Organisatie | Gelderland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009 |
Citeertitel | Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2022 | artikel 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18, 21, 22, 23, 24, 25, 28, 28a, 29, 29a, toelichting | 19-04-2022 | 2022-000033 | ||
20-05-2021 | 01-05-2022 | artikel 11 | 11-05-2021 | 2019-000046 | |
02-01-2020 | 20-05-2021 | artikel 28a | 12-11-2019 | 2019-000046 | |
01-01-2020 | 02-01-2020 | artikel 28, 28a, 29a | 05-11-2019 | 2019-000046 | |
18-06-2019 | 01-01-2020 | artikel 18a, 27, toelichting | 04-06-2019 | 2019-000046 | |
13-10-2018 | 18-06-2019 | artikel 28 | 01-10-2018 | 2018-010068 | |
01-06-2018 | 13-10-2018 | artikel 27 onder k | 29-05-2018 | 2018-000509 | |
24-04-2018 | 01-06-2018 | bijlage II | 17-04-2018 | 2018-000509 | |
22-02-2017 | 24-04-2018 | artikel 17, 19 | 14-02-2017 | 2017-0000124 | |
01-01-2017 | 22-02-2017 | artikel 18a, bijlage I, II | 20-12-2016 | 2016-000033 | |
05-04-2016 | 01-01-2017 | Wijziging regeling | 29-03-2016 Provinciaal Blad 2016 nr. 1937 | zaaknummer 2016-000033 | |
19-12-2015 | 05-04-2016 | Wijziging regeling | 15-12-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 8417 | zaaknummer 2015-001154 | |
07-07-2015 | 19-12-2015 | Wijziging regeling | 30-06-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 3982 | zaaknummer 2015-001154 | |
16-06-2015 | 07-07-2015 | Wijziging regeling | 09-06-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 3144 | zaaknummer 2015-001154 | |
06-03-2015 | 16-06-2015 | Wijziging regeling | 10-02-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 1179 | zaaknummer 2014-017064 | |
21-02-2015 | 06-03-2015 | Wijziging regeling | 17-02-2015 Provinciaal Blad 2015 nr. 896 | zaaknummer 2015-001154 | |
12-03-2014 | 21-02-2015 | Wijziging regeling | 25-02-2014 Provinciaal Blad, 2014/34 | zaaknummer 2009-001599 | |
21-11-2013 | 12-03-2014 | Wijziging regeling | 19-11-2013 Provinciaal Blad, 2013/253 | zaaknummer 2013-001599 | |
17-07-2013 | 21-11-2013 | Wijziging regeling | 02-07-2013 Provinciaal Blad, 2013/147 | zaaknumer 2013-001599 | |
29-05-2013 | 17-07-2013 | Wijziging regeling | 28-05-2013 Provinciaal Blad, 2013/96 | zaaknumer 2013-007751 | |
01-04-2013 | 29-05-2013 | Wijziging regeling | 19-03-2013 Provinciaal Blad, nr. 2013/36 | zaaknummer 2013-001741 | |
23-12-2011 | 01-04-2013 | Wijziging regeling | 20-12-2011 Provinciaal Blad nr. 2011/199 | 2009-001599 | |
25-11-2010 | 23-12-2011 | Nieuwe regeling | 16-11-2010 Provinciaal Blad, 2010/134 | 2009-001599 |
GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND, DE COMMISSARIS VAN DE KONING IN DE PROVINCIE GELDERLAND EN DE BEHEERSAUTORITEIT OOST-NEDERLAND, IEDER VOOR WAT BETREFT DE EIGEN BEVOEGDHEDEN;
Gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
Vast te stellen de als volgt gewijzigde regeling: Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009
Tenzij bij de mandaatverlening anders is bepaald, kan de algemeen directeur een eerste ondermandaat verlenen aan een directeur, een afdelingsmanager of een externe die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam is binnen de provinciale organisatie. Aan het ondermandaat kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden.
Artikel 8. Instemming tweede portefeuillehouder
Een collegelid neemt een beslissing krachtens mandaat alleen met instemming van de tweede portefeuillehouder.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing voor zover het betreft de bekendmaking en mededeling van in mandaat vastgestelde ontwerpbeslissingen of beslissingen van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning in het Provinciaal Blad of in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. In dat geval luidt de ondertekening “Gedeputeerde Staten van Gelderland" respectievelijk "Commissaris van de Koning van Gelderland".
Als mandaat een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten betreft ter uitvoering van taken als managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Oost-Nederland 2014-2020 betreft, worden uitgaande stukken ondertekend met: "Namens de Managementautoriteit Oost-Nederland", gevolgd door de handtekening, naam en functie van de gemandateerde.
