Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunschoten

Beleid bijzondere bijstand gemeente Bunschoten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid bijzondere bijstand gemeente Bunschoten
CiteertitelBeleid bijzondere bijstand gemeente Bunschoten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-06-2015nieuwe regeling

07-11-2006

-

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid bijzondere bijstand gemeente Bunschoten

 

 

1. Inleiding

1.1 Status van de beleidsregels

De navolgende beleidsregels bevatten de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid voor het recht op en de vorm van de verlening van individuele bijzondere bijstand op grond van de WWB. De gemeente is bij de beoordeling van aanvragen om individuele bijzondere bijstand gebonden aan het in deze beleidsregels geformuleerde beleid. Beleidsregels kunnen bijdragen aan de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en mede van belang zijn voor de doelmatigheid van de uitvoering. Voor de inwoners van de gemeente betekent de vastlegging van het beleid, dat ze weten waar ze aan toe zijn, een grotere rechtszekerheid derhalve. Immers, de beleidsregels bevatten een vaste gedragslijn, die de gemeente hanteert bij de afweging van belangen, het vaststellen van feiten, kortom bij de voorbereiding van en bij de besluitvorming.

Bedacht moet worden dat bij de verlening van bijzondere bijstand de individuele bijzondere omstandigheden van de aanvrager steeds de belangrijkste rol spelen. Concreet aangeven onder welke omstandigheden een ieder recht heeft op bijzondere bijstand is dan ook niet mogelijk.

In deze beleidsregels wordt het kader aangegeven, waarbinnen keuzes gemaakt kunnen worden voor de verlening van bijzondere bijstand. Bij die verlening van bijzondere bijstand hanteert de gemeente het uitgangspunt dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld.

Potentiële gerechtigden tot bijzondere bijstand dienen de mogelijkheid te hebben kennis te nemen van deze beleidsregels. De beleidsregels worden derhalve vastgelegd en openbaar gemaakt.

Vervolgens mag de gemeente ter motivering van een besluit gebruik maken van verwijzing naar deze beleidsregels. De gemeente dient te allen tijde volgens de eigen beleidsregels te handelen, tenzij dit zou leiden tot onevenredig nadeel voor de gerechtigde tot bijzondere bijstand.

1.2 Datum van inwerkingtreding van de beleidsregels

De ingangsdatum van het beleid overeenkomstig deze beleidsregels is vastgesteld op 1 januari 2007. Dit houdt onder andere in dat het moet gaan om bijzondere kosten die na 31 december 2006 gemaakt zijn.

Voor al toegekende periodieke bijzondere bijstand voor bijzondere kosten die na 1 januari 2007 nog doorlopen blijft de afgegeven beschikking van kracht, tenzij deze beleidsregels voor de gerechtigde een gunstiger uitkomst hebben.

1.3 Voorliggende voorzieningen

Bij de verlening van bijzondere bijstand moet rekening gehouden worden met artikel 15 van de WWB. In dit artikel is vastgelegd dat er geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die -gezien haar aard en doel- voor de belanghebbende toereikend en passend wordt geacht. Er bestaat evenmin recht op bijstand voor kosten die in een voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.

Voor de verlening van bijzondere bijstand wordt als een voorliggende voorziening aangemerkt elke voorziening, waarop een beroep kan worden gedaan ter verwerving van inkomsten of ter bekostiging van bepaalde uitgaven.

Of een bepaalde voorziening als toereikend en passend moet worden beoordeeld, is overigens niet alleen afhankelijk van de omstandigheden en mogelijkheden in het individuele geval, maar wordt mede bepaald door hetgeen naar algemeen maatschappelijk inzicht als aanvaardbaar wordt beschouwd.

Had iemand zich in redelijkheid tegen bepaalde kosten kunnen verzekeren, maar heeft hij dat niet gedaan, dan wordt hiermee rekening gehouden bij de eventuele verlening van bijzondere bijstand.

2. Bijzondere bijstand

2.1 Algemene bijstand tegenover bijzondere bijstand

Artikel 5 van de WWB in combinatie met artikel 35 van de WWB geeft het onderscheid aan tussen algemene bijstand en bijzondere bijstand.

Algemene bijstand is de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, ofwel de kosten van het dagelijks levensonderhoud zoals voeding kleding, huisvesting, energie e.d..

Bijzondere bijstand is de bijstand die wordt verstrekt indien bijzondere omstandigheden in een individueel geval leiden tot hogere noodzakelijke kosten van het bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de aanschaf van een bril of andere hulpmiddelen die niet iedereen behoeft te maken, maar ook aan kosten van kleding of voeding, die in een individueel geval bijvoorbeeld om medische redenen noodzakelijk zijn en als extra kosten kunnen worden aangemerkt.

Het recht op bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 van de WWB.

Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor noodzakelijke kosten, die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en die niet uit de van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen worden voldaan.

Duidelijk mag zijn dat steeds de omstandigheden van de inwoner(s) en de noodzakelijkheid van de kosten een belangrijke rol spelen bij de toekenning, maar ook het betoonde besef van verantwoordelijkheid .

2.2 Uitbreiding begrip bijzondere bijstand

Behalve de kosten die door de algemene omschrijving behoren tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan zijn er daarnaast kosten, die op grond van de WWB onder het begrip bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan blijven vallen.

Het gaat dan met name om bijzondere bijstand ter voorziening in de kosten van:

  • -

    een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen;

  • -

    wonen voor degenen die niet of nog niet in aanmerking komen voor huurtoeslag van de belastingdienst;

  • -

    de terugval in inkomen na het wijzigen van de alleenstaande ouder norm in een alleenstaanden norm, omdat het laatste inwonende ten laste komende kind niet meer ten laste van de gerechtigde komt;

  • -

    aanvullende bijstand voor gerechtigden die nog geen 21 jaar zijn.

3. Aanvraag bijzondere bijstand, drempelbedrag en draagkracht

3.1 Aanvraag

Algemeen

Voor het aanvragen van bijzondere bijstand is artikel 40 WWB van toepassing. Uitgangspunt is dat de bijstand schriftelijk wordt aangevraagd.

Voor zover een inwoner een bijstandsuitkering van de gemeente ontvangt kan deze gebruik maken van een verkort aanvraagformulier. De overige inwoners moeten een meer uitgebreid aanvraagformulier indienen en een inlichtingenformulier invullen. Beide groepen zijn verplicht bij de aanvraag de nodige bewijsstukken (rekeningen e.d.) in te leveren. In het geval de aanvraag wordt ingediend door gehuwden / samenwonenden geldt het uitgangspunt dat de aanvraag door beiden wordt ondertekend, zoals ook de beschikking aan beiden wordt gericht.

Tijdstip indienen aanvraag

Bijzondere bijstand dient in beginsel te worden aangevraagd, voordat de kosten worden gemaakt. In het algemeen wordt er aan de toekenning van bijzondere bijstand geen terugwerkende kracht verleend behoudens bijzondere omstandigheden.

Rekening houdend met dit algemene -in de rechtspraak bij herhaling bevestigde- beginsel hanteert de gemeente de volgende spelregels:

  • -

    voor bijzondere kosten van meer dan € 100,00 moet de aanvraag om bijzondere bijstand worden ingediend voordat deze kosten worden gemaakt;

  • -

    voor bijzondere kosten die per kostenpost minder dan € 100,00 bedragen maar tezamen meer bedragen dan € 100,00 moet de aanvraag om bijzondere bijstand worden ingediend binnen twaalf maanden nadat de oudste kosten zijn gemaakt en het totaal van de kosten meer dan € 100,00 is gaan bedragen;

  • -

    voor bijzondere kosten die in een periode van twaalf maanden nog steeds minder dan € 100,00 bedragen moet de aanvraag worden ingediend binnen één maand na afloop van die periode.

Deze spelregels dienen er toe om te voorkomen, dat het proces van behandeling, toekenning en betaling van de bijzondere bijstand voor een gering bedrag steeds direct na aanvraag moet worden opgestart. De afhandelingskosten staan dan niet in verhouding met de hoogte van de toe te kennen bijzondere bijstand. Afwijking van de spelregels genoemd onder het tweede en derde gedachtestreepje in de zin dat de aanvraag eerder wordt ingediend is mogelijk voor zover de uitkeringsgerechtigde daar nadrukkelijk om verzoekt.

