Organisatie | Aalburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke regelgeving (APV) |
Citeertitel | Verordening algemene plaatselijke regelgeving (APV) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de verordening algemene plaatselijke regelgeving (APV) van 24-11-2009.
Gemeentewet, art. 149
Voorschriften Vrijstelling evenementen vergunningVoorschriften gebruik bevoegdheid verblijfsontzegging.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 28-09-2010 Het Kontakt, 06-10-2010 | Geen |
Vastgesteld door de gemeenteraad op 24 november 2009Inclusief eerste wijziging op 28 september 2010
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingenArtikel 1:1 BegripsbepalingenArtikel 1:2 BeslistermijnArtikel 1:3 Indiening aanvraagArtikel 1:4 Voorschriften en beperkingenArtikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffingArtikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffingArtikel 1:7 TermijnenArtikel 1:8 Weigeringsgronden
Hoofdstuk 2 Openbare ordeAfdeling 1 Bestrijding van ongeregeldhedenArtikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldhedenArtikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsenAfdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de wegArtikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervanArtikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een wegArtikel 2:12 Maken, veranderen van een uitwegAfdeling 6 Veiligheid op de wegArtikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijkeArtikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinenArtikel 2:20a Gevaarlijke voorwerpenAfdeling 7 EvenementenArtikel 2:24 BegripsbepalingArtikel 2:25 EvenementArtikel 2:26 OrdeverstoringAfdeling 8 Toezicht op horecabedrijvenArtikel 2:27 BegripsbepalingenArtikel 2:28 Exploiteren van horecabedrijvenArtikel 2:28a Exploiteren van terrassenArtikel 2:29 SluitingstijdArtikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluitingArtikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijfArtikel 2:33 OrdeverstoringArtikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaanAfdeling 10 Toezicht op speelgelegenhedenArtikel 2:39 SpeelgelegenhedenArtikel 2:40 SpeelautomatenAfdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheidArtikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaalArtikel 2:42 Plakken en kladdenArtikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijkeArtikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigenArtikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijkeArtikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsenArtikel 2:47a Verplichte routeArtikel 2:48 Verboden drankgebruikArtikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwenArtikel 2:49a VerblijfsontzeggingArtikel 2:57 Loslopende hondenArtikel 2:58 Verontreiniging door hondenArtikel 2:59 Gevaarlijke hondenArtikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dierenArtikel 2:62 Loslopend veeAfdeling 13 VuurwerkArtikel 2:71 BegripsbepalingenArtikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagenArtikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisselingAfdeling 14 DrugsoverlastArtikel 2:74 Drugshandel op straatArtikel 2:74a Openlijk drugsgebruik op of aan een openbare plaatsAfdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsenArtikel 2:75 Bestuurlijke ophoudingArtikel 2:76 VeiligheidsrisicogebiedenArtikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie en dergelijkeAfdeling 1 BegripsbepalingenArtikel 3:1 BegripsbepalingenArtikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaanArtikel 3:3 Nadere regelsAfdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijkeArtikel 3:4 SeksinrichtingenArtikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerderArtikel 3:6 SluitingstijdenArtikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluitingArtikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerderArtikel 3:9 StraatprostitutieArtikel 3:10 SekswinkelsArtikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijkeAfdeling 3 Beslistermijn; weigeringsgrondenArtikel 3:12 BeslissingstermijnArtikel 3:13 WeigeringsgrondenAfdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheerArtikel 3:14 Beëindiging exploitatieArtikel 3:15 Wijziging beheer
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeenteAfdeling 1 Geluidhinder en verlichtingArtikel 4:1 BegripsbepalingenArtikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteitenArtikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteitenArtikel 4:5 Onversterkte muziekArtikel 4:6 Overige geluidhinderAfdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreinigingArtikel 4:7a Verontreiniging wegen tijdens oogstseizoenArtikel 4:8 Natuurlijke behoefte doenArtikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwenAfdeling 3 Het bewaren van houtopstandenArtikel 4:10 BegripsbepalingenArtikel 4:11 Kapvergunning
