Organisatie | Strijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Gemeenschappelijke regelingen |
Vastgesteld na toestemming van de gemeenteraad van 15-12-2009
Wet gemeenschappelijke regelingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2010 | 01-07-2014 | nieuwe regeling | 20-04-2010 Het Kompas, 30-04-2010 | Onbekend |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen, ieder voor zoveel hun bevoegdheden betreft en na verkregen toestemming door de raden van die gemeenten als bedoeld in artikel 1, lid 2, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Naar aanleiding van de behandeling door de Adviesraad en mede op basis van de nadien nog door diverse raden en andere partijen aangedragen aandachtspunten alsmede de resultaten van de inmiddels afgeronde lokale en regionale bestuurskrachtonderzoeken het voorstel verder is uitwerkt (versie 29 juli 2009) en aan de raden ter besluitvorming is aangeboden;
Om de beleidscyclus helder en transparant te houden en recht te doen aan de verschillende rollen van de raad en het college het van belang wordt geacht de raadsleden in een afzonderlijk gremium in positie te brengen en in het algemeen bestuur geen raadsleden te laten plaatsnemen maar dit te laten bestaan uit collegeleden.
Dat in overeenstemming met de uitgangspunten het nieuwe samenwerkingsmodel bestaat uit
Het raadsledenoverleg Hoeksche Waard waarover het volgende is afgesproken:
De gemeenteraden blijven autonoom de volksvertegenwoordiging van de afzonderlijke gemeenten. Daarnaast wordt ook een Raadsledenoverleg Hoeksche Waard (ROHW) ngesteld. De rol van dit overleg kan variëren van het klankborden tot het geven van informeel advies. Van een formele strak omlijnde adviesrol is geen sprake; de rol is primair om de verbinding op het niveau van de raadsleden en de verbinding van dagelijks bestuur met de raadsleden te versterken, waarbij aan het ROHW de functies zijn toegedacht van elkaar informeren en met elkaar in gesprek zijn als raadsleden in de Hoeksche Waard, consultatie door het dagelijks bestuur, bediscussiëren en informeel advies geven aan het dagelijks bestuur en aan de raden ten aanzien van relevante onderwerpen;
opgaven in het vervolgproces ondertussen nader uitgewerkt in het document Organisatie van de regio( incl. toekomstperspectief van de gemeenschappelijke regeling Hoeksche Waard en nog uit te werken ontwikkelopgaven) dat als bijlage bij het raadsvoorstel betreffende deze gemeenschappelijke regeling is gevoegd;
Flexibiliteit het sleutelwoord is voor het samenwerkingsmodel. Dit wordt bereikt door jaarlijks de samenwerking op het gebied van de verschillende domeinen concreet te maken in de jaarschijven en door desgewenst gebruik te maken van de mogelijkheid van de wet als in artikel 10 lid 2 van de wet bedoeld om nader te kunnen beslissen over de overdracht van bevoegdheden door de colleges van burgemeester en wethouders;
Het nieuwe samenwerkingsmodel van de Hoeksche Waard voorbereid moet zijn op toekomstige ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld het verlenen van diensten aan de deelnemende gemeenten op het terrein van de bedrijfsvoering en een bundeling van het samenwerkingsmodel met overige intergemeentelijke samenwerkingsverbanden;
Dit samenwerkingsmodel geen blauwdruk is voor de eeuwigheid en de samenwerking in de Hoeksche Waard geen keurslijf is waarbinnen het nieuwe samenwerkingsmodel altijd en overal de enig denkbare entiteit is, hetgeen impliceert dat andere vormen van samenwerking, met wellicht ook andere partners, tot de mogelijkheden behoort;
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet
de hierna volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan, genaamd:
“Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard 2010”
HOOFDSTUK 3 – TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
Het samenwerkingsorgaan kan diensten verlenen aan één of meer deelnemende gemeenten, indien deze gemeenten daarom verzoeken. Diensten kunnen ook aan andere gemeenten of organisaties worden verleend. Het samenwerkingsorgaan kan diensten afnemen van een deelnemende gemeente, dit tegen nader overeen te komen voorwaarden. Het dagelijks bestuur regelt met de desbetreffende gemeente(n)/organisatie(s) de inhoud van de dienstverlening en de verrekening van de kosten. Voornoemde activiteiten worden niet aangevangen dan na verkregen instemming van de raden van de deelnemende gemeenten.
Het samenwerkingsorgaan kan, indien de raden en de colleges van burgemeester en wethouders of alleen de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten, opdrachten uitvoeren ter realisatie van gezamenlijk beleid voor zover dit de met of krachtens deze regeling overgedragen bevoegdheden betreft. Dit kan ook indien de raden en/of de colleges van burgemeester en wethouders of alleen de colleges van burgemeester en wethouders van niet alle deelnemende gemeenten daartoe besluiten. Over de wijze waarop de uitvoering wordt geregeld, de kosten over de deelnemende gemeenten worden verdeeld en de financiering plaatsvindt, wordt op dat moment nader besloten. Indien de colleges van burgemeester en wethouders een besluit nemen als hiervoor bedoeld wordt met de uitvoering niet begonnen dan na verkregen instemming van de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 5 Meerjarenprogramma en "agenda van samenwerking"
Het dagelijks bestuur coördineert de in de leden 1 en 2 genoemde processen en biedt – nadat de portefeuillehoudersoverleggen hierover advies hebben uitgebracht – het (bijgestelde) ontwerpmeerjarenprogramma resp. het ontwerp van de “agenda van samenwerking” aan de colleges van burgemeester en wethouders aan voor besluitvorming in de raden.
