Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011 |
Citeertitel | Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-04-2011 | Onbekend | 12-04-2011 Gemeenteblad 2011, nr. 19 | YG11009133 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in zijn vergaderingen van 12 april 2011 de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011 met bijbehorende algemene en artikelgewijze toelichting heeft vastgesteld. En dat de raad de verordening één dag na datum van publicatie in het Gemeenteblad in werking laat treden onder gelijktijdige intrekking van de oude verordening.
De integrale tekst van de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011 luidt hiermee als volgt.
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
inburgeringsvoorziening: een voorziening als bedoeld in de artikelen 19, derde lid, van de wet, die toe leidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder c, van de WEB en die het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen omvat;
taalkennisvoorziening: een voorziening als bedoeld in de artikelen 19, derde lid van de wet die is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal, die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de WEB;
vrijwillige inburgeraar: de Nederlander en een persoon als bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet, die: 1. ouder is dan 15 jaar; en 2. minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven; en 3. niet beschikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document; en 4. niet leerplichtig of kwalificatieplichtig is, dan wel een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document;
oudkomer: de vreemdeling die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, onderdelen a t/m e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die op grond van de artikelen 3 en 5 van de wet inburgeringsplichtig wordt, voor zover die vreemdeling op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet geen nieuwkomer was in de zin van de Wet inburgering nieuwkomers;
uitkeringsgerechtigde: iemand die algemene bijstand ontvangt, dan wel een uitkering op grond van de Wet investeren in jongeren, dan wel een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19, vierde lid van de wet, aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen, aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling;
Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichten
Artikel 4. De samenstelling van de voorziening
Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijk bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige. Dit geldt voor zowel de duur, de intensiteit als de samenstelling van de voorziening.
Artikel 5. De procedure van het doen van een aanbod
Indien een oudkomer met een inburgeringsplicht het aanbod alsnog niet aanvaardt, neemt het college op grond van artikel 26 van de wet een handhavingsbesluit. De oudkomer wordt schriftelijk medegedeeld dat hij is gehouden aan de inburgeringsplicht en binnen welke termijn hij aan deze plicht moet voldoen. Voor de nieuwkomer is de termijn bij wet geregeld.
Bij het toepassen van het vijfde lid kan het college rekening houden met een aanvraag schulddienstverlening of een bestaande schuldregeling bij de unit Schulddienstverlening van de gemeente Eindhoven. Het college kan ook rekening houden met een bestaand traject Wet Schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).
Artikel 7. Opleggen van verplichtingen
Het college legt een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen op:
Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete
Artikel 11. Overgangsbepaling vrijwillige inburgeraars
Voor vrijwillige inburgeraars die op grond van artikel 13, eerste lid van de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2010 (gemeenteblad nr. 68) van het college een aanbod hebben gekregen, gelden de rechten en plichten zoals deze staan beschreven in artikel 13 t/m 21 van de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2010.
Hoofdstuk 4. Kwijtschelding eigen bijdrage
Inburgeringsplichtigen die gebruik maken van een door de gemeente aangeboden inburgeringsvoorziening en die op het tijdstip, zoals opgenomen in de beschikking of in de aanvullende beschikking, hebben deelgenomen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen, wordt de in artikel 6 eerste lid van de in de verordening genoemde eigen bijdrage kwijtgescholden en deze personen hoeven daarmee geen eigen bijdrage meer te betalen.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inburgeringsplichtige afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien onverkorte toepassing van die bepalingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Eindhoven, 12 april 2011
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,
, burgemeester.
, secretaris a.i.
Uitgegeven, 14 april 2011
Mij bekend,
de gemeentesecretaris a.i. van Eindhoven,
A.M.M.M. Verbakel.
De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in de plaats gekomen van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) en de verschillende oudkomersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het inburgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). In de wet is per 1 januari 2010 ook de vrijwillige inburgering geregeld. Denk hierbij aan Moelanders (migranten uit Midden en Oost Europa) en genaturaliseerden.
Gemeenten hebben in de WI een aantal wettelijke taken toebedeeld gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak om een aanbod te doen aan bepaalde doelgroepen. Dit aanbod kan bestaan uit een inburgerings- of taalkennisvoorziening. De WI is gericht op het behalen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen.
