Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Paracommercie |
Citeertitel | Beleidsregels Paracommercie |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Beleidsregel Paracommerciële instellingen 2013 en het Sanctiebesluit Paracommerciële Instellingen 2013.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-03-2011 | 21-11-2012 | nieuwe regeling | 12-04-2011 Stadskrant | BW/110392 |
Paracommerciële instellingen worden in vier categorieën ingedeeld:
I De paracommerciële instelling op gelijke wijze en onder gelijke voorwaarden op de markt opereert als een regulier horecabedrijf
II De horeca-activiteiten worden gedreven voor rekening en risico van een horecaondernemer
III De rechtspersoon zich richt op het verlenen van zorg
IV De hoofdactiviteiten van de rechtspersoon van culturele aard zijn (zoals bij theaters en musea).
4.Een ontheffing van de voorschriften (ex art. 4 lid 5 Drank- en Horecawet) zoals onder 2 genoemd kan worden verleend voor “bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard die van maatschappelijke betekenis zijn en waarbij redelijkerwijs beschouwd geen sprake is van wezenlijke oneerlijke mededinging”, zoals in situaties waarbij:
I de reguliere horeca niet voldoende ruimte heeft om de activiteit te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld als tijdens een bijzondere festiviteit of attractie de vraag naar horeca-activiteiten het bestaande aanbod overtreft en/of
II de paracommerciële vergunninghouder geen financieel voordeel heeft van de activiteit en de activiteit als zodanig van maatschappelijke betekenis is en geen commercieel karakter heeft.
5.Een ontheffing van de voorschriften (ex art. 4 lid 5 Drank- en Horecawet) zoals onder 2 genoemd is niet vereist voor de volgende activiteiten:
I Recreatieve en educatieve instellingen:
II Sportieve instellingen (ook studentensportverenigingen):
III Sociaal-culturele instellingen:
IV Instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard:
bijeenkomsten, vieringen, cursussen en dergelijke die voortvloeien uit het levensbeschouwelijk of godsdienstig karakter van de instelling.
V.Studentenverenigingen, die worden aangemerkt als sociaal-culturele instellingen met een bijzonder karakter, hebben ook voor de volgende waardevolle studenteninitiatieven en –tradities geen ontheffing nodig:
Als een constatering is gedaan van het houden van bijeenkomsten van persoonlijke aard, het aanprijzen daarvan of het overtreden van de eindtijd van het verstrekken van alcoholische dranken (art 4, lid 2a, b en c Drank- en Horecawet) of wanneer het bestuursreglement niet wordt nageleefd zal het volgende handhavingstraject worden gevolgd:
I Na de eerste constatering volgt een aanschrijving waarbij de instelling op de overtreding wordt gewezen en waarbij wordt aangekondigd dat bij een volgende overtreding de vergunning kan worden ingetrokken.
II Na de volgende constatering binnen een periode van een jaar na de laatste
waarschuwing is het mogelijk de drank- en horecavergunning in te trekken (artikel 31 van de Drank- en Horecawet). Wanneer een drank- en horecavergunning zoals bedoeld in artikel 4 wordt ingetrokken, wordt, op grond van artikel 31, lid 3 van de Drank- en Horecawet, de bevoegdheid om aan de betrokken rechtspersoon een nieuwe vergunning te verlenen opgeschort tot een jaar nadat het besluit tot intrekking onherroepelijk is geworden.
7.Wanneer een vereniging of stichting zoals bedoeld in artikel 4 zonder vergunning horeca-activiteiten uitoefent, dan zal het volgende handhavingstraject worden gevolgd om de illegale situatie op te heffen:
I Na constatering zal het bestuur van de vereniging of stichting worden aangeschreven om de illegale activiteiten onmiddellijk te staken. Tevens zal hen de mogelijkheid worden gegeven om binnen veertien dagen een drank- en horecavergunning aan te vragen.
II Is na het verstrijken van de termijn geen gehoor gegeven aan het schrijven, dan zal door het bevoegd orgaan een voornemen tot sluiting worden uitgevaardigd. Gedurende twee weken wordt het bestuur in staat gesteld hun zienswijze op het voornemen aan de gemeente kenbaar te maken.
III Wordt tijdens de zienswijze procedure een plausibele verklaring geboden voor het uitblijven van een vergunningaanvraag, dan wordt het bestuur opnieuw de mogelijkheid geboden een vergunning aan te vragen. Is er geen geldige reden voor het uitblijven van een aanvraag, dan kan het bevoegd orgaan besluiten de inrichting te sluiten.