Nadat in het portefeuillehoudersoverleg overeenstemming is bereikt over een voorstel dat valt onder de werking van dit artikel plegen de leden van het portefeuillehoudersoverleg overleg met het college van burgemeester en wethouders en/of de betrokken raadscommissie en/of de raad van de eigen gemeente om te onderzoeken of er bestuurlijk draagvlak voor dat voorstel bestaat.
Het portefeuillehoudersoverleg bepaalt naar aanleiding van de uitkomsten van het overleg of sprake moet zijn van aanpassing van het voorstel. Het portefefeuillehoudersoverleg kan besluiten de schriftelijke rapportages bedoeld in lid 2 van dit artikel bij het voorstel te voegen. Rapportages als bedoeld in lid 3 worden altijd bij het voorstel gevoegd.
De voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg zendt het al dan niet aangepaste voorstel vergezeld van de bijlage(n), bedoeld in lid 5 van dit artikel, toe aan het dagelijks bestuur dat dit voorstel na toetsing op integraliteit en onderlinge samenhang aanbiedt aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten voor besluitvorming in de colleges en/of in de raden.
Artikel 7 Afstemming tussen domeinen
Wanneer sprake is van een voorstel dat betrekking heeft op twee of meer domeinen dan draagt de regionaal portefeuilehouder of, bij het ontbreken van een regionaal portefeuillehouder, de voorzitter van het portfeuillehoudersoverleg, er zorg voor dat dit voorstel tevens in het/de overige daarbij betrokken portefeuillehoudersoverleg(gen) wordt/worden behandeld.
Artikel 9 Overdracht van bevoegdheden
De over te dragen bevoegdheden, als bedoeld in lid 1, kunnen betrekking hebben op bevoegdheden, die de colleges van burgemeester en wethouders zijn toegekend door de Gemeentewet of door bijzondere wetgeving, evenals de daarvan afgeleide bevoegdheden, zulks met inachtneming van artikel 30 van de wet.
Het samenwerkingsorgaan zal de overgedragen bevoegdheden nadat het algemeen bestuur met de overdracht heeft ingestemd op basis van het besluit als in het derde lid bedoeld voldoende concreet omschreven in de regeling doen opnemen, door dit op te nemen in een daartoe te hanteren en aan de regeling te hechten addendum, opdat voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 10 leden 1 en 2 van de wet in samenhang bezien met artikel 26 lid 4 van de wet.
Een besluit als bedoeld in lid 1 treedt in werking na het moment dat het besluit als bedoeld in het derde lid, tot opneming in het in het vierde lid bedoelde addendum bekend is gemaakt op de wijze zoals bedoeld in artikel 26 van de wet en regelt de bijdrage per gemeenten in de kosten in verband met de uitoefening van de betreffende taken en bevoegdheden.
Het algemeen bestuur kan een besluit als bedoeld in lid 3 ook nemen, indien niet alle deelnemende gemeenten een besluit als bedoeld in lid 1 nemen. Het algemeen bestuur regelt in dat geval, op voorstel van het dagelijks bestuur, de stemverhoudingen en de financiële verdeelsleutels tussen de deelnemende en de niet deelnemende gemeenten. Voor de effectuering van een besluit als bedoeld in dit lid is de instemming van de raden van alle deelnemende gemeenten vereist Het bepaalde in het vierde en vijfde lid is van toepassing.
Besluiten als bedoeld in de leden 1 en 3 worden onverminderd het vierde en vijfde lid medegedeeld aan de deelnemende gemeenten en toegezonden aan gedeputeerde staten, alsmede ter inzage gelegd ten kantore van het samenwerkingsorgaan en de deelnemende gemeenten, alsmede opgenomen in de registers als bedoeld in artikel 27 van de wet.
HOOFDSTUK 4 - HET ALGEMEEN BESTUUR
Indien het college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente niet kan voldoen aan het bepaalde in lid 3, blijven de door hem aangewezen leden van het algemeen bestuur, die hadden moeten aftreden, als zodanig fungeren, totdat dat college nieuwe leden heeft aangewezen. Een uitzondering hierop is de situatie dat de betreffende leden geen deel meer uitmaken van het college van burgemeester en wethouders. In dat geval ontstaat een vacature die tijdelijk niet door de betreffende gemeente wordt opgevuld.
Indien een gemeente overeenkomstig het bepaalde in artikel 38 tot de gemeenschappelijke regeling is toegetreden, benoemt het college van burgemeester en wethouders van die gemeente in de eerste vergadering, volgend op de inwerkingtreding van de toetreding, de uit dat college af te vaardigen leden van het algemeen bestuur.
Artikel 14 Informatie- en verantwoordingsplicht
Het algemeen bestuur geeft zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen drie maanden aan de colleges van burgemeester en wethouders en aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
Afzonderlijke leden van het algemeen bestuur geven aan het college respectievelijk de raad van de eigen deelnemende gemeente de door één of meer leden van dat college respectievelijk die raad schriftelijk gevraagde inlichtingen, voor zover zulks naar het oordeel van het algemeen bestuur niet strijdig is met het openbaar belang. Het verstrekken van die inlichtingen geschiedt volgens de door de betrokken deelnemende gemeente geregelde wijze.
HOOFDSTUK 5 - HET DAGELIJKS BESTUUR
Het dagelijks bestuur bestaat uit zes leden, te weten de voorzitter van het algemeen bestuur en vijf leden. Deze vijf leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen en dienen voort te komen uit de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, met dien verstande dat uit elk college van burgemeester en wethouders één lid van het dagelijks bestuur wordt aangewezen.
Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van tijdelijke afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur of, indien dit niet mogelijk is, door een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid, onverminderd het gestelde in artikel 17, lid 2. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaatshebben indien een lid van het dagelijks bestuur het voorzitterschap waarneemt.
Het dagelijks bestuur kan toestaan dat, in geval van tijdelijke afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur, de voorzitter of een lid van het portefeuillehoudersoverleg waarin dat dagelijks bestuurslid zitting heeft deelneemt aan de beraadslagingen van het dagelijks bestuur voor wat betreft de aangelegenheden van dat portefeuillehoudersoverleg.
De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af met ingang van de dag, waarop de bestuursperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie evenwel waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen. Dit echter geldt niet in de situatie dat leden geen deel meer uitmaken van het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 17 Vergadering dagelijks bestuur
De voorzitter heeft in de vergadering van het dagelijks bestuur geen stem. Dit laatste geldt niet voor het lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter vervangt, tenzij in overeenstemming met artikel 16 lid 5, tweede zin, vervanging plaatsvindt van het lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter waarneemt;
In de eerste vergadering van elke bestuursperiode en de eerste vergadering na een wijziging in de samenstelling van het dagelijks bestuur, maken de leden van het dagelijks bestuur afspraken over de onderlinge plaatsvervanging en desgewenst over de onderlinge taakverdeling. Deze afspraken worden medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de colleges van burgemeester en wethouders en de raden van de deelnemende gemeenten.
Artikel 19 Informatie- en verantwoordingsplicht
De leden van het dagelijks bestuur geven, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde beleid nodig is. Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of leden daarvan hierom verzoeken, binnen acht weken alle gevraagde inlichtingen, een en ander voor zover zulks niet in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 22 Taken en bevoegdheden
De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsorgaan in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding waarbij het samenwerkingsorgaan betrokken is, oefent een ander door en uit het dagelijks bestuur aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit. Degene die bevoegd is de regeling in en buiten rechte te vertegenwoordigen, kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem/haar aan te wijzen ge(vol)machtigde.
Het algemeen bestuur kan, na verkregen toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten, met het oog op de behartiging van bepaalde belangen van het samenwerkingsorgaan bestuurscommissies instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling. Artikel 25 van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 24 Vaste commissies van advies
De commissies wijzen in de eerste vergadering van elke bestuursperiode of na vacant worden van de positie van voorzitter uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. De voorzitterschappen worden zodanig over de gemeenten verdeeld dat sprake is van één voorzitterschap per gemeente.
De overige leden en hun plaatsvervangers worden aangewezen door en uit het college van burgemeester en wethouders van elk van de deelnemende gemeenten. Een college van burgemeester en wethouders kan meerdere plaatsvervangende leden benoemen tot een maximum van twee. Een plaatsvervangend lid kan wanneer dat in verband met een aan de orde zijnde agendapunt van pas komt deelnemen aan de beraadslagingen.
Artikel 25 Andere commissies van advies
De leden van commissies van advies die geen burgemeester, wethouder, gemeentesecretaris of lid van een gemeenteraad zijn kunnen een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen van de commissie een vergoeding ontvangen. De artikelen 96 tot en met 99 van de Gemeentewet, alsmede de op grond daarvan gestelde nadere regelen, zijn alsdan van overeenkomstige toepassing.
Voor het tot stand komen van besluiten over de vaststelling van of wijzigingen in de verordening bedoeld in lid 5, alsmede tot doen van extra uitgaven of onttrekkingen dan wel het aanbrengen van verschuivingen is steeds de instemming van de raden van alle deelnemende gemeenten vereist. Verzoeken om instemming als hiervoor bedoeld worden zoveel mogelijk tegelijk met het
HOOFDSTUK 10 - HET AMBTELIJK APPARAAT
Artikel 28 Ambtelijke organisatie
De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de door het samenwerkingsorgaan ingestelde commissies terzijde bij de uitoefening van hun taken. Alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend.
Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris en het overige personeel van het samenwerkingsorgaan en stelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 de rechtspositie vast van de secretaris en van het overige personeel van het samenwerkingsorgaan.
HOOFDSTUK 11 - FINANCIËLE BEPALINGEN
Paragraaf 1 De begroting en meerjarenramingen
Artikel 31 Maken ontwerp-begroting en meerjarenraming
Het dagelijks bestuur maakt, mede op basis van de “agenda van samenwerking”, jaarlijks een ontwerp-begroting op voor het eerstvolgende begrotingsjaar, voorzien van een financiële en beleidsmatige toelichting. Tevens stelt het dagelijks bestuur, mede op basis van het meerjarenprogramma, een meerjarenraming op.
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen over de ontwerp-begroting en de meerjarenramingen bij het dagelijks bestuur hun zienswijzen naar voren brengen. Door het dagelijks bestuur worden de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, gevoegd bij de ontwerp- begroting en de meerjarenraming, zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.
Artikel 32 Bijdrage deelnemende gemeenten
In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor dat jaar, daarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage in de kosten, voortvloeiende uit de regeling. Deze bijdrage wordt voor alle deelnemende gemeenten bepaald naar het aantal inwoners of naar andere verdeelsleutels.
Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdrage naar inwonersaantal wordt uitgegaan van het inwonersaantal op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het inwonersaantal wordt aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van het lopende jaar openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
Het dagelijks bestuur biedt de rekening, na toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundige en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.
