandweer hebben primair te maken met de velden fysieke- en externe veiligheid.

Velden integrale veiligheid volgens handreiking ‘Kernbeleid Veiligheid’ van de VNG [Klik hier om het document te downloaden]

3.2 Aanpak integraal veiligheidsbeleid

De beleidsmedewerker openbare orde, veiligheid en rampenbestrijding is primaathouder voor het integraal veiligheidsbeleid (IVB). Als coördinator voor veiligheid binnen de gemeente heeft zij een risico-analyse uitgevoerd. Hiervoor zijn de gegevens gebruikt van stichting HALT, woningbouwstichtingen, AD misdaadmeter en de enquête toekomstvisie 2009. Samen met een aantal kaders die vanuit de politie worden aangereikt heeft dit geleid tot de basis van een nieuw integraal veiligheidsbeleid. Belangrijke zaken in dit beleid zijn onder andere: het stellen van prioriteiten, het versterken van de integraliteit en ketenaanpak, het resultaatgericht werken, het zoeken van interne en externe samenwerkingsverbanden, en de organisatorische borging van het beleid.

 

Omdat de doelstellingen voor fysieke veiligheid al voor een deel geborgd waren in bestaand beleid en het nu voorliggende brandweerbeleidsplan 2011-2014, en externe veiligheid al volop de aandacht had bij de brandweer wordt voor de prioritering van onderwerpen in het IVB vooral gekeken naar de onderwerpen van de overige veiligheidsvelden. Uiteraard is de brandweer wel betrokken bij het lokaal veiligheidsoverleg en participeert ze bij het uit te voeren beleid.

Hoofdstuk 4 Veiligheidsregio

In de jaren ’90 is in onze regio het project “De Brandweer Bestuurd” uitgevoerd als voorloper van het landelijk project “Versterking Brandweer”. Op tal van punten werd daarbij een nieuw ontwerp voor de uitvoering van de brandweertaken gemaakt. De ontwikkelingen in de samenleving hebben ondertussen niet stil gestaan. Zowel nationaal en internationaal herkende incidenten, als lokale en regionale ervaringen dwingen tot een continu bezinnen en anticiperen op alle schakels van de veiligheidsketen.

 

We zien dit beeld terug in het kabinetsstandpunt rond de vorming van de veiligheidsregio dat eind 2004 verscheen. Onder een veiligheidsregio verstaat het kabinet: een gebied waarin wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij rampen en handhaving van de openbare orde en veiligheid. In het kabinetsstandpunt geeft het Kabinet zijn visie op de toekomstige structuur waarbij slagvaardig kan worden gereageerd op de veiligheidsrisico’s in de samenleving. Inmiddels is de Wet Veiligheidsregio’s vastgesteld met bijbehorende nieuwe kwaliteits AMvB’s.

 

In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over het kde uitgangspunten waarop de Veiligheidsregio zal worden vormgegeven.

4.1 Kabinetsstandpunt Veiligheidsregio’s en prioriteiten minister

De risico’s voor veiligheid in de samenleving vragen om een overheid die duidelijk, daadkrachtig en consequent kan reageren. Dit vergt een bestuurlijke structuur die slagvaardig is en waarin de democratische controle is gewaarborgd. Uit evaluatierapporten na rampen die de afgelopen jaren zijn opgetreden, is gebleken dat de bestuurlijke organisatie onder de loep moet worden genomen op het gebied van taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en financiering. We zien dit beeld terug in het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio’s.

  • 1.

    Integratie van besturen brandweer en GHOR,

  • 2.

    Regionalisering van beheersaspecten rampenbestrijding,

  • 3.

    Verplichte bestuurlijke samenwerking met politie,

  • 4.

    Doorzettingsmacht van het regionaal bestuur,

  • 5.

    Versterken van bevoegdheden regionaal commandant,

  • 6.

    Regionale adviesrol voor pro-actie/preventie,

  • 7.

    Versterken van de GHOR,

  • 8.

    Verdere regionalisering van het beheer van de brandweer,

  • 9.

    Een heldere en doelgerichte financieringsstructuur.

 

De gemeente kent een behoorlijke autonomie op het gebied van de brandveiligheidszorg. Op basis van wettelijke regels geeft ze invulling aan de taken zoals omschreven in het brandweerbeleidsplan. Het hoofd van de brandweer is belast met de uitvoering van deze taken. Daarbij werkt de gemeente samen in regionaal verband voor specifieke taken, rampenbestrijding, grootschalig optreden en de meldkamer.

 

Daarnaast kent de regionale brandweer een verplichte adviesfunctie voor onder andere het Vuurwerkbesluit, het BEVI (Besluit externe veiligheid inrichtingen) en geeft ze juridische ondersteuning via het regio bureau Handhaving en Toezicht. Voor advisering van grote en bijzondere vergunningaanvragen (bouw en milieu) wordt gebruik gemaakt van regionale brandweer als adviseur. Hiermee heeft de gemeente Bladel de brandveiligheidszorg al een behoorlijk eind op orde.

 

Met de Wet Veiligheidsregio’s en de prioriteiten van de minister heeft het kabinet voor de komende jaren de lijnen uitgezet en willen zij komen tot een doorontwikkeling van de rampenbestrijding, crisisbeheersing en brandweerzorg.

4.2 Uitgangspunten invulling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

Op basis van het Kabinetsstandpunt, bestuurlijke ambities en de uitslagen van de conferenties van het project Veiligheid Op_Maat is door het Algemeen Bestuur vastgesteld dat:

  • -

    Elke burger in de regio Brabant-Zuidoost recht heeft op eenzelfde niveau van zorg;

  • -

    Het bestuur van de Veiligheidsregio georganiseerd wordt volgens de lijnen van verlengd lokaal bestuur en vormgegeven op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    Het regionale veiligheidsbestuur verantwoordelijk wordt voor het beleid en beheer ten aanzien van zowel de regionale brandweer en GHOR als de multidisciplinaire rampen- en crisisbeheersing en het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer;

  • -

    Het regionale veiligheidsbestuur gepositioneerd wordt naast het regionale college politie;

  • -

    Het regionale veiligheidsbestuur ondersteund wordt door een veiligheidsdirectie en ook de coördinerend gemeentesecretaris deel uit maakt van deze directie;

  • -

    De vrijwilliger ook in de toekomst de ruggengraat is en blijft van de operationele brandweerorganisatie;

  • -

    Voor een optimale uitvoering van taken een minimale schaalgrootte is vereist. Om dit te realiseren worden een aantal lokale brandweertaken onder nader te bepalen voorwaarden overgedragen aan de regionale organisatie;

  • -

    De regionale organisatie de bovenlokale taken en specialismen uitvoert;

  • -

    Een extra bestuurslaag tussen lokaal en regionaal is niet aan de orde;

  • -

    In iedere gemeente een, voor bestuur en burger, helder herkenbaar frontoffice komt;

  • -

    Iedere gemeente een commandant brandweer heeft die verantwoordelijk is voor de lokale brandweerzorg (advisering bestuur, basistaken, repressieve organisatie);

  • -

    De regionale commandant verantwoordelijk is voor de totale operationele kwaliteit. Om een eenduidige uitvoering van de overeengekomen prestatienormen te borgen komen leidinggevenden (commandant en officieren van dienst) in regionale dienst.

4.3 Project Één Brandweer

Op basis van bovenstaande uitkomsten ging op 1 januari 2007 de Hulpverleningsregio over in een Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost en werd geleidelijk aan invulling gegeven aan de uitgangspunten van het kabinet. De minister wilde echter sneller om de brandweer te regionaliseren en sloot met diverse regio’s convenanten af om met een financiële prikkel het proces te versnellen. Dit convenant heeft geleid tot een bestuurlijke opdracht zoals vastgelegd in het projectplan “Één Brandweer”.

 

Eind 2008 startte een projectteam onder leiding van een stuurgroep met de bestuurlijke opdracht van het Project Één Brandweer. Inmiddels is de inventarisatie afgerond. Aan de hand van het materiaal uit de inventarisatie hebben op 2 en 3 juli 2009 de portefeuillehouders de richting verder bepaald. Het Algemeen Bestuur heeft de volgende constateringen gedaan.

 

Eisen kabinetstandpunt en afspraken convenant

In de nieuwe Wet Veiligheidsregio’s is opgenomen dat het wenselijk is om de brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening, met behoud van lokale verankering bestuurlijk en operationeel op regionaal niveau te integreren, teneinde een doelmatige en slagvaardige hulpverlening te verzekeren, mede op basis van een gecoördineerde voorbereiding, en daartoe Veiligheidsregio’s in te stellen.

 

Deze doelstelling wordt inhoud gegeven met de taken en bevoegdheden, de borging en de verantwoordelijkheid zoals genoemd in artikelen 10, 14, 25 en 26. Het Algemeen Bestuur constateert dat de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost met de ondernomen stappen de brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening daarmee is geregionaliseerd. Volledige regionalisering in algemene zin door ook de vrijwilligers in regionale dienst te nemen is, gelet op een te ontwikkelen regionale kwaliteitsborging, geen noodzaak. Een dergelijke stap kan wel genomen worden indien dat voor de kwaliteitszorg overtuigend een meerwaarde oplevert. De nieuwe Wet Veiligheidsregio’s geeft onder voorwaarden daar ook de mogelijkheid toe.

 

Repressieve basisbrandweerzorg

De basisbrandweerzorg in onze regio is in grote lijnen op orde. Dit neemt niet weg dat er zaken zijn die op korte termijn aandacht behoeven. Hiertoe zullen voorstellen worden geformuleerd, gericht op snel uitvoerbare en op structurele verbeteringen.

 

3P-taken (pro-actie, preventie en preparatie)

Als gevolg van de uitkomsten van de werkgroep “Veiligheidsregio in perspectief”, die onderzoek deed naar de implementatie van de regionalisering van de 3P-taken, is het Algemeen Bestuur tot de conclusie gekomen dat regionalisering van de 3P-taken de gewenste werkvorm is om tot kwaliteitsverbetering te komen. De schaalgrootte van de individuele gemeenten is onvoldoende om kwetsbaarheid te voorkomen, continuïteit te garanderen en de noodzakelijke specialisatie te bevorderen. Voorwaarde daarbij is dat uitvoering aan blijft sluiten bij de relevante gemeentelijke processen.

Om de, in de Wet veiligheidsregio’s, bedoelde kwaliteit te kunnen garanderen is dus de overdracht van de 3P-taken naar de veiligheidsregio noodzakelijk.

  

Borgen van regionale afspraken

Het bestuur heeft geconstateerd dat veel van de kwaliteitsslagen zijn gebaseerd op ‘informele’ afspraken. Nadrukkelijk is de wens geuit om deze afspraken te borgen. Hierbij wordt niet alleen gedacht aan aanpassing van de Gemeenschappelijke regeling, maar ook dienen Raden hierbij te worden betrokken. Door middel van auditing, visitatie en periodieke doorlichting wordt verantwoording afgelegd over de gemeentelijke- en regionale brandweerzorg.

 

Toekomstbestendigheid

Los van de huidige taakstelling met betrekking tot de kwaliteitsborging van de brandweer willen wij een organisatie, die ook de nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige hulpverlening kan incorporeren. Om hier goed op voorbereid te zijn is een adequate vernieuwingsstrategie voor de organisatie noodzakelijk. De ontwikkelingen, zoals de toekomstvisie ‘Aan het roer van de brandweer’ van het Veiligheidsberaad, de Strategische Reis van de NVBR en de Strategische meerjarenvisie Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost zijn de gevolgen van de behoefte aan deze strategie.

 

Bedrijfsvoering

Op basis van een uitgevoerde analyse heeft het bestuur een beeld gekregen van de bedrijfsvoering en daaraan gerelateerde kosten die op gemeentelijk niveau aan de brandweerzorg worden besteed. Geconstateerd is dat de gegevens onderling moeilijk vergelijkbaar zijn.

4.4 Overdracht van personeel naar de Veiligheidsregio

Met de vorming van de Veiligheidsregio zullen de beroepsmatige ondersteuners van de brandweer in dienst komen van de regio. Het gaat hierbij om functies en om taken. De functies commandant brandweer en officier van dienst worden inmiddels al in regionale dienst uitgevoerd. Ook wordt preventie-advisering al uitbesteed aan de veiligheidsregio. Voor de overige functies en taken kan de gemeente (nog) zelf een keuze bepalen. Deze keuze is mede afhankelijk van de huidige situatie in de gemeente, het niveau waarop de brandveiligheidszorg is georganiseerd en de bestuurlijk/ambtelijke verhoudingen. In de volgende paragrafen zal de situatie in gemeente verder toegelicht worden samen met de keuzes die het college heeft gemaakt.

