Organisatie | Brunssum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag ISD BOL |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag ISD BOL |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-05-2009 | 01-01-2009 | 15-04-2011 | Nieuwe regeling | 27-01-2009 | 2008/18628 |
De Raad der Gemeente Brunssum;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 december 2008, dienst Beleid en Strategie, nr. 2008/ 18628;
gelet op het bepaalde in de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 5, lid 1 van de Gemeenschappelijke regeling ISD BOL,
overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar per 1 januari 2009 bij verordening te regelen;
De volgende Verordening Langdurigheidstoeslag Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum, Onderbanken en Landgraaf vast te stellen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede 'een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan' moet worden gelezen 'de referteperiode'. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.
II. RECHT OP LANGDURIGHEIDSTOESLAG
Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.
Toelichting verordening langdurigheidstoeslag
Het wetsontwerp i.v.m. decentralisatie van de langdurigheidstoeslag is op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer. Voor deze verordening is uitgegaan van dit wetsontwerp. In afwachting van besluitvorming in de Tweede Kamer, is de raadsprocedure t.a.v. de verordening alvast in gang gezet , ervan uitgaande dat de besluitvorming door de Kamer afgerond is op het moment van vaststelling door de gemeenteraad.
Op 1 januari 2009 zal het wetsvoorstel in werking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag (LDT) wordt gedecentraliseerd naar de gemeenten. De achtergrond van deze decentralisering is mede gelegen in de tekortkomingen in de wetgeving en uitvoeringspraktijk die de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep heeft blootgelegd. De regering meent dat gemeenten deze het beste het hoofd kunnen bieden met maatwerk. Voorts is de regering van mening dat de LDT zoveel mogelijk een gemeentelijke verantwoordelijkheid moet worden, omdat gemeenten het beste kunnen bepalen welke vormgeving van de LDT het beste aansluit bij enerzijds het re-integratiebeleid en anderzijds de wens om inkomensondersteuning te bieden aan mensen die langdurig van een inkomen op het sociaal minimum leven, zonder dat zij perspectief hebben dit inkomen door arbeidsinschakeling of progressie op de arbeidsmarkt te vergroten.
Met deze decentralisatie krijgen de gemeenten de bevoegdheid (beleidsvrijheid) om te bepalen voor welke doelgroep de langdurigheidstoeslag is bestemd. Dit betekent dat invulling gegeven moet worden aan de begrippen “langdurig” en “laag inkomen”. Ook de hoogte van de langdurigheidstoeslag kan de gemeente zelf bepalen.
Op grond van het aangenomen amendement Spies (31441 nr. 12) is het bepalen van het begrip arbeidsmarkt-perspectief vervallen. Dit betekent dat gemeenten/sociale diensten geen toets hoeven te doen op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief. Het niet hebben van arbeidsmarktperspectief is geen voorwaarde meer om in aanmerking te kunnen komen voor de langdurigheidstoeslag.
Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel d WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt. De langdurigheidstoeslag wordt een vorm van bijzondere bijstand.
In deze verordening is ervoor gekozen om de langdurigheidstoeslag zoals deze tot 1/1/2009 verankerd is in de WWB, zoveel mogelijk te handhaven.
In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.
Begrippen die in de WWB voorkomen, hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen.
Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt de wetstechnische imperfectie weggenomen.
De uitvoering van de langdurigheidstoeslag is in handen van het Dagelijks Bestuur van ISD BOL. Dit was al zo bij de wettelijke LDT (tot 1/1/2009) en verandert niet bij de invoering van de verordening langdurigheidstoeslag.
Er is in de verordening voor gekozen om de referteperiode te bepalen op 36 maanden. Hiervoor zijn de volgende argumenten:
Het begrip ‘laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat ligt op 100% van de bijstandsnorm. Dit blijft gelijk aan de doelgroep van de wettelijke LDT. Marginale overschrijdingen van deze 100%-grens dienen genegeerd te worden (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.).
Uit artikel 13 lid 1 onderdeel a WWB volgt dat gedetineerden geen LDT kunnen ontvangen. Uit niets blijkt dat detentie in de referteperiode, anders dan het huidige artikel 36 WWB, dan wel van invloed zou zijn op het recht op LDT. Daarom is in deze verordening geregeld dat de referteperiode wordt verlengd met de periode van detentie. Gedurende de detentie zal een belanghebbende immers over het algemeen maar weinig kunnen ondernemen om d.m.v. arbeid zijn inkomenspositie te verbeteren.
Een bijstandsgerechtigde mag een bepaalde periode per jaar met behoud van uitkering in het buitenland verblijven (artikel 13 lid 1 onderdeel d WWB). Het gaat in dit lid uiteraard niet om deze periode. Het gaat in dit artikel om verblijf in het buitenland anders dan het toegestane verblijf in het buitenland van maximaal 4 weken.
Net als bij de overige inkomensondersteunende maatregelen (minimaregelingen), zijn studenten met studiefinanciering uitgesloten voor de langdurigheidstoeslag.
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte (lid 1). Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van per 1 januari van het voorafgaande jaar (lid 4).
In het tweede lid is geregeld op welke hoogte van de langdurigheidstoeslag iemand recht heeft, indien er tijdens de referteperiode sprake is van normwijzigingen (bv. alleenstaande ouder naar alleenstaande). De situatie op de peildatum is bepalend hiervoor.
In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.
NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitinggrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.
In het vierde lid is geregeld dat de hoogte van de LDT meegaat met de jaarlijkse indexeringen. De bedragen worden afgerond op hele euro's.
Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden