Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan hoogwaardig handhaven Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Beleidsplan hoogwaardig handhaven Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Het concept Hoogwaardig Handhaven geïllustreerd. Het wiel HH - Sociale Dienst BBS |
Datum inwerkingtreding bij benadering vastgesteld.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-03-2005 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 29-03-2005 Onbekend | Onbekend. |
Voor u ligt het beleidsplan Hoogwaardig Handhaven van de Sociale Dienst (SD) van de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest. In het beleidsplan wordt het beleid van de samenwerkende gemeenten inzake handhaving van de Wet Werk en Bijstand (Wwb) beschreven. Dit plan sluit aan op de in iedere gemeente vastgestelde Handhavingsverordening Wet Werk en Bijstand en vormt de basis voor het activiteitenplan dat in het kader van de stimuleringsregeling Hoogwaardig Handhaven [1]is opgesteld.
Per 1 januari 2004 is de nieuwe Wet werk & bijstand (Wwb) in Nederland van kracht geworden. Deze wet is de ‘opvolger’ van de Algemene Bijstandswet (Abw) en regelt het recht op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en verlening van bijstand aan burgers. De gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest zijn van plan om in de vierde kwartaal van 2004 de handhavingsverordening in te laten gaan en in de eerste kwartaal van 2005 dit beleidsplan.
De Wwb heeft ondermeer de volgende uitgangspunten:
Deze veronderstellingen van de Wwb leiden tot de volgende uitgangspunten voor het gemeentelijke beleid.
Een uitkering wordt verstrekt aan hen die daar ook daadwerkelijk recht op hebben en dat niet langer dan strikt noodzakelijk. De klant moet actief een baan zoeken. De eerste prioriteit is dus werk. Als het niet mogelijk blijkt direct een baan te vinden, dan komt (in principe tijdelijk) een uitkering in zicht. De tweede prioriteit is dus inkomen. Indien de klant een uitkering ontvangt waar hij recht op heeft, dan moet dit in principe zo kort mogelijk duren. Wanneer, om individuele redenen, het vinden van werk toch een moeilijke aangelegenheid blijkt en men dus langdurig op een uitkering aangewezen raakt, dan komt de zorgplicht voor de gemeente aan de orde. De derde prioriteit is zorg.
Deze uitgangspunten van de Sociale Dienst vragen om een integraal beleid op de gebieden activering /reïntegratie, inkomen, handhaving en zorg. Handhaving heeft een essentiële rol in de vraag hoe de gemeenten ervoor zorgen dat de uitkering terechtkomt bij diegene die daar recht op heeft. Mede om deze reden wordt er beleid op dit terrein ontwikkeld.
Na dit eerste inleidende hoofdstuk, wordt in hoofdstuk twee kort aandacht besteed aan de huidige situatie rond handhaving binnen de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de visie op handhaving die gestoeld is op het concept Hoogwaardige Handhaven en de basis is van het handhavingsbeleid. In hoofdstuk 3 gaat het om actuele aspecten rond handhaving in de drie gemeenten verkregen door een nulmeting.In het laatste hoofdstuk worden de gewenste effecten van het handhavingsbeleid, de te realiseren doelstellingen en de activiteiten waarmee deze gerealiseerd worden, beschreven.
In de sociale zekerheid staat handhaving voor alles wat te maken heeft met het nastreven van volledigheid en juistheid van uitvoering van wetgeving, met (het voorkomen van) fraude met uitkeringen en het nakomen van verplichtingen. Hiermee kan de solidariteit voor het verstrekken van uitkeringen aan mensen, die daar echt recht op hebben, behouden worden. Handhaving zorgt voor het draagvlak van de sociale zekerheid.
De Sociale Dienst BBS heeft een belangrijke maatschappelijke functie en verantwoordelijkheid in de uitvoering van de wettelijke sociale zekerheid die gefinancierd wordt uit collectieve publieke middelen. De gemeenten hechten grote waarde aan het afleggen van verantwoording over hun functioneren en de besteding van publieke middelen, mede gezien de invoering van de Wet Werk en Bijstand. Hieronder passeren de ambities op het terrein van handhaving de revue.
Minder bijstandsfraude: Vermindering van sociale zekerheidsfraude is de tweede ambitie. Hoewel niet objectief is vast te stellen hoe vaak er gefraudeerd wordt, is wel duidelijk dat voor de samenleving elke frauderende cliënt er een te veel is. Door misbruik wordt immers collectief geld ingezet ter verrijking van het individu. Bovendien frustreren fraudeurs de uitstroom uit de bijstand – en daarmee ook verlaging van de uitkeringslasten.
Maatschappelijk draagvlak: Als de samenleving het idee krijgt dat iedereen die dat wil (dus ook de fraudeur), gemakkelijk een uitkering kan krijgen, dan brokkelt het draagvlak voor sociale zekerheid snel af. Dat zou betekenen dat degenen die wél recht hebben op een uitkering, lijden onder de fraudeurs. Het is zaak deze omgekeerde wereld verre van ons te houden.
Om deze ambities waar te kunnen maken, hanteren de gemeenten het concept Hoogwaardig Handhaven als basis voor hun handhavingsbeleid.
2.2. Concept Hoogwaardig Handhaven
Hoogwaardig handhaven is een relatief nieuw begrip binnen de sociale zekerheid. Eind jaren negentig ontstond het beeld in de media en de politiek dat er in de bijstand veel werd gefraudeerd. Onderzoek en experimenten[2] hebben geleid tot de ontwikkeling van een concept Hoogwaardig Handhaven.
In het concept wordt het bereiken van spontane nalevingbereidheid bij klanten als doel van handhaving gesteld. Handhaving wordt in deze optiek geplaatst in een breed kader van preventieve en repressieve activiteiten die door de gemeente en andere handhavingpartners ingezet kunnen worden. De activiteiten zijn gekoppeld aan de vier visie-elementen die in het concept onderscheiden worden. Elk visie-element draagt op een eigen manier bij aan de realisatie van het gestelde doel. De vier visie-elementen zijn:
Optimalisering van de dienstverlening /dienstverlening op maat. Door het totale dienstverleningsconcept van de gemeente zo simpel en klantvriendelijk mogelijk in te richten, wordt bereikt dat klanten zich niet storen aan organisatorische of procedurele drempels. De kans op spontane naleving is groter;
Figuur 1: Het concept Hoogwaardig Handhaven geïllustreerd.
De vier elementen van de visie op handhaving krijgen in hun samenhang extra kracht. Door in de uitvoeringspraktijk preventieve en repressieve activiteiten evenwichtig te verbinden, wordt de handhaving naar een hoger niveau gebracht. Preventieve activiteiten versterken het draagvlak bij de burgers. Dit maakt het mogelijk om de repressieve elementen in te zetten. Voor dit draagvlak is de balans tussen preventie en repressie noodzakelijk.
In dit hoofdstuk gaan we in op enkele actuele onderwerpen rond handhaving binnen de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest.
Ter voorbereiding van de aanvraag voor de stimuleringsregeling Hoogwaardig Handhaven is een nulmeting binnen de gemeenten uitgevoerd. In deze nulmeting werd aandacht besteed aan verschillende aspecten van handhaving. Via de nulmeting is een redelijk compleet beeld ontstaan van de stand van zaken rond handhaving binnen de gemeenten.
Er is aandacht besteed aan de volgende aspecten van handhaving: visie, beleid, de organisatie van handhaving in werkprocessen en procedures, randvoorwaarden, kennis, vaardigheden en attitude van medewerkers en de aansturing. In deze paragraaf wordt een samenvatting van de uitkomsten van de nulmeting gegeven. Voor een gedetailleerde weergave van de uitkomsten wordt verwezen naar de ingediende subsidieaanvraag.
Handhaving is geen nieuw fenomeen voor de Sociale Dienst BBS. In het gemeentelijk beleidsplan inkomen is een paragraaf opgenomen over fraudebestrijding en het sanctioneren van klanten – essentiële onderdelen van handhaving. Naar eigen zeggen, is er ruimte om de visie op handhaving aan te scherpen – zowel op bestuurlijk, management- als medewerkersniveau.