4.4.1 Commandant brandweer

In het kabinetsstandpunt is opgenomen dat in ieder geval al het personeel vanaf een bepaald functieniveau, ten minste leidinggevend, in regionale dienst komen. Dit betekent dat de commandant is overgegaan naar de Veiligheidsregio. De commandant is in gemeente Bladel gedetacheerd voor 0,75 fte. Voor zowel beleids- als beheersmatige taken. De beheersmatige taken die de commandant uitvoert worden ondersteund door de medewerkers preparatie en de oefencoördinator/ preparatie- en preventiemedewerker.

4.4.2 Officier van dienst

Net als voor de commandanten geldt dat de officieren van dienst (OVD-en) in regionale dienst zijn komen.

 

Voor de operationele leiding valt nog een flinke kwaliteitsslag te maken. In 2008 telde de regio nog ruim 70 OVD-en van verschillend niveau en ervaring. Het realiseren van de noodzakelijke kwaliteit vereist naast een passend beginniveau, een gedegen voorbereiding over kennis van het geldende rsicobeeld, de mogelijke inzetscenario’s en de bestrijdings-mogelijkheden. In verhouding tot het daadwerkelijk repressief optreden vraagt dit om een forse investering in tijd. Dit betekent dat de OVD-en in regionale dienst komen, het aantal uiteindelijk, wordt teruggebracht in naar ± 25 en de functie gefaseerd (1 januari 2012) zal groeien naar een functie van 0,25 fte per OVD.

4.5 De 3P-taken (pro-actie, preventie en preparatie)

De uitvoering van de 3P-taken kunnen per taakveld worden uitgesplitst in vier onderdelen te weten: advisering, handhaving, voorlichting en de beheersmatige ondersteuning van taken voor de uitrukdienst en crisisbeheersing.

4.5.1 Advisering (pro-actie en vergunningverlening)

Planbeoordeling en advisering voor bouw- en milieuvergunningen vragen om een bepaalde routine en deskundigheid. Door de complexe regelgeving, het steeds veranderen van deze regels en het steeds weer geconfronteerd worden met nieuwe uitdagingen die architecten en projectontwikkelaars ontplooien vraagt dit werkveld om echte vakspecialisten. Om aan deze competenties te kunnen blijven voldoen zal men binnen het werkveld kennis moeten delen en op elkaar terug moeten kunnen vallen. Dit vergt een bepaalde kritische massa die voor de meeste gemeenten alléén, niet ingevuld kan worden.

 

Daarbij is de gemeente (bouwtoezicht en milieu) procesverantwoordelijk als het gaat om het afgeven van bouw- en milieuvergunningen. De brandweer geeft daarvoor een advies over de brandveiligheidsaspecten en wordt daarbij gezien als deskundige. Door de advisering voor de complexere objecten op enige afstand van de gemeenten te organiseren kunnen deze eenduidiger en transparanter worden geformuleerd. Het gemeentebestuur zal bij het afwijken van een advies nadrukkelijker, dan nu het geval is, een keuze moeten maken en deze moeten onderbouwen (verantwoordingsverplichting). In de regel is een toename van de complexiteit en daarmee de vereiste advieskwaliteit, omgekeerd evenredig met de frequentie van voorkomen. Hiermee onderscheiden we drie niveaus:

  • 1.

    Regelmatig voorkomende en weinig complexe objecten met relatief (standaard) vereist adviesniveau,

  • 2.

    Middelgrote objecten en objecten met een specialistisch vereist advies,

  • 3.

    Bijzondere objecten met specialistische en specifieke (wettelijke) advisering.

 

Op het eerste niveau kan de advisering verlopen via een (basis)preventist bij de gemeentelijke organisatie van de afdeling VROM. Voor niveau twee zijn vakspecialisten nodig die bij de gemeente beschikbaar dienen te zijn en voor het derde niveau moet worden gedacht aan senior vakspecialisten op regionaal niveau. Advisering voor niveau twee is opgenomen in de detacheringsovereenkomst en voor advisering op niveau drie, welke in Bladel maar beperkt voorkomt, kunnen we terugvallen op senior specialisten van de Veiligheidsregio.

4.5.2 Handhaving

De handhaving op de brandveiligheidsvoorschriften is in gemeente Bladel ondergebracht bij het team Handhaving van de afdeling Veiligheid en Handhaving.

Voor vaktechnische controles op de voorschriften brandveiligheid levert de (regionale)brandweer ondersteuning.

Verder beschikken we over een groep enthousiaste brandweervrijwilligers die een scholing ‘preventiecontrole functionaris’ hebben gevolgd. Zij voeren ondersteunende controles uit. Daarnaast leveren zij een bijdrage in preventieve zin. Denk hierbij aan voorlichting en deelname aan uitvoerende werkzaamheden zoals keurmerk veilig wonen, buurtpreventie etc.

4.5.3 Voorlichting (over brandweerzorg)

Deze taak wordt momenteel uitgevoerd via landelijke lijnen naar de regionale organisatie die vervolgens de voorlichting verstrekt aan, of de gemeenten verzoekt deze te verstrekken. Deze lijn kan voor de toekomst verder blijven functioneren zij het dat met de ontwikkeling van de Veiligheidsregio en het project ‘Community safety’ er in de toekomst meer voorlichting regionaal verstrekt zal gaan worden. De gemeenten zullen hierbij betrokken blijven en hebben ook een eigen verantwoordelijkheid in dit kader met het doel aan de voorkant van de veiligheidsketen te komen.

4.5.4 Beheersmatige ondersteuning voor uitrukdienst en crisisbeheersing

De preparatieve taken vragen om een bepaald specialisme en regionale afstemming. Lokaal kan wel ondersteuning worden gegeven maar er is toch meer deskundigheid en voorzieningen noodzakelijk dan lokaal beschikbaar is. Met de komst van de WVR  ligt het voor de hand dat dit soort werkzaamheden voortaan regionaal worden opgepakt. Hiervoor dienen de taken van de preparatiemedewerkers (1,5 fte.) en de oefencoördinator / preventie- en preparatiemedewerker( 1 fte.) overgedragen te worden.

Hoofdstuk 5 Risicobeheersing: fysieke- en externe veiligheid

De eerste schakels uit de veiligheidsketen zijn pro-actie en preventie. Pro-actie beoogt in een vroeg stadium de aandacht te vestigen op veiligheid en brandweerzorg bij bestuurlijke- en ambtelijke processen. Zodoende kan vooraf een goede afweging gemaakt worden of het veiligheidsniveau acceptabel blijft. Bovendien is het doorvoeren van veiligheidsmaatregelen in de planfase goedkoper dan na realisatie.

Preventie omvat de zorg voor het voorkomen en beperken van de gevolgen van inbreuken op veiligheid. Brandveiligheidsvoorschriften in de vergunningverlening, controle en handhaving, en voorlichting zijn de formele taken daarin. Beide schakels zijn de werkvelden om risico’s te beheersen op het gebied van fysieke- en externe veiligheid. In dit hoofdstuk wordt uitlegt wat de ontwikkelingen zijn op het gebied van risicobeheersing, wat de consequenties zijn van de omgevingsvergunning op het taakveld, op welke wijze we daar invulling aan kunnen geven en welke invloed dit heeft voor de gemeentelijke- en regionale organisatie.

5.1 Fysieke- en externe veiligheid, inspelen op veranderingen

Maatschappelijke ontwikkelingen als economische groei en de rol van transport daarbij, de ruimtelijke strategie van verdichting en stapeling van functies in bebouwing én de verhoogde aandacht voor veiligheid leiden in toenemende mate tot onderlinge spanningen en een grote mate van versnippering. Niet alles kan overal tegelijk of gezamenlijk, maar er moeten keuzes worden gemaakt. In de praktijk blijkt dat deze keuzes vaak niet of onvoldoende worden gemaakt op basis van een integrale risicoanalyse of een integrale aanpak. Enerzijds ontstaat hierdoor bijvoorbeeld stagnatie in voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen en economische activiteit, anderzijds wordt de veiligheid uitgehold doordat bouw- of uitbreidingsactiviteiten veelal toch door gaan.

 

Bij het maken van keuzes speelt mee dat er tussen de betrokken partners geen algemene overeenstemming is over het begrip ‘maatschappelijk aanvaardbare risico’s’: de perceptie van risico’s en de standpunten ten aanzien van het realiseren van een zeker veiligheidsniveau lopen sterk uiteen. Dit leidt niet zelden tot voor burgers risicoveroorzakende bronnen, verwarrende discussies en onvolledige of tegenstrijdige informatievoorziening.

 

Risico’s moeten in redelijkheid en verantwoord gereduceerd worden, maar met het besef dat risico’s niet volledig kunnen worden uitgebannen. Verbetering wordt gezocht in de integraliteit van “Risicobeheersing” (pro-actie - preventie) en “Crisisbeheersing” (preparatie - repressie - nazorg). De ontwikkeling van het thema risicobeheersing wordt sterk bepaald door een aantal belangrijke al lopende of toekomstige ontwikkelingen. Hierbij de meest relevante.

  • -

    Vuurwerkbesluit,

  • -

    Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI),

  • -

    Vijfde Nota op de Ruimtelijke Ordening,

  • -

    Nationaal Milieubeleidsplan 4,

  • -

    WABO (omgevingsvergunning),

  • -

    AMVB Gebruiksbesluit bouwwerken,

  • -

    Certificering,

  • -

    Wet Veiligheidsregio’s,

  • -

    Nota Uitgangspunten Risicobeheersing.

In de te ontwikkelen aanpak voor risicobeheersing dienen al deze ontwikkelingen een plaats te krijgen om een integrale risicoanalyse uit te kunnen voeren. De komst van de WABO (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht), de zogenaamde omgevingsvergunning, speelde daarbij ook een belangrijke rol. Dit betekent dat verschillende vergunningen (maar ook ontheffingen en andere toestemmings-vereisten) voor wonen, ruimte en milieu zoveel mogelijk wordt samengevoegd. Hierdoor kan worden volstaan met één vergunning. Dit leidt tot vermindering van administratieve lastendruk en anderzijds het scherper definiëren van de risicoaansprakelijkheid.

 

Tevens is het Gebruiksbesluit (2008) van belang. Met dit besluit is landelijke uniformering van de voorschriften voor het brandveilig gebruik van bouwwerken mogelijk en wordt het aantal gebruiksvergunningplichtige situaties drastisch beperkt. Het beoogde brandveiligheidniveau wordt daarbij niet aangetast.

Alle bouwwerken in de gemeente Bladel die moesten beschikken over een gebruiksvergunning waren in 2007 al voorzien. Dit betekent dat alleen nieuwe bouwwerken of bouwwerken met een gewijzigd gebruik nog worden voorzien van een gebruiksvergunning als ze vallen in de risicovolle categorie zoals bouwwerken met een gezondheidsfunctie (verpleeg-, verzorgings-, en ziekenhuizen) een logiesfunctie (hotels, pensions en kamphuizen) of bijeenkomstfuncties (theaters, cafés, restaurants, discotheken, kinderdagverblijven).

5.2 Een veranderende rol voor de brandweer

De brandweer heeft van oudsher een repressieve taak. Pas als er vlammen zijn, rukken de blusvoertuigen uit. De rol van de brandweer heeft zich de afgelopen jaren echter drastisch uitgebreid in de richting van pro-actie en preventie, de voorkant van de veiligheidsketen.

Het is in de beginfase even wennen geweest voor alle betrokkenen. De brandweer kreeg soms het verwijt dat ze met haar opvattingen over veiligheid allerlei ontwikkelingen blokkeerde.

De laatste tijd echter slagen we er steeds beter in om met onze deskundigheid en professie een bijdrage te leveren waar anderen wat aan hebben. De insteek is en blijft het scheppen van vertouwen en dat we ons allemaal inzetten voor het belang van de burger. Rekening houdend met ruimtelijke en economische belangen moet de bestuurder kunnen rekenen op een kundig advies om de veiligheid bij nieuwe- en uitbreidingsprojecten te kunnen waarborgen.

 

Zoals in paragraaf 4.6.1 al is aangegeven blijven de adviezen voor pro-actie en vergunningverlening niveau 1, lokaal georganiseerd en worden voor niveau 2 en 3, de verplichte en specialistische adviezen betrokken bij de Veiligheidregio. Hiermee komen de lijnen tussen de adviseurs (regio) en de vergunningverleners (gemeente) iets verder uit elkaar liggen. Om te borgen dat de adviezen op tijd en van de juiste kwaliteit opgenomen kunnen worden in de vergunningen zal er goed overleg moeten zijn tussen de gemeente en de regionale organisatie. Deze afspraken worden vastgelegd in een DVO (dienstverleningsovereenkomst). Daarnaast zal de commandant brandweer als procesmanager en front office toezicht houden op het naleven van de werkafspraken, de geleverde kwaliteit en eventueel gemaakte afwijkingen van een advies. Indien nodig zal hij als intermediair optreden om het proces te bevorderen.