Artikel 11. Elektronisch besluitvormingssysteem
Een gemandateerde als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b of c, neemt beslissingen door het geven van een akkoord in het elektronisch besluitvormingssysteem van de provincie. Beslissingen van een gemandateerde als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, worden in het besluitvormingssysteem vastgelegd door ambtenaren die door de Algemeen Directeur zijn aangewezen.
Artikel 13. Financiële verplichtingen
Als een ondermandaat tot het aangaan van financiële verplichtingen is verleend aan een ander dan de houder van het budget ten laste waarvan de verplichtingen worden gebracht, behoeft de ondergemandateerde voor het nemen van een beslissing krachtens een dergelijk ondermandaat de instemming van de budgethouder.
Hoofdstuk III Mandaat algemene bevoegdheden
Paragraaf II Subsidie, vergunning, milieueffectrapportage
De algemeen directeur is bevoegd tot:
het nemen van subsidiebeschikkingen met een bedrag hoger dan € 125.000 ter uitvoering van beslissingen van Gedeputeerde Staten over het verlenen van subsidie, waarbij de ontvanger, het bedrag en de omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend door Gedeputeerde Staten zijn bepaald;
afwijzen van subsidieverzoeken als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016, tot het afwijzen van verzoeken waarop artikel 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is en tot het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016;
Artikel 18a Advies en verklaring van geen bedenkingen
De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beslissingen in verband met:
Artikel 20. Handhaving door collegelid
Een collegelid is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met handhaving:
een beschikking tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, die op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of op een deel van een dergelijke inrichting betrekking heeft en die een stillegging van het primaire productieproces tot gevolg heeft;
Een beschikking tot het opleggen van een last onder dwangsom, die op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of op een deel van een dergelijke inrichting betrekking heeft en die een stillegging van het primaire productieproces tot gevolg heeft.
Artikel 21. Handhaving door algemeen directeur
De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen in verband met handhaving:
het met betrekking tot een badinrichting of een andere plaats die wordt gebruikt voor het zwemmen, geven van een last tot sluiten, het instellen van een zwemverbod of het uitbrengen van een negatief zwemadvies, alsmede het intrekken van een last tot sluiten, ingesteld zwemverbod of negatief zwemadvies;
Het eerste lid, aanhef en onder b, is voor de beschikking tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of tot het opleggen van een last onder dwangsom van toepassing op een beschikking die een gehele dan wel een deel van de inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht betreft en die niet een stillegging van het primaire productieproces tot gevolg heeft.
Paragraaf IV Bepalingen over bezwaar, beroep, mediation en klachten
De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van de navolgende beslissingen en het verrichten van de navolgende handelingen in verband met het behandelen van bezwaarschriften:
Artikel 23. Administratief beroep
De algemeen directeur is bevoegd tot het bevestigen van de ontvangst van een beroepschrift.
De algemeen directeur is bevoegd tot het nemen van beslissingen en het verrichten van handelingen in verband met het voeren van rechtsgedingen, arbitrage, het maken van bezwaar en het instellen van administratief beroep en (hoger) beroep bij een bestuursrechter en burgerlijke rechter namens de provincie of het provinciebestuur, voorzover het betreft:
De algemeen directeur wint over de deelname aan mediation of het ondertekenen van een mediationovereenkomst tevoren advies in bij de ambtelijke eenheid die belast is met mediation als de mediation betrekking heeft op een kwestie, die aanhangig is gemaakt door indiening van een bezwaarschrift, beroepschrift of klaagschrift.
Paragraaf V Overige bevoegdheden
Artikel 27. Overige publiekrechtelijke bevoegdheden
De algemeen directeur is bevoegd tot:
Artikel 28. Privaatrechtelijke rechtshandelingen
Een tweede ondermandaat voor de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend worden verleend aan een ambtenaar met een leidinggevende functie dan wel een ambtenaar die werkzaam is als programma- of projectmanager. Een tweede ondermandaat tot het nemen van beslissingen ter voorbereiding en uitvoering van privaatrechtelijke rechtshandelingen kan ook worden verleend aan een andere ambtenaar.
Bij afwijking van door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten vastgestelde regels legt de gemandateerde of ondergemandateerde een door hem te nemen beslissing voor aan de mandaatgever. Beslissingen in afwijking van de Algemene inkoopvoorwaarden Gelderland 2018 of met toepassing van artikel 2, tweede lid, of artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels aanbesteding Gelderland 2015 worden alleen genomen na instemming van de ambtelijke eenheid die belast is met inkoop en aanbesteding.
