Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011
CiteertitelVerordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet inburgering, art. 8

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-04-2011Onbekend

12-04-2011

Gemeenteblad 2011, nr. 19

YG11009133

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in zijn vergaderingen van 12 april 2011 de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011 met bijbehorende algemene en artikelgewijze toelichting heeft vastgesteld. En dat de raad de verordening één dag na datum van publicatie in het Gemeenteblad in werking laat treden onder gelijktijdige intrekking van de oude verordening.

De integrale tekst van de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011 luidt hiermee als volgt.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

    • b.

      de wet: de Wet Inburgering (hierna: WI);

    • c.

      WEB: Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB);

    • d.

      Besluit Inburgering: Besluit van 5 december 2006 tot uitvoering en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inburgering;

    • e.

      Regeling Inburgering: Regeling van de minister voor Wonen, Wijken en Inte­gratie, tot uitvoering van de WI, het Besluit inburgering en tot wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemde­lingen 2005;

    • f.

      voorziening: een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de wet;

    • g.

      inburgeringsvoorziening: een voorziening als bedoeld in de artikelen 19, derde lid,  van de wet, die toe leidt naar het inburgerings­examen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder c, van de WEB en die het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen omvat; 

    • h.

      taalkennisvoorziening: een voorziening als bedoeld in de artikelen 19, derde lid van de wet die is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal, die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de WEB;

    • i.

      gecombineerde voorziening: een inburgeringsvoorziening, gecombineerd met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet;

    • j.

      participatievoorziening: opleiding educatie, inburgeringsvoorziening, taal­kennisvoorziening of re-integratievoorziening.

    • k.

      inburgeringsexamen: het examen, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid van de wet;

    • l.

      staatsexamen: de opleidingen, zoals bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder­deel c, van de WEB;

    • m.

      trajectprijs: de prijs van een participatievoorziening bestaande uit een optel­som van de afzonderlijke prijzen van de benodigde modules conform het vast­gesteld trajectplan;

    • n.

      inburgeringsplichtige: de persoon die op grond van artikel 3 van de wet inbur­geringsplichtig is; 

    • o.

      vrijwillige inburgeraar: de Nederlander en een persoon als bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet, die: 1. ouder is dan 15 jaar; en 2. minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven; en 3. niet be­schikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document; en 4. niet leerplichtig of kwalificatie­plichtig is, dan wel een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uit­reiking van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document;

    • p.

      oudkomer: de vreemdeling die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, onderdelen a t/m e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die op grond van de artikelen 3 en 5 van de wet inburgeringsplichtig wordt, voor zover die vreemdeling op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet geen nieuwkomer was in de zin van de Wet inburgering nieuw­komers;

    • q.

      uitkeringsgerechtigde: iemand die algemene bijstand ontvangt, dan wel een uitkering op grond van de Wet investeren in jongeren, dan wel een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19, vierde lid van de wet, aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen, aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • r.

      asielgerechtigde: iemand die houder is van een verblijfsvergunning als be­doeld in artikel 19, eerste lid onder a van de wet;

    • s.

      geestelijk bedienaar: de persoon bedoeld in artikel 19 eerste lid onder b van de wet.

    • t.

      BPI: Het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen zoals bedoeld in artikel 6.4 van het Besluit Inburgering.

    • u.

      ISI: Het Informatiesysteem Inburgering zoals bedoeld in artikel 6.1 van het Besluit Inburgering.

    • v.

      Uitval: een voortijdige beëindiging van het traject of trajectmodule, ongeacht de oorzaak of omstandigheden.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltref­fende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot voorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van:

    • a.

      het gemeentelijke (front-office) informatieloket;

    • b.

      verspreiding van informatie materiaal rechtstreeks aan potentieel inburge­ringsplichtigen;

    • c.

      verspreiding van informatie materiaal via maatschappelijke organisaties;

    • d.

      verspreiding van informatie via digitale (o.a. www.eindhoven.nl) en geschre­ven media.

Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichten

Artikel 3. Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1.

    Het college doet een aanbod aan:

    • a.

      asielgerechtigden en geestelijk bedienaren.

    • b.

      analfabeten met een inburgeringsvoorziening in ISI.

    • c.

      verplichte inburgeraars in het BPI bestand.

    • d.

      nieuwkomers die voor 16 februari 2011 tot Nederland zjjn toegelaten en nog geen aanbod hebben gekregen van het college.

  • 2.

    Het college kan specifieke groepen uit de in het eerste lid onder c genoemde categorie aanwijzen die met prioriteit een aanbod krijgen.

Artikel 4. De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorzie­ning aan geestelijk bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburge­ringsplichtige. Dit geldt voor zowel de duur, de intensiteit als de samenstelling van de voorziening.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een gecombineerde voorziening wordt aan­geboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening afgestemd wordt op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • a.

      kennis van en inzicht in het Eindhovense onderwijs- en kinderopvangaanbod, inclusief de voorschoolse voorzieningen;

    • b.

      kennis van en inzicht in de Eindhovense welzijns- en zorgvoorzieningen;

    • c.

      kennis van en inzicht in de Eindhovense arbeidsmarkt en bijbehorende voor­zieningen.

  • 4.

    Het college kan een voorziening aanbieden als onderdeel van een participatie­voorziening.

Artikel 5. De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19 eerste of tweede lid van de wet, schriftelijk in tweevoud, nadat een intakegesprek en het bepalen van de voorziening in samenspraak met inburgeringsplichtige heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan ervoor kiezen om de  inburgeringsplichtige los van de voor­ziening een opstarttraject aan te bieden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt met een on­dertekend exemplaar van de aanbiedingsbrief, binnen de daartoe gestelde ter­mijn het college mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt start het college binnen 2 weken na ontvangst van de mededeling de doorgeleiding naar de betref­fende aanbieder, overeenkomstig het gedane aanbod, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Indien een oudkomer met een inburgeringsplicht het aanbod alsnog niet aan­vaardt, neemt het college op grond van artikel 26 van de wet een handhavingsbesluit. De oudkomer wordt schriftelijk medegedeeld dat hij is gehouden aan de inburgeringsplicht en binnen welke termijn hij aan deze plicht moet voldoen. Voor de nieuwkomer is de termijn bij wet geregeld.

  • 6.

    Bij het toepassen van het vijfde lid kan het college rekening houden met een aanvraag schulddienstverlening of een bestaande schuldregeling bij de unit Schulddienstverlening van de gemeente Eindhoven. Het college kan ook rekening houden met een bestaand traject Wet Schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).

Artikel 6. De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage bedoeld in artikel 23 lid, tweede lid van de wet wordt in één keer voldaan.

  • 2.

    Inburgeringsplichtigen voor wie een taalkennisvoorziening is vastgesteld beta­len de eigen bijdrage bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet, in één keer nadat het diploma is behaald van de door het college vastgestelde taalkennis­voorziening.

  • 3.

    De eigen bijdrage wordt niet opgelegd aan uitkeringsgerechtigde inburgerings­plichtigen met een arbeidsplicht wiens inburgeringstraject onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject ofwel de gecombineerde voorziening.

  • 4.

    De hoogte van de eigen bijdrage wordt bij toekenningsbeschikking van de voorziening vastgesteld.

Artikel 7. Opleggen van verplichtingen

Het college legt een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen op:

  • a.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandighe­den niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen.

Artikel 8. De inhoud van de beschikking

De beschikking tot toekenning van voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een verwijzing naar het trajectplan als onderdeel van de beschikking;

  • b.

    de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of het staatsexamen moet zijn behaald;

  • d.

    voor zover van toepassing, de hoogte van de eigen bijdrage, zoals genoemd in arti­kel 23, tweede lid van de wet;

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van de inburgerings­plicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

Artikel 9. De hoogte van de bestuurlijke boetes

  • 1.