5.3 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) is in oktober 2004 van kracht geworden. Daarin is regelgeving opgenomen om het in Nederland veiliger te maken. En aangezien het niet mogelijk is om in een risicoloze maatschappij te wonen, werken en recreëren, is de regelgeving tevens bedoeld om de risico’s beter beheersbaar te maken. Het gaat hierbij vooral om de effecten van risico’s buiten de inrichting van het bedrijf of bij het transport van (gevaarlijke) stoffen. De begrippen als het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht geven de basis aan waarbinnen geen activiteiten mogen plaatsvinden of waar (extra) maatregelen genomen moeten worden. In het basisdocument “Externe Veiligheid gemeente Bladel” (2008) worden deze begrippen verder toegelicht.

 

Door de invoering van het BEVI zijn gemeenten en provincies verplicht bij het verlenen van milieuvergunningen en het vaststellen van bestemmingsplannen grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico toe te passen en lokaal verantwoording af te leggen over het groepsrisico. Zelfredzaamheid van omwonenden en de mogelijkheden voor hulpverlening worden meegewogen. In dit kader worden verplicht de gegevens in het Risico Register Gevaarlijke Stoffen (RRGS) geregistreerd.

 

Voor het risicobeleid van externe veiligheid spelen de volgende stappen:

  • 1.

    Risico-inventarisatie,

  • 2.

    Risicoweging (analyse),

  • 3.

    Maatregelen en regulering,

  • 4.

    Risico-overdracht (risicocommunicatie),

  • 5.

    Risicovoorbereiding.

 

ad.1 Risico-inventarisatie

Het gaat hierbij om alle risico’s te inventariseren die betrekking hebben op het opslaan, verwerken en/of transporteren van gevaarlijke stoffen die een bepaald risico vormen voor de omgeving. Daarnaast worden ook de zogenaamde kwetsbare objecten in beeld gebracht, die om of nabij een inrichting zijn gelegen zoals scholen, zorginstellingen, bijeenkomst-gebouwen, maar ook woningen.

 

ad. 2 Risicoweging (analyse)

Nadat de risico’s in beeld zijn gebracht worden ze gewogen. Hierbij geldt dat het risico een resultante is van kans en effect. Het gaat daarbij niet om de werkelijke risico’s die gelopen kunnen worden, maar om juridische veiligheidsafstanden. Via drempelwaarden valt het risico wel of niet in de categorie risicovolle bedrijven. Op grond van de beoordeling dient te worden bezien of er beperkingen zijn en welke maatregelen genomen moeten worden om de risico’s beheersbaar te houden.

 

ad. 3 Maatregelen en regulering

Het eerste type maatregelen hangt samen met de ruimtelijke ordening. Langs deze weg kunnen risico’s structureel worden voorkomen. Daarom dient veiligheid integraal meegewogen te worden in de procedures en bij het wijzigen van bestemmingsplannen.

 

Het tweede type maatregelen is de risico’s te reguleren via wetten, regels en vergunningen. Direct hieraan verbonden is het toezicht op en de handhaving van de regulering. In het kader van de omgevingsvergunning, worden deze stelsels geïntegreerd. Het college krijgt daarmee de verantwoordelijkheid te voorzien in één samenhangende procedure voor vergunning-verlening. In dit kader past het dat deze overheid zich laat adviseren door specialisten.

 

ad. 4 Risico-overdracht (risicocommunicatie)

Bij het overdragen van risico’s gaat het erom burgers ook bewust te maken van risico’s en medeverantwoordelijkheid voor het voorkomen en beheersen van risico’s. Dit past in de benadering dat burgers en bedrijven ook zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen veiligheid en het mijden van onnodige risico’s. Het overdragen van risico’s kan langs twee wegen. Via risicocommunicatie, burgers bewust maken van de risico’s die zij kunnen lopen en de manier waarop ze deze kunnen vermijden c.q. beperken. Daarnaast kan de overheid via regulering opleggen om verantwoordelijkheid te nemen. Voorbeelden hiervan zijn het verplichten van bedrijfsnood- en ontruimingsplannen of het instellen van een BHV-organisatie.

 

ad. 5 Risicovoorbereiding

Ondanks de beheersende maatregelen die zijn genomen in de stappen 3 en 4 blijven er risico’s bestaan die niet kunnen worden weggenomen. Deze worden aangeduid als restrisico. Sluitsteen van het beleid is het onder ogen zien dat deze risico’s bestaan en het voorbereid zijn op het bestrijden van de effecten mochten deze zich voordoen. Hiermee ligt meteen de lijn met risicobestrijding, crisisbeheer en rampenbestrijding, en het opstellen van bestrijdingsplannen voor risicovolle inrichtingen.

5.3.1 Stand van zaken externe veiligheid

Gelet op bovenstaande uitleg over externe veiligheid worden hieronder de belangrijkste punten over de stand van zaken weergegeven.

       

  • -

    De risico-inventarisatie (2010) van risicovolle bedrijven is aan de hand van het BEVI geactualiseerd en geregistreerd in het RRGS (totaal 12 bedrijven).

  • -

    De risicovolle bedrijven en kwetsbare objecten zijn ingevoerd in de Risicokaart en in het RIS (Risico Informatie Systeem) van de provincie. Deze wordt jaarlijks bijgewerkt.

  • -

    De regionale- en lokale brandweer moeten verplicht advies geven bij nieuwbouw of bij uitbreidingsvoorstellen voor risicovolle bedrijven/situaties in de gemeente.

  • -

    De afdelingen zijn op de hoogte van de wettelijke verplichtingen van het BEVI en werken daaraan mee.

  • -

    De bestemmingsplannen van de industrieterreinen zijn voorzien van een veiligheidsparagraaf.

  • -

    Aan de hand van een werkprogramma (2008-2011) wordt invulling gegeven aan de acties die opgenomen zijn in het Basisdocument EV, regulering van de risicovolle inrichtingen en indien nodig worden maatregelen opgenomen in de vergunning om risico te beperken.

  • -

    Een werkgroepje is gestart met het opzetten van Risicocommunicatie naar de burgers.

  • -

    Voor alle risicovolle inrichtingen heeft de brandweer binnen twee jaar een bereikbaarsheidskaart of een aanvalsplan beschikbaar.

5.4 Advisering over veiligheidsrisico’s en -effecten voor de bestuurlijke besluitvorming

Door het maken van goede werkafspraken tussen de (regionale)brandweer en andere afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie ontstaat er een procesgang waarin aandacht voor veiligheid een vast onderwerp is. Soms zal blijken dat bij plannen of voorstellen de invloed op het veiligheidsniveau zodanig is dat het noodzakelijk is de effecten onderdeel uit te laten maken van de besluitvorming. Bij dit soort besluiten moeten eigenlijk de fysieke- en externe veiligheids-effecten beschreven worden. Dit biedt de volgende voordelen:

  • -

    In de ambtelijke voorbereiding is denken over veiligheid en afstemming met de brandweer noodzakelijk, vooraan in de keten is namelijk winst te halen,

  • -

    Het verantwoordelijke bestuur kan de afweging maken of de effecten van het veiligheids-niveau acceptabel zijn of dat aanvullende maatregelen genomen moeten worden,

  • -

    Bij de openbare besluitvorming is voor de bevolking direct bekend op welke wijze het gemeentebestuur haar verantwoordelijkheid voor veiligheid invult.

5.6 Programma Brabant Veiliger 2006-2010

Ook gemeente Bladel deelgenomen aan het programma Brabant Veiliger 2006-2010. Het programma omvat talrijke projecten en activiteiten ter verbetering van de veiligheid bij de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Alle Brabantse gemeenten leveren een bijdrage, net als de milieudienst en de regionale brandweerkorpsen.

Het gaat erom dat gemeenten en andere instanties nieuwe inzichten in de praktijk gaan brengen en de veiligheid daadwerkelijk gaan verbeteren. Gemeente Bladel heeft de vertaling van het programma opgenomen in de “Beleidsvisie Externe Veiligheid” en het “Werkprogramma Externe Veiligheid” wat met diverse partijen onder andere de brandweer tot stand is gekomen. De provincie Noord-Brabant zet na 2010 haar regierol voort, waarbij in samenspraak en samenwerking met de Brabantse gemeenten, de Brabantse regionale samenwerkingsverbanden, de Brabantse Regionale Brandweren en de Brabantse Veiligheidsregio’s wordt gewerkt naar een situatie waarin uiterlijk eind 2014 een adequate en structurele uitvoering van externe veiligheidstaken is gewaarborgd binnen deze organisaties.

5.7 Routering gevaarlijke stoffen

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg onderscheid zich tussen bestemmings- en transitovervoer. De routes waarover het vervoer plaatsvindt wordt bepaald door de ligging van de productie/overslag locaties en de gebruik/afname locaties. Buiten autosnelweg A67 en de provinciale weg N284 vindt er relatief weinig vervoer van gevaarlijke stoffen plaats binnen de gemeente Bladel. De gemeente kent dan ook geen wettelijke routering voor gevaarlijke stoffen.

5.8 Toezicht en Handhaving

Met de invoer van het Gebruiksbesluit (oktober 2008) zijn alle gebruiksvergunningen herzien. Zo valt 80% van de huidige vergunningen voortaan onder een meldingsplicht en heeft het bouwwerk daarmee geen vergunning meer nodig. Deze moet daarmee voldoen aan de algemene gebruikseisen van het Gebruiksbesluit. Daarnaast is in 2010 de WABO (Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht) ingevoerd. Met deze wet wordt onder andere de gebruiksvergunning samen met andere vergunningen onder gebracht in de zogenaamde omgevingsvergunning. In het kader van deregulering ligt de nadruk om te voldoen aan de brandveiligheidsvoorschriften bij de eigenaar/gebruiker van het bouwwerk en dient het bevoegd gezag zich meer te richten op toezicht en handhaving van gestelde voorschriften.

 

Het team Handhaving is verantwoordelijk voor controle, toezicht en handhaving van verleende vergunningen binnen de gemeente. Hiertoe behoort ook toezicht en handhaving met betrekking tot brandveiligheid binnen de gemeente Bladel. De brandweer ondersteunt het team Handhaving. In die gevallen gaat het om bouwwerken met specifieke brandveiligheidsmaatregelen, risicovolle inrichtingen of evenementencontroles.

5.9 Preventievoorlichting

Voorlichting is een belangrijk doch veelal onderschat instrument om de veiligheid onder de aandacht te brengen. Bij preventievoorlichting kan vooral gedacht worden aan de voorlichting op scholen, verenigingen en instellingen. Goede en vakkundige voorlichting kan incidenten en/of loze brandmeldingen voorkomen of reduceren.

 

Voor preventievoorlichting wordt samengewerkt met de gemeentelijke afdeling waar communicatie is ondergebracht. De werkzaamheden tot nu toe beperken zich meestal tot publicaties in de plaatselijke weekbladen rondom festiviteiten en voorlichting over crisisbeheersing. Daarnaast vindt op beperkte schaal informatie plaats aan andere relevante media en enkele internetsites.

 

Voorlichting op scholen, bedrijven en instellingen vindt nu op kleine schaal plaats. Gezien het belang van deze taak zullen de preparatie- en preventiemedewerker(s) evenals de preventiecontrole functionarissen hier meer tijd aan gaan besteden.

Hetzelfde geldt voor deelname aan preventieprojecten die ontwikkeld worden in samenwerking met de veiligheidsregio.

Hoofdstuk 6 Risicobestrijding en Crisisbeheersing

Risico’s zijn en blijven in de woon- en leefomgeving onvermijdelijk, wat pleit voor een adequate voorbereiding en professioneel optreden van de hulpverlenende diensten. De brandweer is daarin verantwoordelijk voor de brandweerzorg. Hierin zijn ondergebracht de werkvelden preparatie, repressie en nazorg. Wordt het een grote calamiteit dan spreekt men over grootschalig optreden. Bij een inzet met meerdere (hulpverlenende) diensten wordt deze multidisciplinair en is er sprake van rampenbestrijding of crisisbeheersing. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de brandweerzorg en het grootschalig optreden aan de hand van de drie schakels uit de veiligheidsketen.

6.1 Preparatie

Onder preparatie wordt verstaan opleiding, oefening en bijscholing van brandweerpersoneel, procedures, planvorming, huisvesting, materieel en bluswatervoorzieningen. Per onderdeel wordt een korte toelichting gegeven over de huidige stand van zaken en wat de verwachtingen zijn voor de komende beleidsperiode.

6.1.1 Vakbekwaam worden (opleiding)

Voor het uitoefenen van de taak moet het brandweerpersoneel voldoende zijn opgeleid en geoefend. Het aantal opleidingen is sterk afhankelijk van de formatiesterkte van het korps (uitrukdienst). Brandweer Bladel kent een jong korps waar de afgelopen jaren veel in opleidingen is geïnvesteerd. Alle leden beschikken over de opleidingen voor de taken die zij mogen uitvoeren. De behoefte voor de komende jaren zal zich daarom nagenoeg alleen richten op instroom nieuwe leden en de vervanging van functies.