Te laat ingediende aanvraag

Indien een aanvraag te laat wordt ingediend, heeft de gerechtigde in beginsel geen recht meer op bijzondere bijstand.

Of er bij een te laat ingediende aanvraag toch bijzondere bijstand wordt verleend is afhankelijk van de individuele omstandigheden. Te denken valt dan aan het tijdsverloop, de reden voor de te late indiening, de verwijtbaarheid, is de noodzaak nog vast te stellen en dergelijke vragen.

3.2 Drempelbedrag

Artikel 35, lid 2, van de WWB bepaalt dat de gemeente een drempelbedrag van € 115,00 kan hanteren.

De gemeente is evenwel van oordeel, dat een minimuminkomen geen ruimte geeft om zelf een deel van de bijzondere kosten te betalen. Ook een bedrag van € 115,00 is voor een gerechtigde tot bijzondere bijstand een aanzienlijk bedrag. Bovendien geldt dat de gemeente niet de enige instantie is die een eigen bijdrage vraagt.

3.3 Draagkracht

Algemeen

Op grond van artikel 35 van de WWB heeft de gemeente in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid bij de vaststelling van de draagkracht van de inwoner, die bijzondere bijstand aanvraagt.

Bij verlening van bijzondere bijstand moet derhalve gekeken worden naar de financiële positie van de aanvrager(s). Hoe ruimer deze positie is des te meer mogelijkheden zijn er voor de aanvrager(s) om zelf te voorzien in de noodzakelijke uitgaven voor bijzondere kosten.

Bij de beoordeling van die financiële positie speelt in het algemeen zowel het vermogen als het inkomen een rol.

3.3.1 Draagkracht uit vermogen

Algemeen

Voor het vaststellen van het vermogen geldt artikel 34 WWB. Draagkracht uit vermogen is dat gedeelte van het vermogen van de aanvrager dat aangewend moet worden voor de betaling van zich voordoende bijzondere kosten.

Hoewel de gemeente volledig vrij is om ieder vermogen aan te merken als draagkracht voor de betaling van bijzondere kosten, is het meer verantwoord om aan te sluiten bij de vrijlating van vermogen zoals geregeld in artikel 34, lid 3, WWB. Daarin wordt een algemene vermogensvrijlating geregeld van € 10.490 voor gehuwden / samenwonenden en voor alleenstaande ouders en van € 5.245,00 voor alleenstaanden. Laatstgenoemde bedragen zijn de bedragen zoals deze gelden met ingang van 1 januari 2007.

Indien het vermogen onder die vermogensgrens blijft, hoeft niet uit het vermogen te worden bijgedragen voor bijzondere kosten. Op dit uitgangspunt wordt één uitzondering gemaakt en dat betreft de verstrekking van bijzondere bijstand voor de kosten van overbrugging (zie paragraaf 4.1.5).

Bedraagt het vermogen meer dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, dan moet het meerdere volledig aangewend worden voor bijzondere kosten. Het vermogen boven de vrij te laten grens wordt derhalve volledig aangemerkt als draagkracht

Bij een aanvraag om individuele bijzondere bijstand door een inwoner die eigenaar is van een door hemzelf of haarzelf of zijn / haar gezin bewoonde woning geldt bovendien:

  • -

    het bepaalde in artikel 34, lid 2, sub d, WWB inzake het buiten beschouwing te laten vermogen van € 44.300,00;

  • -

    dat het in de eigen woning gebonden vermogen wordt berekend met toepassing van de WOZ-waarde van die woning

  • -

    dat individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek, indien de kosten € 2.000,00 of meer bedragen per jaar voor zover er sprake is van een toereikende overwaarde;

  • -

    dat individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt overeenkomstig de regels opgenomen in deze beleidsnota voor zover de kosten minder dan € 2.000,00 per jaar bedragen.

Vermogen gereserveerd voor uitvaartkosten

Heeft een aanvrager van bijzondere bijstand voor de kosten van zijn uitvaart een bedrag gereserveerd en komt de aanvrager met die reservering boven de in zijn situatie maximaal vrij te laten grens van het vermogen, dan wordt tot maximaal € 2.500 per persoon als vermogen buiten beschouwing gelaten. Wel moet er dan duidelijk sprake zijn van een bedrag dat op een speciale rekening is vastgezet.

Voor zover de aanvrager evenwel een uitvaartverzekering (al dan niet in natura) heeft afgesloten, waaruit de kosten van de uitvaart grotendeels of geheel bekostigd kunnen worden, is deze extra vrijlating van vermogen niet van toepassing.

3.3.2 Draagkracht uit inkomen

Algemeen

Indien een aanvrager de beschikking heeft over een netto inkomen dat meer bedraagt dan de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm, kan het deel van het inkomen boven de bijstandsnorm, de zogenaamde draagkracht, geheel of gedeeltelijk worden aangewend voor eventuele bijzondere kosten. Bij de bepaling van de van toepassing zijnde bijstandsnorm zijn de artikelen 19 tot en met 30 van de WWB, alsmede de gemeentelijke Verordening toeslagen en verlagingen van toepassing.

Bij het in aanmerking nemen van het inkomen boven bijstandsniveau moet bedacht worden, dat bij meerdere regelingen dit deel van het inkomen een rol speelt. Te denken valt onder meer aan de huurtoeslag, de zorgtoeslag, de kinderopvang, de Wet op de rechtsbijstand, kwijtschelding van zowel rijksbelastingen als gemeentelijke belastingen, de eigen bijdragen op grond van de WMO (bijvoorbeeld voor thuiszorg e.d.

Wil men recht doen aan de uitgangspunten van de WWB met name aan het sociale gezicht van dit sluitstuk van de sociale zekerheid, dan verdient het aanbeveling een deel van het inkomen boven de bijstandsnorm niet (gedeeltelijk) in aanmerking te nemen als draagkracht.

Voor de vaststelling van de hoogte van het deel van het inkomen boven de bijstandsnorm, waarbij geen draagkracht aanwezig wordt geacht, wordt gekozen voor een percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en wel 15%.

Bedraagt het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm meer dan deze grens, dan wordt 25% van dat inkomen als draagkracht in aanmerking genomen.

Overigens zij nog vermeld dat het buiten beschouwing laten van een deel van een aanvullende particuliere oudedagsvoorziening voor aanvragers van 65 jaar of ouder op grond van artikel 33, lid 5, WWB eveneens geldt voor de bijzondere bijstand. Met deze vrijlating per maand van € 17,35 voor alleenstaanden en € 34,70 voor anderen dan alleenstaanden wordt het bedrag van de door belanghebbende maandelijks ontvangen particuliere oudedagsvoorziening verminderd voor de berekening van de draagkracht.

3.3.3 Draagkrachtperiode

Algemeen

De draagkracht wordt steeds vastgesteld voor een periode van een jaar. De draagkrachtperiode begint in beginsel op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand wordt toegekend. De draagkrachtperiode gaat eerder in voor zover de bijzondere bijstand met terugwerkende kracht wordt toegekend en wel met ingang van de eerste van de maand waarin de oudste kosten gemaakt zijn die nog voor bijzondere bijstand in aanmerking komen.

Vastgestelde draagkracht uit vermogen en inkomen moet volledig worden aangewend voor de betaling van bijzondere kosten. Voor zover de bijzondere kosten meer bedragen dan de vastgestelde draagkracht komen deze kosten in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Afwijkende draagkrachtperiode

In het algemeen wordt de draagkracht vastgesteld over een periode van een jaar. Er kan evenwel gekozen worden voor een afwijkende periode, bijvoorbeeld als de periode waarop de kosten betrekking hebben daartoe aanleiding geeft.

Afwijking van de gebruikelijke vaststelling van de draagkracht over een periode van een jaar moet vanzelfsprekend gedegen worden gemotiveerd.

Afwijkend percentage van de draagkracht

Voor sommige bijzondere kosten geldt dat 100% van het draagkrachtig inkomen in mindering moet worden gebracht op de bijzondere kosten alvorens er sprake kan zijn van bijzondere bijstand voor die kosten.

