Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen (Gr)

Beleidsregels vuurwerk verkoopgunningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen (Gr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels vuurwerk verkoopgunningen
CiteertitelBeleidsregels vuurwerk verkoopgunningen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpBeleidsregels vuurwerk verkoopgunningen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet Bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2010niuewe regeling

06-10-2009

Gemeenteblad, 2009, 95.

BD 09.1973797

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS VUURWERK VERKOOPVERGUNNINGEN

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN,

(BD 09.1973797);

 

gezien het voorstel van 15 september 2009,

 

gelet op de Algemene Wet Bestuursrecht;

 

HEBBEN BESLOTEN:

 

de Beleidsregels vuurwerk verkoopvergunningen vast te stellen.

1. Inleiding

De verkoop van vuurwerk aan consumenten rond de jaarwisseling is al sinds jaren een geliefde bijverdienste voor ondernemers in diverse branches. In de gemeente Groningen wordt de verkoop van consumentenvuurwerk sinds 1998 gereguleerd door een vergunningensysteem. De algemeen directeur van de Milieudienst is door het college van B&W gemandateerd om namens deze te besluiten over de afgifte van vuurwerkverkoop vergunningen.

 

Met het van kracht worden van het Vuurwerkbesluit (Staatsblad 2002, nr 33; d.d. 22 januari 2002) zijn de regels voor opslag en verkoop van vuurwerk ingrijpend veranderd. Na een overgangsperiode waarin bestaande verkooppunten van vuurwerk nog volgens de voorschriften uit het oude Vuurwerkbesluit in Wet milieugevaarlijke stoffen (en Reglement gevaarlijke stoffen) mochten verkopen geldt vanaf 1 maart 2004 het nieuwe Vuurwerkbesluit voor iedereen. Bovendien is in 2003 gebleken dat het vigerende vergunningenbeleid enkele knelpunten oplevert. Naar aanleiding van de wijzigingen op grond van het Vuurwerkbesluit en de knelpunten in het huidige beleid is besloten het beleid ten aanzien van verkoopvergunningen voor (consumenten)vuurwerk te herzien. Tegelijk met de herziening van het beleid moeten ook de teksten van de vergunning en de bijbehorende voorschriften worden geactualiseerd.

 

Hoofdstuk 2 schetst het juridische kader waarbinnen de discussie plaatsvindt. Hoofdstuk 3 geeft een beknopt overzicht van het vigerende beleid en hoe dit tot stand is gekomen en beschrijft de knelpunten die zijn geconstateerd. De hoofdstukken 4 tot en met 6 behandelen de knelpunten en vragen die zijn gerezen. In hoofdstuk 7 worden de wijzigingen samengevat.

2. Juridisch kader: Vuurwerkbesluit en de APVG

 

2.1:Vuurwerkbesluit

Het Vuurwerkbesluit geeft regels voor de opslag en verkoop van professioneel- en consumentenvuurwerk. De regels van het Vuurwerkbesluit zijn met name gericht op veiligheidsaspecten. Deze beleidsnotitie betreft alleen de verkoop van consumentenvuurwerk ten behoeve van de jaarwisseling. De volgende uniforme regelingen uit het Vuurwerkbesluit zijn in dit kader van belang:

 

Artikel 2.3.2: Een verkooptermijn van drie dagen voor de jaarwisseling.

Artikel 2.3.3: Een verbod om per levering een hoeveelheid vuurwerk met een gewicht van meer dan 10 kilogram consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking te stellen.

Artikel 2.3.4: Een verbod om consumentenvuurwerk aan een particulier bedrijfsmatig ter beschikking te stellen op een andere plaats dan een verkoopruimte die voldoet aan de in bijlage 1 gestelde voorschriften en de door het bevoegd gezag overeenkomstig artikel 2.2.3 gestelde nadere eisen.

Artikel 2.3.5: Een verbod om vuurwerk bedrijfsmatig ter beschikking te stellen aan personen die jonger zijn dan zestien jaar.

Artikel 2.3.6: Een verbod vuurwerk ter ontbranding te brengen op een ander tijdstip dan tussen 31 december 10.00 uur en 1 januari 02.00 uur van het daarop volgende jaar.

 

In artikel 2.3.4 wordt verwezen naar de bijlage met voorschriften over de verkoopruimte. Hierin worden met name veiligheidsaspecten beschreven. Zo worden strenge eisen gesteld aan de bewaarplaats van vuurwerk, brandwerendheid van muren en deuren en veiligheidsafstanden. Ook moet een sprinklerinstallatie aanwezig zijn in de bewaarplaats en mag opgeslagen vuurwerk niet binnen bereik zijn van consumenten.