Opgemerkt wordt dat de commandant en de officier van dienst vanaf 2009 in dienst zijn gekomen van de Veiligheidsregio. Hierdoor is het niet meer nodig dat zij vanuit de lokale korpsen worden opgeleid, geoefend en bijgeschoold.

 

Daarnaast zal er door een toename in complexiteit van hulpverleningsinzetten, de manier waarop de brandweerleden ermee worden geconfronteerd en door nieuwe wettelijke kwaliteitsregels behoefte ontstaan aan (verplichte) aanvullende opleidingen. Hierbij moet gedacht worden aan veiligheidsbewustzijn, omgaan met agressie en geweld, verkeersregelaar, antisliptraining brandweervoertuigen, nazorg (post traumatische stress), etc.

Opleidingsschema 2011-2014

Totaal

2011

2012

2013

2014

Aantal uitstromers

3

1

1

1

Manschappen A (instromers)

3

2

2

2

Manschappen B

1

2

3

2

Bevelvoerder

 

 

 

1

Oefenleider (Leidraad oefenen)

 

 

 

 

Chauffeur (rijbewijs C)

 

2

 

2

Pompbediende

 

2

 

2

Brandweerchauffeur

 

2

 

2

Voertuigbediener HV / RV

 

 

2

2

Aantal leden (vrijwilligers)

38

39

40

41

Bij het bepalen van de opleidingsbehoefte in bovenstaand schema zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • -

    Personeel wordt opgeleid conform het (nieuwe) Besluit brandweerpersoneel,

  • -

    Elk brandweerlid wordt in de gelegenheid gesteld opleidingen te volgen tot en met het niveau manschap B,

  • -

    Elk brandweerlid dient minimaal opgeleid te zijn tot en met manschappen A,

  • -

    Ten minste negen leden per post zijn opgeleid als chauffeur/pompbediende,

  • -

    Het opleidingsschema is gebaseerd op een formatiesterkte van 40 tot 43 leden.

 

De brandweeropleidingen worden vanuit het landelijke of het regionale opleidingsinstituut georganiseerd en afgesloten met een rijksexamen. Het brandweeronderwijs is momenteel aan grote verandering onderhevig. Ranggericht opleiden heeft plaats gemaakt voor competentiegericht leren, gericht op de functie. Hiermee is veel balast die in de opleiding zat losgelaten en is dit vervangen door onder andere het leren op de werkplek. Voor de opleiding manschappen betekent dit dat een deel van de opleiding plaatsvindt op oefencentra waar onder realistische omstandigheden gewerkt kan worden, maar ook een deel van de opleiding wordt gedaan in het eigen korps met een leerwerkplekbegeleider. Deze laatste vraagt dus een extra investering van middelen en van ervaren brandweerleden die als leerwerkplek begeleider (gaan) acteren.

 

Door het veranderen van het onderwijs, nieuwe kwaliteitsnormeringen en het verplicht volgen van aanvullende opleidingen zullen de opleidingstarieven omhoog gaan. De komende jaren moet rekening worden gehouden met een verhoging van 10 tot 20% afhankelijk van de soort opleiding. Deze verhoging kan naar verwachting in het opleidingsbudget worden opgevangen omdat het aantal, vooral de hogere opleidingen, afneemt.

 

Hierbij wordt opgemerkt dat vanaf 2006 ESF-subsidie wordt toegekend voor de opleidingen van de brandweer. Deze subsidie gaat naar de landelijke en regionale opleidingsinstituten omdat de toegekende bedragen geoormerkt zijn en alleen uitgegeven mogen worden aan leermiddelen. De brandweerleden die een opleiding volgen profiteren hier indirect van mee.

6.1.2 Vakbekwaam blijven (Oefening en Bijscholing)

Na het opleiden moeten de brandweerleden de geleerde kennis en vaardigheden onderhouden. Dit doen zij door middel van oefenen en bijscholen. Brandweer Bladel kent een rijke traditie van gemiddeld 40 oefenmomenten in het jaar. In 1999 verscheen de nota “Beter oefenen bij de brandweer”. Deze nota heeft onder andere de basis gelegd voor de landelijke “Leidraad Oefenen” die met de komst ven de nieuwe Wet Veiligheidsregio’s verplicht wordt gesteld. Sinds de komst van de Leidraad volgt brandweer Bladel deze richtlijn.

Verder hebben de oefencoördinatoren van de brandweerkorpsen uit Veiligheidsregio sector West de handen ineengeslagen en hebben ze een gezamenlijk uitwisselingsprogramma opgezet voor oefeningen. Hiermee kunnen de bevelvoerders en oefenleiders worden ontlast doordat oefenscenario’s, draaiboeken en ervaringen worden uitgewisseld. Daarnaast wordt er steeds meer gezamenlijk geoefend zowel met de posten als met de buurkorpsen.

 

Naast het geoefend houden is het noodzakelijk om brandweerleden periodiek bij te scholen en hen te laten oefenen onder realistische omstandigheden (met werkelijk vuur en rook). Op basis van richtlijnen van de arbeidsinspectie en het ministerie van Binnenlandse zaken dient ieder brandweerlid tenminste twee keer per jaar deel te nemen aan een realistische oefening. Dit onderwerp heeft de afgelopen jaren landelijk en ook regionaal behoorlijk veel aandacht gekregen. De regionale brandweer Brabant Zuidoost heeft een 5 jarig bijscholingsprogramma opgesteld waarin de bijscholing voor manschappen, bevelvoerders en officieren structureel en planmatig vorm wordt gegeven en ten minste twee keer per jaar oefeningen worden gehouden onder realistische omstandigheden. Sinds 2002 neemt brandweer Bladel gefaseerd deel aan dit bijscholingsprogramma. Vanaf 2007 nemen alle brandweerleden, die niet in opleiding zijn, hieraan deel. Met het voeren van dit oefenbeleid heeft het college haar verantwoordelijkheid genomen en voldoet brandweer Bladel aan de landelijk gestelde uitgangspunten en door de Arbeidsomstandighedenwet gestelde voorschriften.

 

Belasting vrijwilliger nieuw beleid

Met de intensivering van het oefen- en bijscholingsprogramma neemt ook de belasting van de vrijwilligers toe. De brandweerleden worden steeds minder geconfronteerd met werkelijke branden terwijl er ter compensatie steeds meer en verder weg van huis geoefend moet worden. Deelnemen aan het regionale bijscholingsprogramma betekent voor de vrijwilliger dat hij/zij verplicht twee dagen per jaar, van ’s morgens 07.00 uur tot ’s avonds 19.00 uur van huis is.

Normaal worden oefeningen in de avonduren gehouden als brandweerleden vrij zijn. Voor het bijscholingsprogramma moeten de leden extra vrij opnemen bij de werkgever. Men ontvangt hiervoor een oefenvergoeding (laagtarief) als loonderving. De nieuwe Rechtspositie-regeling vrijwilligers geeft mogelijkheden door voor het bijscholingsprogramma oefenvergoeding (middeltarief) uit te keren.

 

Vakbekwaam brandweerpersoneel

De inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) deed onderzoek naar de vakbekwaamheid van de brandweerorganisatie (september 2003) en het veiligheidsbewustzijn van de brandweerleden (december 2004). Bij het eerste onderzoek waren ook de brandweerkorpsen van onze regio betrokken. Conclusie was dat bestuur en management in de toekomst meer aandacht zullen moeten besteden aan de veiligheid van brandweermensen tijdens het operationeel optreden. De eerste stappen daartoe zijn al ingezet op lokaal niveau. Alle leden zijn voor hun functie opgeleid, geoefend, bijgeschoold en nemen ten minste twee keer per jaar deel aan een oefening onder realistische omstandigheden. Verder moeten de uitrukken structureel worden geëvalueerd voor het bewust leren van (eigen) fouten/ervaringen. Een verdere vertalingslag wordt momenteel landelijk voorbereid in het nieuwe Besluit brandweerpersoneel en zijn er trainingen in voorbereiding waarin expliciet aandacht wordt besteed aan het thema veiligheidsbewustwording. Het doel van deze trainingen, de zogenaamde ‘Toolbox VRO’ is om de (veiligheids)cultuur binnen de brandweer te veranderen.

6.1.3 Planvorming

Om het repressieve optreden van de brandweer te ondersteunen dient de brandweer te beschikken over aanvalsplannen en bereikbaarheidskaarten. Deze instrumenten zijn een gemeentelijke verantwoordelijkheid die verplicht wordt gesteld door landelijke wetgeving en richtlijnen. Een aanvalsplan wordt gemaakt voor grote complexe gebouwen, die door de hun omvang of het gebruik een zeer bijzonder risico kennen. Een bereikbaarheidskaart is beknopter van opzet en bevat de aanrijroute, een plattegrond van de omgeving en de meest essentiële wetenswaardigheden van het object. Bereikbaarheidskaarten worden vervaardigd voor objecten met een bepaald risico, die echter minder groot zijn dan de objecten met een aanvalsplan, zoals bedrijven waar sprake is van opslag gevaarlijke stoffen, scholen, complexe gebouwen etc. Binnen de gemeente Bladel zijn er geen bedrijven of instellingen die in aanmerking komen voor een aanvalsplan. Voor circa 120 objecten zijn inmiddels bereikbaarheidskaarten gemaakt.

6.1.4 Huisvesting en Materieel

De brandweer beschikt met twee brandweerposten over adequate huisvesting en materieel. Voor wat betreft de voertuigen neemt de post Bladel in 2011 een nieuwe tankautospuit in gebruik die uitgerust is met DLS (druklucht schuimsysteem). De tankautospuit vervangt twee oude tankautospuiten.

 

Daarnaast schaft gemeente Bladel, samen met gemeenten Reusel-De Mierden en gemeente Eersel, een hoogwerker aan. Dit redvoertuig, tevens blusplatform, komt beschikbaar voor de genoemde gemeenten en wordt bij brandweer van Bladel gestationeerd. Hiermee wordt de taak van het beheer van het voertuig bij brandweer Bladel neergelegd. Op termijn zal de hoogwerker van de gemeenten worden overgenomen door de Veiligheidsregio.

 

Voor het materieel, zoals kleding, uitrusting en apparatuur is een vervangingsschema opgesteld. Een dergelijk meerjarenoverzicht is gebaseerd op aannames van vervangingstijd van materieel en biedt inzicht in de nodige investeringen (zie bijlage 2). Op deze wijze is een jaarlijks noodzakelijke bijdrage voor vervanging materieel structureel onderbouwd. Uitgangspunt hierbij is, materiaal pas vervangen als het echt versleten is.

 

Periodiek onderhoud en controle aan voertuigen, blusmiddelen, gereedschappen en overige inventaris van de brandweer wordt uitgevoerd door medewerkers preparatie / onderhoud. Het grote, vaak specialistische, onderhoud aan de voertuigen, blusmiddelen en gereedschappen wordt door de leverancier gedaan. De kwaliteitsgarantie betekent dat in toenemende mate materieel voorzien moet zijn van een goedkeuringscertificaat. Nadere uitwerking van de Arboregels betekent extra werk door de wijze van controleren, de frequentie van controle en registratie welke bepalend zijn voor het verkrijgen van certificaten voor deze apparatuur.

6.1.5 Bluswatervoorzieningen

In de gemeente Bladel is in bluswater voorzien door brandkranen die zijn aangesloten op ondergrondse leidingen van het waterleidingbedrijf. In totaal beschikt de gemeente over circa 850 brandkranen. Daarnaast zijn in de gemeente elf geboorde putten aanwezig en is er open water in de vorm van waterlopen en vennen als tertiaire bluswatervoorziening aanwezig zoals opgenomen in het toetsingkader “Bereikbaarheid en bluswatervoorziening”

 

De brandkranen worden jaarlijks gecontroleerd op bereikbaarheid en bruikbaarheid. Bij nieuwbouwprojecten wordt door het waterleidingbedrijf in nieuwe brandkranen voorzien. De waterleidingbedrijven zijn verplicht om bluswater te leveren echter de capaciteit is niet altijd voldoende. Daarom is het van belang om vooraf te bekijken waar (extra) bluswatervoorzieningen moeten worden aangelegd. Bij de ontwikkeling van nieuwe of het actualiseren van bestemmingsplannen moet hierop worden geanticipeerd. De brandweer wordt hier sinds 2006 bij betrokken en voorziet  in het geven van een advies aan de betreffende afdeling.

6.2 Repressie

De repressieve taak, uitgevoerd door de vrijwilligers, is een van de belangrijkste peilers van de brandweerorganisatie. Het is de taak die de brandweercollega’s bindt. Bovendien is deze taak voor de burger het meest zichtbaar en herkenbaar. De meest relevante onderwerpen van dit taakveld worden hieronder verder toegelicht.