Dat betreft bijzondere bijstand voor:

  • -

    de kosten van wonen;

  • -

    verwervingskosten in verband met arbeid (zoals reiskosten);

  • -

    de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan van jeugdigen van 18 tot 21 jaar, indien de van toepassing zijnde bijstandsnorm onvoldoende is;

  • -

    de kosten van kinderopvang;

  • -

    de kosten van belastingen zowel rijksbelastingen als gemeentelijke;

  • -

    de kosten van bewindvoering.

Het voor de hiervoor genoemde kosten in aanmerking genomen draagkrachtig inkomen wordt vanzelfsprekend in dezelfde draagkrachtperiode niet nog eens als draagkracht aangemerkt voor andere bijzondere kosten.

4. Individuele bijzondere bijstand

Algemeen

Binnen de WWB speelt het individualiseringsbeginsel vastgelegd in artikel 18 een belangrijke rol. Bijzondere bijstand kan toegekend worden als bijzondere omstandigheden in een individueel geval leiden tot extra kosten van het bestaan, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.

Een tweede beginsel van de WWB is de zogenaamde sluitpostfunctie. Om aan dit beginsel recht te doen moet steeds worden uitgegaan van de goedkoopst acceptabele oplossing. Om te voorkomen dat daardoor bij iedere aanvraag onderzoek moet worden gedaan naar de goedkoopste oplossing, is besloten voor de kosten van individuele artikelen te werken met de prijzenlijst van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD). Deze prijzenlijst wordt jaarlijks vastgesteld door het NIBUD. Bijkomende voordelen van normering zijn een betere bewaking van de met de bijzondere bijstand gemoeide kosten, rechtsgelijkheid en afstemming op vergelijkbare voorzieningen.

Hantering van deze prijzenlijst wil evenwel niet zeggen dat deze prijzen altijd gevolgd moeten worden. Mits voldoende gemotiveerd is afwijking zowel naar boven als naar beneden mogelijk.

In het vervolg van dit hoofdstuk worden een aantal kostensoorten opgesomd, waarvoor onder omstandigheden bijzondere bijstand kan worden verleend. Vermelding van een kostensoort wil overigens niet zeggen dat deze kosten altijd als bijzonder aangemerkt kunnen worden. Eerst moet aan de hand van de individuele omstandigheden bepaald worden dat het om bijzondere kosten gaat en pas daarna komt de richtprijs in beeld.

4.1 Algemene kosten van het bestaan

In een aantal situaties zijn de in de WWB vastgelegde bijstandsnormen onvoldoende om in de algemene kosten van het bestaan te voorzien. Wanneer voor deze algemene bestaanskosten extra bijstand moet worden verleend boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, vindt die verlening van bijstand plaats in de vorm van bijzondere bijstand om niet.

4.1.1 Aanvragers van 18 tot en met 20 jaar

Een aanvrager, die 18, 19 of 20 jaar oud is, heeft slechts recht op bijzondere bijstand voor zover zijn noodzakelijke kosten van het bestaan meer bedragen dan de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat de inkomsten van de ouders daartoe niet toereikend zijn of de aanvrager redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

Van laatstgenoemde situatie is in ieder geval sprake, indien:

  • -

    beide ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;

  • -

    de aanvrager op grond van een officiële maatregel uit huis is geplaatst;

  • -

    de aanvrager voorafgaand aan de bijstandsaanvraag al meer dan een jaar zelfstandig woonde;

  • -

    het op individuele gronden niet verantwoord is dat de aanvrager bij zijn ouders woont;

De bijzondere bijstand om niet bedraagt per maand maximaal:

  • -

    voor een alleenstaande: het verschil tussen de bijstandsnorm voor een 21-jarige alleenstaande en de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • -

    voor een alleenstaande ouder: het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder van 21 tot 65 jaar (in vergelijkbare omstandigheden) en de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • -

    voor een echtpaar / samenwonenden: het verschil tussen de norm voor een echtpaar van 21 tot 65 jaar (in vergelijkbare omstandigheden) en de voor de aanvrager van toepassing zijnde bijstandsnorm.

De verleende bijzondere bijstand wordt voor zover mogelijk verhaald worden op de ouder(s) op grond van artikel 93, sub c, Abw (zie ook artikel 13 van de Invoeringswet WWB).

4.1.2 Aanvragers van 18 tot en met 20 jaar in een inrichting

Geen recht op algemene bijstand heeft degene van 18, 19 of 20 jaar, die in een inrichting verblijft (artikel 13 WWB). De bijstand die onder omstandigheden aan een 18- tot en met 20-jarige, die in een inrichting verblijft, moet worden verleend wordt geheel als bijzondere bijstand om niet toegekend.

De hoogte van de te verlenen bijstand hangt af van de persoonlijke omstandigheden en bedraagt maximaal de norm voor een alleenstaande van 21 jaar zoals genoemd in artikel 21 WWB.

De bijzondere bijstand wordt alleen verleend, indien redelijkerwijs geen beroep kan worden gedaan op de ouder(s). Waar mogelijk wordt de bijstand verhaald op de ouder(s).

4.1.3 Alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder in een inrichting

Artikel 23 WWB voorziet in de bijstandsnorm bij verblijf in een inrichting van een alleenstaande ouder tezamen met het kind. In dergelijke gevallen zijn de kosten die de belanghebbende voor het kind moet maken meestal zodanig dat de kinderbijslag daartoe een toereikende vergoeding biedt. Derhalve kan worden volstaan met het normbedrag van een alleenstaande.

Voor de gevallen dat hogere kosten dienen te worden gemaakt, is er aanleiding de bijstand daarop af te stemmen door aanvulling met bijzondere bijstand.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het wel moet gaan om een tijdelijke opname. Bij een langdurige opname komt namelijk artikel 40 WWB in beeld en zal beoordeeld moeten worden wat de feitelijke verblijfgemeente van belanghebbende is.

4.1.4 Voormalig alleenstaande ouder

Bij de verlening van algemene bijstand aan alleenstaande ouders ontstaat er vrijwel altijd een knelpunt door de terugval in inkomen, zodra het laatste in de bijstand begrepen kind 18 jaar wordt. Voor die alleenstaande ouder geldt dan niet langer het normbedrag van een alleenstaande ouder, maar dat van een alleenstaande, derhalve een verlaging van € 247,37 per maand. Daarnaast komt het recht op kinderbijslag te vervallen ten bedrage van € 89,00 per maand. De verlaging van het inkomen als gevolg van de normwijziging bedraagt derhalve in totaal per maand € 336,37 situatie per 1-1-2007).

In een aantal gevallen staat tegenover het verlies aan inkomsten van de alleenstaande ouder inkomsten van het desbetreffende thuiswonende studerende kind in de vorm van studiefinanciering of een tegemoetkoming in de studiekosten eventueel aangevuld met arbeidsinkomsten.

Zo lang de inkomsten van het desbetreffende studerende kind gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 336,37 is er in totaliteit bezien geen sprake van een terugval in inkomen in het gezin.

Bedragen de inkomsten van het desbetreffende thuiswonende studerende kind minder dan € 336,37 per maand, dan is er aanleiding het verschil tussen € 336,37 en de inkomsten van het desbetreffende thuiswonende studerende kind met bijzondere bijstand te compenseren.

Indien het thuiswonende studerende kind een studie volgt waarvoor uitsluitend recht bestaat op een bijdrage op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) wordt rekening gehouden met de basistoelage van € 98,51 per maand (situatie per 1-1-2007).

Voor een thuiswonend studerend kind dat een bijdrage ontvangt op grond van de Wet op de studie-financiering (WSF) wordt rekening gehouden met de toelage voor levensonderhoud van € 294,50 (situatie per 1-1-2007).

Voor beide studerenden geldt dat eventuele andere inkomsten (ook inkomsten waarover de studerende redelijkerwijs kan beschikken) volledig op de bijzondere bijstand in mindering worden gebracht. Dat kunnen onder andere zijn inkomsten uit arbeid.

Voor zover er nog een andere ouder aanwezig is dient bovendien rekening te worden gehouden met de bestaande alimentatieverplichting van die ouder voor de studerende. Die alimentatieverplichting moet dan zijn vastgelegd in een convenant of een rechterlijke uitspraak (voorlopige voorziening, echtscheidingsvonnis etc.). De opgelegde alimentatie wordt in mindering gebracht op de bijzondere bijstand ook al wordt er geen alimentatie ontvangen. Het studerende kind wordt in het geval de andere ouder de alimentatie niet voldoet geacht de uitspraak in rechte te effectueren, tenzij in redelijkheid invordering niet mogelijk is.