2.2 APVG: Algemene plaatselijke verordening Groningen

Naast het Vuurwerkbesluit is de gemeente bevoegd om aanvullende regels te stellen. Dit is gebeurd in de artikelen 2:65 en 2:66 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Groningen 2009 (APVG).

 

Artikel 2:65 APVG

Verbiedt om zonder een vergunning van het college in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf vuurwerk af te leveren, dan wel ter aflevering aanwezig te houden. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu.

 

Vergunningverlening op grond van dit artikel beoogt in het belang van de handhaving van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu het aantal verkooppunten te reguleren. Dit is nader uitgewerkt in de beleidsregels ‘Verkooppunten vuurwerk’ die het college op 17 november 1998 heeft vastgesteld. In hoofdstuk 2 is het vigerende beleid beknopt beschreven, waarbij tevens de knelpunten zijn aangegeven. Deze knelpunten worden in de volgende hoofdstukken behandeld.

 

Artikel 2:66 APVG

Geeft het college de mogelijkheid ter voorkoming van schade of overlast plaatsen aan te wijzen waar het afsteken van vuurwerk te allen tijde is verboden.

 

Tot op heden is het nog niet nodig geweest van een dergelijk aanwijzingsbesluit gebruik te maken.

2.3 Voorschriften

Aan de APV-vergunning kunnen voorschriften worden verbonden die verband houden met de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. De volgende voorschriften zijn in het beleid aan de vuurwerkverkoopvergunning verbonden:

  • 1.

    tijdens de verkoopdagen dient deze vergunning duidelijk zichtbaar vanaf de openbare weg in de inrichting te zijn aangebracht;

  • 2.

    de vergunninghouder dient tijdens de verkoopdagen in de inrichting aanwezig te zijn;

  • 3

    aan de consument mag in geen geval vuurwerk verkocht worden door personen beneden de leeftijd van 16 jaar;

  • 4.

    deze vergunning is alleen geldig gedurende de voor de betreffende detailhandel toegestane wettelijke openingstijden als bedoeld in artikel 2 van de Winkeltijdenwet;

  • 5.

    alle voorschriften, bevelen en aanwijzingen die door of namens de Hoofdcommissaris van Politie, de Commandant van de Brandweer of de Directeur van de Milieudienst in het belang van de openbare orde en veiligheid worden gegeven dienen stipt en onverwijld te worden opgevolgd.

 

Indien de aan deze vergunning verbonden voorschriften niet worden nagekomen kan de vergunning worden ingetrokken.

3. Achtergrond

 

3.1 Situatie 1998 - 2003

Bij de totstandkoming van het beleid in 1998 bleek dat in voorgaande jaren het aantal verkooppunten voor vuurwerk in de gemeente Groningen varieerde tussen de 32 en 40. Er waren geen indicaties dat er te weinig verkooppunten in de stad zouden zijn of dat het aantal verkooppunten leidde tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en/of leefklimaat in de gemeente. Daarom is destijds besloten de bestaande praktijk in beleid vast te leggen.

 

Besloten werd het aantal vergunningen voor verkooppunten aan een maximum te binden, namelijk 40 verkooppunten (c.q. vuurwerkverkoopvergunningen) voor de gehele gemeente. Daarnaast werd er voor gekozen de verkooppunten in redelijke mate over de stad te verspreiden, waarbij vanuit praktische overwegingen is aangesloten bij de indeling van de 5 basiseenheden (‘gebieden’) van de politie, district Groningen/Haren. In elke basiseenheid konden maximaal 8 vergunningen worden verleend voor de verkoop van consumentenvuurwerk. Hiermee werd de controleerbaarheid en de beheersbaarheid van overlast gewaarborgd.

Een bijkomend voordeel van de spreiding was dat de consument veelal een verkooppunt in zijn nabije omgeving had, waar hij op legale wijze vuurwerk kon kopen.

In 2003 zijn in basiseenheid west meer dan 8 aanvragen gedaan voor vuurwerkverkoopvergunning, waardoor een wachtlijst is ontstaan. Hieruit is gebleken dat het vigerende beleid enkele knelpunten oplevert, die hieronder worden opgesomd.

3.2 Geconstateerde knelpunten

De knelpunten die aan het licht zijn gekomen in 2003 zijn als volgt samen te vatten.

