Organisatie | Regio Gooi en Vechtstreek |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Funktiewaarderingssysteem |
Citeertitel | Funktiewaarderingssysteem |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-04-2014 | 01-01-2020 | Onbekend | 11-04-2014 Onbekend | 5/91/1588d | |
08-01-2013 | 11-04-2014 | Onbekend | 08-01-2013 Onbekend | ||
13-04-2012 | 08-01-2013 | Onbekend | 13-04-2012 Onbekend | ||
04-07-2011 | 13-04-2012 | Onbekend | 04-07-2011 Onbekend | ||
13-05-2011 | 04-07-2011 | Onbekend | 13-05-2011 Onbekend | ||
21-04-2011 | 13-05-2011 | Onbekend | 21-04-2011 Onbekend |
Funktiewaarderingssysteem (afgeleid van het gfs-systeem)
Bij het waarderen van functies gaat het om, wat in de regeling functiewaardering voor de betreffende organisatie onder het begrip functie wordt verstaan. Er kunnen zich twee mogelijkheden voordoen, te weten:
wanneer dit uitdrukkelijk als zodanig is vermeld, kan er ook sprake zijn van "te verrichten werkzaamheden", dat wil zeggen datgene wat iemand zou moeten doen, in opdracht van het bevoegde gezag.Veelal zal deze interpretatie slechts gelden voor zeer grote organisaties, waar veel functies worden aangetroffen, die door meerdere personen worden vervuld.
Uitgangspunt bij de bepaling van het functieniveau is de indeling van de functies in een zestal hoofdgroepen. Met behulp van een vijftal criteria, de secundaire factoren, wordt daarna binnen de onderscheiden hoofdgroepen de nodige verfijning verkregen. Deze criteria worden onder C. nader omschreven.
Bij het functiewaarderingssysteem gewest Gooi en Vechtstreek is de hoofdgroepindeling gebaseerd op het denk en werkniveau, dat wil zeggen het niveau dat nodig is om de functie op normaal goede wijze te vervullen.De begrippen werken en denken zijn uiteraard niet in tegenstellende zin bedoeld. Het woord "werkniveau" alleen zou toereikend zijn geweest; de toevoeging geeft slechts aan dat het niveau van denken (in en ten behoeve van het werk) een belangrijke rol speelt bij de hoofdindeling.
Bij het algemeen werk- en denkniveau gaat het om een ondeelbaar begrip. Hierbij kan het "intellectuele" (opleidings)aspect wel eens te exclusief aandacht krijgen. Vooropgesteld dat reële opleidingseisen een zeer bruikbare indicatie verschaffen (zie ook punt 2 hierboven), dient bij het bepalen van de hoofdgroep niet alleen naar de vereiste opleiding te worden gekeken.Indien het gaat om b.v. een chefsfunctie met een aantal functies van hoofdgroep II, dan behoeft dit nog niet in te houden dat deze chefsfunctie een trapje hoger moet worden ingedeeld. Dat hangt namelijk van het gehalte van het chefsschap af. Wanneer deze chefsfunctie een beroep doet op kwaliteiten als b.v. het vermogen tot organiseren, coördineren, meedenken en samenspelen in een breder verband e.d., dan ligt indeling in hoofdgroep III voor de hand, ook al wordt voor deze chefsfunktie geen MBO (b.v. MTS/MEAO) als selectie-eis gesteld.Kernvraag voor de indeling is: wat is het karakter en het gehalte van de betreffende functie.
Hoofdgroep en functionele vorming zijn niet van elkaar te scheiden, ze geven het totale werk- en denkniveau weer, ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.Ten zeerste onjuist is het wanneer, de ene functionaris/commissie de hoofdgroep bepaalt, terwijl een andere functionaris/commissie de score voor functionele vorming bepaalt.Opmerking: zie ook handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden.
Onder opleidingsniveau, voor zover betrekking hebbend op de hoofdgroepindeling, wordt verstaan de totale theoretische opleiding plus de tijd die nodig is om de opgedane kennis in praktijk toe te passen. De tijd die nodig is om de kennis operationeel te maken, wordt bij de bepaling van de score voor functionele vorming buiten beschouwing gelaten.Om op het aangegeven niveau te kunnen functioneren, is als regel de volgende, niet mee te tellen ervaring nodig:
Voorbeeld:Na het behalen van b.v. een HBO-diploma (b.v. HTS/HEAO) heeft men in de regel nog 3 jaar nodig om het geleerde in de praktijk te leren toepassen. Bij part-time opleidingen is dit in de regel korter.