Gemeenten hebben ook een duidelijke handhavingstaak in de WI. Wanneer een oudkomer met een inburgeringsplicht het aanbod van de gemeente niet aanvaardt, geeft het college op grond van de wet een handhavingsbeschikking af. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Vrijwillige inburgeraars die niet aan hun overeenkomst voldoen kunnen een sanctie opgelegd krijgen.
Naar aanleiding van landelijke en gemeentelijke bezuinigingen heeft de raad op 8 februari 2011 de Kadernota Prioritering Participatiebudget vastgesteld. Met het vaststellen van dit kader is ook de koers van het inburgeringsbeleid gewijzigd. De raad heeft besloten om met de beschikbare middelen zoveel mogelijk verplichte inburgeraars alsnog een aanbod te geven. Vrijwillige inburgeraars kregen al sind 15 december 2010 geen aanbod meer. Aan de hand van het door de raad vastgestelde kadernota heeft het college het ‘Inburgeringsbeleid 2011’ nader ingevuld.
Op basis van de discretionaire bevoegdheid van de gemeente stelt de verordening ook regels omtrent de kwijtschelding van de eigen bijdrage (€ 270,--) bij deelname aan het examen of een ontheffing.
Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de WI, het Besluit Inburgering en de Regeling Inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening. De Regeling vrijwillige inburgering 2007 is op 1 januari 2010 vervallen. De regels voor de vrijwillige inburgering zijn vanaf dat moment opgenomen in de wet.
De wet geeft een definitie van het begrip ‘oudkomer’. Voor de volledigheid is aan deze definitie toegevoegd dat WINNERS - personen die onder de personenkring van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) vallen - die vóór 1 januari 2007 de proeftoets hebben gemaakt, ook oudkomer zijn.
Naast de formele definitie wordt het begrip ‘oudkomer’ ook als volgt omschreven:
1 januari 2007 in Nederland woonde, minder dan acht jaar in Nederland heeft gewoond toen hij leerplichtig was en niet beschikt over bepaalde diploma’s.
Een omschrijving van het begrip ‘nieuwkomer’ is:
1 januari 2007 in Nederland is komen wonen of op 31 december 2006 nieuwkomer was op grond van de oude Wet inburgering nieuwkomers (WIN).
Artikel 2. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars.
De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen én vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.
In het tweede lid worden enkele mogelijkheden genoemd die worden gebruikt om de inburgeringsplichtigen én vrijwillige inburgeraars te informeren.
Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen.
Artikel 3. Aanwijzen van de doelgroepen.
Het eerste lid bepaalt aan wie het college een aanbod doet. Dit is limitatief. De raad heeft er bewust voor gekozen om het college niet de bevoegdheid te geven om aan iedereen een aanbod te doen. Dit is in lijn met de Kadernota Prioritering Participatiebudget. In het tweede lid wordt bepaald dat het college binnen de categorie ‘verplichte inburgeraars in het BPI’ specifieke doelgroepen kan aanwijzen ofwel de prioritaire doelgroepen. Bij de bepaling van deze prioritaire groepen is het verkrijgen van werk en maatschappelijk rendement bepalend.
Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid van de Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod zal worden gedaan ter kennisname aan de raad aanbiedt.
Artikel 4. De samenstelling van de voorziening.
In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen.
Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening, spelen de volgende factoren een rol:
De samenstelling van de voorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de voorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven. De gemeente is zelfs verplicht de geestelijk bedienaar deel te laten nemen aan het aanbod dat landelijk geregeld is door het ministerie.
Lid 2 doelt op de zogenaamde gecombineerde voorziening. Voor uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen met een arbeidsplicht die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, maakt de voorziening onderdeel uit van het re-integratietraject (artikel 20 van de wet). Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid van de wet, dat een aanbod voor een voorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. Betaald werk (met ondersteuning) is het hoogste doel (trede 5 en 6 participatieladder).