HOOFDSTUK 12 - TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, OPHEFFING
De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin het gemeentebestuur dat daartoe bij deze regeling is aangewezen de wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten heeft toegezonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang heeft en overigens de toetreding op de gebruikelijke wijze is bekend gemaakt.
De uittreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin het gemeentebestuur dat daartoe bij deze regeling is aangewezen de wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten heeft toegezonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang heeft en overigens de uittreding op de gebruikelijke wijze is bekend gemaakt.
De wijziging gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de wijziging openbaar is bekendgemaakt op de wijze zoals bedoeld in artikel 26 van de wet, tenzij het besluit tot wijziging een latere datum van ingang heeft. Het gemeentebestuur dat daartoe bij deze regeling is aangewezen zend de wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten toe.
HOOFDSTUK 15 - EXTERN KLACHTRECHT
De externe beoordeling van verzoekschriften als bedoeld in titel 9:2 van de Algemene wet bestuursrecht is opgedragen aan de Ombudscommissie Hoeksche Waard. De werkwijze zoals vastgelegd in de gemeenschappelijke regeling Ombudscommissie Hoeksche Waard is op de behandeling van deze verzoekschriften van toepassing.
HOOFDSTUK 16 - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 45 Termijn eerste aanwijzing leden algemeen bestuur
De eerste aanwijzing van leden van het algemeen bestuur vindt plaats zes weken nadat de regeling in werking is getreden.
De besluiten welke binnen het verband van de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid zijn genomen door de Commissie Hoeksche Waard worden geacht ter uitvoering van deze regeling te zijn genomen. Alle rechten en verplichtingen die rusten op de Commissie Hoeksche Waard gaan over naar deze nieuwe regeling.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Strijen van 20 april 2010,
de secretaris, de burgemeester,
C.de Visser J. Klijs
Het vaststellen van de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsorgaan Hoeksche Waard 2010 vloeit voort uit het besluit van de raden van de vijf betrokken gemeenten, genomen in september 2009, om te komen tot een nieuw en integraal samenwerkingsmodel Hoeksche Waard.
Deze regeling komt tot stand onder gelijktijdige ontvlechting van de Comissie Hoeksche Waard als bestuurscommissie uit de Gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid en opheffing van de portefeuillehouderoverleggen Samenleving en Veiligheid.
De eerdere uitgangspunten voor de regeling zijn te vinden in de voorstellen aan de gemeenteraden d.d. september 2009 en de notitie Samenwerking in de Hoeksche Waard van 29 juli 2009 en zijn opgenomen in de overwegingen.
Benadrukt is dat de gemeenschappelijke regeling niet op zichzelf staat. Het samenwerkingsmodel bestaat uit meerdere onderdelen waarvan de gemeenschappelijke regeling één van de onderdelen is. Daarnaast fungeert het Raadsledenoverleg Hoeksche Waard. Dit overleg wordt niet met de regeling ingesteld of opgericht, maar wordt in de regeling genoemd omdat het onderdeel uitmaakt van het geheel. van het samenwerkingsmodel.
Relatie met Gemeentewet en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen (Wgr)
In de regeling wordt ervan uitgegaan dat iets wat elders wettelijk geregeld is niet op alle punten herhaald wordt. Dit betreft met name bepalingen die in de Gemeentewet en de Wgr zijn opgenomen. Af en toe echter worden, om de leesbaarheid van de regeling te vergroten, bepalingen wel herhaald. Daarnaast zullen in diverse verordeningen en reglementen (zoals een reglement van orde) aanvullende voorschriften worden vastgelegd.
Deze zijn echter qua aard niet zodanig dat deze in de regeling zelf opgenomen behoeven te worden. Er wordt op gewezen dat indien in de Wgr wordt verwezen naar artikelen uit de Gemeentewet, ingevolge artikel VIIIa van de Wet dualisering gemeentebestuur de artikelen uit de Gemeentewet van vóór de dualisering van toepassing zijn, tenzij de wetsartikelen in bepalingen in de Wgr zijn genoemd die later in de Wgr zijn gevoegd.
Over het raadsledenoverleg zijn uitgangspunten opgenomen in de notitie Samenwerking in de Hoeksche Waard d.d. juli 2009 waarover in september j.l. besluitvorming heeft plaatsgevonden. Hierover is toen het volgende gezegd:
“Voorgesteld wordt in het AB geen raadsleden plaats te laten nemen. Om de beleidscyclus helder en transparant te houden en recht te doen aan de verschillende rollen van de raad en het college, is het van belang de raadsleden in een afzonderlijk gremium in positie te brengen. Voorgesteld wordt het AB te laten bestaan uit collegeleden. Voorgesteld wordt om in het AB de DB-leden en één lid van het college per gemeente te laten plaatsnemen. Het AB wordt gecompleteerd door een (technisch) voorzitter, afkomstig van de grootste gemeente qua inwoneraantal.”.
De gemeenteraden blijven, zoals eerder reeds gesteld, autonoom de volksvertegenwoordiging van de afzonderlijke gemeenten. Daarnaast wordt ook een Raadsledenoverleg Hoeksche Waard (ROHW) ingesteld. De rol van dit overleg kan variëren van het klankborden tot het geven van informeel advies. Van een formele strak omlijnde adviesrol is geen sprake, de rol is primair om de verbinding op het niveau van de raadsleden en de verbinding van dagelijks bestuur met de raadsleden te versterken.
Het ROHW heeft de volgende functies:
Elkaar informeren en met elkaar in gesprek zijn als raadsleden van de gemeenten in de Hoeksche Waard.
Het dagelijks bestuur dat de gevoelens ten aanzien van mogelijke onderwerpen van besluitvorming wil proeven bij de raadsleden (consulteren).