6.2.1 Dekkingsplan

Sinds 1996 wordt de brandweer gealarmeerd op basis van het regionale dekkingsplan. Dit houdt in dat de brandweer die er het snelst ter plaatse kan zijn wordt opgeroepen bij een calamiteit. Voor de gemeente Bladel betekent dit dat het gebied nabij de gemeentegrens in het noordoosten en westen van de gemeente in principe wordt bediend door de brandweren van Vessem resp. Reusel-de Mierden. In 2009 is op basis van nieuwe gegevens het dekkingsplan geactualiseerd en opnieuw verwerkt in het GMS (Geïntegreerd Meldkamer Systeem). Voor Bladel zitten er in de nieuwe versie een aantal wijzigingen die te maken hebben met de bereikbaarheid van de brandweerkazerne Bladel. Bij de locatiebepaling van kazerne Bladel is enkel uitgegaan van de plaats van de objecten en risico’s en niet van de woon- en werklocaties van de vrijwilligers. Daarnaast zijn de opkomsttijden langer door het ontbreken van de geplande rondweg .

 

Verder speelt de opkomsttijd van de brandweer voor de inwoners van de gemeente een belangrijke rol. De opkomsttijd is de tijd vanaf aanname melding door de meldkamer tot het eerste brandweervoertuig ter plaatse is. Voor een deel van de gemeente is de opkomsttijd hoger dan 8 minuten.

 

Voor de opkomsttijd hanteert de brandweer de richtlijnen opgenomen in de Leidraad basisbrandweerzorg. In deze richtlijnen is per gebouwtype aangegeven wat de opkomsttijd mag zijn. Voor de meeste gebouwen in onze gemeente staat een tijd van 8 minuten. In 80% van de gevallen dient de brandweer de gestelde norm te halen. Gemiddeld genomen wordt deze norm ook gehaald in de gemeente Bladel. Echter er zijn ook enkele gebieden in onze gemeente die niet binnen 8 minuten gehaald kunnen worden. In het dekkingsplan  zijn de opkomsttijden van het eerste uitrukvoertuig weergegeven per tijdseenheid zowel binnen als buiten werktijd. Vooralsnog is geadviseerd deze overschrijding bestuurlijk te accepteren omdat de kosten voor een betere brandweerzorg, met de huidige eisen versus de omvang van het risicogebied, niet in verhouding staan met de kans waarop zich een calamiteit voordoet in het aangegeven gebied.

 

Het (niet) halen van de opkomsttijden van de brandweer leiden met de wettelijke normen van de nieuwe Wet tot discussies en vragen wellicht om andere oplossingen. Of bijstellen van de opkomsttijden, of andere uitrukvormen of inzetten op community safety. Met het definitief vaststellen van de evaluatie Leidraad basisbrandweerzorg en de vervolgopdrachten van het project Eén Brandweer zal er voor 2012 een nieuwe afweging worden gemaakt over de opkomsttijden van de brandweer en welke maatregelen hierop losgelaten mogen/kunnen worden.

6.2.2 Formatiesterkte

De uitruk- en opkomsttijden voor de brandweer worden onder andere bepaald door de beschikbaarheid van vrijwilligers en formatiesterkte van het korps. Om een snelle bezetting van de voertuigen te kunnen garanderen geldt een garantiefactor van 250%. Daar kan beleidsmatig op gestuurd worden door een strak aanname- en selectiebeleid te hanteren. Let wel, dit is slechts mogelijk indien er ook voldoende aanbod van vrijwilligers is. Voor Bladel is dit tot op heden wel het geval.

 

Concreet betekent dit dat er voor iedere functie 2,5 brandweerlid aangesteld dient te worden om te kunnen borgen dat een functie bezet is. In het volgende schema zijn de voertuigen van Bladel weergegeven, evenals de benodigde personele sterkte en functieverdeling.

Voertuigen

Aantal

Factor

Bezetting

Totaalbenodigd

Organisatie behoefte per functie

Brandwacht

Chauffeur

Bevelvoerder

Tankautospuit

2

250%

6

30

10

10

8

Hulpverlenings-voertuig

1

250%

2

5

3

3

 

Redvoeruig

1

250%

2

5

3

3

 
       

40

16

16

8

Hieruit blijkt dat de bemanning van een tankautospuit bestaat uit zes personen te weten één bevelvoerder, een chauffeur/pompbediende en vier brandwachten. De meest cruciale functie om een uitruk te kunnen garanderen is de functies van chauffeur. Als deze niet beschikbaar is komt het voertuig niet uit de kazerne.

Daarnaast staat op de ene post een hulpverleningsvoertuig en op de andere post een redvoertuig. Ook voor deze voertuigen is een chauffeur met groot rijbewijs nodig. Vandaar dat voor beide posten meer chauffeurs nodig zijn dan de garantiefactor aangeeft. Per post hanteren we minimaal acht chauffeurs. De chauffeurs kunnen ook als manschap fungeren.

 

In het vorige brandweerbeleidsplan is aangegeven dat de korpssterkte uit 45 leden dient te bestaan. Toen werden de regeling officier van dienst en het commando nog meegeteld in de berekening. Omdat het brandweerkorps over een relatieve goede beschikbaarheidsgraad kan beschikken wordt een bandbreedte van 40 tot 43 leden gehanteerd.

Gelet op de nieuwe oefen- en uitrukverplichtingen (Wet Veiligheidsregio’s) waaraan de vrijwilliger dient te voldoen, is beschikbaar zijn en deelnemen aan de organisatie erg belangrijk en zal er duidelijk beleid gevoerd moeten worden op werving en selectie.

6.2.3 Operationele leiding

Sinds 1996 beschikt de brandweerorganisatie over een piket officier van dienst (OVD) om 24 uur per dag een officier beschikbaar te hebben. Deze taak is een uitvloeisel van het landelijke project “Versterking Brandweer” voor het continu beschikbaar en bereikbaar hebben van een leidinggevende brandweerfunctionaris.

 

Zoals in paragraaf 4.4.2 al is aangegeven gaan de functies OVD in regionale dienst. Dit betekent dat het aantal OVD-en wordt teruggebracht van ruim 70 naar 20 á 24. Aan de nieuwe functies hangt een hoog competentieprofiel om zodoende een kwaliteitsslag te kunnen maken.

 

Deze slag zal gefaseerd worden ingevuld en moet uiterlijk 2012 zijn afgerond. Zoals de situatie zich nu aftekent wordt vanuit de Veiligheidsregio een OVD-piket georganiseerd voor de Kempen-gemeenten. Daarmee moet de gemeente Bladel in de toekomst kunnen blijven beschikken over een gekwalificeerd OVD-piket die nog beter is toegerust voor de functie dan nu het geval is. Afspraken over de regeling zijn vastgelegd in het “Implementatieplan OVD van de toekomst 2009-2012” welke eind 2008 is vastgesteld door het Algemeen bestuur van de Veiligheidsregio.

 

Verder wordt opgemerkt dat bij het overgaan van de OVD-en naar de Veiligheidsregio de lokale commandant in operationele zin geen zeggenschap meer heeft over de uitrukdienst omdat de lijn loopt van de regionale commandant via de (hoofd)officieren van dienst naar de bevelvoerders brandweer. Om de overgang van een middel, naar een groot of multidisciplinair incident op te kunnen vangen heeft de Veiligheidsregio sinds 2009 een piket hoofdofficier van dienst (HOVD) beschikbaar. Een HOVD staat in eerste instantie de OVD bij als sprake is van een groot of zeer groot incident. Indien nodig kan hij de leiding overnemen. Tevens kan de HOVD worden ingezet als compagniescommandant bij een mono inzet van de brandweer of als staffunctionaris COPI bij een multidisciplinaire aanpak van het incident op Grip 2, 3 of 4 niveau.

6.2.4 Rampenbestrijding en Crisisbeheersing

Het huidige gemeentelijke rampenplan loopt tot 2 juli 2011. Met de komst van de Wet Veiligheidsregio’s en de daarin gestelde eisen komt er een Regionaal Crisisplan (artikel 16) en vervalt het gemeentelijke rampenplan.

De functionaliteit van de gemeentelijke rampenplannen wordt overgenomen door het regionale crisisplan. Het crisisplan beschrijft de algemene organisatie van rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betreffende regio, met een beschrijving van bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden en afspraken over randvoorwaarden als start en opschaling, leiding en informatievoorziening. Uit de wijze waarop de

rampenbestrijding en crisisbeheersing is georganiseerd, blijkt onder meer hoe de basisvereisten crisisbeheersing, die in het Besluit veiligheidsregio’s zijn vastgelegd, worden gehaald. Ook beschrijft het crisisplan de organisatie, verantwoordelijkheden, de taken en de bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en de voorzieningen die de gemeenten treffen ten aanzien van de rampenbestrijding, zoals de

slachtofferregistratie (CRIB), schadeafhandeling (CRAS) en voorlichting. Verder worden in het crisisplan de afspraken die gemaakt zijn met andere bij de bestrijding van een ramp of crisis betrokken partijen, vastgelegd. Denk daarbij aan door crisispartners uit te voeren taken en aan bijstandafspraken met andere veiligheidsregio’s. Crisisplannen moeten afgestemd worden op de crisisplannen van aangrenzende veiligheidsregio’s en met aangrenzende landen.

De coördinatie van de voorbereiding en de uitvoering van de bevolkingszorgprocessen (voorheen de gemeentelijke processen genoemd) van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, zoals voorlichting, alarmering en uitvaartverzorging, vindt steeds meer op regionaal niveau plaats. De veiligheidsregio is verantwoordelijk voor de voorbereiding van deze processen. Voor de voorbereiding en uitvoering is inbreng van de gemeenten nodig. Het bestuur van de veiligheidsregio wijst een coördinerende functionaris aan, die zorgt voor een goede organisatie, werkwijze, taakverdeling en verantwoordelijkheids- en bevoegdheidsverdeling van deze processen in overleg met de gemeenten. Meestal is dat een gemeentesecretaris van één van de inliggende gemeenten.

 

Rol lokale brandweer bij rampenbestrijding en crisisbeheersing

Indien zich een grote calamiteit voordoet binnen de gemeente zullen de hulpverlenende diensten een aanvang maken met het bestrijden ervan. Mocht de calamiteit de vormen aannemen dat er bestuurlijke besluiten moeten worden genomen dan zal de burgemeester overstappen om te gaan werken volgens de rampenbestrijdingsstructuur. De commandant brandweer heeft een plaats in het lokale beleidsteam als een van de adviseurs van de burgemeester. Deze rol wordt ook gebruikt ingeval van een crisis. Als voorbeeld kunnen worden genoemd de crisis rondom de vogelpest, de Q-koorts en terreurdreigingen. Maar ook incidenten van kleinere omvang kunnen hier worden gelezen. De commandant brandweer heeft meestal veel kennis van de processen die gebruikt worden bij de rampenbestrijdingsstructuur.

 

Daarnaast beschikt hij over lokale kennis met soms praktische oplossingen. De positie van de commandant als lokaal adviseur van de burgemeester c.q. het gemeentebestuur heeft daarmee absolute meerwaarde en zou op deze manier in stand gehouden moeten worden. In geval de commandant brandweer afwezig is wordt er onderlinge vervanging geregeld met een van de commandanten van de omliggende gemeenten.

 

De voorbereiding en de uitwerking op de rampenbestrijding voor de gemeentelijke organisatie is neergelegd bij de afdeling Veiligheid en Handhaving waar de ambtenaar rampenbestrijding de functie combineert met de functie ambtenaar openbare orde en veiligheid. Tussen de commandant brandweer en de ambtenaar rampenbestrijding bestaat een intensieve vorm van samenwerking om invulling te kunnen geven aan de voorbereiding en aanpak van rampen-bestrijding en crisisbeheersing.

6.2.5 Grootschalig optreden

Bij de bestrijding van calamiteiten en rampen wordt door de hulpverlenende diensten gebruik gemaakt van de zogenaamde GRIP-structuur (Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure). Binnen deze structuur leveren de hulpverlenende diensten en gemeenten de benodigde functionarissen voor de diverse staven. Deze organisatie kan op elk moment dat het nodig is geactiveerd worden.

 

Het proces van GBT/RBT tot aan de rampenbestrijders in het veld wordt daarmee ingevuld. Tevens lopen er in het SGBO standaard een aantal secundaire processen zoals alarmeren, informatievoorziening en logistiek in de procesgang mee. Het totale traject van het SGBO past binnen de zogenaamde GRIP-structuur. De opschaling is daarom ook gekoppeld aan het GRIP-niveau dat wordt afgekondigd.