In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de Nederlandse taal die noodzakelijk voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (artikel 19, derde lid, WI). Anderstaligen – van 18 jaar en ouder - met een taaltekort hebben met een taalkennisvoorziening meer kans om hun MBO-diploma (niveau 1 en 2) te halen. Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI).
Op 1 januari 2009 is de wet Participatiebudget in werking getreden. Deze wet is een financiële versmelting van drie wetten, de WWB, de WI en de WEB. De onderliggende materiewetten blijven bestaan. Lid 4 sluit aan bij de visie van de gemeente Eindhoven. Deze visie gaat uit van participatievoorzieningen die leiden naar economische en/of sociale zelfredzaamheid van de burger. Individualisering en maatwerk zijn hierbij belangrijke uitgangspunten om de doelstelling te behalen. De hoogste doelstelling is regulier werk, maar de klant kan ook blijven steken op lagere treden van de participatieladder. Deze ladder geeft de mate aan waarin iemand participeert. De laagste trede op de ladder is volledige isolatie, en de hoogste trede is betaald werk. Burgers worden gestimuleerd om actief deel te nemen door middel van arbeids- en/of sociale participatie, door beheersing van de Nederlandse taal en door het behouden of vergroten van hun vakkennis. Het college kan inburgering als onderdeel van een participatievoorziening aanbieden. Integraal.
Artikel 5. De procedure van het doen van een aanbod.
Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod van een voorziening op zorgvuldige wijze gebeurt. In het eerste en derde lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod op schrift kenbaar maakt (in tweevoud), nadat is bepaald of iemand daadwerkelijk inburgeringsplichtig is, hij gebruik mag maken van het gemeentelijk aanbod en wat de inhoud van het aanbod is (inhoud trajectplan). Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburgeringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.
Bij het bepalen van de prioritaire doelgroepen is de datum van het intakegesprek de peildatum. Dit betekent dat een inburgeringsplichtige die op het op het moment van het intakegesprek een uitkering heeft, een aanbod kan krijgen. Wanneer deze persoon na enkele weken werk aanvaardt, blijft dit aanbod geldig. Negatieve prikkels om werk te aanvaarden worden hiermee voorkomen.
Het college kan er voor kiezen om inburgeringsplichtigen een opstarttraject (lid 2) aan te bieden. Dit traject (ook wel instapcursus genoemd) is een laagdrempelige participatievoorziening en gericht op het motiveren van klanten en het aanleren van voorwaardelijke competenties. Dit traject is gericht op doorstroming naar alfabetisering of inburgering. Een opstarttraject wordt als losse module aangeboden los van het formele inburgeringstraject in het kader van het Participatiebudget.
Lid 5 en 6 hebben betrekking op de subdoelgroep oudkomers. Onafhankelijk van het wel of niet accepteren van het aanbod, neemt het college op grond van artikel 26 van de wet een handhavingsbesluit (lid 5 van de verordening).
Met lid 6 krijgt het college de mogelijkheid om bij het opleggen van de termijn rekening te houden met (dreigende) problematische schulden. Wanneer de oudkomer de mogelijkheid heeft om voor het starten van het inburgeringstraject, zijn schuldsituatie op te lossen, krijgt hij meer mogelijkheden om de kosten voor inburgering te financieren. Denk hierbij aan de leningsfaciliteiten van de IB-groep.
Artikel 6. De inning van de eigen bijdrage.
De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,- (artikel 23, tweede lid, WI). In dit artikel is dat de eigen bijdrage in één keer wordt voldaan (eerste lid). Voor inburgeringsplichtigen die gebruik hebben gemaakt van een taalkennisvoorziening wordt de eigen bijdrage betaald, nadat het mbo-diploma (niveau 1 en 2) is behaald.
De eigen bijdrage wordt niet opgelegd aan uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige met een arbeidsplicht wiens inburgeringstraject onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject, de zgn. gecombineerde voorziening (artikel 6, lid 3 van de verordening). Sociale verzekeringswetten en sociale verzekeringsregelingen kennen immers niet de mogelijkheid om een eigen bijdrage voor te schrijven.
Zie artikel 12 van de verordening het beleid voor de kwijtschelding eigen bijdrage.
Artikel 7. Opleggen van verplichtingen.