  • ·

    De grootte van de basiseenheden is zeer ongelijk, waardoor de spreiding van de verkooppunten ongelijk is verdeeld. Bovendien zijn de basiseenheden verschillend van karakter, met name het centrum wijkt qua functie sterk af van de andere eenheden. Met deze differentiatie is in het beleid geen rekening gehouden.

  • ·

    Er is geen duidelijke motivering van het aantal van 8 toegestane verkooppunten/vergunningen per basiseenheid en het maximumaantal van 40 verkooppunten/vergunningen in de gemeente.

  • ·

    Er bestaat onduidelijkheid over of de wachtlijst die is ontstaan, werkt op basis van persoonsgebondenheid of bedrijfsgebondenheid. De persoonsgebondenheid van de vergunning kan in voorkomende gevallen (praktische) problemen opleveren.

  • ·

    In het beleid staat niet wanneer de gemeente een vuurwerkverkoopvergunning kan intrekken.

4. Vergunningensysteem

 

4.1 Vragen

Om aan te geven welke overwegingen hebben geleid tot het nieuwe beleid worden hieronder de volgende vragen beantwoord:

  • °

    Is vasthouden aan meerdere gebieden, zoals nu het geval is, gewenst? En als hieraan wordt vastgehouden, welke gebiedsindeling verdient dan de voorkeur?

  • °

    Is vasthouden aan een maximumaantal gewenst (voor gemeente als geheel, of eventueel ook per gebied)?

  • °

    Als in het vergunningensysteem geen beperkingen worden gesteld aan het aantal verkooppunten, is het dan noodzakelijk om vast te houden aan vergunningen?

 

Argumenten voor het vasthouden aan danwel loslaten van beperkingen moeten zijn gelegen in de criteria van de weigeringsgronden van artikel 1:10 APVG. Concurrentieoverwegingen mogen niet meespelen, noch beperkingen (bijvoorbeeld t.a.v. veiligheid) die via hogere wetgeving (zoals het Vuurwerkbesluit) zijn geregeld.

4.2 Gebiedsindeling

De gebiedsindeling volgens de basiseenheden van het politiedistrict Groningen/Haren, is er mede de oorzaak van dat er een wachtlijst is ontstaan in een van de ‘grotere’ gebieden, terwijl nog niet het totale maximum aantal verkoopunten voor de gehele gemeente was bereikt. De indeling houdt te weinig rekening met gebiedsdifferentiatie, de verschillen in grootte en functie van de basiseenheden maken dat dit geen geschikte indeling lijkt te zijn om een goede spreiding van vuurwerkverkooppunten in de stad te bewerkstelligen.

De ervaringen van de politie met overlast in relatie tot verstoring van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu laten zien dat er niet significant meer overlast is in de buurt van vuurwerkverkooppunten, ook niet wanneer er meerdere verkooppunten in elkaars nabijheid zijn gesitueerd. Overlast is meer geconcentreerd rond de zogenaamde ‘hangplekken’, en wordt bovendien vaak veroorzaakt door illegaal vuurwerk.

 

Deze ervaringen geven geen aanleiding om spreiding na te streven: concentratie van verkooppunten veroorzaakt geen extra overlast in de directe omgeving. Op basis van deze overwegingen wordt besloten om de indeling in gebieden (voor vuurwerkverkoopvergunningen) los te laten.

4.3 Maximum aantal

De indeling in gebieden wordt losgelaten en daarmee vervalt ook het principe van een maximum aantal vuurwerkverkooppunten per gebied. De vraag die overblijft, is of er een maximum moet worden gehandhaafd voor de gehele gemeente. Dit maximum is nu vastgesteld op 40.

In dit kader is van belang dat het Vuurwerkbesluit zeer strenge voorwaarden stelt aan bedrijven die vuurwerk verkopen of opslaan (zie paragraaf 2.1). Dit betekent voor ondernemers dat ze een substantiële investering moeten doen om hieraan te voldoen. De verwachting is dat dit tot gevolg zal hebben dat veel (kleinere) ondernemers deze investering te groot vinden en zullen afzien van het aanvragen van een vergunning. Het aantal aanvragen voor vuurwerkverkoopvergunningen zal dus naar verwachting niet zodanig stijgen dat dit als een bezwaar wordt gezien. Besloten wordt om geen maximum te stellen aan het aantal vuurwerkverkoopvergunningen voor de gemeente.

