Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vught

Toeslagen en verlagingenverordening Wet werk en bijstand gemeente Vught

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVught
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToeslagen en verlagingenverordening Wet werk en bijstand gemeente Vught
CiteertitelToeslagen en verlagingenverordening Wet werk en bijstand gemeente Vught
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpverordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wet werk en bijstand, art. 8, eerste lid onder c
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-04-201201-04-201201-01-2015In verband met de wijzigingen in de Wwb en de intrekking van de WIJ per 1 januari 2012 zijn de artikelen 7a en 7b toegevoegd aan de verordening

29-03-2012

Het Klaverblad, 11-04-2012

Onbekend
14-10-200401-04-2012Nieuwe regeling

07-10-2004

Het Klaverblad, 13-10-2004

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Toeslagen en verlagingenverordening Wet werk en bijstand gemeente Vught

De raad van de gemeente Vught;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 24 augustus 2004;

 

gelet op de Gemeentewet;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onder c, van de Wet werk en bijstand;

 

overwegende dat de Wet werk en bijstand op 1 januari 2004 in werking is getreden;

 

b e s l u i t :

 

in te trekken de "Verordening Toeslagen en Verlagingen ingevolge de Wet Werk en bijstand", vastgesteld op 03 juli 2003;

 

vast te stellen de volgende

 

"Toeslagen en verlagingenverordening Wet werk en bijstand gemeente Vught"

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijving

Artikel 1.
  • 1.

    Bijstandsnorm: de voor personen van 21 jaar en ouder naar leefvorm vastgestelde landelijke basisnorm als bedoeld in artikel 21 van de Wet werk en bijstand (Wwb). Deze norm bedraagt voor:

    • -

      Een alleenstaande: 50% van het minimumloon

    • -

      Een alleenstaande ouder: 70% van het minimumloon

    • -

      Gehuwden: 100% van het minimumloon.

  • 2.

    Minimumloon: het netto minimumloon voor een gezin als bedoeld in artikel 37 van de Wet werk en bijstand;

  • 3.

    Alleenstaande: de alleenstaande als bedoeld in artikel 4, lid a van de Wet werk en bijstand;

  • 4.

    Alleenstaande ouder: de alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid b van de Wet werk en bijstand;

  • 5.

    Gehuwde: degene die gehuwd is of daaraan gelijk gesteld wordt op grond van artikel 3 van de Wet werk en bijstand;

  • 6.

    Kind: het in Nederland wonende eigen kind of stiefkind van 18 jaar of ouder;

  • 7.

    Verzorgingsbehoeftige: degene die, naar oordeel van de GGD/RIO of een daarvoor bedoelde indicatiecommissie zou zijn aangewezen op verzorging in een bejaardentehuis of een andere inrichting ter verpleging of verzorging, als hij niet samen met zijn verzorger(s) in een woning zou wonen;

  • 8.

    Kosten: de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • 9.

    Toeslag: het percentage van het minimumloon waarmee de bijstandsnorm wordt verhoogd;

  • 10.

    Verlaging: het percentage van het minimumloon waarmee de bijstandsnorm wordt verlaagd.

Artikel 2.

Deze verordening is alleen van toepassing op de alleenstaande of alleenstaande ouder die 21 jaar of ouder is doch jonger dan 65 jaar en op gehuwden waarvan beide partners 21 jaar of ouder zijn doch beide partners jonger dan 65 jaar.

Hoofdstuk 2. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

(Voor belanghebbenden van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar)

Artikel 3.
  • 1.

    De bijstandsnorm van een alleenstaande/alleenstaande ouder die bij de ouders inwonend is, wordt verhoogd met een toeslag van 5%.

  • 2.

    De bijstandsnorm van een alleenstaande/alleenstaande ouder die kosten kan delen , wordt verhoogd met een toeslag van 10%.

  • 3.

    De bijstandsnorm van een alleenstaande/alleenstaande ouder die kosten niet kan delen, wordt verhoogd met een toeslag van 20%.

Hoofdstuk 3. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm in afwijking van artikel 3

(Voor belanghebbenden van 21 en 22 jaar)

Artikel 4.
  • 1.

    De bijstandsnorm van een alleenstaande van 21 of 22 jaar die bij de ouders inwonend is, wordt niet met een toeslag verhoogd.

  • 2.

    De bijstandsnorm van een alleenstaande van 21 of 22 jaar die de kosten kan delen, wordt verhoogd met een toeslag van 5%.

  • 3.

    De bijstandsnorm van een alleenstaande van 21 of 22 jaar die de kosten niet kan delen, wordt verhoogd met een toeslag van 10%.

Hoofdstuk 4. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm

(Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar)

Artikel 5.
  • 1.