Artikel 28a Privaatrechtelijke rechtshandelingen als werkgever
De algemeen directeur is voor de medewerkers, waarvoor Gedeputeerde Staten de werkgeversrol vervullen, bevoegd alle privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten voor het aangaan, wijzigen, uitvoeren en beëindigen van arbeidsovereenkomsten met inachtneming van het bepaalde in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Cao Provinciale Sector en de Ambtenarenwet 2017 en het toepassen, uitvoeren en wijzigen van het Personeelshandboek provincie Gelderland en de provincie hierbij namens de Commissaris van de Koning in en buiten rechte te vertegenwoordigen, met uitzondering van de volgende privaatrechtelijke rechtshandelingen:
De leidinggevenden, niet zijnde algemeen directeur, zijn bevoegd de in het eerste lid genoemde privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten ten aanzien van de medewerkers, waarmee zij het gesprek voeren, genoemd in artikel 9.2.1 van de Cao provinciale sector, met uitzondering van de in het eerste lid onder a tot en met p genoemde privaatrechtelijke rechtshandelingen en met uitzondering van de volgende privaatrechtelijke rechtshandelingen:
Artikel 29a. Bevoegdheden leidinggevende functionarissen
Onverminderd artikel 2, eerste lid, zijn afdelingsmanagers, teammanagers, programmamanagers, project- en programmaleiders bevoegd tot het nemen van besluiten en het uitvoeren van handelingen als bedoeld in de artikelen 15, 16, 19 en 22 tot en met 28 en 29, derde lid. Een gemandateerde kan alleen besluiten op bezwaar als hij hoger is in rang dan degene die het primaire besluit heeft genomen.
Het Algemeen reglement mandaat Gelderland 2009 is een regeling voor de gehele provinciale organisatie voor het opdragen van bevoegdheden tot het verrichten van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen. Een regeling voor alle vormen van vertegenwoordiging: mandaat, volmacht en machtiging. Hiermee wordt een transparant kader voor al deze vormen van vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten en de Commissaris van de Koning beoogd. Transparant in die zin dat duidelijk is wie namens deze bestuursorganen waarover mag beslissen en dat voor derden herkenbaar is wie een beslissing feitelijk heeft genomen. Naast een aantal algemene beginselen die van toepassing zijn op alle besluiten tot het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging, bevat het reglement een aantal algemene bevoegdheden. Mandaat is de (publieke) vertegenwoordigingsvorm die centraal staat in de Algemene wet bestuursrecht. De Algemene wet bestuursrecht (artikel 10.1) verstaat onder mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Onder een besluit verstaat de Algemene wet bestuursrecht (artikel 1.3, eerste lid): een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Het bestuursorgaan dat mandaat verleent, blijft volledig verantwoordelijk. Daarom kan het bestuursorgaan degene aan wie mandaat is verleend instructies en beleidsregels geven of de bevoegdheid zelf uitoefenen, zonder dat het daarvoor het gegeven mandaat behoeft in te trekken. Mandaat is in beginsel toegestaan, tenzij het bij wettelijk voorschrift is verboden of de aard van de bevoegdheid zich er tegen verzet. De mandaatgever kan toestaan dat eerste en tweede ondermandaat wordt verleend: in dat geval verleent degene die het (onder) mandaat heeft ontvangen op zijn beurt (onder)mandaat aan een ander. Het verlenen van (eerste/tweede onder)mandaat, doorkruist de hiërarchische verhoudingen binnen de provinciale organisatie niet. In onderstaand schema is weergegeven hoe (onder)mandatering in de provinciale organisatie is belegd. Een uitzondering op dit schema vormen de bevoegdheden die zijn genoemd in artikel 29a van het reglement, omdat deze rechtstreeks door Gedeputeerde Staten aan de afdelingsmanagers, teammanagers, programmamanagers, project- en programmaleiders zijn verleend.
Artikel 1. Bestuursorganen verrichten naast publiekrechtelijke rechtshandelingen ook privaatrechtelijke rechtshandelingen en feitelijke handelingen. In die gevallen wordt bij vertegenwoordiging niet van mandaat gesproken, maar van volmacht respectievelijk machtiging. Om te voorkomen dat voor de verschillende vormen van vertegenwoordiging verschillende regimes zouden gelden, verklaart de Algemene wet bestuursrecht (artikel 10:12) dat alle bepalingen die betrekking hebben op mandaat van overeenkomstige toepassing zijn als een bestuursorgaan volmacht of machtiging verleent aan een ander werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid. Van deze benadering is ook bij dit reglement uitgegaan: het gaat over mandaat, maar is ook van toepassing op volmacht en machtiging.