4.4 Vergunningensysteem

Aangezien wordt besloten zowel de indeling in gebieden als het maximum aantal vuurwerkverkoopvergunningen los te laten, kan de vraag rijzen of wel moet worden vastgehouden aan het verlenen van vergunningen voor de verkoop van vuurwerk. Er is echter een belangrijke reden om dit systeem te handhaven. Het Vuurwerkbesluit biedt de mogelijkheid om bedrijven de opslag en verkoop van vuurwerk te verbieden als ze niet voldoen aan de veiligheidseisen. Wanneer echter overlast door de verkoop wordt veroorzaakt in relatie tot de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu (voor zover buiten de reikwijdte van de bepalingen van het Vuurwerkbesluit), kan op basis van het Vuurwerkbesluit niets worden ondernomen. Het vergunningensysteem op basis van de APVG (zie paragraaf 2.2) maakt het mogelijk om ook in deze gevallen maatregelen te treffen. Vanuit deze overweging wordt besloten vast te houden aan het vergunningensysteem.

Hierbij wordt opgemerkt dat een verkoopvergunning tenminste één maand voor de eerste dag van de verkoop van vuurwerk moet worden aangevraagd.

5. Persoonsgebonden of bedrijfsgebonden vergunning

 

5.1 Vraag: persoonsgebonden of bedrijfsgebonden vergunning

Het probleem van een wachtlijst is niet meer relevant in het nieuwe systeem van vergunningen zonder een beperking aan het maximum aantal. Ook de vraag of een wachtlijst persoons- of bedrijfsgebonden moet zijn is daarmee verdwenen. Zolang echter wordt vastgehouden aan een vergunningensysteem blijft er toch behoefte aan meer duidelijkheid over dit punt.

 

De vergunning is (op grond van de APVG, zie paragraaf 2.2) persoonsgebonden. In voorschrift 2 (paragraaf 2.3) is aangegeven dat de vergunning ongeldig is wanneer de vergunninghouder niet in de inrichting aanwezig is ten tijde van de verkoop. In sommige gevallen kan dit voor problemen zorgen. Deze vraag krijgt extra relevantie omdat de verwachting is dat meer grote bedrijven (zoals bouwmarkten) interesse zullen hebben in het aanvragen van een vergunning. Voor deze bedrijven is de investering die op grond van de eisen in het Vuurwerkbesluit gedaan moet worden (brandwerende maatregelen opslagruimte, sprinklerinstallatie etc.) minder bezwaarlijk. Bij deze bedrijven is het voor de hand liggend dat de vergunningaanvrager niet altijd in de inrichting aanwezig zal zijn tijdens de verkoop.

5.2 Juridisch kader

In het Vuurwerkbesluit worden (behalve een leeftijdsgrens van 16 jaar, zie paragraaf 2.1) geen voorwaarden gesteld aan personen die consumentenvuurwerk opslaan of verkopen; men hoeft dus bijvoorbeeld niet in het bezit te zijn van specifieke diploma’s of verklaringen. Wel wordt aangegeven (artikelen 2.2.1/2.2.2/2.2.3 van het Vuurwerkbesluit) dat “degene die de inrichting drijft” er voor zorg dient te dragen dat de voorschriften (uit bijlage 1 van het Vuurwerkbesluit) en eventuele aanvullende eisen die het bevoegd gezag kan stellen, worden nageleefd. Bovendien wordt in de bijlage voorgeschreven dat deze persoon een schriftelijke instructie moet verstrekken aan iedereen die in de instelling met het vuurwerk werkt om te voorkomen dat voorschriften of nadere eisen worden overtreden en om instructies te geven over de gevaren van vuurwerk en brandbestrijding in geval van calamiteiten.

In de APVG (die leidend is) staat dat verkoopvergunningen persoonsgebonden zijn. Persoonlijk wordt de vergunning genoemd als de mogelijkheid van verkrijging uitsluitend of in hoge mate afhangt van de persoon van de vergunningaanvrager (diens persoonlijke kwaliteiten, zoals het bezit van een diploma of een bewijs van onbesproken levensgedrag).

 

Persoonsgebondenheid betekent dat de vergunning niet overdraagbaar is, tenzij de regeling krachtens welke de vergunning is verleend hiertoe de mogelijkheid biedt.