    Op de bijstandsnorm van gehuwden die bij de ouders inwonen, wordt een verlaging toegepast van 15%.

  • 2.

    Op de bijstandsnorm van gehuwden die kosten kunnen delen, wordt een verlaging toegepast van 10%.

Hoofdstuk 5. Verzorgingsbehoeftige

Artikel 6.

Degene die verzorgingsbehoeftig is en degene die een verzorgingstaak vervult ten behoeve van een verzorgingsbehoeftige wordt voor hetgeen bepaald is in de artikelen 3, 4 en 5 van deze verordening niet aangemerkt als iemand die de kosten kan delen.

Hoofdstuk 6. Inwonende kinderen

Artikel 7.

De gehuwden, de alleenstaande ouder of de alleenstaande wordt geacht geen kosten te kunnen delen met inwonende kinderen, ongeacht of zij wel of geen inkomen hebben.

Hoofdstuk 7. Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 7a. Wijziging betekenis begrippen

  • 1.

    Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

  • 2.

    Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 7b. Aanvulling verwijzing

Waar in artikel 1, lid 1, verwezen wordt naar artikel 21 van de wet, wordt de verwijzing naar artikel 20 van de wet toegevoegd.

Hoofdstuk 8. Hardheidsclausule

Artikel 8.

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van zwaarwegende aard leidt.

Hoofdstuk 9. Onvoorziene omstandigheden

Artikel 9.

In die gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 10. Citeerartikel

Artikel 10.

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Toeslagen en verlagingenverordening Wet werk en bijstand gemeente Vught".

Hoofdstuk 11. Inwerkingtreding

Artikel 11.
  • 1.

    Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijike referendumwet treedt deze verordening in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Klaverblad waarin zij is geplaatst.

  • 2.

    De “Bijstandsverordening 2001” komt te vervallen met ingang van de datum waarop de verordening als bedoeld in het eerste lid van dit artikel in werking is getreden.

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1.

 

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als de omschrijving in de Wet werk en bijstand en zijn hier daarom niet opnieuw opgenomen.

 

Artikel 1 lid 2 (minimumloon)

 

Het netto minimumloon komt overeen met de bijstandsnorm voor gehuwden (inclusief vakantietoeslag) als bedoeld in artikel 37 van de Wet werk en bijstand.

 

Artikel 1 lid 3 (alleenstaande)

 

De ongehuwde die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

 

Artikel 1 lid 4 (alleenstaande ouder)

 

Alleen degene die als alleenstaande de volledige zorg heeft voor één of meer tot zijn laste

komende kinderen (kind jonger dan 18 jaar) kan als alleenstaande ouder worden aangemerkt.

De aanspraak op kinderbijslag wordt gehanteerd als criterium om te bepalen of het kind tot de lasten van de ouder kan worden gerekend.

 

Artikel 1 lid 5 (gehuwde)

 

Als gehuwd wordt mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad. Zie artikel 3 van de Wet werk en bijstand.

Twee broers (bloedverwanten in de tweede graad) kunnen derhalve een gezamenlijke huishouding vormen.

 

Artikel 1 lid 6 (kind)

 

Het gaat hierbij om in Nederland woonachtige eigen kind(eren) of stiefkind(eren).

Geadopteerde kinderen worden hieronder eveneens begrepen.

Pleegkinderen vallen niet onder het begrip kind. Zij worden beschouwd als zelfstandig subject van bijstand.

 

Artikel 1 lid 8 (kosten)

 

Voorbeelden van algemene noodzakelijke kosten van bestaan zijn: huur of hypotheek, staangeld, uitgaven gas, licht, water, (abonnementskosten) telefoon, heffingen, verzekeringen.

Deze definitie is noodzakelijk om te kunnen bepalen of er sprake is van het kunnen delen van kosten.

 

Artikel 2.

 

Voor de groep 18 tot 21-jarigen en de personen van 65 jaar en ouder is de verordening niet van toepassing. In het geval van gehuwden waarvan één partner jonger is dan 21 jaar, of ouder is dan 65 jaar, is de verordening eveneens niet van toepassing

Voor deze mensen zijn er landelijk vastgestelde normen. Zie artikelen 20 en 22 van de Wet werk en bijstand.

 

Artikel 3.

 

Lid 1.

 

De Centrale Raad van Beroep heeft bepaald dat ook aan bijstandsgerechtigden van 21 jaar of ouder die bij hun ouders inwonen, een toeslag moet worden verstrekt. Er wordt vanuit gegaan dat er wel sprake is van schaalvoordeel, maar niet in die mate als bij gehuwden wordt aangenomen.