Werkzaamheden, die in het algemeen worden gevormd door op zichzelf staande, dan wel in eenvoudige combinatie voorkomende, afzonderlijke handelingen, waartoe de vaardigheid vooral door routine en veelal ook door een belangrijke fysieke component wordt bepaald en kan worden verworven door training of scholing in de werksituatie c.q. bedrijfsopleiding of anderszins, op basis van lagere algemeen vormende scholing.
Werkzaamheden, waartoe de vaardigheid en bekwaamheid -welke door vorming in de werksituatie c.q. bedrijfsopleiding, al dan niet gepaard aan externe cursussen is te verwerven- in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde vaktechnische scholing (LBO).Hoewel deze vaardigheid en bekwaamheid in belangrijke mate bepaald is door routine in de toepassing van nauw bepaalde werkwijzen en door ervaringskennis bij deze toepassing, treden daarnaast (in verband met de samengesteldheid van het werkobject, de in acht te nemen samenhangen of de zich voordoende variaties) eigen oordeel, handelingskeuze of gedragsbepaling ter realisering van gestelde taken, werkprogramma's of te leveren producten, naar voren.
Te denken valt aan werkzaamheden:
Werkzaamheden, waartoe de bekwaamheid -welke door voortgezette vorming in de werksituatie en eventueel voorheen vervulde functies, door bedrijfsopleiding en/of externe cursussen is te verwerven- in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde middelbare vaktechnische scholing (MBO) en welke behalve op praktische vaardigheid mede berust op theoretische kennis en beschouwing van de materie en op breder inzicht in technische, organisatorische, economische en/of maatschappelijke samenhangen.De werkzaamheden als zodanig zijn in het algemeen nog bepaald tot een vrij nauw afgebakend werkgebied of takenpakket, maar vereisen eigen analyse, interpretatie, conceptie en aanpak c.q. optreden en gedragsbepaling.
Te denken valt aan de werkzaamheden van:
Werkzaamheden, waarbij, veelal in direct samenspel met beleidsfunctionarissen en/of uitgaande van globaal geformuleerde algemene beleidslijnen, wordt deelgenomen aan de beleidsvoorbereiding, hoog gekwalificeerde uitvoerende, en/of controlerende werkzaamheden op een afzonderlijk terrein van overheidszorg, management of beheer (onderdeel van apparaatszorg) of welke, veelal in direct samenspel met op wetenschappelijk niveau werkzame functionarissen en/of uitgaande van globaal geformuleerde algemene richtlijnen, anderszins betrekking hebben op afzonderlijke terreinen van wetenschap en techniek.
Het gaat om werkzaamheden, waartoe de bekwaamheid -welke door voortgezette vorming en studie is te verwerven- in het algemeen slechts denkbaar is op basis van een afgeronde hogere vaktechnische scholing (HBO). Deze bekwaamheid steunt, behalve op praktisch inzicht en praktijkkennis, vooral ook op kennis van theoretische grondslagen, alsmede op een meer dan oppervlakkige oriëntatie buiten het eigen vakgebied of arbeidsveld (ten aanzien van b.v. meer algemene maatschappelijke, financiële of economische samenhangen en/of ten aanzien van andersgerichte vakgebieden en werksectoren).Het arbeidsveld of vakgebied als zodanig is meestal nog begrensd, maar heeft aanraking met andere terreinen en vakrichtingen, waarop, veelal met eigen onderkenning van raak- en coördinatiepunten, moet worden ingespeeld.
Opmerking:Onder beleid wordt verstaan: het formuleren van doelstellingen en de weg die gegaan moet worden om de doelstellingen te bereiken.Kenmerken van beleid zijn: visie ontwikkelen geldend voor langere termijn, breed terrein, grensoverschrijdend naar andere vakdisciplines.