Het reglement staat de volgende vormen van mandaat toe: mandaat aan een collegelid, de algemeen directeur of een persoon die niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning. In het tweede lid is bepaald dat een mandaat aan een collegelid verleend wordt aan de eerste portefeuillehouder. De portefeuillehouder is belast met een door Gedeputeerde Staten vastgestelde portefeuille van tot het bestuur behorende zaken. Ondermandaten aan ambtenaren worden in beginsel via een mandaat aan de algemeen directeur verleend. Dit in verband met diens verantwoordelijkheid voor het functioneren van de provinciale organisatie in het algemeen. Om het aantal uitvoeringshandelingen met betrekking tot het mandaatstelsel te beperken, is een uitzondering op dit beginsel opgenomen in artikel 29a. Met dit artikel worden bevoegdheden rechtstreeks aan ambtelijke afdelingsmanagers, teammanagers, programmamanagers en project-/programmaleiders verleend.
De algemeen directeur kan een eerste ondermandaat verlenen aan een directeur of aan een afdelingsmanager, tenzij Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning expliciet hebben aangeven dat dit niet het geval is. De algemeen directeur kan tot op zekere hoogte een eerste ondermaat verlenen aan een externe, namelijk als die externe werkzaam is onder zijn verantwoordelijkheid binnen de provinciale organisatie, bijvoorbeeld een interim-functionaris. De algemeen directeur kan dus geen ondermandaat verlenen aan personen die niet onder de verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koning werkzaam zijn. Deze bevoegdheid is voorbehouden aan de bestuursorganen zelf. Het verlenen van mandaat aan externen die niet functioneren binnen de provinciale organisatie is relatief uniek en vergt een afzonderlijke, bestuurlijke afweging. Dit geldt al helemaal voor het verlenen van volmacht of machtiging aan externen, aangezien de regels van de Algemene wet bestuursrecht hierop niet van toepassing zijn. De ondergemandateerde kan een ondermandaat verlenen aan de hoogste functionaris in de hiërarchie van de provinciale organisatie die nog een feitelijke toegevoegde waarde heeft. Dit wordt een tweede ondermandaat genoemd. Degene die op zijn beurt een tweede ondermandaat krijgt, kan geen ondermandaat geven. Ondermandaat hoger in de hiërarchie is niet wenselijk omdat dat slechts een rituele en geen materiële betekenis zou hebben. Uit dit artikel blijkt tevens dat een collegelid, anders dan de algemeen directeur, niet de bevoegdheid heeft ondermandaat te verlenen. De reden is dat als dit wel de regel zou zijn, de hiërarchische lijn binnen de ambtelijke organisatie doorbroken wordt, met een onduidelijke en minder overzichtelijke verantwoordelijkheidsrelatie als gevolg. Als het toch gewenst is bevoegdheden door de ambtelijke organisatie te laten uitoefenen, zal dit via het verlenen van mandaat aan de algemeen directeur gestalte kunnen krijgen.
Een mandaat of ondermandaat wordt in principe verleend aan een functionaris en niet aan een persoon. Daarmee wordt voorkomen dat personele wisselingen noodzaken tot aanpassing van mandaatbesluiten. Er kunnen evenwel nader te motiveren omstandigheden zijn die ertoe leiden dat het verlenen van een mandaat of ondermandaat aan een persoon de voorkeur verdient.
Artikel 5. Het eerste lid van dit artikel bevat de hoofdregels van de vervanging van gemandateerden en ondergemandateerden. Directeuren vervangen elkaar en binnen een afdeling vervangen de managers elkaar. Als er behoefte is aan meer vervangers binnen een afdeling kan de afdelingsmanager, gezien zijn integrale verantwoordelijkheid voor de gang van zaken binnen zijn afdeling, daartoe besluiten. In het derde lid is een vangnetbepaling opgenomen voor situaties die niet worden gedekt door de twee voorgaande leden. In deze situaties kan de algemeen directeur een vervanger aanwijzen.
Voor het gebruik van de term “algemeen mandaat” is aansluiting gezocht bij artikel 10:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Een algemeen mandaat wordt schriftelijk verleend en verschaft de bevoegdheid om een bepaalde categorie van besluiten namens de mandaatgever te nemen. Mandaat voor een bepaald geval ziet op mandaat voor een specifiek of incidenteel geval. Zo’n mandaat kan mondeling gegeven worden.
Artikel 7. Dit artikel is opgenomen omdat artikel 10:5 van de Algemene wet bestuursrecht alleen regelt dat schriftelijk mandaat moet worden verleend bij: a) algemeen mandaat en bij b) mandaat voor een bepaald geval aan een ander die niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de mandaatgever. Het is uit een oogpunt van transparantie van belang dat mondeling verleend mandaat voor een bepaald geval óók schriftelijk kan worden bewezen.
Artikel 8. Voor wat betreft mandaat aan een collegelid is opgenomen dat dit alleen kan worden uitgeoefend met instemming van de tweede portefeuillehouder. Daarmee wordt recht gedaan aan het beginsel van collegiaal bestuur.