Het college legt bij besluit een of meer van de genoemde verplichtingen op.
Artikel 8. De inhoud van de beschikking.
Het besluit tot het toekennen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden geregeld.
In de beschikking wordt verwezen naar het trajectplan welke als bijlage wordt toegevoegd. In het trajectplan wordt de toegekende voorziening omschreven (onderdeel a). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) kenbaar zijn gemaakt (onderdeel b).
De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking wordt de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen moet zijn behaald vermeld (onder c). Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd op welke wijze de betaling van de eigen bijdrage plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de algemene bijstand). Dit geldt niet voor uitkeringsgerechtigden met een arbeidsplicht met een inburgeringstraject welke onderdeel uit maakt van een re-integratietraject (zie artikel 6 lid 3 van de verordening). De inning van de eigen bijdrage is geregeld in artikel 6 van de verordening.
Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen 3 1/2 jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringsexamen hebben behaald.
Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete
Artikel 9. De hoogte van de bestuurlijke boetes.
Artikel 35 van de wet draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (lid 1, 2 en 3). In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.
Indien blijkt dat de deelnemer geen of onvoldoende medewerking (lid 2) verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringvoorziening (lid 2) of het examen niet haalt binnen de gestelde termijn (lid 3), is sprake van overtreding en dient een bestuurlijke boete te worden opgelegd overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van deze verordening. De deelnemer wordt in het laatste geval verplicht opnieuw het examen aan te vragen en moet de examenkosten zelf betalen.
Wanneer het college overweegt een boete op te leggen wordt eerst een onderzoek ingesteld naar de persoonlijke omstandigheden, de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid (lid 4). De beoordelingscommissie die is opgericht voor het opleggen van ontheffingen, bekijkt ook het sanctiewaardig gedrag en de hoogte van de boete. Voor de hoogte van de boeten zijn de genoemde bedragen in artikel 9 en 10 het uitgangspunt.
In het kader van de uitvoering van een gecombineerde voorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, WWB en artikel 41 Wij) als voor het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of -regeling. Artikel 37 van de wet bevat een regeling voor deze samenloop: Het college kan in dat geval géén bestuurlijke boete op grond van de WI opleggen.
Artikel 10. Bestuurlijke boete bij recidive.
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 van de verordening mogelijk is. Bij herhaling zal het college bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding zijn uiteraard niet hoger dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.
Artikel 11. Overgangsbepaling vrijwillige inburgeraars.
Het college heeft er voor gekozen om aan vrijwillige inburgeraars per 15 december 2010 geen aanbod meer te doen. De betreffende artikelen zijn uit de verordening geschrapt. De vrijwillige inburgeraars die na intrekking van de ‘Verordening Wet inburgering Eindhoven 2010’ gebruik maken van een voorziening, kunnen gebruik maken van deze overgangsbepaling.
Hoofdstuk 4. Kwijtschelding eigen bijdrage
De raad heeft ervoor gekozen om naast de verplichte (wettelijke) doelgroepen de personen in het BPI bestand alsnog de kans te geven om in te burgeren en te participeren. In deze lijn en gegeven de samenstelling van deze doelgroep, is het van belang om de drempels zo laag mogeljjk te maken en de regels rondom de teruggave te verruimen. Niet als beloning, maar als stimulans om deel te nemen. De eigen bijdrage wordt kwijtgescholden wanneer ze deelgenomen hebben aan het examen of bij een ontheffing.
In de praktijk wordt de eigen bijdrage enkel nog betaald bij ‘uitval’ ofwel het voortijdige beëindigen van het traject of trajectmodule.
De genoemde voorwaarde in lid 4 onder a heeft enkel betrekking op uitkeringsgerechtigden. Als in de re-integratiebeschikking de verplichting wordt opgenomen om een inburgeringsvoorziening te behalen, maakt de inburgeringsvoorziening verplicht onderdeel uit van de re-integratievoorziening. In deze gevallen kan géén eigen bijdrage worden gevraagd. De kwijtschelding is dus niet aan de orde.
Artikelen 13. Hardheidsclausule.
Dit artikel spreekt voor zich.