Bediscussiëren en informeel advies geven van de raadsleden naar het dagelijks bestuur ten aanzien van relevante onderwerpen
Bediscussiëren en informeel advies geven van de raadsleden naar de raden ten aanzien van relevante onderwerpen.
De regeling wordt aangegaan tussen de colleges van burgemeester en wethouders. De raden moeten hiervoor toestemming verlenen. Deze toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang (artikel 1, lid 2) Wgr.
Het past bij de kaderstellende rol van de raden in het nieuwe samenwerkingsmodel hen het primaat te geven bij beslissingen met een strategisch karakter. Om die reden wordt naast de wettelijk vereiste toestemmingen voorgesteld de raden ook te laten instemmen met besluiten betreffende
de vaststelling van het meerjarenprogramma en de jaarlijkse agenda van samenwerking (artikel 5);
de verlening van diensten aan één of meer deelnemende gemeenten, aan andere gemeenten of organisaties en/of het afnemen van diensten van een deelnemende gemeente (artikel 4, lid 4);
het aan de gemeenschappelijke regeling verlenen van opdrachten ter realisatie van gezamenlijk beleid (artikel 4, lid 5);
besluiten over nadere regeling van stemverhoudingen en financiële verdeelsleutels in verband m.b.t. de uitoefening van overgedragen bevoegdheden door minder dan vijf gemeenten (artikel 9, lid 5)
de totstandkoming van belangrijke besluiten over het regiofonds.
Artikel 2 lid 2 Vestigingsplaats
Als vestigingsplaats is aangehouden de plaats waar de gemeenschappelijke regeling ook feitelijk gevestigd is. Wijzigt de feitelijke vestigingsplaats dan kan het algemeen bestuur besluiten van domicilie te veranderen.
De Wgr eist dat een gemeenschappelijke regeling de belangen aangeeft, waarvoor ze wordt aangegaan (art. 10, lid 1 Wgr). Onder 'belang' wordt ten deze verstaan een beleidsgebied, waarop de gemeenschappelijke regeling werkzaam kan zijn en waarvoor aan de bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan bevoegdheden kunnen worden toegekend of overgedragen.
De opsomming van domeinen in artikel 4, lid 1 volgt in grote lijnen de huidige indeling naar adviescommissies (van de Commissie Hoeksche Waard) en portefeuillehoudersoverleggen. De omschrijving is bewust beknopt gehouden om bij de toedeling van domeinonderdelen aan de portefeuillehoudersoverleggen flexibel tot invulling over te kunnen gaan.
Lid 2 is overgenomen uit het in 2004 door de gemeenteraden vastgestelde Samenwerkingsstatuut. Ofschoon de colleges worden genoemd als de partijen die zich moeten inspannen heeft dat niet alleen betrekking op de besluiten waartoe zijzelf bevoegd zijn. De inspanningsverplichting houdt ook in dat zij hun best doen om hun gemeenteraden te overtuigen en mogelijk ook partijen uit het maatschappelijk middenveld.
Lid 4 is opgenomen om de regeling voorbereid te laten zijn op toekomstige ontwikkelingen bijv. op het gebied van shared services.
Lid 5 maakt uitvoering door de gemeenschappelijke regeling van gemeenteoverstijgende realisatieopdrachten mogelijk. Dit kan ook minder dan 5 gemeenten omvatten.
Artikelen 5 en 6 Meerjarenprograma en overige taken
In de artikelen 5 en 6 wordt onderscheid gemaakt tussen:
Het is logisch dat het meerjarenprogramma wordt vastgesteld aan het begin van de nieuwe bestuursperiode. Echter nog niet zo lang terug zijn het meerjarenprogramma en het jaarprogramma voor 2009 vastgesteld. Het is daarom niet waarschijnlijk dat in 2010 een geheel nieuw meerjarenprogramma zal worden opgesteld. Een bijstelling van dit programma is eerder te verwachten. De tekst van artikel 5 houdt hier rekening mee. Dit is ook flexibeler naar de toekomst toe.
Het onderscheid tussen de taken in de artikelen 5 en 6 heeft te maken met de mate van integraliteit van de taken. Bij het meerjarenprogramma en de jaarlijkse agenda van samenwerking staat integraliteit in belangrijke mate voorop. De verantwoordelijkheid om de integraliteit en de onderlinge afstemming te bewaken is neergelegd bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur coördineert daarom de processen van de totstandkoming van het meerjarenpropgrama en de agenda van samenwerking” (jaarschijven).
Gaat het om de overige taken dan ligt het primaat bij de regionaal portefeuillehouder. Waarschijnlijk wordt niet voor alle onderwerpen een regionaal portefeuillehouder aangewezen. In dat geval treedt de voorzitter van het portefeuillehouders voor hem/haar in de plaats.
De toezending van voorstellen vanuit de portefeuillehoudersoverleggen aan de gemeenten geschiedt altijd door het dagelijks bestuur in verband met de toetsing op integraliteit.
Artikel 7 Afstemming tussen domeinen
De verantwoordelijkheid voor de coördinatie ligt in eerste instantie bij de regionaal portefeuillehouder of, bij het ontbreken van een regionaal portefeuillehouder, de voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg waarin een voorstel als eerste wordt behandeld. Het dagelijks bestuur heeft hierbij een toezichthoudende taak. Zoals gezegd kan het dagelijks bestuur deze verantwoordelijkheid realiseren omdat via het dagelijks bestuur de voorstellen naar de gemeenten worden gezonden.