 

De personele invulling van het SGBO geschiedt op basis van competentieprofielen waarbij vakbekwame mensen regelmatig worden bijgeschoold en jaarlijks worden geoefend. Per functie zitten er vijf personen in een piket- en/of beschikbaarheidregeling. Door steeds met dezelfde personen te oefenen en te werken leert men elkaar veel beter kennen en bouwt men per individu veel meer ervaring op die men in de praktijk weer kan gebruiken. Iedere deelnemer weet vooraf wat zijn taak in houdt en kent zijn eigen plek binnen de organisatie. Ook worden jaarlijks functioneringsgesprekken gehouden met alle deelnemers die een taak hebben binnen het SGBO.

6.3 Nazorg en Evaluatie

De nazorg bij brand of (ernstige) ongevallen kent drie elementen.

  • 1.

    Het menselijke aspect (burgers, collega’s),

  • 2.

    Economisch schadereductie en -herstel, het zo snel mogelijk terugkeren naar de normale situatie,

  • 3.

    Het organisatorische aspect, wat kunnen we leren van dit incident.

 

De rol van de brandweer richt zich voornamelijk op het menselijke en organisatorische aspect. Het economische herstel is primair gericht op de ondernemer, verzekering of gemeente. De brandweer kan in een concreet geval worden gevraagd om aan het herstel bij te dragen of dit te coördineren zoals het inschakelen van de stichting Salvage. Als uitgangspunt geldt dat, ongeacht het moment waarop incident meester kan worden gegeven, de brandweer de situatie actief blijft beheersen totdat anderen de verantwoordelijkheid hebben overgenomen.

Slachtofferzorg

De brandweer bekommert zich om slachtoffers, voor zover deze niet al zijn afgevoerd, tot het moment dat anderen die rol op een goede manier kunnen overnemen. Het inschakelen van de Stichting Salvage, het in noodgevallen bemiddelen bij, of het organiseren van onderdak, hoort daarbij. De zorg voor slachtoffers wordt in de huidige situatie veelal overgedragen aan de politie of het in opdracht van de politie gewaarschuwde Bureau Slachtofferhulp. Deze werkwijze kan worden gehandhaafd.

 

Nazorg personeel

De nazorg voor brandweerpersoneel is primair een korpsverantwoordelijkheid. Het betreft zowel de opvang binnen het korps zelf als psychosociale opvang na indringende ervaringen. Een belangrijke ontwikkeling in de afgelopen decennia is de verandering in de klussen waar de brandweer voor wordt gesteld. Vooral de verkeersongelukken en de emotionele reactie van mensen als ze bij brand hun hebben en houden verliezen kunnen als snel een traumatische ervaring opleveren. Brandweer Bladel kent een procedure voor de signalering en aanpak indien leden worden geconfronteerd met traumatische ervaringen. In de meeste gevallen wordt dit afgewerkt door de dienstdoende OVD. Mocht meteen of een tijd daarna nog behoefte zijn aan zorg dan is er een regionaal BOT (bedrijfsopvang team) beschikbaar.

 

Daarnaast wordt er ook preventieve zorg gegeven door elke vier jaar een bijscholing te laten verzorgen aan de brandweerleden over het thema post traumatische stress. In deze bijscholing leren de leden zelf de signalen herkennen en hoe je daar het beste mee om kunt gaan. Meer dan voorheen zal ook aandacht worden gegeven aan het thuisfront en aan de werkgever van de betreffende vrijwilligers. Deze immers vormt de omgeving waarin het brandweerlid na een uitruk in terugkeert.

 

Een andere vorm van (na)zorg waar de brandweerleden tegenwoordig steeds vaker mee geconfronteerd worden is agressie en geweld. Sommige burgers/ondernemers die om hulp vragen kunnen zich blijkbaar niet altijd beheersen wat soms leidt tot verbaal en zelfs fysiek geweld.

 

Gelet op de ontwikkelingen in de maatschappij is de verwachting dat de brandweer daar in de toekomst steeds vaker mee te maken zal krijgen. Hier ligt een verantwoordelijkheid voor de werkgever, lees college, om de brandweerleden hier zo goed mogelijk op voor te bereiden. In het kader van de RI&E wordt elke vier jaar trainingsprogramma “omgaan met agressie” uitgevoerd.

 

Evaluatie brandweerinzetten

Na iedere incident vindt een nabespreking plaats, waarin een ieder in de gelegenheid gesteld wordt om zijn optreden en het optreden van collega’s te evalueren. Bij kleine inzetten gebeurt dit meestal ter plaatse of in het voertuig terug naar de kazerne. Alle  inzetten vanaf code “middel” of bijzondere inzetten worden bij terugkomst of de dag daarna in de kazerne besproken. De OVD maakt een rapportage van de inzet.

Alle inzetten worden wekelijks, per kazerne tijdens het postoverleg, nabesproken. Hierdoor krijgen ook brandweerlieden die niet deelnemen aan de inzet de leermomenten uit de evaluatie mee. Daarnaast worden maandelijks relevante leerpunten uit inzetten van beide kazernes, tijdens het korpsoverleg, besproken en vastgelegd in het verslag.

Ten slotte komen er ook landelijk, en vanuit de Veiligheidsregio diverse evaluaties waar de brandweer dankbaar gebruik van kan maken.

6.4 Loze meldingen

Het afgelopen jaren maakten loze meldingen soms meer dan 45% uit van het totale aantal meldingen. De meeste waren afkomstig van een BMI (automatische brandmeldinstallatie). Het uitrukken voor deze meldingen vormt een steeds groter probleem voor de brandweer. Hierbij moet je denken aan de brandweerleden die risico’s lopen op het moment zij naar de kazerne rijden, de werkgevers van de vrijwilligers die steeds hun werknemer zien vertrekken voor wat achteraf blijkt een loos alarm, de bouwwerken die niet worden ontruimd op het moment er een brandalarm afgaat en de hoge kosten die het onnodig uitrukken met zich meebrengt. Deze zaken hebben invloed op het gedrag van de vrijwilligers. Geconstateerd wordt dat zij steeds minder reageren op een brandmelding afkomstig van een BMI met als gevolg dat het brandweervoertuig geen volledige bezetting heeft om uit te kunnen rukken.

 

Naast de organisatorische aspecten spelen ook de installatietechnische aspecten een rol. De meeste bedrijven hebben BMI’s aangebracht op basis van economische belangen om groter te kunnen bouwen of omdat het moest van de verzekering. Zij zitten echter niet te wachten op een dergelijke installatie. Een reactie hierop is dat de installaties achterstallig onderhoud krijgen en veel storingen veroorzaken. De brandweereenheid die aan de deur verschijnt wordt vaak afgescheept met een smoes, laat staan dat er sprake is van serieuze opvang bij bedrijven.

 

Tevens spelen financiële aspecten een rol. Voor uitrukken van de brandweer krijgt het uitgerukte brandweerpersoneel (vrijwilligers) een vergoeding en zijn er kosten gemoeid met het gebruik van het brandweermaterieel. Daarbij is er ook sprake van financiële schade bij de werkgevers van de vrijwilligers omdat hun medewerkers vanwege de uitruk (tijdelijk) afwezig zijn.

 

Eind 2008 heeft de Veiligheidsregio een pakket met maatregelen aangeleverd die de gemeente kan helpen om loze meldingen te voorkomen.

Op 1 september 2009 is het Handhavingsbeleid nodeloze alarmeringen van de gemeente Bladel in werking getreden. Door samenwerking van het team Handhaving en de brandweer kan het aantal meldingen terug worden gedrongen. Over het jaar 2010 bedroeg het aantal loze meldingen circa 35%.

Wel moet duidelijk zijn dat het voorkomen van alle loze brandmeldingen een utopie is. Het is toegestaan om, per BMI, een beperkt aantal nodeloze alarmeringen te genereren. Bovendien zullen er altijd brandmeldingen blijven komen die vooraf niet onder controle te brengen zijn. De brandweer is in een zodanig geval wettelijk verplicht om hiervoor uit te rukken als ze wordt gealarmeerd.

6.5 Bedrijfsbrandweer

Evenals in het voormalige Besluit bedrijfsbrandweren blijft 'bijzonder gevaar voor de openbare veiligheid' het kernbegrip. De beoordeling van dit begrip wordt echter gedaan door het bestuur van de veiligheidsregio, als medeverantwoordelijke voor de brand- en ongevalsbestrijding. Onveranderd blijft ook het uitgangspunt van de beoordelingsvrijheid die het bestuur toekomt bij het uitoefenen van zijn aanwijzingsbevoegdheid. Dat niet langer burgemeester en wethouder, maar het bestuur van de veiligheidsregio als bevoegd gezag optreedt ten aanzien van de bedrijfsbrandweer, wil niet zeggen dat de basisbrandweerzorg op lokaal niveau geen rol meer speelt bij de aanwijzing. Ongeacht de vraag of de overheidsbrandweer lokaal dan wel regionaal is georganiseerd, dient bij het beoordelen van het door de inrichting opgestelde brandweerrapport rekening te worden gehouden met het niveau en de capaciteit van die overheidsbrandweer.

De feitelijke bijdrage en sterkte van een bedrijfsbrandweer wordt beschouwd in relatie tot de overheidsbrandweer aan de ene kant en de preventieve en repressieve maatregelen die het bedrijf heeft getroffen, aan de andere kant. De bedrijfsbrandweer behoort tot de repressieve maatregelen. Praktijkervaringen met het besluit bedrijfsbrandweren hebben geleid tot het inzicht dat naar mate meer wordt geïnvesteerd in maatregelen op het gebied van preventie en preparatie, de repressieve maatregelen tot een doelmatiger schadebeperking leiden, wanneer een incident plaatsvindt. De integrale benadering van de taken van de overheidsbrandweer enerzijds en van de bedrijfsbrandweer anderzijds moet voorkomen dat het bevoegd gezag een eventueel tekortschietende basisbrandweerzorg compenseert met zijn aanwijzingsbevoegdheid.

Binnen de gemeente Bladel is geen inrichting aanwezig die in aanmerking komt voor een aanwijzing als inrichting die over een bedrijfsbrandweer moet beschikken.

6.6 Community Safety

Het is een utopie te veronderstellen dat de overheid in staat is haar burgers te beschermen tegen ieder dreigend gevaar. 100% Veiligheid is niet te garanderen. Daarvoor is onze samenleving eenvoudigweg te complex geworden. Uiteraard moet de burger kunnen rekenen op een goed getraind en op calamiteiten voorbereid professioneel apparaat. Dit laat echter onverlet dat van de burger een hoge mate van zelfredzaamheid mag worden verwacht. Waar men als burger wel en niet op kan rekenen, maakt onderdeel uit van een bestuurlijke afweging. Belangrijk hierbij is dat burgers een handelingsperspectief wordt geboden.

In het brandweerveld wordt steeds vaker gesproken over de mogelijkheden van het toepassen van ‘Community Safety’ of ‘Veilig leven’. Hoe eerder bewoners gewaarschuwd worden als er brand is en hoe eerder gestart wordt met het blussen van de brand, des te geringer de schade. De brandweer arriveert standaard pas ongeveer 30 minuten nadat een brand is ontstaan (deze tijd beslaat de tijd die nodig is om een brand te ontdekken, de brandweer te alarmeren, naar de kazerne te komen en van de kazerne naar de brand te rijden). In die tijd kunnen eigenaren en eventueel buurtbewoners al veel doen om schade te beperken.

De brandweer gaat hierbij de wijk in om veiligheid onder de aandacht te brengen en met de bewoners spreken welke veiligheidsmaatregelen men getroffen heeft of nog kan treffen. Dit biedt een verhoging van het veiligheidsbewustzijn bij de bewoners in de wijken.. worden hiervoor projecten ontwikkeld. Ook brandweer Bladel heeft de intentie om hiermee aan de slag te gaan. Vanwege de brandweerkennis en ervaringen straalt de brandweer een zekere autoriteit uit naar de bewoners. Tevens kunnen we op deze wijze trachten nieuwe vrijwilligers te vinden.

6.7 Brandweerzorg in de toekomst

De laatste jaren stijgen de kosten van brandweerzorg maar het aantal slachtoffers door brand neemt niet af. Dit rechtvaardigt de vraag of het verder laten stijgen van de kosten een antwoord biedt. De wijze waarop wordt ingezet sluit ook steeds minder aan bij de incidenten die zich voordoen. Een gedeelte van de inzetten van de brandweer kan met kleinere en/of andersoortige eenheden worden bestreden als het systeem deze flexibiliteit toelaat. En de soorten van incidenten bieden, nu en in de toekomst, slechts beperkte uitdaging aan vrijwilligers, die hiervoor dag en nacht paraat staan. De vraag rijst of de toekomst voor menig vrijwilliger nog wel voldoende uitdaging biedt om een dergelijke grote belasting te kunnen blijven leveren.