Artikel 9. Weliswaar mag de gemandateerde of ondergemandateerde de bevoegdheid uitoefenen, maar de (eerste of tweede onder)mandaatgever blijft verantwoordelijk. Om aan deze verantwoordelijkheid inhoud te kunnen geven, heeft degene aan wie het (eerste of tweede onder)mandaat is verleend de plicht om de (eerste of tweede onder)mandaatgever waar nodig tijdig een door hem te nemen beslissing voor te leggen. De (eerste of tweede onder)mandataris vraagt daarmee om sturing van de mandaatgever. Anders dan in het eerste en tweede lid wordt in het geval van het derde lid het mandaat gewoon uitgeoefend, maar wordt de (eerste of tweede onder)mandaatgever achteraf op de hoogte gesteld.
Artikel 10. Het is van belang dat stukken die van de provincie uitgaan op een uniforme wijze worden ondertekend. De standaardformuleringen zijn in dit artikel vastgelegd. In het vierde lid is bepaald dat de standaardformuleringen in het eerste en tweede lid niet gelden voor wat betreft - kort samengevat - bekendmakingen in het Provinciaal Blad, dagbladen, e.d. In dat geval luidt de ondertekening "Gedeputeerde Staten van Gelderland" respectievelijk de Commissaris van de Koning in de provincie Gelderland.
Voor alle te nemen beslissingen wordt in principe gebruikgemaakt van een elektronisch besluitvormingssysteem. De algemeen directeur kan bepalen dat bepaalde beslissingen zonder gebruik van het elektronisch besluitvormingssysteem genomen kunnen worden. Het gaat om eenvoudige beslissingen, dat wil zeggen beslissingen zonder rechtsgevolg.
Artikel 12. In het eerste lid is aangegeven dat een taak en verantwoordelijkheid van de gemandateerde onder meer wordt beperkt door budget. Of een ambtenaar een budget heeft en hoe hoog dit budget is, blijkt uit de provinciale financiële administratie. Het tweede lid strekt ertoe verstrengeling van persoonlijke en openbare belangen te voorkomen. Het begrip "persoonlijk belang" moet ruim worden genomen. Het kan daarbij gaan om belangen die strikt in de privé-sfeer liggen, maar ook om belangen van bedrijven, instellingen of personen, waarmee de gemandateerde is verbonden via een nevenfunctie of door familie-, vriendschaps- of daarmee gelijk te stellen relaties.
Artikel 13. De bepaling over de houder van het budget is opgenomen om te waarborgen dat de bevoegdheid om financiële verplichtingen aan te gaan en de verantwoordelijkheid voor provinciale budgetten met elkaar zijn verbonden. Dit geldt voor publiekrechtelijke (zoals subsidieverlening) en privaatrechtelijke rechtshandelingen (aanschaf nieuwe bureaustoelen).
Op basis van het eerste en het tweede lid is de algemeen directeur bevoegd (procedurele) beslissingen te nemen voorafgaand aan de feitelijke besluitvorming. Het gaat daarbij onder meer om het versturen van een ontvangstbevestiging en toepassing van de artikelen 2:3, 4:5, 4:7, 4:8 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht. De besluitvorming ten principale vindt ten aanzien van het tweede lid steeds door het bevoegde bestuursorgaan of door de portefeuillehouder plaats.
Artikel 16. Dit artikel regelt de mandatering van voorbereidingshandelingen van goedkeuring in de zin van artikel 10:25 Algemene wet bestuursrecht. Onder deze voorbereidingshandelingen vallen bijvoorbeeld het besluiten tot verdaging goedkeuring (artikel 10:31, tweede lid, Awb) en het bieden van gelegenheid tot overleg met betrokken bestuursorganen (artikel 10:30 Awb). De beslissing tot goedkeuring zelf is niet gemandateerd. In bijzondere mandaten is in sommige gevallen een mandaat opgenomen van de bevoegdheid tot goedkeuring. Het derde lid heeft betrekking op toezending van stukken en het verzoeken om goedkeuring gebaseerd op een wettelijk voorschrift, bijvoorbeeld het toezenden van provinciale verordeningen aan het ministerie van BZK op grond van artikel 95 van de Provinciewet of op grond van artikel 96 van de Provinciewet bij de minister van BZK goedkeuring vragen voor een provinciale verordening.
In dit artikel zijn mandaten opgenomen voor besluitvorming over subsidieverstrekking. Het betreft niet alleen besluiten tot verstrekking van subsidie, maar ook besluiten tot weigering, intrekking en terugvordering van subsidie. Bepalend voor de besluitvorming is het bedrag in de aanvraag om subsidie. Afhankelijk van de wijze van subsidieverstrekking is dit inclusief of exclusief btw.