Te denken valt aan werkzaamheden van:
Werkzaamheden in de sfeer van bestuur en beleid op onderscheiden terreinen van overheidszorg en apparaatsbeheer en/of (toegepaste) wetenschapsbeoefening, waartoe de bekwaamheid -welke door voortgezette vorming en studie is te verwerven- in het algemeen slechts denkbaar is op basis van voltooide universitaire studie.Het gaat bij deze bekwaamheid vooral om kwaliteiten van analytisch, synthetisch-methodisch denken, creatieve zin en onafhankelijke oordeelsvorming o.a. tot gelding komende in het uitwerken (prognose, planning, onderzoek) van beleidsideeën en het ontwikkelen van beleidslijnen op breed terrein en lange termijn, in standpuntbepaling en belangenbehartiging met de contactuele instelling, welke ter zake (in communicatie, coördinatie, ambtelijk beraad, contacten met maatschappelijke groeperingen, in commissies enz. ook internationaal) is vereist, in het (mede) geven van richting aan de ontwikkeling van grote technische of maatschappelijke projecten, of in de conceptie daarvan.
Leiding van zware beleids- en staforganen, wetenschappelijke instituten of diensten, welke inhoudt het volledig uitwerken en uitdragen (eventueel ook in internationaal verband) van het op hoogste niveau overeengekomen -veelal zelf geïnitieerde- beleid, gepaard aan de verantwoordelijkheid voor het management van de desbetreffende instellingen;beleidswerkzaamheden of wetenschappelijke arbeid (wetenschappelijk onderzoek of wetenschapstoepassing) op topniveau.
Te denken valt aan werkzaamheden van:
hoofden van zeer grote, zware beleids-, staf-, technische afdelingen.
Werkzaamheden als onder b. omschreven, doch met betrekking tot een minder omvangrijke en gecompliceerde sector van overheidszorg, sector van apparaatsbeheer of instelling van wetenschappelijk onderzoek;dan wel werkzaamheden als onder b. omschreven in een ondersteunende rol ten opzichte van (leidinggevende) functies van een hoger echelon, waarbij een minder groot accent ligt op de zelfstandigheid, breedte van het terrein (van bestuur, beleid of apparaartsbeheer) of (eind)verantwoordelijkheid, dan op niveau b. het geval is;dan wel (leidinggevende) werkzaamheden op wetenschappelijk gebied die, naast zelfstandige wetenschapsbeoefening op topniveau, gericht zijn op het leggen van nieuwe verbindingen met andere terreinen of op het direct praktisch toepasbaar maken van de onderzoeksresultaten voor een breed en complex terrein;dan wel (leidinggevende) werkzaamheden als onder b. omschreven met betrekking tot een omvangrijke sector van wetenschap, waarbij sprake is van minder diepgaand onderzoek.
(Leidinggevende) werkzaamheden die de verantwoordelijkheid omvatten voor het tot stand brengen van het overheidsbeleid voor een omvangrijke, gecompliceerde, uit verschillende deelgebieden samengestelde sector van overheidszorg, waarbij moet worden ingespeeld op maatschappelijke ontwikkelingen, activiteiten van belangen-organisaties, op de taakstelling en werkwijze van andere (departementale) dienst-onderdelen en/of van andere overheden, publiekrechterlijke lichamen, politieke en/of van andere (overleg)organen, eventueel ook in internationaal verband, en op daarmee samenhangende verschillen in beleidsinzichten en (belangen)tegenstellingen of leidinggevende werkzaamheden die de verantwoordelijkheid omvatten voor het functioneren van een sector van apparaatsbeheer, een instelling van wetenschappelijk onderzoek, e.d. die qua gecompliceerdheid van werkterrein, materie en problematiek met het voorgaande vergelijkbaar is;dan wel (leidinggevende) werkzaamheden die zich kenmerken door het tot stand brengen en uitdragen van nieuwe inzichten voor een omvangrijke sector van wetenschap die een op zichzelf staand geheel vormt waarbinnen verschillende wetenschappelijke specialisaties begrepen zijn. De werkzaamheden houden in dat een spilfunctie wordt uitgeoefend ten aanzien van de ontwikkelingen in de desbetreffende sector, doordat te volgen wegen, mogelijkheden en oplossingen worden aangegeven, waarbij rekening wordt gehouden met de effecten in aangrenzende sectoren en de vanuit een breder kader gestelde randvoorwaarden. Zij vereisen een creatieve doorschouwing van de eigen sector en van de mogelijkheden die ter beschikking staan voor het richting geven aan maatschappelijke ontwikkelingen, voor het inzetten en hanteren van het beschikbare bestuursinstrumentarium of voor het bereiken van vernieuwende vooruitgang op wetenschappelijk gebied.
