Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Begraafplaatsverordening gemeente Uden |
Citeertitel | Begraafplaatsverordening gemeente Uden |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Verordening vervangt de Begraafplaatsverordening voor de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel
Gemeentewet, art. 149 en Wet op de lijkbezorging, art. 35
ja, de volgende regelingen volgen hieruit: nadere regels graven en grafbedekkingen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | Nieuwe regeling | 07-04-2011 Udens Weekblad, 04-05-2011 | 2011/1986 |
HOOFDSTUK 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats
Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren worden gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de beheerder vastgesteld.
HOOFDSTUK 3. Voorschriften voor lijkbezorging
Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil verstrooien, geeft daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk voor 12.00 uur van de werkdag, voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.
Het openen van een graf ter begraving of bezorging van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het daartoe aangewezen personeel. Nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van het daartoe aangewezen personeel gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk voor 12.00 uur van de voorafgaande werkdag schriftelijk aan de beheerder kenbaar hebben gemaakt. De zaterdag geldt voor toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van het daartoe aangewezen personeel op te volgen.
HOOFDSTUK 4. Indeling en uitgifte
Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.
Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.
Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op een particulier graf worden overschreven op naam een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de rechthebbende in het graf wordt begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf wordt bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 21. Verwijdering grafbedekking
Wanneer het adres van de rechthebbende of de belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen mededeling en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
Artikel 22. Onderhoud door de rechthebbende
De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zonodig te herstellen. Indien het een grafbedekking betreft met fundering, waarvan de eigen fundering of aanvullende fundering buiten de standaardfundering is aangebracht, valt ook het opnieuw stellen na verzakking onder het onderhoud.
Indien de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken na verwijdering ter beschikking van de rechthebbende of gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.
De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van begraafplaats bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.
Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen
Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende een jaar tevoren aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden schriftelijk aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of de belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming gedurende ten minste een jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.
Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij het college schriftelijk een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij het college een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.
De rechthebbende op een particulier graf kan het college schriftelijk verzoeken om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan het college schriftelijk verzoeken de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
Hoofdstuk 7. Gedeelte voor kerkgenootschap
Het college kan na overleg met het bestuur van een kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van de graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, artikel 11, tweede lid, 14 en 19, derde lid van deze verordening.
Artikel 28. Intrekken oude regeling
De Begraafplaatsverordening voor de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel wordt ingetrokken.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 7 april 2011.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester
drs. M.A.H. Heffels drs. H.A.G. Hellegers
Gemeentelijk begraafplaatsbeleid 10
Wijzigingen in wet- en regelgeving 11
Artikel 1. Begripsomschrijvingen 12
Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf 12
Artikel 3. Openstelling begraafplaats .12
Artikel 4. Ordemaatregelen 12 Artikel 5. Plechtigheden 12
Artikel 6. Opgravingen en ruimingen 13
Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf 13
Artikel 9. Over te leggen stukken 13
Artikel 10. Tijden van begraving en bezorging van as 13
Artikel 11. Indeling graven en asbezorging .13
Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven 14
Artikel 13. Volgorde van uitgifte 14
Artikel 15. Termijnen particuliere graven 14
Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten 14
Artikel 18. Afstand doen van graven 15
Artikel 19. Vergunning grafbedekking 15
Artikel 21. Aanstootgevende voorwerpen 15
Artikel 22. Verwijdering grafbedekking 15
Artikel 23. Onderhoud door de rechthebbende 16
Artikel 24. Onderhoud door de gemeente 16
Artikel 25. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as 16
Artikel 26. Afwijkende regels 16
Artikel 29. Intrekken oude regeling 17
Artikel 30. Overgangsbepaling 17
Artikel 32. Toezichthouders 17
Toelichting Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel
Vanwege nieuwe ontwikkelingen is het noodzakelijk dat de Begraafplaatsbeheersverordening wordt aangepast en gewijzigd. Oorzaak hiervoor zijn de wijzingen in de Wet op de lijkbezorging en wijzingen in andere wet- en regelgeving zoals de Europese Dienstenrichtlijn.
Behalve de wijzingen in landelijke wet- en regelgeving, is ook in de praktijk gebleken dat een aanpassingen van de verordening noodzakelijk is om aan te kunnen sluiten bij de gewenste situatie. Bij het opstellen van deze verordening is zoveel als mogelijk aansluiting gezocht bij de modelverordening van de VNG.
Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid
Burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden.
De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak, mede gelet op de emotionele aspecten welke met betrekking tot dit onderwerp aan de orde zijn en waar rekening mee gehouden moet worden.
De waarde die aan de begraafplaatsen wordt toegekend maakt het nodig dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. Er zijn daarom bepalingen opgenomen welke voorzien in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft zo uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig.
Voor de dienstverlening op begraafplaatsen geeft Begraafplaatsbeheersverordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en particuliere graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen voor vermisten of voor overledenen in den vreemde in geval het lichaam niet naar Nederland is vervoerd. Hiermee wordt voldaan aan datgene waar de samenleving om vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Dat wil dus niet zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanwezig moeten zijn.
De Begraafplaatsbeheersverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Daarbij zal niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke situatie van het park en de daar aanwezige beplanting en kunstvoorwerpen. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behoudt het park zijn aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen.