    Maximaal € 50,-- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgerings­plichtig is, geen of onvoldoende medewer­king verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2.

    Maximaal € 250,-- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende mede­werking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorzieningzoals bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplich­tingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3.

    Maximaal € 250,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de termijn het inbur­geringsexamen heeft gehaald zoals genoemd in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de wet ver­lengde termijn.

  • 4.

    Alvorens het college de boete oplegt wordt rekening gehouden met de persoon­lijke omstandigheden, ernst van de gedraging en mate van verwijtbaarheid even­als hetgeen is vastgelegd in de artikelen 31 tweede lid, 32 en 37 van de wet.

Artikel 10. Bestuurlijke boete bij recidive

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige zich binnen 24 maanden na de vorige verwijtbare gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde verwijtbare gedraging:

    • a.

      € 500,-- in geval van artikel 9, tweede lid;

    • b.

      € 500,-- in geval van artikel 9, derde lid.

  • 2.

    Alvorens het college de boete oplegt wordt rekening gehouden met de persoon­lijke omstandigheden, ernst van de gedraging en mate van verwijtbaarheid even­als hetgeen is vastgelegd in de artikelen 31 tweede lid, 32 en 37 van de wet.

Artikel 11. Overgangsbepaling vrijwillige inburgeraars

  • 1.

    Voor vrijwillige inburgeraars die op grond van artikel 13, eerste lid van de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2010 (gemeenteblad nr. 68) van het college een aanbod hebben gekregen, gelden de rechten en plichten zoals deze staan beschreven in artikel 13 t/m 21 van de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2010.

  • 2.

    Deze overgangsbepaling is geldig tot de einddatum van de voorziening die op grond van artikel 13, eerste lid is aangeboden.

Hoofdstuk 4. Kwijtschelding eigen bijdrage

Artikel 12. Doelgroep

  • 1.

    Inburgeringsplichtigen die gebruik maken van een door de gemeente aangeboden inburgeringsvoorziening en die op het tijdstip, zoals opgenomen in de beschikking of in de aanvullende beschikking, hebben deelgenomen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen, wordt de in artikel 6 eerste lid van de in de verordening genoemde eigen bijdrage kwijtgescholden en deze personen hoeven daarmee geen eigen bijdrage meer te betalen.

  • 2.

    Van inburgeringsplichtigen die gebruik maken van een door de gemeente aangeboden taalkennisvoorziening en die het bijbehorende diploma hebben behaald, wordt de eigen bijdrage eveneens kwijtgescholden.

  • 3.

    Van inburgeringsplichtigen die door het college zijn ontheven van de inburgeringsplicht, wordt de eigen bijdrage eveneens kwijtgescholden.

  • 4.

    Voor de toepassing van het eerste lid gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de plicht om een inburgeringsvoorziening te volgen is bij uitkeringsgerech­tigden niet in de re-integratiebeschikking als verplichting opgenomen.

    • b.

      de eigen bijdrage, zoals bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet, is bij beschikking conform artikel 6 van deze verordening opgelegd.

  • 5.

    Het college verleent eenmalig ambtshalve kwijt­schelding.

  • 6.

    Bij uitval wordt de in artikel 6 eerste en tweede lid genoemde eigen bijdrage niet kwijtgescholden.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inburgeringsplichtige afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien onverkorte toepassing van die bepa­lingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking één dag na datum publicatie in het Gemeenteblad.

Artikel 15. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als "Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2011”.

Eindhoven, 12 april 2011

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

 

 

 

 

, burgemeester.

 

 

 

 

, secretaris a.i.

 

Uitgegeven, 14 april 2011

Mij bekend,

de gemeentesecretaris a.i. van Eindhoven,

A.M.M.M. Verbakel.