5.3 Persoonsgebonden veranwoordelijkheid

Samengevat is een vuurwerkverkoopvergunning op grond van de APVG altijd persoongebonden. Het Vuurwerkbesluit laat echter voldoende ruimte om vuurwerk te verkopen ondanks eventuele afwezigheid (in de instelling) van de persoon aan wie de vergunning is verleend. De verkoop vindt dan plaats onder verantwoordelijkheid van de vergunninghouder, die er wel voor zorg dient te dragen dat zijn personeel voldoende geïnstrueerd is.

 

Het bestaande voorschrift 2 bij de vuurwerkverkoopvergunning, “de vergunninghouder dient tijdens de verkoopdagen in de inrichting aanwezig te zijn”, zal worden vervangen. In de voorschriften bij de vergunning wordt opgenomen dat de verkoop van vuurwerk plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de vergunninghouder.

Verder kan in de vergunning een verwijzing worden opgenomen om de houder ervan te attenderen op de verplichtingen die hij heeft op basis van het Vuurwerkbesluit. Dit is echter slechts ter informatie, omdat deze verplichtingen bindend geregeld zijn in het Vuurwerkbesluit wordt dit niet opnieuw in een voorschrift geformuleerd.

6. Mogelijkheden voor intrekken vergunning

 

6.1 Intrekken vergunning

In het oude beleid is niet vastgelegd wanneer de gemeente een vuurwerkverkoopvergunning kan weigeren of intrekken. Om duidelijkheid te scheppen over weigering of intrekking van een vergunning zijn volgende vragen van belang:

  • ·

    Kan bij een aanvraag rekening worden gehouden met ervaringen uit het verleden?

  • ·

    Hoe snel kan een vergunning worden ingetrokken als blijkt dat de vergunninghouder één of meerdere jaarwisselingen geen gebruik heeft gemaakt van zijn verkoopvergunning?

  • ·

    Wat gebeurt er met een aanvraag als de aanvrager niet voldoet aan de regels van het Vuurwerkbesluit?

6.2 Juridisch kader

In het oude beleid staat dat de persoonsgebonden vergunning vervalt op het moment dat de persoon aan wie de verkoopvergunning is verstrekt, te kennen geeft met de verkoop van vuurwerk te stoppen, bijvoorbeeld tengevolge van bedrijfsbeëindiging. Er worden geen andere gronden genoemd op basis waarvan de vuurwerkverkoopvergunning haar geldigheid verliest.

Uit artikel 1.7 APVG blijkt dat een vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist (in casu: het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu);

  • c.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

 

Een vergunning kan op een van deze gronden worden ingetrokken. Er kunnen zich echter gevallen voordoen waarin definitieve intrekking van de vergunning een te zware sanctie is voor een begane overtreding (‘proportionaliteit’ van een sanctie). In dergelijke gevallen kan er voor worden gekozen om de vergunning tijdelijk in te trekken. Per geval zal moeten worden afgewogen of iemand in aanmerking komt voor tijdelijke intrekking van zijn vergunning of dat wordt besloten voor definitieve intrekking.

6.3 Ervaringen uit verleden als grond voor weigering vergunning

Uit de toelichting op de model-APV staat dat “in beleidsregels kan worden vastgesteld dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag rekening wordt gehouden met eerdere resultaten van controles door politie, brandweer, de afdeling milieu etc”.

Ook voor vuurwerkverkoopvergunningen kan dit in voorkomende gevallen relevant zijn. Daarom wordt besloten dat negatieve ervaringen uit het verleden (van o.a. politie, brandweer, milieudienst) reden kunnen zijn om een aanvrager de vuurwerkverkoopvergunning te weigeren.In geval van weigering van de vergunning dient altijd zorgvuldig gemotiveerd te worden waarom de aanvraag niet gehonoreerd wordt.

6.4 Geen gebruik vergunning als reden voor intrekking

In de APVG is voorzien in een mogelijkheid om een vergunning in te trekken als een vergunninghouder binnen een in de vergunning gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn, geen gebruik maakt van zijn vergunning (artikel 1.7 sub d APVG). In het oude beleid in de voorschriften bij de vergunning geen termijn genoemd waarbinnen men gebruik moet maken van zijn vergunning.