De periodieke bijzondere bijstand wordt verleend zolang aan de voorwaarden wordt voldaan, maar uiterlijk tot het bereiken van de 21-jarige leeftijd door de studerende.

Om de inkomsten van de studerende te kunnen weten, moet aan de bijstandsgerechtigde ouder de verplichting worden opgelegd deze inkomsten maandelijks te vermelden op het door de ouder in te leveren rechtmatigheidsonderzoeksformulier.

4.1.5 Kosten van overbrugging tot de uitbetaling van de bijstand

4.1.5.1 Algemeen

De uitbetaling van de bijstand vindt maandelijks achteraf plaats. Bij aanvragers die voor het eerst bijstand op grond van de WWB gaan ontvangen kan zich de situatie voordoen, dat zij tot de uitbetaling van de uitkering niet de beschikking hebben over middelen om in de algemene kosten van het bestaan te voorzien tot de eerste uitbetaling van de uitkering.

Bij het financieel overbruggen van de eerste maand van de uitkering kan er sprake zijn van een onvoorzienbare of van een voorzienbare situatie. Bij het al dan niet toekennen van een uitkering ter overbrugging is dit onderscheid van belang. Eventuele kosten worden slechts geacht bijzondere kosten te zijn indien en voor zover deze kosten de eigen middelen te boven gaan. Dat betekent dat er geen rekening wordt gehouden met een vrij te laten bescheiden vermogen.

4.1.5.2 Onvoorzienbare situaties

Dit betreft situaties waarin men plotseling niet meer over middelen beschikt, bijvoorbeeld bij een plotselinge verlating door een partner zonder achterlating van middelen. Onvoorzienbaar is ook de situatie van asielzoekers, die bijstand gaan ontvangen na het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd en zich in de gemeente vestigen.

Indien de situatie onvoorzien is en er derhalve geen mogelijkheid is geweest voor reservering en er evenmin middelen aanwezig zijn, wordt ter overbrugging naar de eerste uitbetaling van de reguliere uitkering bijzondere bijstand verstrekt. Er mag dus geen sprake zijn van middelen zoals van positief saldo op de (spaar)bankrekeningen. Zijn er middelen aanwezig, dan worden deze in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. Indien de aanwezige middelen hoger zijn dan de te verlenen overbruggingsuitkering, bestaat er geen recht op een overbruggingsuitkering.

De overbruggingsuitkering bedraagt 100% van de voor de aanvrager(s) van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief gemeentelijke toeslag maar exclusief vakantietoeslag.

De overbruggingsuitkering in de vorm van bijzondere bijstand wordt om niet verleend.

Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de overbruggingsuitkering naar beneden worden bijgesteld, bijvoorbeeld als de voormalige echtgenoot de woonlasten nog voldoet.

4.1.5.3 Voorzienbare situatie

In het geval de noodzaak tot de verlening van de overbruggingsuitkering het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan wordt de overbruggingsuitkering in de vorm van een lening verstrekt. Te denken valt dan aan situaties van overgang van een uitkering (WW, WSF) naar bijstand in het geval de datum van uitbetaling niet aansluit.

Ook als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de aanvrager op korte termijn over voldoende inkomsten zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, wordt de bijzondere bijstand in de vorm van een lening toegekend.

4.1.6 Kosten van rechtsbijstand

Als er gebruik moet worden gemaakt van de diensten van een advocaat, moet daarvoor een eigen bijdrage worden betaald ingevolge de Wet op de rechtsbijstand. Soms moeten er ook nog andere kosten betaald worden, zoals griffierechten en bureaukosten van de advocaat.

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak vastgesteld dat de gemeente de noodzakelijkheid van het voeren van de procedure niet mag beoordelen, omdat de noodzaak al is beoordeeld op grond van de Wet op de rechtsbijstand. Als er derhalve sprake is van op grond van de Wet op de rechtsbijstand gefinancierde rechtskundige bijstand, worden de te betalen eigen bijdrage en de overige kosten aangemerkt als bijzondere kosten, waarvoor bijzondere bijstand om niet kan worden verleend.

Indien een proces wordt verloren, komt het voor dat de rechter de verliezende partij verplicht tot betaling van (een deel van) de proceskosten. Deze kosten kunnen alleen als bijzonder worden aangemerkt, wanneer door de gemeente het voeren van een procedure als verplichting is opgelegd, dan wel als wenselijk werd gezien. Indien dit niet het geval is, worden deze kosten niet als bijzonder aangemerkt. Dat geldt evenzeer voor deurwaarderskosten die voorkomen hadden kunnen worden.

4.2 Kosten van wonen

4.2.1 Woonkosten

In de WWB worden de kosten van wonen (de kale huur bij een huurwoning en bij een eigen woning de hypotheek en de lasten) gezien als kosten waarvoor de gemeente bijzondere bijstand kan verstrekken. Overigens geldt daarbij dat het draagkrachtig inkomen voor 100% op de bijzondere bijstand in mindering wordt gebracht.

Met de invoering van de huurtoeslag per 1 januari 2006 (uitvoering door de belastingdienst) is niet meer het inkomen van het peiljaar van belang, maar het inkomen van het jaar waarover een inwoner huurtoeslag aanvraagt.

Voor de bijzondere bijstand zijn er twee situaties van belang.

De woonkosten bedragen meer dan de huurgrens voor de huurtoeslag

In het algemeen wordt geen huurtoeslag toegekend indien de huur van een huurwoning meer bedraagt dan de voor de huurtoeslag gestelde grenzen. Per 1 januari 2006 bedragen de huurgrenzen voor aanvragers vanaf de leeftijd van 23 jaar € 615,01 per maand en voor aanvragers van 18 tot en met 22 jaar € 339,08 per maand. Deze bedragen worden jaarlijks per 1 januari aangepast.

Als geen aanspraak bestaat op huurtoeslag, omdat de woonkosten hoger zijn dan de huurgrenzen voor de huurtoeslag kan bijzondere bijstand om niet worden verleend, indien de aanvrager als gevolg van een niet verwijtbare verlaging van zijn inkomsten of door vertrek van een medebewoner de woonkosten geheel of gedeeltelijk niet meer zelf kan betalen.

De bijzondere bijstand voor woonkosten wordt in deze situatie toegekend voor maximaal één jaar. Aan de toekenning van de bijzondere bijstand wordt de voorwaarde verbonden, dat de aanvrager alle mogelijke moeite moet doen om goedkopere huisvesting te verkrijgen.

Bij voldoende en concrete activiteiten ter verkrijging van die goedkopere huisvesting kan na afloop van een jaar de termijn van toekenning met maximaal één jaar verlengd worden.

De bijzondere bijstand in de kosten van wonen is voor de aanvrager gelijk aan het verschil tussen de woonlasten en de voor eigen rekening komende basishuur (per 1 januari 2007 € 195,89) .

Overigens kunnen woonlasten in een individueel geval zo hoog zijn dat deze woonlasten vanuit het oogpunt van bijstandsverlening niet verantwoord zijn. In die situatie wordt er geen bijzondere bijstand verleend.

Woning in eigendom

De toekenning van bijzondere bijstand in de kosten van wonen kan zowel betrekking hebben

op de kale huur van een huurwoning als op de hypotheek van een eigen woning.

Bewoont de aanvrager een eigen woning, dan worden de woonkosten als volgt vastgesteld:

  • -

    de te betalen hypotheekrente

  • -

    de onroerende zaak belasting

  • -

    de opstalverzekering

  • -

    het eigenaarsdeel van de waterschapslasten c.q. omslagheffing gebouwd/ongebouwd gebaseerd op de WOZ-waarde

  • -

    rioolrecht

  • -

    een jaarlijks per 1 juli vast te stellen bedrag voor onderhoud en centrale verwarming (voor het vaststellen van dit bedrag wordt gebruik gemaakt van de tabel zoals deze is opgenomen in het Handboek WWB van Stimulansz (artikel 50 WWB).