In artikel 17, aanhef en onder b, is de werkwijze vastgelegd dat Gedeputeerde Staten besluiten aan welke subsidieontvangers, voor welk bedrag en voor welke activiteit subsidie wordt verstrekt. Dat doen Gedeputeerde Staten door een verdeelnotitie vast te stellen. Die verdeelnotitie wordt vervolgens vertaald naar individuele subsidiebeschikkingen. In de individuele subsidiebeschikkingen worden vervolgens de verplichtingen omschreven die aan de subsidieontvanger worden opgelegd.
De grens tussen de aanvragen die op basis van mandaat kunnen worden afgedaan en de aanvragen die eerst aan Gedeputeerde Staten moeten worden voorgelegd is vastgesteld op € 125.000, -. Op grond van het Rijksbreed subsidiekader geldt voor subsidies tot en met € 125.000, - een verlicht regime met minder zware administratieve lasten voor de subsidieontvanger dan voor subsidies boven dat bedrag. Dit verlichte regime rechtvaardigt ook een besluitvorming op basis van ambtelijk mandaat, waardoor aanvragers sneller een besluit kunnen ontvangen.
In artikel 17, aanhef en onder c, is een aantal bevoegdheden neergelegd die administratief regelmatig worden toegepast. Het gaat om het intrekken en wijzigen van verleende subsidies (namelijk als de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of anders worden uitgevoerd) en het vaststellen van de subsidie overeenkomstig of lager dan de verlening.
In artikel 17, aanhef en onder e, is de bevoegdheid gemandateerd om bedragen terug te vorderen of te verrekenen. De bevoegdheid om deze bedragen niet terug te vorderen valt niet onder dit mandaat.
In artikel 17, aanhef en onder f, wordt mandaat verleend voor de afwijzing van zogenaamde ongereglementeerde subsidieverzoeken. Het gaat daarbij om subsidieverzoeken ingediend buiten de in de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 (hierna AsG) voorgeschreven termijn, voor activiteiten waarvoor geen bijzondere subsidieregeling geldt en waarvoor op de provinciale begroting ook geen gelden beschikbaar zijn gesteld. In dit onderdeel is ook de bevoegdheid gemandateerd om aanvragen van subsidie af te wijzen als door de inwilliging daarvan het desbetreffende subsidieplafond zou worden overschreden. Het betreft hier een verplichte weigeringsgrond, zodat in een dergelijk geval geen bestuurlijke afweging behoeft te worden gemaakt. Ten slotte wordt in dit artikel ook de bevoegdheid gemandateerd toestemming te verlenen voor het verrichten van de in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde rechtshandelingen van de subsidieontvanger. Ook ten aanzien van deze rechtshandelingen is geen bestuurlijke afweging vereist.
Artikel 17, aanhef en onder g, heeft betrekking op de uitvoering van de zogenaamde begrotingssubsidie (artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Awb). Provinciale Staten hebben besloten om subsidie te verlenen, waarbij zij de naam van subsidieontvanger en het te verlenen bedrag hebben vastgesteld. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de AsG hebben zij de bevoegdheid om de benodigde besluiten te nemen aan Gedeputeerde Staten gedelegeerd.
Artikel 17, aanhef en onder i, ziet op het toepassen van artikel 10, eerste lid, onder c, van de AsG. In dit artikel is bepaald dat wanneer de provincie subsidie verstrekt voor een activiteit waarvoor ook een andere bestuursorgaan subsidie verstrekt, de provincie bij de voorwaarden van de andere overheid kan aansluiten.
Artikel 17, aanhef en onder j, ziet op subsidiebeschikkingen ter uitvoering van een specifieke uitkering van het rijk, waarvan in het rijk als de subsidieontvanger en het bedrag heeft bepaald.
Artikel 18a onder b: de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om een verklaring van geen bedenkingen af te geven voor activiteiten die van invloed kunnen zijn op de Natura 2000-gebieden of de bescherming van dier- en plantensoorten komt voort uit artikel 6.10a van het Besluit Omgevingsrecht juncto artikel 2.2aa van dat Besluit.
Artikel 19. Dit artikel regelt de mandatering van procedurele bevoegdheden die verband houden met de milieueffectrapportage en in specifieke gevallen het nemen van het m.e.r-beoordelingsbesluit. Op grond van het eerste lid is de algemeen directeur bevoegd procedurele handelingen te verrichten die voorafgaan aan de vaststelling van het MER door GS of PS. Onder procedurele handelingen wordt bijvoorbeeld verstaan: publicaties, correspondentie met de commissie voor de m.e.r., het vaststellen van de startnotitie e.d. Onder dit mandaat is niet begrepen het besluit tot het vaststellen van de richtlijnen en het besluit tot het vaststellen van de MER. Indien een m.e.r-beoordelingsbesluit gekoppeld is aan een besluit waarvoor mandaat is verleend, kan ook het m.e.r-beoordelingsbesluit in mandaat worden afgedaan. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer.