Werkzaamheden als beschreven onder b. doch met betrekking tot een sector van bestuur of beleid, sector apparaatsbeheer of instelling van wetenschappelijk onderzoek van een bijzondere grote omvang, een erkende maatschappelijke betekenis en een bijzondere mate van complexiteit van de zich op het desbetreffende gebied voorkomende verbanden, verhoudingen en ontwikkelingen;dan wel coördinatie van een aantal bestuurs- en beleidssectoren waartussen een zekere samenhang bestaat, doch waarbij ten opzichte van niveau d. sprake is van een minder complexe problematiek of minder nadruk op eindverantwoordelijkheid. Deze werkzaamheden omvatten onder meer het op elkaar afstemmen van de beleidswenselijkheden en belangen vanuit de verschillende (deel)sectoren door het onderkennen en opheffen van onderlinge tegenstellingen en het leveren van bijdragen aan de geïntegreerde beleidsvorming van het onder d. bedoelde grotere geheel.Werkzaamheden als omschreven onder b., doch ten aanzien van een zeer omvangrijke sector van wetenschap, waarbij sprake is van diepgaand onderzoek dat nationaal en internationaal als toonaangevend wordt erkend.
Leidinggevende werkzaamheden, die zijn gericht op het onderling afstemmen en in onderlinge samenhang brengen van een aantal sectoren van bestuur en beleid of van wetenschap zoals onder b, respectievelijk c. omschreven.Hierbij gaat het met name om actief, richtinggevend optreden bij het tot ontwikkeling brengen, implementeren en aan ontwikkelingen aanpassen van een op lange termijn gerichte algemene beleidsvisie voor een aantal sectoren waarvan algemeen wordt erkend dat zij van groot belang zijn voor door de overheid te vervullen hoofdtaken en die gezamenlijk een min of meer afgerond geheel vormen voor één of meer terreinen van wetenschapsbeoefening met erkende maatschappelijke relevantie, die een grote verscheidenheid aan, veelal tegenstrijdige, beleidswenselijkheden en belangen omvatten.De werkzaamheden houden een afweging in van een aanzienlijk aantal aspecten, zoals onder meer de door de politieke top en hoogste ambtelijke leiding aangegeven beleidsrichtingen, mogelijkheden in het licht van het politieke klimaat, bestuurlijke en technische mogelijkheden, economische randvoorwaarden, bestaande en zich aankondigende maatschappelijke behoeften, sociale ontwikkelingen en door de wetenschap geboden mogelijkheden en perspectieven. Het onderling afstemmen en in samenhang brengen van de verschillende sectoren geschiedt in overleg met en onder afweging van de standpunten van andere bij het beleid betrokken instanties, zoals coördinerende organen, internationale overlegorganen, andere departementen, (bestuurscolleges van) andere overheden en maatschappelijke organisaties, en vereist een creatieve inbreng in overlegsituaties.
Binnen de onderscheiden hoofdgroepen kan met de zogenaamde secundaire factoren tot de nodige differentiatie worden gekomen.Als criteria worden gehanteerd:
Voor elk van deze criteria kunnen 1, 2, 3 of 4 punten worden behaald, met dien verstande dat voor het criterium leiding geven ook een score 0 mogelijk is. De som van de behaalde scores is bepalend voor de plaats binnen de hoofdgroep.
Functionele vorming omvat de theoretische en praktische kennis, die de functie verlangt, uitgaande boven het denk- en werkniveau, dat bepalend is geweest voor de hoofdgroepindeling.De functionele vorming wordt uitgedrukt in het totaal benodigde aantal jaren school- en praktijkopleiding en omvat ook de normaal te achten studie thuis.
Ter benadering van de gradering kunnen fictieve opleidingen worden geconstrueerd.
Indien de aanvullende kennis meer dan 7 à 8 jaar bedraagt, wordt de functie ingedeeld in de naast hogere hoofdgroep met een score 1 voor functionele vorming, indien althans het karakter van de werkzaamheden in overeenstemming is met de omschrijving van de hoofdgroep.