Een eerste punt waarop die aanscherping plaats kan hebben is, het opnemen van concreet meetbare beleidsdoelen. Deze ontbreken in het huidige beleid. Dit maakt het evalueren en gericht sturen op handhavingsgebied haast onmogelijk: resultaatmeting zonder concrete doelstellingen en bijbehorende prestatie-indicatoren is lastig. Evaluatie van het handhavingsbeleid staat nog in de kinderschoenen.
Centraal in het concept Hoogwaardig Handhaven staan de principes signaal- en risicosturing. Aan signaalsturing wordt enigszins gedaan; mede dankzij het Inlichtingenbureau. Verder is het standaardprocedure om fraudesignalen te registreren. Het begrip risicosturing is relatief nieuw binnen de Sociale Dienst BBS. Er wordt momenteel niet expliciet gewerkt met risicoprofielen en het zodanig inrichten van de dienstverlening dat het risico op fraude dat een klant met zich meebrengt beperkt wordt.
Het idee van handhaving binnen de keten is in zekere mate al aanwezig binnen de SD. De SD BBS maakt gebruik van de diensten van de regionaal opererende Sociale Recherche (SR) die zich in Amersfoort bevindt. Er is wel ruimte voor verbetering in de samenwerking met de SR en de manier waarop signalen van en naar de SR teruggekoppeld worden. Handhaving in samenwerking met het CWI is daarentegen ten tijde van de nulmeting nauwelijks aan de orde. Ook op dit punt is verbetering mogelijk.
De medewerkers en management tolereren geen fraude. Uit de nulmeting blijkt dat de medewerkers qua attitude fraudealert zijn en dat zij over kennis en vaardigheden beschikken om fraudesignalen te detecteren. Dit is een goede startpositie voor effectief en kwalitatief handhaven. Tevens is fraudealertheid een belangrijke randvoorwaarde en moet daarom ‘onderhouden’ worden. Dit kan door medewerkers te trainen en coachen en bijvoorbeeld casebepreking te introduceren. Ten tijde van de nulmeting werd dit nog niet gedaan.
Het volgende plaatje laat het wiel uit de nulmeting van de Sociale Dienst zien.
Het bovenstaande wiel is een weergave van de resultaten uit de nulmeting.
Het valt op dat de spaken in het wiel niet allemaal op gelijke spanning waren. Voor een evenwichtig beleid en uitvoering zal dit wel het geval moeten zijn.
Met name in de inventariserende resultaatmeting en de daarop volgende evaluatieve momenten zijn minder ontwikkeld dan de overige aspecten. Het beleidsplan nu probeert daar verbetering in te brengen: structureel inventariseren van resultaten op benoemde meetpunten, en met die ervaring en kennis een nieuwe aanzet geven in de beleidscyclus.
Belangrijk is dus dat de spaken allemaal even strak gespannen staan. Hoe strak is sterk afhankelijk van de reeds bereikte resultaten en de eventueel te verwachten effecten van intensivering of loslaten van beleidsaspecten.
Uit controles en waarnemingen ontstaat tot op heden een beeld dat voldoende aan handhaving gewerkt wordt, getuige ook het initiatief om nu weer het bestaande beleid te gedeeltelijk te herzien en nieuw beleid te formuleren.
4. Doelstellingen en uitvoering
Het volledig implementeren van het concept Hoogwaardig Handhaven is een proces van enkele jaren. Uiteindelijk wensen de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest via haar beleid:
De risico’s die inherent zijn aan de uitvoering van de Wwb te beheersen.
In dit hoofdstuk gaan we in op de gewenste effecten voor de gemeenten, de te behalen doelstellingen en te ondernemen activiteiten.
Voor het visie-element ‘vroegtijdig informeren’ stellen de gemeenten de volgende doelen.
De klanten worden tijdig geïnformeerd over diverse aspecten van het hebben van een Wwb-uitkering.