Artikel 8 Toegekende bevoegdheden
In dit artikel gaat het om de bevoegdheden die de gemeenschappelijke regeling van rechtswege bezit.
Artikel 9 Overdracht van bevoegdheden
In dit artikel is een regeling opgenomen die voorziet in de situatie dat de gemeenschappelijke regeling bevoegdheden gaat uitoefenen van een of meer van de deelnemende organen van deelnemende gemeenten (in dit geval de colleges). Bevoegdheden ontvangt het openbaar lichaam in de eerste plaats van die organen van de deelnemende gemeenten (art. 30 Wgr). Deze worden door die organen van de gemeenten overgedragen waarna zij zelf niet langer over deze bevoegdheden beschikken.
Ook wordt hier ingespeeld op mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Het is geen dwingende eis dat alle deelnemende gemeenten (dezelfde) taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling overdragen.
Een te grote versnippering is natuurlijk ook niet gewenst. Het geheel moet wel overzichtelijk blijven. Uit de jurisprudentie volgt dat de overgedragen bevoegdheden in de regeling moeten zijn opgenomen. Voorts dat de bevoegdheden voldoende concreet zijn omschreven. Daarom is bepaald dat na het toekennen door de colleges van bevoegdheden en het aanvaarden daarvan door het betreffende orgaan van de regeling, de bevoegdheden aan de regeling zullen worden toegevoegd in een aan de regeling te hechten addendum.
Daarnaast dient ingevolge de publicatievereisten van art. 27 één en ander in de WGR registers van de deelnemende gemeenten te worden aangetekend.
Wanneer minder dan vijf gemeenten bevoegdheden overdragen treft het dagelijks bestuur een nadere regeling met betrekking tot de stemverhoudingen en de financiële verdeelsleutels tussen de deelnemende en de niet deelnemende gemeenten. De gemeenteraden moeten hiervoor toestemming geven. Materieel immers komt dit neer op een wijziging van de gemeenschappelijke regeling (waarin gemeenteraden ook moeten toestemmen).
Artikel 10 Samenstelling algemeen bestuur
Gekozen is voor twee vertegenwoordigers per gemeente. Er is om de gelijkwaardigheid van alle deelnemers te benadrukken geen differentiatie aangebracht tussen de grootte van gemeenten. Het aantal leden is beperkt wat een bepaalde slagvaardigheid mogelijk maakt.
Het algemeen bestuur wordt voorgezeten door een voorzitter, afkomstig van de grootste gemeente qua inwoneraantal. Elke gemeente heeft bij stemming één stem.
In juni 2008 is het BING-rapport verschenen over het onderzoek naar de RAD Hoeksche Waard. Het rapport bevat ook aanbevelingen inzake de bestuursstructuur van de RAD. Kern van deze aanbevelingen is de instelling van een Toezichtcommissie waarvan de leden worden benoemd op basis van hun deskundigheid in de branche. Directie en algemeen bestuur blijven in stand. De vraag laat zich stellen in hoeverre deze aanbevelingen ook van belang zijn voor het aangaan van deze gemeenschappelijke regeling. Deze vraag overwegend moet worden geconstateerd dat de RAD (maar ook de RSD en WHW-bedrijven) andere soorten gemeenschappelijke regelingen zijn dan de onderhavige regeling. Dan kan veranderen als aan de onderhavige gemeenschappelijke regeling doe-taken worden toegevoegd. Dan zijn de aanbevelingen uit het BING-rapport wel degelijk relevant en met toepassing van art. 25 van de Wgr te realiseren. Artikel 23 van de gemeenschappelijke regeling zou in dat geval aldus kunnen worden toegepast dat naast het instellen van een bestuurscommissie die de eigenlijke bestuurstaken uitoefent ook een commissie wordt ingesteld met toezichtstaken waarvan de leden (of het merendeel daarvan) worden aangewezen op basis van professionaliteit.
Artikel 12 Vergaderingen algemeen bestuur
De verwijzing in lid 2 naar de bepalingen in de Gemeentewet heeft voor het algemeen bestuur de volgende betekenis:
art. 19 oproeping en ter inzagenlegging stukken.
art. 20 vergaderquorum van AB-vergaderingen.
art. 22 onschendbaarheid van AB-leden.
art. 26 handhaving van de orde.
art. 28 deelneming aan stemming (persoonlijke betrokkenheid).
art. 30 besluitquorum (volstrekte meerderheid van stemmen vereist).
art. 31 stemmen over personen.
De wettelijke bepalingen over de openbaarheid en de geheimhoudingsplicht zijn van toepassing. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn in beginsel openbaar. De deuren worden echter gesloten
wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezigen daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd
Artikel 14 Informatie- en verantwoordingsplicht
Door middel van de bepalingen in dit artikel worden enkele formele waarborgen gecreëerd voor de informatieverstrekking aan de raden en de colleges van burgemeester en wethouders. Het artikel is zo geredigeerd dat afzonderlijke raads- en collegeleden alleen aan de collegeleden die afkomstig zijn uit de eigen gemeente inlichtingen kunnen vragen of deze ter verantwoording kunnen roepen.
Artikel 15 , 20 en 25 Vergoedingsregeling
Het algemeen bestuur kan op grond van de artikelen 21 en 24, vierde lid van de wet, de in deze artikelen bedoelde vergoedingen en tegemoetkomingen in de gemaakte kosten vaststellen. De Wgr bepaalt dat degenen die de functie van wethouder, burgemeester of secretaris vervullen, geen vergoeding voor hun werkzaamheden kunnen ontvangen (uitzondering in tweede lid).