De aldus vastgestelde woonkosten worden omgerekend naar een maandbedrag. Aan de hand van de berekening van de huurtoeslag wordt vervolgens bepaald wat de huurtoeslag zou zijn bij een kale huur gelijk aan de maandlasten bij een eigen woning. Het aldus berekende bedrag wordt als bijzondere bijstand verstrekt aan de aanvrager.

Of de bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt of wordt opgeboekt bij de bestaande krediethypotheek is afhankelijk van de ruimte binnen de overeengekomen krediethypotheek.

4.2.2 Woninginrichting

De kosten van gehele of gedeeltelijke inrichting van de woning worden in de regel aangemerkt als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden betaald hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf.

Heeft een aanvrager op geen enkele wijze vooraf kunnen reserveren en dit niet reserveren is hem evenmin te verwijten, dan kan bijzondere bijstand in de vorm van een lening worden toegekend.

Indien de bijzondere bijstand betrekking heeft op de volledige (her)inrichting van de woning is de prijzenlijst van het NIBUD niet van toepassing. In deze situaties is het algemeen gebruikelijk en aanvaard de noodzakelijk aan te schaffen goederen deels over te nemen van de vorige bewoner of mee te nemen bij boedelscheiding en/of deels tweedehands aan te schaffen.

Bij volledige (her)inrichting van de woning worden de volgende maximale bedragen aangehouden:

  • -

    alleenstaande (kamerbewoner) € 2.340

  • -

    alleenstaande (zelfstandig gehuisvest) € 4.785

  • -

    gezin van twee personen € 5.210

  • -

    gezin van drie personen € 5.845

  • -

    gezin van vier personen € 6.220

  • -

    gezin van vijf personen € 6.700

  • -

    gezin van zes personen € 7.440

  • -

    voor elke persoon meer € 705

Volledigheidshalve zij vermeld dat de genoemde bedragen zijn gebaseerd op de prijzen van aanbieders op de markt.

Deze bedragen worden jaarlijks aangepast.

De wijze van de besteding van de verleende bijzondere bijstand in de vorm van een lening dient de uitkeringsgerechtigde aan te tonen door inlevering van de originele nota’s. Immers, de bijzondere bijstand is een bestemmingsuitkering, waarvan moet worden vastgesteld of deze gebruikt is voor de kosten waarvoor de bijstand is toegekend.

4.2.3 Aanschaf spaarlampen

In de afgelopen jaren zijn de energiekosten toegenomen. Vervanging van gloeilampen door hoogefficiënte spaarlampen kan de stijging van de energiekosten deels compenseren. Immers, spaarlampen verbruiken veel minder stroom dan energieverslindende gloeilampen. De moderne spaarlampen gaan zo’n acht jaar mee, maar zijn in aanschaf echter aanzienlijk duurder dan gloeilampen. Vervanging van bijvoorbeeld zes gloeilampen door spaarlampen levert bij de huidige energieprijzen een besparing op van circa € 50,00 per jaar.

Inwoners met een inkomen op bijstandsniveau hebben één maal per zeven jaar aanspraak op bijzondere bijstand om niet tot een bedrag van € 40,00 voor de aanschaf van spaarlampen.

Aanvraag

De bijzondere bijstand voor de aanschaf van spaarlampen dient te worden aangevraagd via het daartoe opgestelde aanvraagformulier, dat beschikbaar is bij de sociale dienst BBS.

De aanvrager, die geen bijstand van de gemeente ontvangt, dient in ieder geval de volgende gegevens in te leveren:

  • -

    het laatste bankafschrift van alle aanwezige giro-, bank- en/of spaarrekeningen;

  • -

    bewijsstuk waaruit het inkomen blijkt.

4.2.4 Verhuiskosten

Voor de kosten in verband met een noodzakelijke verhuizing geldt dat deze in de regel worden aangemerkt als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden bekostigd. Dit dient plaats te vinden door reservering vooraf of door gespreide betaling achteraf.

Slechts in bijzondere gevallen kan bijzondere bijstand worden verleend. De bijzondere bijstand wordt in de regel om niet verleend, tenzij de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

Van bijzondere bijstand voor verhuiskosten kan sprake zijn, indien de verhuizing plaatsvindt binnen de gemeente c.q. bij verhuizing van de gemeente naar een andere gemeente. Indien men verhuist van een andere gemeente naar onze gemeente verleent onze gemeente geen bijzondere bijstand voor de verhuiskosten.

4.2.5 Kosten dubbele huur

Voor kosten van dubbele huur als gevolg van een noodzakelijke verhuizing, waarbij de aanvrager binnen de gemeente verhuist of vanuit een andere gemeente overkomt, heeft de aanvrager aanspraak op bijzondere bijstand. In zich voordoende gevallen wordt de bijstand verstrekt om niet. De bijzondere bijstand kan worden verleend voor maximaal één maand dubbele huur en wordt vastgesteld op basis van de voor de nieuwe woning verschuldigde huur.

4.2.6 Waarborgsom

Als de individuele situatie van de aanvrager zodanig is dat voor de waarborgsom bijzondere bijstand wordt toegekend, dan vindt die verlening van bijzondere bijstand plaats in de vorm van een lening. Alleen in uitzonderlijke situaties kan voor een waarborgsom bijzondere bijstand om niet worden verleend.

4.3 Medische kosten

4.3.1 Algemeen

Sinds 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet (ZVW) ingevoerd. Deze ZVW is in de plaats gekomen van de Ziekenfondswet en de particuliere ziektekostenverzekeringen. De ZVW voorziet in een verzekerd basispakket, dat vrijwel overeenkomt met wat in 2005 het ziekenfondspakket was.

Iedere inwoner van de gemeente is verplicht een zorgverzekering af te sluiten en vanaf de 18-jarige leeftijd daarvoor een nominale premie aan de zorgverzekeraar te betalen.

De inwoner kan bovendien een aanvullende zorgverzekering afsluiten, waarbij deelnemers recht hebben op een (gedeeltelijke) vergoeding voor limitatief opgesomde geneeskundige verstrekkingen/zorg.

Bij aanvragen om bijzondere bijstand voor medische kosten hanteert de gemeente als uitgangspunt dat de inwoner een aanvullende verzekering bij een zorgverzekeraar heeft afgesloten. Onderdeel van die af te sluiten aanvullende zorgverzekering moet in ieder geval zijn een (gedeeltelijke) vergoeding voor tandheelkundige hulp / mondzorg.

Alle inwoners van de gemeente, waarvan het inkomen niet meer bedraagt dan 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en het vermogen minder bedraagt dan de in de Wet werk en bijstand genoemde bedragen, hebben de mogelijkheid via de sociale dienst BBS deel te nemen in een collectieve basis zorgverzekering plus aanvullende zorgverzekering. Het voordeel van deze collectieve zorgverzekering is de lagere premie voor de basis- en aanvullende zorgverzekering. Bovendien heeft deze aanvullende zorgverzekering een meer op de praktijk toegesneden vergoedingenpakket.

Indien een aanvrager van bijzondere bijstand voor medische kosten deelnemer is in de collectieve basis- en aanvullende zorgverzekering, dan heeft deze ook aanspraak op bijzondere bijstand voor niet volledig vergoede medisch noodzakelijke kosten.

Heeft de aanvrager van bijzondere bijstand voor medische kosten een andere aanvullende zorgverzekering afgesloten, die voldoet aan het gestelde in de tweede alinea van deze paragraaf, dan heeft deze aanspraak op bijzondere bijstand voor niet volledig vergoede medisch noodzakelijke kosten onder aftrek van het verschil tussen de jaarpremie voor de collectieve aanvullende zorgverzekering via de sociale dienst en de jaarpremie van de door de aanvrager zelf afgesloten aanvullende verzekering.

Als geen aanvullende zorgverzekering is afgesloten door de aanvrager van bijzondere bijstand, dan komt in beginsel slechts dat deel van de medische kosten voor vergoeding in aanmerking, dat niet door de collectieve aanvullende zorgverzekering zou worden vergoed.