Artikel 20 en 21. Deze artikelen regelen de mandatering van de bevoegdheid om handhavend op te treden. Bij de omschrijving van de bevoegdheden is aansluiting gezocht bij artikel 122 van de Provinciewet en hoofdstuk 5, afdelingen 3 en 4 van de Algemene wet bestuursrecht. Onder artikel 21 tweede lid, onder h, valt niet het verlengen van de termijn tot het verbeuren van een dwangsom. Hiertoe zal een nieuw besluit genomen moeten worden. De terminologie van de artikelen 20 en 21 is aangepast aan de 4e tranche van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat ook een beschikking tot het opleggen van een last onder dwangsom het stilleggen van het primaire productieproces tot gevolg kan hebben, is een dergelijke beschikking alsnog in deze bepalingen opgenomen. Overigens wordt opgemerkt dat de bedoelde lasten niet rechtstreeks het primaire productieproces behoeven te betreffen. Zij kunnen ook betrekking hebben op een zodanig secundair proces binnen de inrichting, dat bij het stilleggen daarvan ook het primair productieproces geen voortgang kan vinden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als een aan het primaire productieproces gekoppeld systeem van afvalwaterzuivering moet worden stilgelegd en er geen mogelijkheden zijn om het afvalwater ongezuiverd af te voeren. Of bij het primaire productieproces vrijkomende slib kan bij uitvoering geven aan de last niet langer bewerkt worden binnen de inrichting en onbewerkt niet worden afgezet. Voor de redactie van artikel 21, onderdeel j, is aansluiting gezocht bij de tekst van artikel 11 van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden. Dit artikel kent de bevoegdheid tot het geven van een last tot sluiten van een badinrichting, het instellen van een zwemverbod en het geven van een negatief zwemadvies toe aan Gedeputeerde Staten en, als er onmiddellijk gevaar voor de gezondheid of veiligheid van bezoekers dreigt, ook aan de Commissaris van de Koning. Opmerkelijk is dat genoemde wet in artikel 11a wel voorziet in de mogelijkheid tot het intrekken van een last tot sluiting en van een ingesteld zwemverbod, maar niet tot het intrekken van een negatief zwemadvies. Uitgaande van het adagium "wie het meerdere mag, mag ook het mindere" ligt het voor de hand dat het bevoegde gezag, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, een eerder afgegeven negatief zwemadvies zal intrekken.
Artikel 22. Het onder a bedoelde mandaat heeft betrekking op de bevoegdheid als bedoeld in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Het onder b bedoelde mandaat heeft betrekking op de bevoegdheid als bedoeld in artikel 7:10, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 23. Verschillende bijzondere wetten, bijvoorbeeld de Wet op de lijkbezorging en de Waterschapswet, stellen beroep open op Gedeputeerde Staten die aldus een belangrijke rol spelen als administratief beroepsorgaan. De bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om op administratieve beroepen te beslissen, is overgedragen aan de Commissie Administratieve Geschillen. Ten behoeve van de afhandeling van administratieve beroepen zijn in dit artikel de hiervoor noodzakelijke mandaten geregeld. Ten aanzien van het mandaat onder e het volgende. Ten overstaan van de Commissie Administratieve Geschillen staan twee partijen: de indiener van het beroep en het bestuursorgaan wat het bestreden besluit heeft genomen (bijvoorbeeld het college van B&W). Voor de Commissie Administratieve Geschillen wordt door de betreffende dienst van de provincie Gelderland een advies opgesteld. Een ambtenaar van de dienst fungeert hiermee als het ware als griffier van de commissie. Het mandaat onder e ziet hierop.
Artikel 24. Dit artikel heeft betrekking op het voeren van rechtsgedingen voor de bestuursrechter, de burgerlijke rechter en het voeren van een arbitraal geding. Bij de omschrijving van de bevoegdheden is aansluiting gezocht bij artikel 158, eerste lid, onder e, van de Provinciewet waarin de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten zijn opgenomen om rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures namens de provincie of het provinciebestuur te voeren. De bevoegdheden zijn omschreven in de hoofdstukken 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht en de desbetreffende artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 25. Dit artikel regelt de mandatering van de bevoegdheid tot het beslissen over deelname aan mediation alsmede van de overige aan mediation verbonden bevoegdheden. Bij mediation wordt onder leiding van een mediator buiten de procedure bij bijvoorbeeld de rechtbank of de Raad van State om onderhandeld over een oplossing van het geschil welke voor alle partijen aanvaardbaar is. Mediation is ook mogelijk in de bezwaarprocedure. Mediation wordt in de regel afgerond met een vaststellingsovereenkomst waarin alle betrokken partijen vastleggen uitvoering te geven aan het resultaat van de gesprekken en de onderhandelingen. In dat geval kan de rechterlijke procedure worden stopgezet. Met het onder a geregelde mandaat wordt ook de bevoegdheid gemandateerd deelname aan mediation te beëindigen.