Omdat aannemelijk is dat een bijstandsgerechtigde die bij de ouders inwoont, meer schaalvoordelen heeft dan de vergelijkbare bijstandsgerechtigde die de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met een ander kan delen, is de toeslag op 5% bepaald.

 

Lid 2.

 

In alle gevallen van gezamenlijke huisvesting van personen, is er sprake van het kunnen delen van kosten. Uitzonderingen op deze regel:

 

  • A.

    De bijstandsgerechtigde die bij de ouders inwoont: daarvoor geldt het bepaalde in artikel 3 lid 1 en artikel 4 lid 1.

     

  • B.

    De situatie dat een inwonend verdienend kind bij de ouders inwoont. Hiervoor geldt dat ongeacht de hoogte van het inkomen van het kind, de ouders de kosten niet met het kind kunnen delen. Dus wel met eventuele andere medebewoners!

     

  • C.

    De situatie waarin sprake is van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 3 Wet werk en bijstand. Dan gelden de bepalingen uit artikel 5 van deze verordening.

 

Het gaat er niet om of de kosten feitelijk gedeeld worden maar of het, gegeven de omstandigheden, redelijk is ervan uit te gaan dat deze kosten kunnen worden gedeeld."

Bij zogenaamde “al-in” huur is altijd sprake van het kunnen delen van kosten.

 

Lid 3.

 

De alleenstaande of alleenstaande ouder die voor een (maximale) toeslag van 20% in aanmerking wenst te komen, moet aannemelijk maken dat de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan (zoals de kosten van huur, heffingen, belastingen, vastrecht, nutsbedrijven en dergelijke) niet kunnen worden gedeeld.

 

Artikel 4.

 

De toeslag van een 21 en 22-jarige alleenstaande wordt afwijkend (lager) vastgesteld om te voorkomen dat de bijstandsuitkering meer zou bedragen dan het loon dat men verdient met een dienstbetrekking ingevolge de Wet Inschakeling Werkzoekenden.

Een duidelijk verschil met het minimum jeugdloon wordt nu ook gecreëerd zodat er een (financiële) stimulans is voor het aanvaarden van arbeid.

Het afwijkend lager vaststellen c.q. het in bepaalde gevallen op nihil stellen van de toeslag van een 21 en 22-jarige alleenstaande is geoorloofd op grond van artikel 29 van de Wet werk en

bijstand.

 

Artikel 5.

 

Ook gehuwden kunnen kosten delen. In dat geval wordt de bijstandsnorm verlaagd.

Naar analogie van het gestelde in (de toelichting op) artikel 3 van deze verordening geldt dat gehuwden die inwonend zijn bij hun ouders geacht worden meer schaalvoordelen te hebben dan gehuwden die de noodzakelijke kosten van bestaan kunnen delen met anderen.

De verlaging bedraagt dan ook respectievelijk 15% (inwonend bij ouders) en 10% (kosten kunnen delen).

 

Artikel 6.

 

Ter bevordering van mantelzorg c.q. het voorkomen van opname van een verzorgingsbehoeftige in een inrichting ter verpleging of verzorging is in artikel 6 van deze verordening bepaald dat bij verzorgingsbehoeftigheid de toeslag voor de alleenstaande of alleenstaande ouder 20% bedraagt ook al kunnen er kosten gedeeld worden.

Bij gehuwden vindt er in een dergelijke situatie geen verlaging plaats.

Bovenstaande regels gelden voor zowel degene(n) die verzorgingsbehoeftig is als voor degene(n) die een verzorgingstaak vervult.

Let wel, wat onder het begrip verzorgingsbehoeftig precies wordt verstaan is vastgelegd in artikel 1 lid 7 van deze verordening.

 

Artikel 7.

 

De situatie dat een inwonend verdienend kind bij de ouders inwoont. Hiervoor geldt dat ongeacht de hoogte van het inkomen van het kind, de ouders de kosten niet met het kind kunnen delen. Dus wel met eventuele andere medebewoners!

 

Artikel 8.

 

Bij het al dan niet toepassen van de hardheidsclausule gaat het om de vraag of toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Het betreft in deze aldus een terughoudende toetsing. De toetsing is uitdrukkelijk niet bedoeld om gemaakte beleidskeuzes ongedaan te maken.

 

Artikel 11.

 

Een overgangsregeling voor de Bijstandsverordening 2001 is op grond van artikel 3 van de Invoeringswet WWB niet noodzakelijk omdat deze verordening geldt als de verordening bedoeld in artikel 8 eerste lid onderdeel c van de Wet werk en bijstand. De onderhavige verordening treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Klaverblad waarin zij is geplaatst. Een ieder zal tijdig van de wijzigingen op de hoogte worden gebracht.