Tot de medische kosten worden onder meer gerekend:

  • -

    extra was-, kleed- en stookkosten als gevolg van ziekte en/of handicap

  • -

    eigen bijdrage medische behandelingen

  • -

    eigen bijdrage taxivervoer specialist / ziekenhuis

  • -

    extra voeding of dieetkosten

  • -

    eigen bijdrage tandheelkundige hulp

  • -

    orthopedisch schoeisel

  • -

    elastische kousen

  • -

    hoortoestellen (plus batterijen en / of accu’s)

  • -

    steunzolen

  • -

    gebitsprothesen

  • -

    montuur en brillenglazen (voor montuur maximaal € 50,00 één maal per drie jaar

  • -

    contactlenzen

Bijzondere bijstand voor medische kosten wordt verstrekt voor standaarduitvoeringen en in het algemeen om niet. Dit geldt ook voor medisch noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen.

Voor zover kosten bewust buiten de werkingssfeer van een voorliggende voorziening zijn gelaten (dus niet uit budgettaire overwegingen), wordt voor deze kosten geen bijstand toegekend behoudens zeer dringende redenen.

medische adviezen

Het kan soms nodig zijn alvorens tot verlening van bijzondere bijstand over te gaan de beschikking te hebben over een medisch advies ten einde de medische noodzaak van de kosten te bepalen.

Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een medisch noodzakelijke voorziening, kan advies gevraagd worden aan de GGD-Eemland.

Veel medische kosten worden echter vergoed via een wettelijke regeling zoals de Zorgverzekeringswet, de AWBZ, de WVG, de WMO, e.d. Voor deze gevallen geldt dat een in rekening gebrachte eigen bijdrage in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Daarvoor is een medisch advies niet noodzakelijk.

Daarnaast zijn er situaties waarbij voor de medische kosten geen voorliggende voorziening bestaat en de gemeente zelf zal moeten (laten) vaststellen of er sprake is van een medische noodzaak.

Het vragen van een medisch advies van de GGD in deze situaties wordt mede bepaald door de hoogte van de gevraagde bijzondere bijstand.

Voor zover de gevraagde bijzondere bijstand minder bedraagt dan € 200,00 per jaar kan het vragen van een medisch advies achterwege blijven, indien met een redelijke mate van zekerheid de medische noodzaak kan worden vastgesteld.

Is de aangevraagde bijzondere bijstand voor medische kosten hoger dan € 200,00 dan is het in het algemeen noodzakelijk via een medisch advies van de GGD de medische noodzaak te laten vaststellen.

4.3.2 Vaker voorkomende medische kosten

extra was-, kleed- en stookkosten ten gevolge van ziekte of handicap

Indien er ten gevolge van ziekte of handicap extra kosten gemaakt moeten worden, die niet op een andere wijze voor vergoeding in aanmerking komen, is in beginsel bijzondere bijstand mogelijk.

Voor het vaststellen van de noodzakelijkheid wordt een medisch advies gevraagd bij de GGD-Eemland, tenzij de geraagde bijzondere bijstand minder bedraagt dan € 200,00 en met een redelijke mate van zekerheid de medische noodzaak kan worden vastgesteld.

Brillenglazen en montuur

Indien het medisch karakter van de aanschaf van een bril vaststaat blijkens het voorschrift van een arts of een deskundige (opticien), worden de kosten gerekend tot de bijzondere kosten van het bestaan. Er is dan geen advies van de GGD-Eemland nodig.

Brillenglazen komen voor vergoeding in aanmerking in de maatschappelijk aanvaarde uitvoering. Dat wil zeggen dat ontspiegelde glazen wel vergoed worden maar de (ont)kleuring van de glazen niet.

Wat betreft het brilmontuur komen de kosten ten hoogste een maal per 36 maanden voor bijzondere bijstand in aanmerking. Vergoeding vindt plaats op basis van de werkelijke kosten tot een maximum van € 50,00.

In het geval een aanvrager zowel een leesbril als een vertebril nodig heeft kan er bijzondere bijstand verleend worden voor beide brilmonturen plus glazen. Voor beide monturen geldt dan het maximum van € 50,00 per periode van 36 maanden. Heeft de aanvrager liever bifocale brillenglazen (verteglazen met ingeslepen leesglazen) dan kan daarvoor eveneens bijzondere bijstand verleend worden voor het montuur tot een maximum van € 50,00 en voor de glazen in een goedkope en maatschappelijk aanvaarde uitvoering.

Voor de extra kosten van multifocale glazen wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. In een dergelijk geval wordt de bijzondere bijstand voor de glazen afgestemd op de goedkoopste maatschappelijk aanvaarde bifocale glazen.

Contactlenzen

Geeft de aanvrager de voorkeur aan contactlenzen in plaats van een bril dan kan bijzondere bijstand verstrekt worden tot maximaal het bedrag dat aan bijstand voor een brilmontuur plus glazen voor deze persoon zou hebben gegolden.

Voor de aanschaf van reinigingsvloeistof en het onderhoud van contactlenzen wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Dieetkosten

Bij een medisch noodzakelijk dieettherapie is er in beginsel bijzondere bijstand mogelijk met uitzondering van dieetpreparaten (worden vergoed vanuit de AWBZ).

Om vast te stellen of een dieet noodzakelijk is in het individuele geval, wordt een medisch advies opgevraagd bij de GGD-Eemland.

De vergoeding van de meerkosten van een dieet wordt gebaseerd op de software applicatie “meerkosten dieet – versie 2006” die Stimulansz in samenwerking met het Voedingscentrum in beheer heeft. Met dit programma wordt berekend wat de meerkosten van de verschillende diëten zijn rekening houdend met de verschillen tussen man, vrouw en leeftijden. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.

hoorapparaat plus batterijen

De eigen bijdrage in de kosten van aanschaf en reparatie van een hoorapparaat, alsmede de kosten van noodzakelijke batterijen komen voor bijstandsverlening in aanmerking. Er is geen medisch advies van de GGD-Eemland nodig.

gebitsprothese

De eigen bijdrage in de kosten van aanschaf en reparatie van een kunstgebit of gedeeltelijke prothese komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. Er is geen advies van de GGD-Eemland nodig.

tandheelkundige hulp

Van de aanvragers wordt verwacht dat zij een aanvullende verzekering hebben afgesloten, waarin in ieder geval is opgenomen een vergoeding voor conserverende tandheelkundige hulp. Voor de eigen bijdrage kan in beginsel bijzondere bijstand worden verleend. Daarbij speelt het verschil in premie tussen de collectieve aanvullende zorgverzekering en een andere aanvullende zorgverzekering vanzelfsprekend een rol (zie de 5e alinea van paragraaf 4.3.1).

steunzolen, steunkousen en orthopedisch schoeisel

De eigen bijdrage in de kosten van steunzolen, steunkousen en/of orthopedisch schoeisel komt in aanmerking voor bijzondere bijstand. Alleen bij de aanschaf van orthopedisch schoeisel speelt, dat een gedeelte van de eigen bijdrage niet voor vergoeding in aanmerking komt. Schoenen horen namelijk tot de zaken die een ieder uit zijn inkomen moet betalen. In verband daarmee wordt een deel van de eigen bijdrage niet vergoed te stellen op het bedrag genoemd in de NIBUD prijzengids.

Een medisch advies van de GGD-Eemland is niet nodig.

eigen bijdrage thuiszorg

De verzorging zoals die geboden wordt door de gesubsidieerde instellingen voor gezinszorg wordt geacht een passende en toereikende voorliggende voorziening te zijn.

De eigen bijdrage, ook wel retributie genoemd, die bij deze hulpverlening verschuldigd is, komt in aanmerking voor bijzondere bijstand om niet.

4.3.3 Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, ouderen en gehandicapten

Door de gemeente is met ingang van het kalenderjaar 2006 een afzonderlijke regeling vastgesteld voor de toekenning van categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken, gehandicapten en ouderen voor de zogenaamde verborgen kosten (geringe medische kosten en daarmee verband houdende kosten).

Het bedrag van de categoriale bijzondere bijstand is vastgesteld op € 249,00 per persoon, die een zelfstandig huishouden voert.

Doelgroep

In aanmerking komen de inwoners van Bunschoten, die zelfstandig huishouden voeren en:

  • 65 jaar of ouder zijn of

  • een arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO/WAJONG//WAZ/IVA) van 80-100% ontvangen of

  • een bijstandsuitkering (WWB/IOAW/IOAZ) ontvangen, volledig arbeidsongeschikt zijn en die arbeidsongeschiktheid naar verwachting drie jaar aanwezig is of minimaal drie jaar zal duren.