Bij functionele vorming mogen alleen die aspecten worden meegenomen, waarvan mag worden verwacht dat deze in de beroepsopleiding (hoofdgroep) niet of nauwelijks zijn behandeld en die door het volgen van een aanvullende studie c.q. praktijkopleiding (praktijkervaring als kennisvermeerdering) eigen gemaakt moeten worden.
De zelfstandigheid in de functie komt tot uitdrukking in de gezichtspunten handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden. Beide gezichtspunten zijn gezamenlijk gehanteerd.
Het gaat hierbij om de mogelijkheid die de functie biedt, beslissingen naar eigen inzicht te nemen. Deze mogelijkheid wordt onder meer beperkt door toezicht, controle, toetsing, beoordeling door of namens de leiding, een en ander afhankelijk van de aard van de werkzaamheden. Deze controle/toetsing/beoordeling kan plaatsvinden door onder meer: de chef, een hogere chef, een met controle/toetsing/beoordeling belaste functionaris, al dan niet in het kader van een bepaalde procedure of werkproces, of een in een procedure of werkproces ingebrachte zelfcontrole.De frequentie van deze controle/toetsing/beoordeling wordt mede als maatstaf gehanteerd voor het bepalen van de score. Bij de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking komen die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werk- en denkniveau (= hoofdgroep en functionele vorming).
Een score 4 wordt gegeven indien de werkzaamheden zodanig van aard zijn: dat er sprake is van een groot aantal onzekere factoren, die door de functionaris in de afweging moet worden betrokken, terwijl de inbreng in de beleidsadvisering en/of besluitvorming doorslaggevend is. Onzekere factoren zijn b.v. het inschatten van ontwikkelingen op lange termijn, waarbij alleen de praktijk kan uitwijzen of de inschatting de juiste is geweest. Dit zal veelal pas na verloop van jaren mogelijk zijn.
Het gaat hierbij om de mate waarin de organisatie en de (aard van de) werkzaamheden de functionaris de mogelijkheid biedt tot het ontwikkelen van initiatieven, het bewandelen van andere wegen dan de gebruikelijke en het oplossen van de zich voordoende problemen naar eigen inzicht. Deze keuzen kunnen worden beperkt door voorschriften, richtlijnen (b.v. NEN-bladen, vakvoorschriften, overheidsvoorschriften, richtlijnen, veiligheidsvoorschriften e.a.) instructies, werkafspraken e.d. Bij de bepaling van de score mogen uitsluitend die werkzaamheden (functiebestanddelen) in aanmerking worden genomen, die van overwegende invloed zijn geweest voor de bepaling van het totale werk- en denkniveau (hoofdgroep en functionele vorming).
Onder nieuwe oplossingen/wegen dienen te worden verstaan die oplossingen/wegen die op grond van het werk- en denkniveau, zoals blijkt uit de hoofdgroepindeling en de score voor functionele vorming van de functie, niet bekend verondersteld mogen worden (nieuwe oplossingen/wegen binnen de organisatie).
Met betrekking tot het begrip beleid wordt verwezen naar de algemene toelichting. Nu is overgegaan tot het gezamenlijk hanteren van de gezichtspunten handelingsvrijheid en keuzemogelijkheden kan de hulptabel hieronder worden gebruikt voor de bepaling van de totaalscore voor het kenmerk zelfstandigheid (handelingsvrijheid + keuzemogelijkheden).