Het antwoord hierop is de ontwikkeling van een nieuwe kijk[1] op brandweerzorg die gebruik maakt van innovatie en vernieuwing en het “potentieel buiten de brandweer”, zoals burgers, bedrijfsleven, woningbouwverenigingen, onderzoeksinstituten, enzovoort. Dit vraagt om een intensieve wisselwerking tussen risicobeheersing en (repressieve) brandweerzorg als onderdeel van de incidentbestrijding. Het belang van een goede repressieve organisatie staat niet ter discussie. Wel moet gezocht worden naar een goed evenwicht tussen risicobeheersing en repressie. Het repressief werk wordt deels specialistischer en kwalitatief hoogwaardiger van aard. Daarbij zal het organisatorisch onderscheid tussen enerzijds basiszorg en anderzijds het specialistisch en grootschalig brandweeroptreden vervagen.  Maar er komt ook ruimte voor het organiseren van relatief eenvoudiger en meer ondersteunende brandbestrijdings- en hulpverleningswerk. Hierbij staat vooral de kwantitatieve slagkracht centraal; voldoende hulptroepen om bij langdurige en grootschalige inzetten te kunnen voldoen aan de potentieelbehoefte voor (na)blussing en nazorgwerkzaamheden. Minder specifiek opgeleid, minder zwaar belast, maar wel maatschappelijk betrokken en in voldoende mate beschikbaar. En juist dit deel van de brandweerorganisatie kan ook een nadrukkelijke rol vervullen bij het bevorderen van community safety. Mensen met brandbestrijdingservaring zijn bij uitstek geschikt om hierin een ambassadeursrol te vervullen. Zij zijn als geen ander in staat om de risico’s en gevaren te duiden, hebben oog voor onveilige situaties, zijn bevlogen, voelen zich verbonden met de gemeenschap waarin zij wonen en werken en zijn gedreven om over dit werk te praten. Maar ook in breder perspectief wordt deze brandweer ingezet. Zorgtaken bij bijvoorbeeld langdurige stroomuitval, first responder-activiteiten, veiligheidszorg bij evenementen, oog- en oorfunctie in wijken: deze repressieve brandweer levert op deze manier een aanzienlijke bijdrage aan het bereiken van community safety.

De veiligheidsregio heeft een strategische meerjarenvisie geschreven waarin de bovengenoemde gedachten over brandweerzorg voor de komende vijf jaar wordt beschreven. Het college van gemeente Bladel heeft deze visie op 21 december 2010 vastgesteld.

[1] Project strategische reis van de brandweer / “de brandweer over morgen”

6.8 M-factor

Bij het bestrijden van een brand, hulpverlening of ramp gaan de hulpverleners aan de slag en proberen zij deze zo snel mogelijk onder controle te krijgen. In een maatschappij die steeds dynamischer wordt kan de vraag gesteld worden waar de mens, de burger, blijft met zijn vragen, twijfels en emoties. Hebben we voldoende oog voor de maatschappelijke impact en uitstraling van incidenten en van ons optreden als bestuurders en als hulpverleners, kortweg de M-factor.

 

Op basis van incidentevaluaties is duidelijk geworden dat dit onderwerp meer aandacht nodig heeft. Bestuurders in onze regio onderschijven deze stelling. Zij willen ervoor zorgen dat we oog hebben voor de mens achter het slachtoffer. We moeten voorkomen dat de technische en protocollaire structuur van de rampenbestrijding het menselijke overheerst. Het ‘oog voor de mens’ kan alleen openstaan, als de hulpverleners en bestuurlijk verantwoordelijken zich als mens in hun rol kunnen bewegen en de signalen kunnen oppikken voor, tijdens of na een incident. Dit vergt alertheid van hulpverleners en bestuurders.

 

Tijdens de bestrijding van een incident is bestuurlijk leiderschap vereist. De burger wil zien dat er handelend wordt opgetreden en dat het bestuur de situatie naar het mogelijke beheerst. Dat vergt dat de burgemeester tijdig wordt gealarmeerd en zich vervolgens ook in de gemeenschap kan begeven. Want alleen een bestuur dat zichtbaar in de gemeenschap staat kan de noodzakelijke communicatie met de burger en de media op een krachtige wijze vorm en inhoud geven.

 

We zien bij de huidige aanpak van incidenten dat de burgemeester bij grote incidenten al snel opgesloten kan raken in het beleidscentrum en dan weinig voeling heeft met de omgeving. De OVD-en moeten uiteraard oog hebben voor wat er in de omgeving van het incident gebeurt, maar zij worden al snel in het incident gezogen. Zodoende lopen we gemakkelijk belangrijke signalen mis.

 

De HOVD of commandant brandweer echter kunnen een belangrijke antenne functie hebben richting het bestuur. Zij kennen immers de omgeving, weten wat het bestuur wil weten en hebben korte lijnen met de burgemeester c.q. het gemeentebestuur. Doordat we steeds meer gaan werken met operationele officieren die regiobreed kunnen worden ingezet vraagt dit onderwerp bijzondere aandacht voor de toekomst.

Hoofdstuk 7 Bestuur, Management en Organisatie

7.1 De positie van de brandweer in de gemeentelijke organisatie

In de vorige beleidsplanperiode is de gemeente Bladel gekomen tot de invulling van een afdeling Veiligheid en Handhaving die ingebed ligt in de gemeentelijke organisatie. Doelstelling hiervan is dat de wijze van managen, organiseren en beheren van de brandweer voldoet aan de eisen die aan hedendaags management kunnen worden gesteld. Deze is gebaseerd op visie, leiderschap en samenwerking. Dit moet leiden tot een verdere integrale samenwerking van de organisatie voor de uit te voeren brandweertaken.

Formele kader

De  brandweer een regionale organisatie, waarin de gemeente participeert. Deze regionale brandweer heeft een toenemend aantal taken op het terrein van rampenbestrijding, pro-actie/preventie en opleiding. De gemeentelijke commandant is veelal de eerste adviseur van het gemeentebestuur en intermediair voor de ambtelijke organisatie als het gaat om fysieke veiligheid en crisisbeheersing. Voor het feitelijke optreden van de brandweer dicteert de wet een directe relatie tussen de burgemeester, als opperbevelhebber, en de commandant brandweer als liaison voor de operationele brandweerverantwoordelijke.

 

Daarbij is de commandant verantwoordelijk voor de bewaking van de procesgang voor de taken pro-actie, preventie, preparatie en rampenbestrijding. Tevens vervult hij een regionale functie in het kader van grootschalig optreden en levert hij een bijdrage op het gebied van de rampenbestrijding. Ook is hij vanuit zijn functie verantwoordelijk voor alle op grond van de wet veiligheidsregio’s toegekende taken en richt hij zich op de beleidsuitvoering van repressieve taken zoals opleiding, oefening, en nazorg.

7.2 Overlegstructuren intern

Werkoverleg binnen de brandweerorganisatie vindt plaats op diverse niveaus:

  • -

    De commandant onderhoudt contacten met de burgemeester, het afdelingshoofd Veiligheid en Handhaving en met de regionale brandweer. Ook heeft hij regelmatig contact met de ambtenaar rampenbestrijding en, indien nodig, overleg met de gemeentesecretaris.

  • -

    De commandant neemt deel aan het veiligheidsplatform.

  • -

    De oefencoördinator / medewerker preparatie neemt, samen met de commandant, deel aan het overleg met VROM en handhaving

  • -

    Een werkoverleg wordt maandelijks gehouden met de vaste medewerkers van de brandweer. Leidend hierbij zijn de voortgang van de werkzaamheden van het team en het faciliteren van het korps.

  • -

    Het commando van de brandweer wordt gevormd door de commandant en beide posthoofden.  Maandelijks vindt overleg plaats over beleid en beheer van de uitrukdienst.

  • -

    Korpsoverleg wordt maandelijks met de korpsleden gehouden. Hierin vindt uitwisseling plaats van informatie zowel vanuit de korpsleiding naar de mansschappen als andersom. Ook wordt met de leden een jaarlijkse brainstormsessie gehouden.

  • -

    In het bevelvoerdersoverleg worden vooral zaken besproken die te maken hebben met de operationele uitruk zoals afstemming van procedures, input oefenprogramma en evaluaties van uitrukken. Dit overleg vindt 4 à 5 keer per jaar plaats.

  • -

    Het posthoofd verzorgt het wekelijkse postoverleg. Hierin wordt de praktische zaken besproken en mededelingen gedaan die voor de post gelden. Zoals wijzigingen in de oefenplanning, beschikbaarheid etc.

  • -

    De brandweer kent een commissie voor de advisering op het gebied van oefenen. Indien advies gewenst is voor het aan te schaffen van materiaal wordt telkens ad hoc een commissie gevormd.

  • -

    De ontspanningscommissie kan worden gezien als een personeelsvereniging en zorgt voor de ontspanningsactiviteiten en inkleding van de jaarlijkse korpsavond. De korpsleiding maakt geen onderdeel uit van het bestuur. In de statuten is opgenomen dat voor de brandweer gerelateerde activiteiten afstemming met de commandant nodig is.

7.3 Samenwerking

De brandweer kent vele vormen van samenwerking zowel intern als extern gericht. Hieronder zijn de meest belangrijke waar de brandweer mee te maken heeft weergegeven.

Landelijk:

  • -

    De NVBR (Nederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding) deze vereniging vertegenwoordigt het brandweerveld landelijk en werkt als intermediair voor het uitzetten van beleid dat door de ministeries wordt uitgezet,

  • -

    Het NIFV-Nibra (Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid) dit instituut werkt als kenniscentrum en verzorgt de hogere brandweeropleidingen.

Regionaal/intergemeentelijk:

  • -

    De Veiligheidsregio als adviseur, meldkamer, inzet bijzonder materieel, GHOR-voertuig, rampenbestrijding en crisisbeheersing,

  • -

    Sector West, een overlegstructuur en een samenwerkingsverband voor brandweerzorg met de commandanten en het sectorhoofd van acht gemeenten gelegen in de sector,

  • -

    Regionale overlegstructuren, OVD-piket, overleg en afstemming over brandweerzaken en oefeningen tussen de gemeenten in de sector c.q. regio.

Gemeentelijk:

  • -

    Afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie over de (brand)veiligheidsaspecten, rampenbestrijding, crisisbeheersing en overige zaken,

  • -

    Keurmerk veilig ondernemen. Overleg met  betreffende partners op het gebied van ondernemen.

  • -

    Politie De Kempen over (verkeers)veiligheid, stoken, brandonderzoek, evaluaties na inzetten en verkeersregelaars.

7.4 Medezeggenschap

De inspraak van de vrijwilligers vindt onder andere plaats tijdens evaluaties, postoverleg en korpsoverleg. Tijdens deze bijeenkomsten, meestal na de oefeningen, wordt informatie verstrekt en wordt iedereen in de gelegenheid gesteld zijn of haar mening te geven.

 

Daarbij is het streven om ten minste een keer per jaar met elk brandweerlid een vervolg c.q. ontwikkelingsgesprek te houden. Deze gespreken vinden in principe plaats tussen de commandant en het brandweerlid. De mogelijkheid wordt geboden om een persoon naar keuze het gesprek bij te laten wonen.

 

Naast deze inspraakmomenten kunnen de leden altijd met één van de leidinggevenden in contact treden. Brandweer Bladel typeert zichzelf als een open organisatie, waarbinnen men elkaar respecteert en de minderheid zich schikt naar het genomen besluit.

7.5 Beheersondersteuning – Beleidsverantwoordelijkheid

Ten behoeve van het beheer van de brandweerorganisatie is ondersteuning nodig op het gebied van personeelszaken, financieel beheer, automatisering, huisvesting en dergelijke. Deze ondersteuning wordt geleverd door verschillende afdelingen in de gemeentelijke organisatie. In het onderstaande schema is aangegeven hoe deze ondersteuning wordt georganiseerd.

Organisatie ondersteuning [Klik hier om het document te downloaden]

7.6 Bedrijfsvoering

Het personeel is de kurk waar de brandweerorganisatie op drijft. Voor het functioneren van de brandweer als geheel is een sterke lokale inbedding met daarin een eigen herkenbare positie nodig. De grote maatschappelijke en lokale inbedding van de vrijwilligers is een groot goed. Juist nu burgers weer naar een herkenbare overheid verlangen. De brandweer wordt echter ook geconfronteerd met een aantal algemene ontwikkelingen, die sterke invloed hebben op de personele situatie. Het aantal uitrukken neemt gaandeweg toe en de situatie die men aantreft is veelal ernstiger en indringender dan vroeger (verkeersongevallen, aansprakelijkheid, agressie en geweld). Dit zorgt voor een grotere belasting en stelt hoge eisen aan opleiding, oefening en voorbereiding. Het vak wordt zwaarder.