Artikel 26. In dit artikel zijn de mandaten geregeld voor wat betreft de afhandeling van klaagschriften. Een klaagschrift is een schriftelijke klacht over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens de klager heeft gedragen. Ten behoeve van de afhandeling van klaagschriften zijn hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening rechtsbescherming Gelderland 2016 van belang.
Voor een restcategorie van beslissingen is een voorziening getroffen.
Onderdeel a: bij het nemen van besluiten over verzoeken op grond van de Wet open overheid heeft het mandaat onder meer betrekking op het verstrekken van documenten en de weigering om documenten openbaar te maken. Als het verlengen van de termijn van de beantwoording van statenvragen (onderdeel c) politiek gevoelig ligt, kan op grond van artikel 9 geen gebruik gemaakt worden van het mandaat en nemen Gedeputeerde Staten het besluit. Met name bij de uitvoering van wegenprojecten en het beheer van de provinciale gebouwen komt het voor dat bij een ander bestuursorgaan een vergunning of ontheffing aangevraagd wordt (onderdeel e). In onderdeel h is de bevoegdheid neergelegd om onjuist geadresseerde geschriften door te sturen of terug te sturen als er geen ander bevoegd bestuursorgaan valt te identificeren. In onderdeel i is de bevoegdheid neergelegd om aanvragen die al eens eerder zijn ingediend en afgewezen af te wijzen als de aanvrager geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd (de zogenaamde herhaalde aanvragen).
Dit artikel regelt de mandatering van de bevoegdheid om tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de provincie te besluiten (bijv. het sluiten van een contract voor de inkoop van goederen) en de provincie ter zake te vertegenwoordigen. In dit artikel verlenen Gedeputeerde Staten aan de algemeen directeur mandaat voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen (artikel 158, eerste lid, onder d, van de Provinciewet). Daaraan gekoppeld is een besluit van de Commissaris van de Koning om ten aanzien van zijn bevoegdheid contracten te ondertekenen, volmacht te verlenen (artikel 176 van de Provinciewet). In dit artikel is tevens bepaald dat bij afwijking van de ter zake door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten vastgestelde regels de gemandateerde of ondergemandateerde een door hem te nemen beslissing voorlegt aan de mandaatgever. Hiermee wordt allereerst beoogd dat de gemandateerde of ondergemandateerde verplicht is de door Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten vastgestelde regels in acht te nemen. Wordt afgeweken van de Algemene inkoopvoorwaarden Gelderland of wordt gebruik gemaakt van een afwijkingsmogelijkheid in de Beleidsregels aanbesteding Gelderland dan hoeft het besluit niet voorgelegd te worden aan de mandaatgever, maar is instemming van het ambtelijke team Inkoop noodzakelijk.
Een ondermandaat voor deze rechtshandelingen kan alleen worden verleend aan een ambtenaar met leidinggevende bevoegdheid of aan een programmamanager. Voor voorbereidings- en uitvoeringshandelingen zoals bijvoorbeeld het tekenen van facturen, het paraferen van bestellingen uit het inkoopsysteem e.d. kan echter ook een ondermandaat worden verleend aan ambtenaren die geen leidinggevende bevoegdheid hebben. De financiële omvang van de bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen blijkt uit de provinciale financiële administratie.
Artikel 29. Voor correspondentie over feitelijke aangelegenheden die geen besluiten inhouden geldt dat zij in overeenstemming zijn met het beleid van Gedeputeerde Staten of ter uitvoering van het beleid van Gedeputeerde Staten dienen.
Dit artikel bepaalt dat afdelingsmanagers, teammanagers, programmamanagers, project-en programmaleiders over een aantal voorbereidende en uitvoerende bevoegdheden kunnen beschikken. De gebruikmaking van deze bevoegdheden is uiteraard gebonden aan de taken, verantwoordelijkheden en budgetten die in het concrete geval aan de desbetreffende functionaris zijn toevertrouwd. Het tweede lid sluit uit dat programmamanagers, project-/programmaleiders een ondermandaat kunnen verlenen.
In artikel 22 is vastgelegd het mandaat om een beslissing op bezwaar conform het advies van de bezwaarschriftencommissie te nemen. In artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat een mandaat tot het beslissen op bezwaar niet wordt verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zicht richt, krachtens mandaat heeft genomen. In aanvulling daarop wordt in dit artikel vastgelegd dat van dit mandaat alleen gebruik kan worden gemaakt als hij hoger is in rang dan degene die het primaire besluit heeft genomen.