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlastArtikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enzovoortsArtikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclameAfdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinenArtikel 4:17 BegripsbepalingArtikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinenArtikel 4:19 Aanwijzingen kampeerplaatsen; Kleinschalige Kampeerterreinen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeenteAfdeling 1 ParkeerexcessenArtikel 5:1 BegripsbepalingenArtikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijkeArtikel 5:4 Defecte voertuigenArtikel 5:5 VoertuigwrakkenArtikel 5:6 Kampeermiddelen en andereArtikel 5:7 Pakeren van reclamevoertuigenArtikel 5:8 Parkeren van grote voertuigenArtikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigenArtikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigenArtikel 5:12 Overlast van fiets of bromfietsAfdeling 2 CollecterenArtikel 5:13 Inzameling van geld of goederenAfdeling 3 VentenArtikel 5:14 BegripsbepalingArtikel 5:15 VentverbodAfdeling 4 StandplaatsenArtikel 5:17 BegripsbepalingArtikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgrondenArtikel 5:19 Toestemming rechthebbendeArtikel 5:20 AfbakeningsbepalingenAfdeling 6 Openbaar waterArtikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar waterArtikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigenArtikel 5:26 Aanwijzingen ligplaatsArtikel 5:27 Verbod innemen ligplaatsArtikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerkenArtikel 5:29 ReddingsmiddelenArtikel 5:30 Veiligheid op het waterArtikel 5:30a Verbod waterscootersArtikel 5:31 Overlast aan vaartuigenAfdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebiedenArtikel 5:32 CrossterreinenArtikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebiedenAfdeling 8 Verbod vuur te stokenArtikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stokenAfdeling 9 Verstrooiing van asArtikel 5:35 BegripsbepalingArtikel 5:36 Verboden plaatsenArtikel 5:37 Hinder of overlast
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingenArtikel 6:1 StrafbepalingArtikel 6:2 ToezichthoudersArtikel 6:3 Binnentreden woningenArtikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningArtikel 6:5 OvergangsbepalingArtikel 6:6 Citeertitel
Noot:De inhoud is genummerd overeenkomstig het model van de VNG. De ontbrekende artikelen zijn vervallen.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Wegenverordening Noord-Brabant 2006, de Keur voor waterkeringen en wateren van waterschap Rivierenland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Aalburg.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, dorpshuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
Artikel 2:28 Exploiteren van horecabedrijven
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:49a Verblijfsontzegging
De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde of veiligheid, onmiddellijk een verbod opleggen aan degene die de openbare orde of veiligheid heeft verstoord om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvlak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen. Dit verbod geldt gedurende een periode die ten hoogste twaalf weken kan bedragen.
Artikel 2:57 Loslopende honden
De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voorzover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder:
muilkorf: muilkorf ingericht naar een model dat beantwoordt aan de volgende beschrijving: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik op of aan een openbare plaats
Het is verboden, op of aan een openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in:artikel 2:1 (samenscholing en ongeregeldheden);artikel 2:10 (het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan);artikel 2:11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg);artikel 2:16 (openen straatkolken en dergelijke);artikel 2:20a (gevaarlijke voorwerpen);artikel 2:26 (ordeverstoring);artikel 2:33 (ordeverstoring);artikel 2:47 (hinderlijk gedrag op openbare plaatsen);artikel 2:48 (verboden drankgebruik);artikel 2:49 (verboden gedrag bij of in gebouwen);artikel 2:73 (bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling);artikel 5:34 (verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken).van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie en dergelijke
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;b. prostituee: degene doe zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-masssagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:1. de exploitant;2. de beheerder;3. de prostituee;4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6:2 van deze verordening;6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;- de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 252, 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;- de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;- de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;- de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;- de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV misdrijven tegen de zeden, XVIII misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid, XX mishandeling, XXII diefstal en XXX heling van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; enb. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 3 Beslistermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:a. de openbare orde;b. het voorkomen of beperken van overlast;c. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;d. de veiligheid van personen of goederen;e. de verkeersvrijheid of -veiligheid;f. de gezondheid of zedelijkheid;g. de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
In deze afdeling wordt verstaan onder:a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening – uiterlijk om 24.00 uur beëindigd. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voorzover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;d. bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.e. Tabel:
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen:7.00 – 19.00 uur : 50 dB(A) 19.00 – 23.00 uur : 45 dB(A) 23.00 - 7.00 uur: 40 dB(A)LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen :|7.00 – 19.00 uur : 35 dB(A)19.00 – 23.00 uur : 30 dB(A) 23.00 - 7.00 uur: 25 dB(A) LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen 7.00 – 19.00 uur :70 dB(A)19.00 – 23.00 uur : 65 dB(A)23.00 - 7.00 uur: 60 dB(A)LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen 7.00 – 19.00 uur : 55 dB(A)19.00 – 23.00 uur : 50 dB(A) 23.00 - 7.00 uur: 45 dB(A)