De omschrijving dat het om personen moet gaan, die een zelfstandig huishouden voeren, houdt in dat personen die in een inrichting verblijven (verpleeghuis, verzorgingshuis, e.d.) niet binnen de doelgroep vallen.

Bedoelde inwoners hebben per persoon aanspraak op categoriale bijzondere bijstand ten bedrage van € 249,00 per kalenderjaar.

De vaststelling van de draagkracht van een inwoner vindt plaats overeenkomstig het beleid met betrekking tot het recht op en de vorm van de bijzondere bijstand.

Aanvraag

De categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen dient per kalenderjaar te worden aangevraagd via het daartoe opgestelde aanvraagformulier, dat beschikbaar is bij de sociale dienst BBS

De aanvrager, die géén bijstand van de gemeente ontvangt, dient in ieder geval de volgende gegevens in te leveren:

  • -

    het laatste bankafschrift van alle aanwezige bank- en/of spaarrekeningen

  • -

    bewijsstuk waaruit het inkomen blijkt.

4.4 Reiskosten

Voor deelname aan het maatschappelijk verkeer bevat de bijstandsnorm een bepaald bedrag. Reiskosten vallen in de regel onder het begrip “deelname aan het maatschappelijk verkeer” en komen daarom in het algemeen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Op grond van individuele omstandigheden kan bijzondere bijstand om niet worden toegekend voor reiskosten binnen Nederland. Reiskosten kunnen met name worden aangemerkt als bijzondere kosten in de volgende situaties:

  • -

    het bezoeken van een familielid in een ziekenhuis of verpleeginrichting;

  • -

    het bezoeken van een gedetineerd gezinslid;

  • -

    een noodzakelijke scholing of opleiding;

  • -

    het verrichten van werkzaamheden buiten de woonplaats.

Het maximum voor de toekenning van reiskosten wordt gevormd door de reiskosten van het

openbaar vervoer. Indien een aanvrager met een eigen auto reist, worden de kosten van het openbaar vervoer vergoed.

Volledigheidshalve zij nogmaals vermeld dat voor de toekenning van bijzondere bijstand voor reiskosten het draagkrachtig inkomen voor 100% in mindering wordt gebracht op de bijzondere kosten.

Noodzakelijke scholing of opleiding

Als een scholing of opleiding voor de aanvrager noodzakelijk wordt geacht, geldt die aanduiding ook voor de met die scholing of opleiding gemoeide reiskosten.

Voor deze reiskosten wordt dan ook bijzondere bijstand verleend, tenzij de aanvrager in aanmerking komt voor een bijdrage in deze kosten op grond van het afgesproken reïntegratietraject in het kader van de WWB.

Het verrichten van werkzaamheden buiten de woonplaats

Voor zover een aanvrager reiskosten moet maken in verband met zijn werkzaamheden, worden deze kosten aangemerkt als bijzondere kosten voor zover de enkele reisafstand tot het werk niet meer bedraagt dan 100 kilometer en komen zij in aanmerking voor bijzondere bijstand om niet.

Een eventuele vergoeding van de reiskosten door de werkgever wordt vanzelfsprekend in mindering gebracht. Voor zover de reiskosten in aanmerking kunnen worden gebracht voor een bijdrage op grond van een afgesproken reïntegratietraject ingevolge de WWB wordt daarvoor geen bijzondere bijstand verleend.

4.5 Schoolgaande kinderen

Inwoners met één of meer kinderen tot 18 jaar en een laag inkomen (maximaal 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief gemeentelijke toeslag) gedurende meer dan een jaar lopen een vergrote kans de kosten van de schoolgaande kinderen niet dan wel moeizaam te kunnen opbrengen. Inwoners met kinderen, die het basisonderwijs volgen hebben te maken met kosten in de vorm van een “vrijwillige” ouderbijdrage, een bijdrage voor de kosten van schoolreisjes en soms nog met een bijdrage voor andere gezamenlijke buitenschoolse activiteiten.

Voor zover de inwoners een kind van jonger dan 18 jaar hebben, die het voortgezet onderwijs volgt, zijn er aanzienlijke kosten in de vorm van boekengeld, reiskosten, “vrijwillige” onderwijsbijdrage, e.d..

Voor de hiervoor genoemde kosten kan de inwoner voor zijn kind, die het basisonderwijs volgt, een maal per schooljaar vanaf de maand juni bijzondere bijstand om niet ten bedrage van € 55,00 aanvragen . Er behoeven geen betalingsbewijzen te worden ingeleverd.

Voor een kind tot 18 jaar, dat voortgezet onderwijs volgt, kan de inwoner een maal per schooljaar vanaf de maand juni bijzondere bijstand om niet ten bedrage van € 300,00 aanvragen. Er behoeven geen betalingsbewijzen te worden ingeleverd.

Voorwaarde voor deze vorm van bijzondere bijstand is dat de inwoner gedurende minimaal één jaar een inkomen heeft gehad op het niveau van maximaal 115% van de voor haar/hem geldende bijstandsnorm.

Wat betreft de referte-eis van minimaal één jaar een inkomen hebben van maximaal 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm geldt, dat de aan de toekenning van bijstand voorafgaande periode van verblijf van een in de gemeente gehuisveste statushouder in Nederland daar ook gelding voor heeft. Nadat aan een statushouder een bijstandsuitkering is toegekend, zal deze statushouder daardoor meestal ook direct aan de referte-eis voor de aanspraak op bijzondere bijstand voor schoolkosten voldoen.

4.6 Kosten van duurzame gebruiksgoederen

Algemeen

Tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de aanschaf, vervanging of reparatie van gebruiksgoederen met een duurzaam karakter. Een rol daarbij speelt de afschrijvingsduur van duurzame gebruiksgoederen. In het algemeen mag worden uitgegaan van een redelijke afschrijvingsduur van 7 jaar voor duurzame gebruiksgoederen, tenzij er sprake is van objectieve omstandigheden die een kortere afschrijvingsduur rechtvaardigen.

Inwoners die nog geen twee jaar een inkomen op bijstandsniveau hebben

Indien zo’n duurzaam gebruiksgoed na de afschrijvingsduur moet worden vervangen of gerepareerd, terwijl de belanghebbende nog niet voldoende heeft gespaard en ook niet kon sparen (de mate van verwijtbaarheid speelt hierbij een rol), dan wordt bijzondere bijstand in de vorm van een lening toegekend.

De hoogte van de lening is niet alleen afhankelijk van de hoogte van de noodzakelijke kosten, waarbij voor de individuele bijzondere kosten de NIBUD-prijzenlijst als richtlijn geldt, maar ook van de mogelijkheid voor de kosten te reserveren en de eventueel aanwezige draagkracht.

Inwoners die gedurende twee jaar een inkomen op bijstandsniveau hebben

Indien de aanvraag om bijzondere bijstand voor de aanschaf, vervanging of reparatie van een gebruiksgoed met een duurzaam karakter wordt gedaan door een inwoner, die in een periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag een inkomen ter hoogte van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ontving, wordt de bijzondere bijstand voor 50% verleend om niet en voor 50% in de vorm van een renteloze lening.

Inwoners die gedurende drie jaar een inkomen op bijstandsniveau hebben

Indien een inwoner, die gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag een inkomen ter hoogte van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ontving, een aanvraag om bijzondere bijstand doet voor de aanschaf, vervanging of reparatie van een wasmachine, een kooktoestel of een koelkast, dan wordt de bijzondere bijstand volledig om niet verleend.

Nadere voorwaarde

Voor zover de afschrijvingsduur nog niet is bereikt en er evenmin objectieve omstandigheden ter rechtvaardiging zijn van de kortere afschrijvingsduur, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een lening eerst verleend als is komen vast te staan, dat de aanvrager een benodigde geldlening niet via de normale kredietverlenende instellingen (waaronder de Stadsbank Midden Nederland) kan verkrijgen. Zo nodig kan de gemeente besluiten voor de bij de Stadsbank Midden Nederland af te sluiten geldlening borgtocht te verlenen.