Algemene toelichting 

 

De Wet inburgering (WI) is op 1 januari 2007 in werking getreden en is in de plaats gekomen van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) en de verschillende oudko­mersregelingen. De WI regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelan­den van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen verantwoorde­lijkheid van de inburgeringsplichtige centraal. De inburgeringsplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorberei­den op het inburgeringsexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het in­burgeringsexamen is behaald (een resultaatsverplichting). In de wet is per 1 januari 2010 ook de vrijwillige inburgering geregeld. Denk hierbij aan Moelanders (migranten uit Midden en Oost Europa) en genaturaliseerden.

 

Gemeenten hebben in de WI een aantal wettelijke taken toebedeeld gekregen. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet. Daarnaast hebben gemeenten de taak om een aanbod te doen aan bepaalde doelgroepen. Dit aanbod kan bestaan uit een inburgerings- of taalkennisvoorziening. De WI is gericht op het behalen van het inburgeringsexamen of het staatsexamen.

 

Gemeenten hebben ook een duidelijke handhavingstaak in de WI. Wanneer een oudkomer met een inburgeringsplicht het aanbod van de gemeente niet aanvaardt, geeft het college op grond van de wet een handhavingsbeschikking af. Het college moet een bestuur­lijke boete opleggen als een inburgeringsplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Vrijwillige inburgeraars die niet aan hun overeenkomst voldoen kunnen een sanctie opgelegd krijgen.

 

Naar aanleiding van landelijke en gemeentelijke bezuinigingen heeft de raad op 8 februari 2011 de Kadernota Prioritering Participatiebudget vastgesteld. Met het vaststellen van dit kader is ook de koers van het inburgeringsbeleid gewijzigd.  De raad heeft besloten om met de beschikbare middelen zoveel mogelijk verplichte inburgeraars alsnog een aanbod te geven. Vrijwillige inburgeraars kregen al sind 15 december 2010 geen aanbod meer. Aan de hand van het door de raad vastgestelde kadernota heeft het college het ‘Inburgeringsbeleid 2011’ nader ingevuld.

 

Op basis van de discretionaire bevoegdheid van de gemeente stelt de verordening ook regels omtrent de kwijtschelding van de eigen bijdrage (€ 270,--) bij deelname aan het examen of een ontheffing.

 

Artikelsgewijs

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking.

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden ge­bruikt in respectievelijk de WI, het Besluit Inburgering en de Regeling Inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening. De Regeling vrijwillige inburgering 2007 is op 1 januari 2010 vervallen. De regels voor de vrijwillige inburgering zijn vanaf dat moment opgenomen in de wet.

 

De wet geeft een definitie van het begrip ‘oudkomer’. Voor de volledigheid is aan deze definitie toegevoegd dat WINNERS - personen die onder de personenkring van de Wet inburgering nieuwkomers (WIN) vallen - die vóór 1 januari 2007 de proeftoets hebben gemaakt, ook oudkomer zijn.

 

Naast de formele definitie wordt het begrip ‘oudkomer’ ook als volgt omschreven:

  • oudkomer: persoon zonder Nederlands paspoort, tussen de 16 en 65 jaar, die voor

1 januari 2007 in Nederland woonde, minder dan acht jaar in Nederland heeft ge­woond toen hij leerplichtig was en niet beschikt over bepaalde diploma’s.

 

Een omschrijving van het begrip ‘nieuwkomer’ is:

  • nieuwkomer: persoon zonder Nederlands paspoort, tussen de 16 en 65 jaar, die na

1 januari 2007 in Nederland is komen wonen of op 31 december 2006 nieuwkomer was op grond van de oude Wet inburgering nieuwkomers (WIN).

 

Artikel 2. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars.

De gemeente heeft als taak de inburgeringsplichtigen én vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te in­formeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de wet. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

 

In het tweede lid worden enkele mogelijkheden genoemd die worden gebruikt om de inburgeringsplichtigen én vrijwillige inburgeraars te informeren.

Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen.

 

Artikel 3. Aanwijzen van de doelgroepen.

Het eerste lid bepaalt aan wie het college een aanbod doet. Dit is limitatief. De raad heeft er bewust voor gekozen om het college niet de bevoegdheid te geven om aan iedereen een aanbod te doen. Dit is in lijn met de Kadernota Prioritering Participatiebudget. In het tweede lid wordt bepaald dat het college binnen de categorie ‘verplichte inburgeraars in het BPI’ specifieke doelgroepen kan aanwijzen ofwel de prioritaire doelgroepen. Bij de bepaling van deze prioritaire groepen is het verkrijgen van werk en maatschappelijk rendement bepalend.

 

Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid van de Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit aan welke groepen inburgeringsplichtigen bij voorrang een aanbod zal worden gedaan ter kennisname aan de raad aanbiedt.

 

Artikel 4. De samenstelling van de voorziening.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen.

Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening, spelen de volgende factoren een rol:

  • de al aanwezige kennis van de inburgeringsplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit;

  • de maatschappelijke rol die de inburgeringsplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen;

  • de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringsplichtige moet ver­vullen of anderzijds het bevorderen van de zelfredzaamheid bij het ouder worden.

 

De samenstelling van de voorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de voorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven. De gemeente is zelfs verplicht de geestelijk bedienaar deel te laten nemen aan het aanbod dat landelijk geregeld is door het ministerie.

 

Lid 2 doelt op de zogenaamde gecombineerde voorziening. Voor uitkeringsgerech­tigde inburgeringsplichtigen met een arbeidsplicht die een voorziening ge­richt op arbeidsinschakeling ontvangen, maakt de voorziening onderdeel uit van het re-integratietraject (artikel 20 van de wet). Uitgangspunt is wel, zo blijkt uit artikel 19, vierde lid van de wet, dat een aanbod voor een voorziening aan een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige niet wordt gedaan, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert. Betaald werk (met ondersteuning) is het hoogste doel (trede 5 en 6 participatieladder).

 

In de wet is geregeld waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet be­staan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringsexamen en het eenmaal koste­loos afleggen van dat examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de Nederlandse taal die noodzakelijk voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding  (artikel 19, derde lid, WI). Anderstaligen – van 18 jaar en ouder - met een taaltekort hebben met een taalkennisvoorziening meer kans om hun MBO-diploma (niveau 1 en 2) te halen.  Voor asielgerechtigde in­burgeringsplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begelei­ding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI).

 

Op 1 januari 2009 is de wet Participatiebudget in werking getreden. Deze wet is een financiële versmelting van drie wetten, de WWB, de WI en de WEB. De onderliggende materiewetten blijven bestaan. Lid 4 sluit aan bij de visie van de gemeente Eindhoven. Deze visie gaat uit van participatievoorzieningen die leiden naar economische en/of sociale zelfredzaamheid van de burger. Individualisering en maatwerk zijn hierbij belangrijke uitgangspunten om de doelstelling te behalen. De hoogste doelstelling is regulier werk, maar de klant kan ook blijven steken op lagere treden van de participatieladder. Deze ladder geeft de mate aan waarin iemand participeert. De laagste trede op de ladder is volledige isolatie, en de hoogste trede is betaald werk. Burgers worden gestimuleerd om actief deel te nemen door middel van arbeids- en/of sociale participatie, door beheersing van de Nederlandse taal en door het behouden of vergroten van hun vakkennis. Het college kan inburgering als onderdeel van een participatievoorziening aanbieden. Integraal.

 

Artikel 5. De procedure van het doen van een aanbod.