Het is voor nabestaanden, maar ook voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst dat de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring voor een grafbedekking snel verloopt. Er is daarom gekozen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking te laten indienen bij de beheerder van de begraafplaats. Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de beheerder kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college.
Wijzigingen in wet- en regelgeving
De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd. De wijziging werd van kracht op 1 januari 2010. Deze wijziging heeft gevolgen voor de Verordening beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaats aan de Bronkhorstsingel, zoals deze tot op heden van kracht was.
De wijzingen hebben met name betrekken op wijzigingen in terminologie, de termijn van begraving, minimum termijn van verlengen, mogelijkheden voor de gemeente om in te grijpen indien sprake is van verwaarlozing van het onderhoud van een graf en manier van ruimen.
Vermindering administratieve lasten
Vele zaken worden in de nieuwe Begraafplaatsbeheersverordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden, het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as. Een melding genereert weinig administratieve lasten.
Slechts in twee gevallen dient in het model een vergunning te worden aangevraagd, i.e. voor het aanbrengen van een grafkelder en voor het hebben van een grafbedekking .
De vergunningsplicht voor het hebben van een grafbedekking is in de nieuwe verordening gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij grafbedekkingen, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.
In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.
Grafkelders worden in de praktijk steeds vaker gebruikt. Deze constructies kunnen ook bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.
Wanneer een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een zandgraf.
Een particulier graf werd in de ‘oude’ verordening aangeduid als ‘eigen’ graf. Ook in het algemeen spraakgebruik wordt de term ‘eigen graf’ nog altijd gebezigd. De ‘nieuwe’ verordening volgt echter de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.
In de ‘oude’ verordening was bij de definitie van algemene graven en algemene urnengraven opgenomen dat ‘aan eenieder’ gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken en het doen bijzetten van asbussen. De passage ‘aan eenieder’ is overbodig en daarom geschrapt. Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt begraven.
Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf
Voor een particulier graf, particulier urnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.
Artikel 3. Opstelling begraafplaats
Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.
De verordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.
De bevoegdheid van de beheerder om personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten weg te sturen wanneer zij zich niet aan de aanwijzigen houden biedt, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.
Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan.
Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.
Artikel 6. Opgravingen en ruimingen
Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.
Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf
Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.
Indien de nabestaanden bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 9. Over te leggen stukken
De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 17, tweede lid.
De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.
Artikel 10. Tijden van begraving en bezorging van as
Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven. Er zijn gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen.
Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.
Artikel 11. Indeling graven en asbezorging
Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.
Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven
Het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven. Wanneer het college nadere regels stelt, zal het aantal nooit meer kunnen zijn dan het aantal dat is gegeven in het genoemde Besluit.
Artikel 13. Volgorde van uitgifte
Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.
Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.
Artikel 15. Termijnen particuliere graven
Volgens artikel 28, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging kan het recht op een graf voor ten minste tien jaar worden verleend. Voorts kan, wanneer sprake is van verlenging, de houder van de begraafplaats bepalen dat de periode van verlenging niet korter is dan vijf jaar en niet langer dan twintig jaar. Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen om een verlengingstermijn te hanteren.
Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 15, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.
De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. In het kader van de vermindering van administratieve lasten is met de wijzigingen in de wet geregeld dat de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende komt te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 17. Overschrijving van verleende rechten
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. Het recht steunt om lijken in een bepaald graf – vroeger aangeduid als 'eigen graf' – te begraven op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Er is geen reden een langere termijn aan te houden.
Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.
In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.
Artikel 18. Afstand doen van graven
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.
Artikel 19. Vergunning grafbedekking
Wanneer elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Deze verordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van minimumeisen voor o.a. de afmetingen, constructie en materiaalkeuze waaraan de grafbedekking moet voldoen. Deze eisen worden uitgewerkt in de nadere regels van het college.
Artikel 20. Grafbeplanting, aanstootgevende en losse voorwerpen
In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd.
Artikel 21. Verwijdering grafbedekking
De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen. Tevens kan worden medegedeeld dat de grafbedekking dertien weken na verwijdering aan de gemeente vervalt.
Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte.
Artikel 22. Onderhoud door de rechthebbende
In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf.
De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.
Het onderhoud dat door de gemeente wordt verricht zal in een aantal gevallen voldoende zijn voor algemene graven.
Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking.
Artikel 23. Onderhoud door de gemeente
In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.
Artikel 24. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen. Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.
Volgens het vijfde lid kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.
Met betrekking tot het ruimen is gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.
Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens artikel 39 van de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van de begraafplaats van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel.
Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven.
In de verordening worden alleen voorschriften gesteld met betrekking tot begraven lijken en niet voor het register van de bezorgde as, aangezien artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging gedetailleerde voorschriften voor dit register geeft.
Artikel 28. Intrekken oude verordening
In deze bepaling wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.
Dit artikel spreekt voor zich.
De verordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Om op te kunnen treden tegen niet-naleving van deze voorschriften is opnemen van een strafbepaling noodzakelijk. De hoogte van de in de deze bepaling genoemde straffen vloeit voort uit artikel 154 Gemeentewet. Op grond van deze bepaling kan de gemeenteraad op overtredingen van zijn verordeningen straf stellen, welke niet zwaarder zijn dan hechtenis van ten hoogste drie manden of een geldboete van de tweede categorie.
Deze bepaling spreekt voor zich.