4.7 Incidentele kosten

4.7.1 Kosten van kinderopvang

De kosten van kinderopvang worden aangemerkt als bijzondere kosten, wanneer er een relatie ligt naar zelfstandige voorziening in de kosten van het bestaan of een daarop gerichte scholing / opleiding.

Ook individuele omstandigheden zowel medisch als sociaal kunnen de kosten van kinderopvang zo bijzonder maken, dat toekenning van bijzondere bijstand om niet geboden is.

Ook hier geldt dat bij de vaststelling van een eventueel recht op bijzondere bijstand 100% van het draagkrachtig inkomen op de bijzondere kosten in mindering moet worden gebracht.

4.7.2 Gemeentelijke belastingen

Voor de kosten van de gemeentelijke belastingen wordt in het algemeen geen bijzondere bijstand verstrekt. Dat is ook niet nodig omdat voor deze gemeentelijke belastingen bij een inkomen op bijstandsniveau kwijtschelding kan worden aangevraagd.

Rekening houdend met de strikte regeling van het vermogen van de kwijtscheldingsregeling zijn er echter uitkeringsgerechtigden van de gemeente die in gelijke omstandigheden verkeren, maar toch niet in aanmerking komen voor de kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen.

Deze uitkeringsgerechtigden, die door de strikte regeling van het vermogen binnen de kwijtscheldingsregeling niet in aanmerking komen voor kwijtschelding van de gemeentelijke belastingen kunnen aanspraak maken op bijzondere bijstand om niet ter hoogte van de misgelopen kwijtschelding.

4.7.3 Leges verblijfsvergunningen

Op 1 januari 2003 zijn de kosten voor het aanvragen, wijzigen en verlengen van de zogenaamde reguliere verblijfsvergunningen aanzienlijk verhoogd vanuit het standpunt, dat een en ander kostendekkend moet zijn. Afhankelijk van de situatie moet men voor een reguliere verblijfsvergunning € 188,00 tot € 830,00 betalen.

Met name de “verblijfsvergunning voor bepaalde tijd regulier” (kosten € 188,00 indien men jonger is dan 12 jaar en € 433,00 indien men 12 jaar of ouder is) is de aangewezen verblijfsvergunning voor verblijf op reguliere gronden en is bijvoorbeeld nodig voor gezinshereniging, studie of arbeid in loondienst. De aan deze vergunning verbonden kosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan. Daarvoor wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Voor de “verblijfsvergunning bepaalde tijd asiel” en de “verblijfsvergunning onbepaalde tijd asiel”, waarvoor asielgerechtigden in aanmerking komen, worden geen kosten in rekening gebracht.

Overigens onderzoekt de minister voor vreemdelingenzaken en integratie wel de mogelijkheid om de voor deze verblijfsvergunningen te maken kosten in rekening te gaan brengen. Zover is het evenwel nog niet.

5. De vorm van de bijstand

5.1 Algemeen

Het uitgangspunt van de WWB is dat de bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt (artikel 48 WWB).

De bijzondere bijstand toekennen in de vorm van een lening is alleen toegestaan in de situaties, waarin de WWB aangeeft dat toekenning in de vorm van een lening geoorloofd is.

Toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een lening is alleen toegestaan voor duurzame gebruiksgoederen, voor een waarborgsom en ter gedeeltelijke of volledige aflossing van schulden.

Daarnaast is toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een lening toegestaan, indien:

  • -

    de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • -

    redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de aanvrager op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over dezelfde periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Voorts kent de WWB nog mogelijkheden bij zelfstandigen en bij bezitters van een eigen woning. Daarvoor zijn evenwel afzonderlijke regelingen getroffen.

In de voorgaande hoofdstukken is steeds aangegeven in welke vorm de bijzondere bijstand wordt verstrekt.

5.2 Aflossing van leenbijstand

De aflossing van de bijzondere bijstand die in de vorm van een lening is verstrekt, vindt plaats overeenkomstig de normen van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK).

Dit houdt in dat maandelijks op de voor de aanvrager van toepassing zijnde uitkeringsnorm (inclusief de gemeentelijke toeslag en de vakantietoeslag) 6% wordt ingehouden. Zodra er een normwijziging plaatsvindt of een wijziging in de gezinssituatie wordt de hoogte van het vastgestelde aflossingsbedrag aangepast.

Is de inwoner geen uitkeringsgerechtigde van de gemeente, dan dient deze maandelijks een bedrag ter hoogte van 6% van de van toepassing zijnde uitkeringsnorm aan de gemeente over te maken.

Bedraagt het inkomen van de aanvrager meer dan de uitkeringsnorm, dan wordt de vereiste aflossing vastgesteld op 6% van de van toepassing zijnde uitkeringsnorm plus 25% van het inkomen boven die norm. Zo lang de inwoner de aflossing conform de vastgestelde aflossing correct en regelmatig betaalt, kan die aflossing op dat bedrag gehandhaafd blijven.

Indien aan een aanvrager bijzondere bijstand in de vorm van een lening is toegekend en deze vervolgens drie jaar correct en regelmatig aan de gestelde aflossingsverplichting heeft voldaan, dan dient nadrukkelijk te worden bezien of het dan nog openstaande bedrag van de lening kan worden omgezet in bijstand om niet.

5.3 Aflossing van leenbijstand bij beslag en pseudo-verrekening

Vanaf het moment dat er door een deurwaarder beslag is gelegd op de uitkering wordt het voor beslag vatbare gedeelte van de uitkering niet meer aan de belanghebbende uitbetaald.

Een inmiddels lopende aflossing op in de vorm van een lening verstrekte bijzondere bijstand (ook wel verrekening genoemd) blijft gewoon doorlopen. Het beslag heeft dan ook slechts betrekking op het verschil tussen de overeengekomen aflossing en het maximaal mogelijke beslag rekening houdend met de beslagvrije voet.

Aan de beslaglegger moet vanzelfsprekend worden medegedeeld dat de uitvoering van het beslag niet tot het gevraagde bedrag kan plaatsvinden zolang de vordering van de gemeente niet is voldaan.

Indien er sprake is van pseudo-verrekening is het vorenstaande van overeenkomstige toepassing.

6 Voorlichting

Voortraject

Aan de lokale maatschappelijke organisaties is rond 1 juli 2006 een exemplaar toegezonden van de in 2004 vastgestelde nota “beleid met betrekking tot het recht op en de vorm van de bijzondere bijstand”. Daarbij is gevraagd de door die organisatie in de praktijk ervaren knelpunten in verband met ons beleid voor de bijzondere bijstand. Verder is het Cliëntenoverleg Bunschoten met nadruk om advies gevraagd. Bovendien zijn de medewerkers van de sociale dienst BBS in de gelegenheid gesteld hun visie te geven over de uitwerking van het beleid voor de bijzondere bijstand.

Intern

De medewerkers van de Sociale Dienst BBS en het Uitstroom- en Activeringscentrum worden vanzelfsprekend uitvoerig op de hoogte gesteld van de definitieve uitwerking van de beleidsnota. Daardoor zullen zij in staat zijn een ieder in concrete situaties van advies te dienen.

Extern

Na de definitieve vaststelling van deze beleidsnota zal aan intermediairs (met name maatschappelijke instellingen en diaconieën) een exemplaar worden toegezonden.

Daarnaast wordt de beleidsnota bekendgemaakt in de plaatselijke krant in casu de Bunschoter onder mededeling dat een ieder de gelegenheid heeft de volledige beleidsnota in te zien.

Verder is het de bedoeling in de loop van 2007 met een zekere regelmaat tot publicaties in de plaatselijke krant te komen, waarbij informatie wordt verstrekt over verschillende onderdelen van de beleidsnota. Ook zal via de kabelkrant met enige regelmaat een onderdeel van het beleid aan de orde worden gesteld.

Ten slotte zij vermeld dat voor de doelgroep en andere belangstellenden door het Cliëntenoverleg in het voorjaar van 2007 een thema-avond zal worden belegd waaraan zo mogelijk ook de portefeuillehouder deelneemt. Het is de bedoeling deze avond breed bekend te maken zodat iedere belanghebbende en belangstellende aan de hand van onder meer praktische voorbeelden ontdekken kan welke mogelijkheden het nieuwe beleid voor hen biedt.

Bunschoten, november 2006

Vastgesteld door het college op 7 november 2006