Dit artikel bevat enkele procedurele bepalingen die er voor moeten zorgen dat het doen van een aanbod van een voorziening op zorgvuldige wijze ge­beurt. In het eerste en derde lid van dit artikel wordt geregeld dat het college het aanbod op schrift kenbaar maakt (in tweevoud), nadat is bepaald of iemand daad­werkelijk inburgeringsplichtig is, hij gebruik mag maken van het gemeentelijk aanbod en wat de inhoud van het aanbod is (inhoud trajectplan). Een inburgeringsplichtige hoeft een aanbod niet te accepteren. Weigert de inburge­ringsplichtige het aanbod, dan zal hij zich zelfstandig moeten voorbereiden op het inburgeringsexamen.  

 

Bij het bepalen van de prioritaire doelgroepen is de datum van het intakegesprek de peildatum. Dit betekent dat een inburgeringsplichtige die op het op het moment van het intakegesprek een uitkering heeft, een aanbod kan krijgen. Wanneer deze persoon na enkele weken werk aanvaardt, blijft dit aanbod geldig. Negatieve prikkels om werk te aanvaarden worden hiermee voorkomen.

 

Het college kan er voor kiezen om inburgeringsplichtigen een opstarttraject (lid 2) aan te bieden. Dit traject (ook wel instapcursus genoemd) is een laagdrempelige participatievoorziening en gericht op het motiveren van klanten en het aanleren van voorwaardelijke competenties. Dit traject is gericht op doorstroming naar alfabetisering of inburgering. Een opstarttraject wordt als losse module aangeboden los van het formele inburgeringstraject in het kader van het Participatiebudget. 

 

Lid 5 en 6 hebben betrekking op de subdoelgroep oudkomers. Onafhankelijk van het wel of niet accepteren van het aanbod, neemt het college op grond van artikel 26 van de wet een handhavingsbesluit (lid 5 van de verordening).

 

Met lid 6 krijgt het college de mogelijkheid om bij het opleggen van de termijn reke­ning te houden met (dreigende) problematische schulden. Wanneer de oudkomer de mogelijkheid heeft om voor het starten van het inburgeringstraject, zijn schuldsituatie op te lossen, krijgt hij meer mogelijkheden om de kosten voor inburgering te finan­cieren. Denk hierbij aan de leningsfaciliteiten van de IB-groep.

 

Artikel 6. De inning van de eigen bijdrage.

De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270,- (artikel 23, tweede lid, WI). In dit artikel is dat de eigen bijdrage in één keer wordt voldaan (eerste lid). Voor inburgeringsplichtigen die gebruik hebben gemaakt van een taalkennisvoorziening wordt de eigen bijdrage betaald, nadat het mbo-diploma (niveau 1 en 2) is behaald.  

 

De eigen bijdrage wordt niet opgelegd aan uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige met een arbeidsplicht wiens inburgeringstraject onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject, de zgn. gecombineerde voorziening (artikel 6, lid 3 van de verordening). Sociale verzekeringswetten en sociale verzekeringsregelingen kennen immers niet de mogelijkheid om een eigen bijdrage voor te schrijven.

 

Zie artikel 12 van de verordening het beleid voor de kwijtschelding eigen bijdrage.

 

Artikel 7. Opleggen van verplichtingen.

Het college legt bij besluit een of meer van de genoemde verplichtingen op.

 

Artikel 8. De inhoud van de beschikking.

Het besluit tot het toekennen van een voorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden geregeld.

 

In de beschikking wordt verwezen naar het trajectplan welke als bijlage wordt toegevoegd. In het trajectplan wordt de toegekende voorziening omschreven (onderdeel a). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewer­king te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de rechten en plichten van de inburge­ringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) kenbaar zijn gemaakt (onderdeel b).

 

De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking wordt de datum waarop het inburgeringsexamen of staatsexamen moet zijn behaald vermeld (onder c). Onderdeel d bepaalt dat in de beschikking moet worden vastgelegd op welke wijze de betaling van de eigen bijdrage plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de algemene bijstand). Dit geldt niet voor uitkeringsgerechtigden met een arbeidsplicht met een inburgeringstraject welke onderdeel uit maakt van een re-integratietraject (zie artikel  6 lid 3 van de verordening). De inning van de eigen bijdrage is geregeld in artikel 6 van de verordening.