Artikel 16 Samenstelling (dagelijks bestuur)
De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur vindt door het algemeen bestuur uit zijn midden plaats. Tussen het lidmaatschap van het algemeen bestuur en het voorzitterschap/lidmaatschap van het portefeuillehoudersoverleg is een koppeling aangebracht. Dit is gedaan om de integraliteit en onderlinge afstemming tussen domeinen zo goed mogelijk tot stand te kunnen laten komen.
Artikel 17 Vergadering dagelijks bestuur
In tegenstelling tot het algemeen bestuur en bestuurscommissies, geldt in het dagelijks bestuur niet het principe van één stem per gemeente, maar één stem per lid, met dien verstande dat de voorzitter geen stemrecht heeft.
In de vergadering van het dagelijks bestuur heeft elk lid één stem. Degene die vervangt brengt niet ook de stem uit van degene die hij vervangt.
De verwijzing in lid 4 naar de bepalingen in de Gemeentewet heeft voor het algemeen bestuur de volgende betekenis:
art. 54 vergaderen met gesloten deuren
art. 56 vergader- en besluitquorum
art. 57 onschendbaarheid van DB-leden.
art. 58 schakelbepaling (stemverboden, stemmingsquorum, beslissingsquorum)
art. 59, lid 1staken van stemmen
In de Adviesraad HW is telkens naar voren gekomen dat de gemeenschappelijke regeling transparant moet zijn. Openbaarheid van behandelingen is hierbij een betekenisvol instrument. Het algemeen bestuur vergadert openbaar maar dit heeft grotendeels en formeel karakter. Het dagelijks bestuur vergadert volgens de Wgr met gesloten deuren. Het portefeuillehoudersoverleg is een soort inhoudelijke broedplaats, waarin gecreëerd wordt en waarin standpunten kunnen worden ingenomen en verlaten. Dan is openbaarheid een belemmering in deze karakteristiek. Echter wanneer de meningsvorming is uitgekristalliseerd gaan de voorstellen naar het dagelijks bestuur. Door de verslagen resp. besluiten en de vergaderstukken van het dagelijks bestuur openbaar te maken kan transparantie worden verschaft in een stadium dat de behandeling binnen de deelnemende gemeenten nog moet aanvangen. Daarvòòr zal doorgaans al sprake zijn van bestuurlijke ruggespraak en overleg met externe partijen zoals bedoeld in artikel 6, leden 2 en 3 en zal kennis genomen kunnen worden van ten behoeve van dat overleg ingebrachte documenten.
Artikel 21 Algemene bepalingen (voorzitter)
De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. Dit volgt uit de wet. De voorzitter is afkomstig uit de grootste gemeente en q.q. lid van het algemeen bestuur. Zoals gezegd heeft de voorzitter in zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur geen stem. De rol van de voorzitter is in de eerste plaats processen in goede banen te leiden.
Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de "behartiging van bepaalde belangen". Dit kan alleen maar als de gemeenschappelijke regeling hierin voorziet.
Het zal bij het instellen van een bestuurscommissie bijvoorbeeld kunnen gaan om een commissie die het beheer voert over een te vormen gemeenschappelijke ICT-afdeling en wellicht in een later stadium het voeren van beheer over diensten die nu nog in aparte gemeenschappelijke regelingen zijn ondergebracht (zie ook de toelichting bij artikel 11). Ook dit is een anticipatie op mogelijke toekomstige ontwikkelingen.
Artikel 25 van de Wgr is van toepassing. Dat betekent dat het algemeen bestuur de bevoegdheden en de samenstelling van deze commissies regelt. Het algemeen bestuur kan aan deze commissies bevoegdheden van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur overdragen, behalve de bevoegdheid tot vaststelling van de begroting of rekening.
In de Wgr is voorts bepaald dat het algemeen bestuur niet overgaat tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan na verkregen toestemming van de raden van elk der deelnemende gemeenten. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 24 Vaste commissies van advies (portefeuillehouderoverleggen)
De opsomming van domeinen is beknopt gehouden. Zo wordt voorkomen dat elke keer wanneer de wens bestaat iets in de taakverdeling tussen de domeinen te veranderen daarvoor de gemeenschappelijke regeling moet worden gewijzigd. Voor toevoeging van nieuwe domeinen of het schrappen van domeinen is wel een wijziging van de regeling noodzakelijk.
Een belangrijke figuur is de regionaal portefeuillehouder die een voortrekkersrol vervult op bepaalde
beleidsterreinen dan wel bepaalde programma’s of projecten onder zijn hoede heeft. De voorzitter van het portefeuillehouderoverleg treedt in zijn plaats indien voor onderwerpen geen regionaal portefeuillehouder is aangewezen. Taken en rollen van de regionaal portefeuillehouder zijn terug te vinden in de artikelen 1, sub i; 6. lid 3 en art 7, lid 1.
Het kan aanbeveling verdienen om aan het begin van de bestuursperiode afspraken te maken over de onderlinge taakverdeling. Op die manier kan de rol van de regionaal portefeuillehouder van meet af aan goed uit de verf komen. De gemeenschappelijke regeling schrijft dit niet voor. Dit wordt aan elk portefeuillehouderoverleg afzonderlijk overgelaten.
Het lidmaatschap van een portefeuillehoudersoverleg is niet altijd congruent met de portefeuille van een portefeuillehouder in het college van burgemeester en wethouders van de eigen gemeente. Het kan voorkomen dat leden van het college binnen een college van B&W beleidsvelden in hun portefeuille hebben die tot het domein van een portefeuillehoudersoverleg behoren waarin een collega zitting heeft. Door de mogelijkheid te scheppen dat plaatsvervangende leden mogen deelnemen aan de beraadslagingen van portefeuillehoudersoverleggen waar zij geen lid van zijn kan dit euvel worden opgelost.