 

Aangezien besloten is om geen maximum meer te stellen aan het aantal toegestane verkooppunten in de gemeente (zie paragraaf 4.3) kan geen wachtlijst voor vergunningen meer ontstaan. Om die reden is het geen probleem als een vergunninghouder geen gebruik maakt van zijn vergunning: het vormt geen belemmering voor anderen die een vergunning willen hebben om vuurwerk te verkopen. Het lijkt niet voor de hand liggend dat men in grote getale vergunningen zal aanvragen die vervolgens niet worden gebruikt. In de vergunning wordt daarom geen termijn opgenomen waarbinnen gebruik moet worden gemaakt van de vergunning. Mochten er zich na verloop van tijd onverwacht toch problemen voordoen, dan heeft de gemeente op basis van de APVG altijd nog de mogelijkheid om een ‘redelijke termijn’ te bepalen waarna tot intrekking van vergunningen kan worden overgegaan. Om te besluiten wat een redelijke termijn is, kan bijvoorbeeld worden gerefereerd aan termijnen zoals die in de Wet Milieubeheer worden gehanteerd.

6.5 Aanvraag die niet voldoet aan de regels van het Vuurwerkbesluit

Kijkend naar de artikelen van de APVG is het niet voldoen aan de regels van het Vuurwerkbesluit geen reden om een vergunning te weigeren. Uit artikel 1:10 APVG volgt dat de weigeringsgronden zijn: de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. Dit betekent dat een verkoopvergunning moet worden verleend, ook als niet is voldaan aan de specifieke (veiligheids)eisen betreffende opslag etc. uit het Vuurwerkbesluit. Bovendien kan geen voorschrift aan de vergunning worden verbonden waarin staat dat de vergunninghouder de voorschriften uit het Vuurwerkbesluit dient na te leven.

 

In het geval van de verkoop van consumentenvuurwerk is met name artikel 2.3.4. van het Vuurwerkbesluit van belang. Hierin staat dat het verboden is om consumentenvuurwerk aan een particulier bedrijfsmatig ter beschikking te stellen op een andere plaats dan een verkoopruimte die voldoet aan de gestelde voorschriften en de door het bevoegd gezag overeenkomstig artikel 2.2.3. gestelde nadere eisen. Wanneer geconstateerd wordt dat consumentenvuurwerk wordt verkocht zonder dat aan de voorschriften van het Vuurwerkbesluit wordt voldaan dient hierop te worden gehandhaafd. Samengevat biedt het Vuurwerkbesluit de mogelijkheid om de verkoop van vuurwerk te verbieden, ook al heeft de aanvrager een verkoopvergunning. Een vergunning kan echter niet worden geweigerd op grond van het niet voldoen aan de regels van het Vuurwerkbesluit.

 

Alhoewel geen voorschrift aan de vergunning kan worden toegevoegd over naleving van het Vuurwerkbesluit, zal bij de vergunning een (informatieve) tekst worden gevoegd die de vergunninghouder attendeert op de eisen die het Vuurwerkbesluit stelt aan de opslag en verkoop van vuurwerk.

7. Conclusie: het nieuwe vuurwerkverkoopvergunningenbeleid

De gebiedsindeling en beperking van het aantal verkooppunten zoals die waren vastgelegd in het oude beleid worden losgelaten. Dit betekent dat er geen maximum meer wordt gesteld aan het aantal verkooppunten van vuurwerk in de gemeente of delen van de gemeente. Het vergunningensysteem wordt echter wel gehandhaafd, om de mogelijkheid open te houden in te grijpen wanneer overlast wordt veroorzaakt in relatie tot de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. In de voorschriften bij de (persoons-gebonden) vergunning wordt opgenomen dat de verkoop plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de persoon aan wie de vergunning is verleend, zonder dat deze in de inrichting aanwezig hoeft te zijn. Deze persoon kan het werk delegeren aan medewerkers in het bedrijf, mits is voldaan aan de voorschriften die het Vuurwerkbesluit hierover bevat.

Daarnaast wordt opgemerkt dat negatieve ervaringen uit het verleden reden kunnen zijn om een aanvrager de vuurwerkverkoopvergunning te weigeren. In de vergunning zal geen termijn worden opgenomen waarbinnen gebruik moet worden gemaakt van de vergunning. Tenslotte wordt een informatieve tekst toegevoegd aan de vuurwerkverkoopvergunning waarin de vergunninghouder wordt gewezen op de relevante artikelen en voorschriften in het Vuurwerkbesluit.

 

Met het vaststellen van het nieuwe beleid zal ook de tekst van de vergunning en de bijbehorende voorschriften (paragraaf 2.3) worden geactualiseerd (zie bijlage 1).

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 6 oktober 2009.

  

De burgemeester,                                                De secretaris,

 

 

 

 

dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.                                      H.P. Bakker.