De informatievoorziening richting klanten wordt verbeterd door de klant zowel tijdens de aanvraag als na toekenning van de uitkering voor te lichten over:
Bij elk contact met de klant - beginnend bij het dienstverleningsgesprek en voortgezet in de eventuele voortgangsgesprekken – wordt aandacht besteed aan het informeren van klanten. Ook wordt aan alle klanten een informatiemap uitgereikt waarin verschillende brochures en folders zijn opgenomen om de klant te informeren over aan de Wwb-gerelateerde onderwerpen.
Hoewel bij een groepsvoorlichting een efficiencyslag kan worden geboekt, en de organisatie op
eenvoudige wijze kan instaan voor een zeer duidelijke gestructureerde goede voorlichting is dat
om redenen van privacybescherming niet gewenst. In de steden is met dergelijke aanpak wel
ervaring opgedaan, maar voor de schaal van BBS lijkt dat te ver; de sociale controle die
dat met zich mee zou brengen wordt als onwenselijk ervaren.
Het uiteindelijke effect dat bereikt wordt, is dat klanten op de hoogte zijn van hun plicht
Een tweede beoogd effect is dat een preventieve werking uitgaat van de voorlichting van klanten zodat ze zich spontaan gedragen naar de verwachtingen van de gemeenten.
Teneinde vast te stellen of de genoemde doelstellingen en beoogde effecten bereikt worden, worden de volgende indicatoren gehanteerd:
Teneinde de hierboven genoemde doelen en effecten te realiseren, zetten de gemeenten in op het ontwikkelen van een communicatieplan waarin de gestructureerde communicatie over handhaving aan zowel interne als externe partijen aan de orde komt. Tevens wordt een informatiemap die bij elk dienstverleningsgesprek met nieuwe klanten wordt uitgereikt, vormgegeven. Verder wordt het huidige klanttevredenheidsonderzoek aangepast zodat de effectiviteit van het communicatie- en informatiebeleid onder klanten gemeten kan worden.
Uit het ingediende activiteitenplan van de BBS-gemeenten, gaat het om de activiteiten:
4.2. Optimaliseren dienstverlening
Voor het visie-element ‘optimaliseren dienstverlening’ stellen de gemeenten de volgende doelen.
Streven naar een adequate dienstverlening aan klanten die voor zowel de klanten als de uitvoerende organisatie acceptabel is. Hierbij wordt gestreefd naar een zo compleet mogelijke dienstverlening met een acceptabel kostenplaatje.
Tegen zo min mogelijke inspanning van zowel de klant als de uitvoerende organisatie
De uiteindelijke effecten die beoogd worden, zijn dat:
Teneinde vast te stellen of de genoemde doelstellingen en beoogde effecten bereikt worden, worden de volgende indicatoren gehanteerd:
Teneinde de hierboven genoemde doelen en effecten te realiseren, zetten de gemeenten in op het vergroten van de fraudealertheid en verbreden van de vaardigheden van medewerkers. Hiertoe wordt een training fraudealertheid en documentfraude aangeboden. Verder worden als onderdeel van de nieuwe controlesystematiek van de gemeente mutatieformulieren geïmplementeerd. Achterliggende gedachte bij het gebruiken van deze formulieren is de klant verantwoordelijk maken voor het up-to-date houden van de gegevens op basis waarvan zijn uitkering verstrekt wordt. Dit wordt hem zo makkelijk mogelijk gemaakt omdat:
Verder wordt via het twee-jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek gepolst in hoeverre deze doelen gerealiseerd worden. Hiertoe wordt het tevredenheid-onderzoekformulier eerst aangepast en vervolgens uitgezet onder een representatieve groep klanten.
Uit het ingediende activiteitenplan van de BBS-gemeenten, gaat het om de activiteiten:
Activiteit 7: Invoering status/mutatieformulieren;
4.3. Vroegtijdige detectie en afhandeling
Voor het visie-element ‘vroegtijdige detectie en afhandeling’ stellen de gemeenten de volgende doelen.