 

Toch zijn er door veranderende arbeidsverhoudingen, privé-omstandigheden, toegenomen mobiliteit en vrijetijdsbesteding grenzen aan zowel de beschikbaarheid als de belastbaarheid van vrijwilligers. De Arbo-wetgeving stelt voor de uitvoering van veiligheidsfuncties de verplichting om kennis en vaardigheden te verwerven ėn te onderhouden alvorens gerechtigd te zijn zich in gevaarvolle omstandigheden te begeven. De noodzakelijke inspanningen voor het volgen van brandweeropleidingen, bijscholings- en vaardigheidstrainingen en daadwerkelijk optreden stuiten bovendien op de grenzen van de Arbeidstijdenwet. Daarnaast dient volgens het besluit kwaliteit brandweerpersoneel het personeel aantoonbaar vakbekwaam te zijn. Hiervoor is een goede registratie en periodiek test noodzakelijk.

Het vrijwilligersschap zal bij de brandweer in toenemende mate het karakter van een parttimerschap krijgen. Afhankelijk van de omvang van de opkomstverplichting zal de noodzaak van specifieke arbeidsvoorwaarden ontstaan zoals compensatie van arbeidsverzuim wegens inzet en oefening tijdens werkuren waarbij in toenemende mate ook de werkgevers in het hoofdberoep van de vrijwilligers betrokken moeten worden (zie ook paragraaf 6.1.2.).

Goede en voldoende ondersteunende faciliteiten zijn daarbij van groot belang voor het behoud van brandweervrijwilligers en daarmee een betaalbare zorgverlening.

 

Huidige situatie

Het afsluiten van een DVO met de Veiligheidsregio voor de, inmiddels gedetacheerde, commandant en preventiemedewerker heeft nog niet plaatsgevonden. Ook de 3P-taken dienen volgens de wet veiligheidsregio’s overgedragen te worden aan de Veiligheidsregio. Het streven is om dit voor de 3P-taken in 2012 te doen. Hiermee voldoet de gemeente aan een aantal eisen die op basis van de nieuwe Wet Veiligheidsregio’s worden gesteld.

 

Door verdeling van werkzaamheden zoals hiervoor aangegeven kan, samen met een beperkte ondersteuning van de vrijwilligers, invulling worden gegeven aan de taken die zijn toebedeeld aan de brandweerorganisatie. Uitbreiding van formatie wordt, zoals het zich nu laat aanzien, nog niet nodig geacht. Hierbij wordt nadrukkelijk vermeld dat de vrijwilligers zo veel mogelijk ontlast worden. De commandant brandweer wordt nu extra belast doordat hij, naast het beleidsmatig managen van het korps, ook grotendeels zelf de operationele zaken moet uitvoeren. Door een goede samenwerking binnen de sector kan hier winst worden behaald.

Hoofdstuk 8 Kwaliteitszorg en Monitoring

Voor het versterken van de brandweerorganisatie behoort een instrument van kwaliteitszorg en auditing. Kwaliteitzorg omvat in elk geval de volgende elementen.

  • -

    Het volgen van ontwikkelingen als referentiekader voor de beoordeling van de eigen prestaties,

  • -

    Het evalueren van incidenten en oefeningen,

  • -

    Het monitoren van doelstellingen en afspraken,

  • -

    Het houden van klanttevredenheidsonderzoek,

  • -

    Het managen van de brandweerorganisatie om de eigen kwaliteit te verbeteren,

  • -

    Het voeren van beleid waardoor goede kwaliteit wordt beloond en slechte kwaliteit wordt verbeterd.

 

In dit hoofdstuk volgt een weergave over de huidige situatie met betrekking tot kwaliteitszorg bij de brandweer en de toekomstige ontwikkelingen op dit vlak, en worden enkele uitslagen van recent gehouden onderzoeken over de brandweerzorg toegelicht.

8.1 Stand van zaken kwaliteitszorg en monitoring

Brandweer Bladel kent tot op heden geen vastgesteld systeem om de geleverde kwaliteit te meten en te registreren. Met het uitvoeren van het project “Versterking brandweer” is er een eerste aanzet gegeven voor kwaliteitszorg en auditing. Echter de brandweren, regiobreed maar ook landelijk, hadden voor het implementeren van het project en de daaropvolgende rampen (Enschede en Volendam) zoveel tijd nodig om het vastgestelde beleid tot uitvoer te brengen dat er weinig aandacht is geweest voor het opzetten van een goed kwaliteitszorgsysteem.

 

Inmiddels heeft de Veiligheidsregio het plan opgepakt om de monitoring van kwaliteit op te pakken. Eind 2006 kregen alle commandanten een bijscholing op het gebied van kwaliteits-zorg en monitoring. Vervolgens werden in 2007 en 2008 alle gemeenten geïnterviewd door een audit commissie om de 0-situatie op te nemen. Bij deze audit zijn 340 normen getoetst. Op basis van rapportage heeft de brandweer een plan opgesteld om de organisatie te kunnen verbeteren. In het jaar 2009 is hierop een visitatie gehouden om te beoordelen wat er met de uitkomsten van de audit is gebeurt. Brandweer Bladel heeft daarbij een goede indruk achtergelaten.

 

Ondertussen vindt er ook een andere vorm van controle en monitoring plaats over bepaalde onderwerpen zoals het dekkingsplan, opkomst- en uitruktijden, de uitgifte van financiën, verleende gebruiksvergunningen, uitgevoerde controles, opleidingen, bijscholingen, et cetera. De uitkomsten hiervan zijn tot op heden nog niet integraal verwerkt, maar dienen meestal als doel om separaat te adviseren of te rapporteren.

 

Verder kent de brandweer voor het materieel strenge eisen die wettelijk worden opgelegd. Het materiaal dient te worden onderworpen aan periodieke keuringen die wekelijks, maandelijks of jaarlijks worden gehouden. Van deze keuringen wordt een rapport opgemaakt en voorzien van een (nieuw) certificaat zodat het materieel weer inzet gereed is voor een nieuwe periode.

 

Zoals reeds in paragraaf 6.3 beschreven vindt na ieder incident een bespreking plaats.

8.1.1 Project Aristoteles

Onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) laat zien dat er in veel gemeenten verschillende opvattingen bestaan op bestuurlijk niveau over de kwaliteit van de brandweerzorg en de betrokkenheid van de gemeenteraad bij de brandweer. Ook bleek dat bestuurders veelal niet beschikken over actuele, betrouwbare en relevante beleidsinformatie over het functioneren van de brandweerorganisatie. Hiermee kunnen de sturende taken van het college en de kaderstellende en controlerende taken van de gemeenteraad niet goed worden ingevuld.

 

Met het project Aristoteles wil het ministerie van BZK een handreiking doen om de prestaties van de Veiligheidsregio, lees tevens lokale brandweerkorpsen, beter inzichtelijk te maken.

 

Aristoteles heeft tot doel:

  • -

    te komen tot één uniform model prestatiemeting en prestatieverantwoording binnen een veiligheidsregio;

  • -

    dit model te verankeren binnen een eenduidige ingerichte P&C-cyclus van de 25 veiligheidsregio’s;

  • -

    dit model te borgen in een kwaliteitszorgsysteem met arrestatie-indicatoren op basis van landelijke en regionale eisen;

  • -

    het inzichtelijk en meetbaar maken van basisprocessen en functionele deelprocessen voor rampenbestrijding en brandweerzorg;

  • -

    het inzichtelijk maken van prestaties in een op dit model gebaseerde landelijke prestatiemonitor.

 

Afgeleide doelen zijn:

  • -

    het bieden van transparant inzicht in de prestaties van een veiligheidsregio aan de beslissers van gemeenten, regio’s, ministeries en zorgverzekeraars;

  • -

    het management van de regio in staat stellen verantwoording af te leggen aan de opdrachtgevers over de kwaliteit van de operationele prestaties;

  • -

    de regio in staat stellen een verbetercyclus op gang te brengen om de veiligheid te waarborgen;

  • -

    het Rijk inzicht geven in de prestaties van de veiligheidsregio’s.

 

Het project Aristoteles zal naar verwachting in het jaar 2011 in Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost van start gaan.

8.2 Klachtenbehandeling

Klachten over de brandweer komen gelukkig sporadisch voor. In het geval dat een klacht wordt ingediend, onderzoekt de commandant brandweer deze klacht en handelt naar bevinding van zaken. Klachten worden altijd gemeld in het reguliere overleg met de burgemeester of doorgeleid naar het gemeentebestuur.

Hoofdstuk 9 Financiën

In dit hoofdstuk worden de financiële aspecten van het beleid voor de komende planperiode besproken. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • -          het algemene financiële beleid,

  • -          de financiële gevolgen voor de beleidsmatige keuzes,

  • -          vermindering van de rijksbijdragen.

9.1 Het algemene financiële beleid

In de begroting zijn lasten en inkomsten opgenomen onder de hoofdpost Veiligheid en Handhaving. In overleg met Financiën wordt de begroting opgesteld en vervolgens verwerkt  in de programmabegroting. Het afdelingshoofd Veiligheid en Handhaving is namens het college gevolmachtigd tot het aangaan van overeenkomsten ter zake van het verlenen van diensten en verrichtingen, evenals de aanschaf van materieel voor de brandweer, voor zover een en ander wordt gedekt door een goedgekeurde begroting en/of mandaten.

 

Investeringsaanvragen en de aanschaf van bijzondere zaken dienen ter goedkeuring aan het gemeentebestuur te worden voorgelegd. Bij deze advisering en aanschaf wordt afgewogen of gebruik kan worden gemaakt van het Regionaal inkoopbureau ( BIZOB) conform het inkoopbeleid. Daarbij wordt gewerkt met een “Meerjarenoverzicht vervanging materieel brandweer” (bijlage 2) waarin investeringen voor de brandweerorganisatie worden gemeld, zodat bewaking en signalering van zaken tijdig kan plaatsvinden.

9.2 Financiële gevolgen beleidskeuzes

Het beleid voor de komende planperiode, vertaalt in eindresultaten en concrete doelen heeft gevolgen voor de financiële meerjarenraming. Tegelijk is er de afgelopen jaren een koers ingezet om de exploitatiekosten van de brandweerorganisatie waar mogelijk te verlagen. Dit willen we in de komende beleidsperiode blijven continueren. Er blijft gewerkt worden aan een verantwoord en acceptabel niveau van brandweerzorg tegen zo beperkt mogelijke kosten.

 

Dit brandweerbeleidsplan geeft een aantal beleidstappen die financiële gevolgen met zich meebrengen. De brandweerorganisatie heeft de afgelopen jaren echter een flinke inhaalslag gemaakt zowel op personeel, organisatorisch als op materieel gebied. Uit dit plan zijn daarom geen stappen met grote financiële consequenties te verwachten. Voor de bedrijfsvoering zit de brandweer in het begrotingsproces en voor investeringen in het MIP van de gemeente. Voor de overige beleidsstappen zal het college steeds vroegtijdig worden geïnformeerd om hen de mogelijkheid te bieden om daar ook op te kunnen sturen. Een overzicht met alle uitgaven voor het nieuwe beleid is daarmee achterwege gelaten.

9.3 Verminderen rijksbijdragen

De intentie van de brandweer is om zorgvuldig om te gaan met gemeenschapsgelden en uitgaven steeds kritisch te bekijken. Een deel van de uitgaven voor veiligheid worden betaald vanuit de rijksbijdrage aan de gemeente. Gelet op de kredietcrisis heeft het rijk maatregelen moeten nemen en is ze genoodzaakt om genoemde bijdrage drastisch te verminderen. Er moet rekening worden gehouden met een verlaging van de rijksdoeluitkering met 20%. Deze verlaging zal voor de jaren 2011 en verder een behoorlijk effect hebben op de begroting van de brandweer.

 

Verder wordt in dit kader opgemerkt dat de Veiligheidsregio, met ingang van 2011, de jaarlijkse korting van 30% aan het regionale bijscholingsprogramma heeft geschrapt. De korting werd gefinancierd vanuit de inwoners bijdrage. Nu gemeenten zelf ook moeten bezuinigen zou dit een zodanige verhoging van de kosten met zich mee kunnen brengen dat een deel van de korpsleden niet of nog maar beperkt aan het bijscholingsprogramma kunnen deelnemen.

9.4 Inkomsten brandweer

De brandweerzorg is een gemeentelijke verantwoordelijkheid die met gemeenschapsgelden wordt betaald. De kosten voor de brandweer kunnen slechts in bepaalde gevallen worden geworven. Hierbij gaat het om de Brandweerrechtenverordening. Voor de brandweerrechten kan in de gevallen dat het mogelijk is een factuur worden gestuurd naar de veroorzaker of aanvrager. Het gaat hierbij voornamelijk om de kosten die gemaakt worden voor dienstverlening zoals reinigen wegdek en de inzet van de brandweer op verzoek. In 2011 zal het “wegdekreinigen”  terug overgedragen worden aan afdeling Openbare Werken.