De commissie kan anderen toelaten tot de vergaderingen. Op dit moment neemt het waterschap ook deel aan de vergadering van de adviescommissie LR&T van de Commissie Hoeksche Waard. Dat zal in de toekomst niet anders zijn. Maar ook in andere portefeuillehoudersoverleggen wordt het misschien wel eens wenselijk gevonden dat anderen aan de beraadslagingen kunnen deelnemen. Daarvoor wordt hier de mogelijkheid gecreëerd.
De vergaderingen van het portefeuillehoudersoverleg zijn niet openbaar. Zie de toelichting bij artikel 17. Het is denkbaar dat er situaties zijn waarin het portefeuillehoudersoverleg het zinvol vindt in het openbaar te beraadslagen. Daar kan men dan toe besluiten. De tekst brengt tot uitdrukking dat het om uitzonderingen moet gaan. De verslagen resp. de conclusielijsten zijn wél openbaar.
Artikel 25 Andere commissies van advies
Bij het instellen van "andere commissies van advies" aan het dagelijks bestuur of de voorzitter kan worden gedacht aan commissies die meer gespecialiseerde taken uitvoeren (bij voorbeeld een adviescommissie cultureel erfgoed waar gemakkelijk ook anderen dan gemeentebestuurders deel van kunnen uitmaken).
Het raadsledenoverleg maakt deel uit van het samenwerkingsmodel Hoeksche Waard. Daarom is aan het raadsledenoverleg een apart hoofdstuk gewijd.
De Adviesraad is nu zo samengesteld dat uit elke fractie van de gemeenteraden in de Hoeksche Waard één lid in de Adviesraad is vertegenwoordigd. Dat kan in de nieuwe situatie worden gecontinueerd maar kan – zo de raden dit wensen – ook anders worden geregeld.
Dit artikel is een kaderregeling. Uitwerking vindt nader plaats in een verordening.
In lid 6 is bepaald dat met besluiten over vaststelling/wijziging van de verordening en extra stortingen en onttrekkingen in en uit het fonds de gemeenteraden moeten instemmen. Deze clausule is opgenomen omdat het de intentie van de regeling is dat de raden van de gemeenten de strategische koers van de gemeentelijke samenwerking bepalen. De gemeenschappelijke regeling wordt er wel iets minder flexibel door, maar het lijkt, gelet op de uitgangspunten van de regeling, niet juist dit soort strategische besluitbevoegdheden neer te leggen bij het algemeen bestuur (zie ook toelichting bij art. 9, lid 5).
Artikel 29 Regionaal managementteam
Er wordt een regionaal managementteam ingesteld, bestaande uit de secretaris van het samenwerkingsorgaan en de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten, dat de verbinding vormt tussen de gemeenschappelijke regeling en de ambtelijke organisaties (incl. de griffies) van de gemeenten. Het regionaal managementteam is de ambtelijk tegenhanger van de bestuurlijke gremia en is belangrijk voor:
het verknopen van de regio met de gemeentelijke organisaties;
oplossen van capaciteitsvraagstukken en knelpunten;
ambtelijk toezicht op de voortgang van programma’s.
Positie en taken van het regionaal managementteam worden nader geregeld in de organisatieverordening.
Het is niet de bedoeling dat het regionaal managementteam het bureau van de gemeenschappelijke regeling aanstuurt. Deze aansturing is in handen van de secretaris. Het regionaal managementteam verzorgt de sturing die daar boven ligt. Dat betekent het zodanig sturen en afstemmen van de werkzaamheden van de regio en van de eigen organisaties dat daardoor een samenhangend en samenwerkend geheel ontstaat. Hierbij hoort ook het onderhouden van netwerken.
Artikel 30 Algemeen (Financiële bepalingen)
De in lid 4 bedoelde rechten betreffen leges en heffingen voor verleende diensten.
Artikel 32 Bijdrage deelnemende gemeenten
Deze wordt berekend naar inwonertal, maar andere verdeelsleutels zijn mogelijk. Van belang in verband met taakdifferentiatie. Zie artikel 4, leden 4 en 5 en artikel 9, lid 5
Artikel 34 Begrotingswijziging
In lid 1 wordt een zware procedure voorgeschreven (gelijk aan die voor een begroting) indien een begrotingswijziging niet budgettair neutraal is. Als de wijziging geen invloed heeft op de bijdrage van de gemeenten, dan volstaat ingevolge lid 2 een lichte procedure. In dat geval worden de raden niet ingeschakeld en kan met een kortere termijn worden volstaan.
Dit artikel heeft een theoretisch karakter. Het is niet erg waarschijnlijk dat een gemeente van buiten de Hoeksche Waard tot de regeling zal toetreden, maar de regeling moet een procedure bevatten.
Beslechting van geschillen is in artikel 28 van de wet aan gedeputeerde staten opgedragen.
Als deze bepalingen niet wordt opgenomen komen klachten bij de Nationale Ombudsman terecht.
Deze artikelen bevatten de gebruikelijke overgangs- en slotbepalingen.
Artikel 46, lid 3, bevat voor de gemeenschappelijke regeling een evaluatieplicht. De evaluatie kan tevens worden benut om inzicht te verkrijgen in de mate waarin als gevolg van de samenwerking de regionale en lokale bestuurskracht zich ontwikkelen.