In een zo vroeg mogelijk stadium:
en het treffen van passende maatregelen conform de afstemmingsverordening van de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest.
Het verhogen van het aantal door de volgende betrokkenen geconstateerde signalen die op fraude danwel niet-nakoming van de verplichtingen duiden:
Het tijdig en volledig aanleveren van informatie aan de handhavingverantwoordelijke zodat verificatie van fraude en /of niet-nakoming van verplichtingen conform het controleplan plaats kan vinden.
Het uiteindelijke effect dat beoogd wordt, is dat de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest klantenbestanden hebben met alleen rechthebbenden.
Teneinde vast te stellen of de genoemde doelstellingen en beoogde effecten bereikt worden, worden de volgende indicatoren gehanteerd:
Teneinde de hierboven genoemde doelen en effecten te realiseren, zetten de gemeenten in op het ontwikkelen, uitvoeren en monitoren van een effectieve en efficiënte controlesystematiek waarin de concepten signaalsturing en risicosturing centraal staan en omschreven worden in het gemeentelijke controleplan. Het controleplan wordt verankerd in de werkprocessen van de SD en het werkproces klantmanagement van de afzonderlijke BBS-gemeenten. Er wordt geïnvesteerd in de fraudealertheid van medewerkers en in een fraudesignaal-registratiesysteem zodat medewerkers in staat zijn om zoveel mogelijk fraude op een zo vroeg mogelijk tijdstip te detecteren.
Uit het ingediende activiteitenplan van de BBS-gemeenten, gaat het om de activiteiten:
Activiteit 7: invoeren status- /mutatieformulieren;
Activiteit 8: opzetten signaal- en risicosturing;
Activiteit 9: op maat maken van fraudekompas & oranje protocollen;
4.4. Daadwerkelijk sanctioneren
Voor het visie-element ‘daadwerkelijk sanctioneren’ stellen de gemeenten de volgende doelen.
Het enerzijds feitelijk sanctioneren en het anderzijds daadwerkelijk innen van de vordering die er ontstaat door het onterecht gebruiken van de uitkering en /of het niet nakomen van verplichtingen door de klant.
Zodra uitkeringsfraude of niet-nakoming van verplichtingen wordt geconstateerd, vindt er terugvordering van het gefraudeerde bedrag conform de gemeentelijke beleidsregels plaats.
De sancties /maatregelen uit de gemeentelijke afstemmingsverordening worden opgelegd bij klanten die zich schuldig maken aan maatregelenwaardig gedrag dat hierin genoemd staat.
Het uiteindelijke effect dat beoogd wordt, is de gedragscorrectie bij klanten bij wie fraude geconstateerd is als gevolg van het niet nakomen van verplichtingen. Een tweede effect is de preventieve werking die zich uit in klanten die niet frauderen. Tot slot wordt gestreefd naar een situatie waarin klanten zich bewust zijn van het feit dat de gemeente misbruik van de uitkering vergeldt.
Teneinde vast te stellen of de genoemde doelstellingen en beoogde effecten bereikt worden, worden de volgende indicatoren gehanteerd:
Teneinde de hierboven genoemde doelen te realiseren, zetten de gemeenten in op het lik-op-stuk uitvoeren van hun maatregelen-, handhavings- en debiteurenbeleid.
Op 27 januari 2003. heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn handtekening gezet onder de ‘Tijdelijke stimuleringsregeling Hoogwaardige Handhaving’. Via deze regeling konden gemeentelijke Sociale Diensten een subsidie van maximaal €75.000 krijgen voor het verbeteren van handhaving. In het kader van deze stimuleringsregeling hebben de gemeenten een subsidie toegekend gekregen.
Gedoeld wordt op de LAT- (Leeuwarden, Apeldoorn en Tilburg) en KIP-projecten (Kennisbank ImplementatieProject).
In de beschikking wordt duidelijk vermeld dat de aanvrager een toelichting op een afwijzend besluit kan vragen aan de behandelende consulent. De aanvrager dient telefonisch contact op te nemen met de SD.