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7a Verontreiniging wegen tijdens oogstseizoen
Degene die in de periode 1 september tot en met 31 december oogstwerkzaamheden verricht, alsmede degene die daartoe opdracht heeft gegeven, waardoor vervuiling op het wegdek ontstaat of kan ontstaan is verplicht:a. voor aanvang van de werkzaamheden de weggebruikers te attenderen op mogelijk vervuilde weg door het plaatsen van borden slipgevaar volgens het door het college vastgestelde model en constructie;b. tijdens de werkzaamheden, indien de weg wordt verontreinigd, de weg terstond te reinigen of te doen reinigen;c. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de weg is verontreinigd, de weg terstond te reinigen of te doen reinigen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
De vergunning kan worden geweigerd op grond van:a. de natuurwaarde van de houtopstand;b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dropsschoon;d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enzovoorts
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:22 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzingen kampeerplaatsen; Kleinschalige Kampeerterreinen
Na verkregen vrijstelling als bedoeld in het bestemmingsplan Kleinschalig Kamperen is het kamperen toegestaan onder de voorwaarden dat:a. op het kampeerterrein uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van elk kalenderjaar gelegenheid wordt gegeven tot het plaatsen of geplaatst houden van ten hoogste 15 kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;b. buiten de genoemde periode geen kampeermiddelen op het terrein aanwezig mogen zijn.
Onder kampeermiddelen als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan – geen stacaravan zijnde – dan wel enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, en die geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf. Zogenaamde bijzettentjes vallen in dit kader niet onder het begrip kampeermiddelen, mits niet groter dan 6 m² en maximaal 1 bijzettentje per kampeermiddel.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn vertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;b. de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg te plaatsen of te hebben;b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook wordt gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor:a. instellingen die zijn vermeld op het landelijke collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving;b. in de gemeente Aalburg gevestigde verenigingen en stichtingen, die krachtens statuten en activiteiten een doel nastreven dat van algemeen (gemeenschaps)belang is, mits ten minste drie weken voorafgaand aan de datum van de inzameling hiervan schriftelijk melding is gedaan aan het college en het een vrije periode op het landelijke collecterooster betreft.
Onder venten wordt niet verstaan:a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;b. beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Vaartuigenverordening van het Natuur- en Recreatieschap Nationaal Park De Biesbosch of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Vaartuigenverordening van het Natuur- en Recreatieschap Park De Biesbosch of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5:30a Verbod waterscooters
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet voor bestuurders van waterscooters:a. ten dienste van de politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening;b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de door het college aangewezen plaatsen;c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1 onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:a. in het belang van het voorkomen van overlast;b. in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;c. in het belang van de veiligheid van het publiek.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:a. ten dienste van de politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening ‘Stiltegebieden’ aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als ‘toestel’.
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt niet voorzover het betreft:a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;c. vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt evenmin voorzover het betreft het in de openlucht afvalstoffen verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken op terreinen buiten de bebouwde kom of kommen op andere dagen dan zaterdag en zondag, algemeen erkende feestdagen en dagen of tijden dat een door berichtgeving via radio of televisie bekend gemaakte waarschuwingsfase van verhoogde concentraties luchtverontreiniging van kracht is, mits:a. het voornemen om te stoken ten minste één uur voor de verbranding telefonisch bij de gemeente is gemeld;b. het stoken geen gevaar, schade of hinder oplevert voor de omgeving;c. het op te stoken materiaal uitsluitend bestaat uit snoeihout;d. het vuur onder toezicht staat van een meerderjarig persoon;e. de verbranding niet plaatsvindt in de periode tussen zonsondergang en zonsopgang;f. het stoken plaatsvindt op een afstand van meer dan 30 meter van een gebouw of van een opstapeling van oogstproducten en op een afstand van meer dan 100 meter van bossen, grienden en rietgorzen.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast:- de als buitengewoon opsporingsambtenaar of -ambtenaren beëdigde ambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zij met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.