 

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgeringsvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen 3 1/2 jaar ná deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgerings­examen hebben behaald.

 

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

 

Artikel 9. De hoogte van de bestuurlijke boetes.

Artikel 35 van de wet draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuur­lijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opge­legd (lid 1, 2 en 3). In artikel 34 van de wet zijn voor de verschillende overtredingen de maxi­mumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boete­bedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vast­stellen.

 

Indien blijkt dat de deelnemer geen of onvoldoende medewerking (lid 2) verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringvoorziening (lid 2) of het examen niet haalt binnen de gestelde termijn (lid 3), is sprake van overtreding en dient een bestuurlijke boete te worden opgelegd overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van deze verordening. De deelnemer wordt in het laatste geval verplicht opnieuw het examen aan te vragen en moet de examenkosten zelf betalen.

 

Wanneer het college overweegt een boete op te leggen wordt eerst een onderzoek ingesteld naar de persoonlijke omstandigheden, de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid (lid 4). De beoordelingscommissie die is opgericht voor het opleggen van ontheffingen, bekijkt ook het sanctiewaardig gedrag en de hoogte van de boete. Voor de hoogte van de boeten zijn de genoemde bedragen in artikel 9 en 10 het uitgangspunt.

 

In het kader van de uitvoering van een gecombineerde voorziening kan het voor­komen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aan­leiding zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, WWB en artikel 41 Wij) als voor het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale­zekerheidswet of -regeling. Artikel 37 van de wet bevat een regeling voor deze samenloop: Het college kan in dat geval géén bestuurlijke boete op grond van de WI op­leggen.

 

Artikel 10. Bestuurlijke boete bij recidive.

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 10 van de verordening mogelijk is. Bij herhaling zal het college bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten af­stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding zijn uiter­aard niet hoger dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

 

Artikel 11. Overgangsbepaling vrijwillige inburgeraars.

Het college heeft er voor gekozen om aan vrijwillige inburgeraars per 15 december 2010 geen aanbod meer te doen. De betreffende artikelen zijn uit de verordening geschrapt. De vrijwillige inburgeraars die na intrekking van de ‘Verordening Wet inburgering Eindhoven 2010’ gebruik maken van een voorziening, kunnen gebruik maken van deze overgangsbepaling.

 

Hoofdstuk 4. Kwijtschelding eigen bijdrage

 

Artikel 12. Doelgroep.

De raad heeft ervoor gekozen om naast de verplichte (wettelijke) doelgroepen de personen in het BPI bestand alsnog de kans te geven om in te burgeren en te participeren. In deze lijn en gegeven de samenstelling van deze doelgroep, is het van belang om de drempels zo laag mogeljjk te maken en de regels rondom de teruggave te verruimen. Niet als beloning, maar als stimulans om deel te nemen.  De eigen bijdrage wordt kwijtgescholden wanneer ze deelgenomen hebben aan het examen of bij een ontheffing.

In de praktijk wordt de eigen bijdrage enkel nog betaald bij ‘uitval’ ofwel het voortijdige beëindigen van het traject of  trajectmodule.

 

De genoemde voorwaarde in lid 4 onder a heeft enkel betrekking op uitkeringsgerechtig­den. Als in de re-integratiebeschikking de verplichting wordt opgenomen om een inburgeringsvoorziening te behalen, maakt de inburgeringsvoorziening verplicht onderdeel uit van de re-integratievoorziening. In deze gevallen kan géén eigen bijdrage worden gevraagd. De  kwijtschelding is dus niet aan de orde.

 

Hoofdstuk 65. Slotbepalingen.

 

Artikelen 13. Hardheidsclausule.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 14. Inwerkingtreding.

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 15. Citeertitel.

Dit artikel spreekt voor zich.