Leiding geven is het richting geven aan de activiteiten van functionarissen, die hiërarchisch direct of indirect ondergeschikt zijn -of zich in een situatie bevinden die daarmee vergelijkbaar is- ten einde de gestelde doelen te bereiken. Het leidinggeven kenmerkt zich in beginsel door de aanwezigheid van een gezagssituatie, waarbij de medewerkers zich (uiteindelijk) hebben te voegen naar hetgeen de leidinggevende juist of noodzakelijk acht. Bij leiding geven wordt onderscheid gemaakt tussen:
Onder volledig leiding geven wordt de situatie verstaan, waarbij de chef verantwoordelijk is voor:
Bij partieel leiding geven is er sprake van een hiërarchische relatie, alsmede van verantwoordelijkheid voor de uitvoeringsplannen en voor de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uit te voeren werkzaamheden.De verantwoordelijkheden voor de organisatie van de afdeling of eenheid en de verantwoordelijkheden in het vlak van personeelszorg zijn evenwel beperkt.Tot het partieel leiding geven wordt ook gerekend een door het bevoegd gezag ingesteld projectleiderschap, voor zover dit gedurende enige jaren minimaal 25% van de werktijd vergt en voor zover de projectleider verantwoordelijk is voor het eindproduct. Bovendien dient projectleiderschap het werken met meerdere projectmedewerkers te omvatten. In dit geval bestaat er geen hiërarchische relatie met de personen waaraan leiding wordt gegeven. De kwaliteitsaspecten, die aan het leiding geven worden gesteld, komen in de hoofdgroepindeling, alsmede de aspecten "functionele vorming" en "keuzemogelijkheden" c.q. zelfstandigheid tot uitdrukking.
Bij dit gezichtspunt ligt de nadruk op de aanwezigheid van een hiërarchische verhouding. Mentorschap, Kameroudste, 1e medewerk(st)er e.d. worden bij dit gezichtspunt niet gewaardeerd. Het samenwerken van een aantal medewerkers, waarbij één van deze personen optreedt als eerste man/vrouw (bijvoorbeeld chauffeur t.o.v. bijrijders, vakman t.o.v. handlangers) worden niet bij dit gezichtpunt gewaardeerd.
In de systeemtekst zijn geen aantallen voor groepsgrootte vermeld. In deze toelichting wordt een tabel weergegeven, waarbij op een evenwichtige manier de groepsgrootte in categorieën is onderverdeeld. In deze tabel worden partieel en volledig leiding geven apart vermeld.Afhankelijk van de aard van de organisatie zal een op die organisatie toegespitste tabel wenselijk zijn.Score tabel:
* Een uitzondering hierop wordt gevormd voor medewerkers uit de hoofdgroepen I en II die partieel leiding geven aan 1 medewerker b.v. chauffeurbijrijder, monteurhulp-monteur, fitter-grondwerker. Deze medewerkers scoren 1 punt voor leidinggeven.
Het leidinggeven wordt aangemerkt als partieel leidinggeven, waarbij voor de sombepaling uitgegaan moet worden van het jaargemiddelde. Indien betrokken functie reeds scoort voor dit gezichtspunt, wordt de uiteindelijke score bepaald door de hoogst gehaalde score. Vervanging bij ziekte, vakantie en verlof wordt normaliter niet meegenomen.Vervanging kan invloed hebben op andere gezichtspunten dan leiding geven, bijvoorbeeld op functionele vorming.Incidentele vervanging gedurende een langere periode wordt veelal via een vervangingstoelage geregeld.
Hierbij komen tot uidrukking de eisen, die aan de contactvaardigheid in de functie worden gesteld met betrekking tot personen, waarmee de functionaris in een niet-hiërarchische verhouding staat.Ervaringskennis is op het terrein van de menselijke verhoudingen, kennis van mentaliteit, levensgewoonten, sociale omstandigheden, levensbeschouwelijke invloeden met betrekking tot bepaalde (groepen) personen e.d., worden als kennis aangemerkt.Bezinning op de wijze waarop gerezen moeilijkheden in de contactverhoudingen moeten worden aangepakt of voorkomen, alsmede overwegingen welke gedragslijn te volgen, worden in het gezichtspunt "keuzemogelijkheden", c.q. zelfstandigheid gewaardeerd.
Een score 4 voor dit gezichtpunt wordt bereikt indien naast het feit dat geen machtsmiddel aanwezig is:
er sprake is van volledige zelfstandigheid (geen) min of meer gelijkwaardige of meer aanspreekbare persoon aanwezig), waarbij de functionaris verantwoordelijk is voor een beslissing waarop niet kan worden teruggekomen (of alleen met een ernstige afbreuk van het vertrouwen in de gesprekspartner, c.q. organisatie, of met hoge kosten enz.).
De som van de bepaalde scores voor alle secundaire factoren bij elkaar is bepalend voor de plaats binnen de hoofdgroep. De plaats binnen de hoofdgroep is vervolgens bepalend voor de vaststelling van de salarisschaal. Eén en ander wordt in de conversietabel zichtbaar gemaakt.