Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Verordening treasury Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingVerordening treasury Noord-Brabant
CiteertitelVerordening treasury Noord-Brabant
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinancieel beheer, financieel kader

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt het Treasury Statuut provincie Noord-Brabant, vastgesteld op 11 juni 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 143
  2. Provinciewet, art. 216

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-02-201117-12-2013nieuwe regeling

04-02-2011

Provinciaal Blad 2011, 48

Statenvoorstel 72/10

Tekst van de regeling

Provinciale Staten van Noord-Brabant; Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 14 december 2010, alsmede de Memorie van antwoord/Nota van wijziging d.d. 25 januari 2011; Gelet op de artikelen 143 en 216 van de Provinciewet; Gelezen het advies van de Rekeningcommissie van 23 september 2010; Gelezen het advies van de Commissie bestuur en middelen van 14 januari 2011; Overwegende dat Provinciale Staten, mede gelet op de Wet financiering decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden, regels wensen vast te stellen met betrekking tot de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie; Overwegende dat Provinciale Staten daartoe op 9 december 2005 de Financiële beleids- en beheersverordening provincie Noord-Brabant hebben vastgesteld, alsmede op 7 december 2001 het Treasury statuut provincie Noord-Brabant, laatstelijk gewijzigd op 11 juni 2010; Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van artikel 13 van de Financiële beleids- en beheersverordening Noord-Brabant belast zijn met de uitoefening van de treasuryfunctie en gelet op het vierde lid een treasury statuut dienen op te stellen dat door Provinciale Staten wordt vastgesteld; Overwegende dat het Treasury statuut provincie Noord-Brabant vanwege diverse in- en externe ontwikkelingen, alsmede om regelgevingstechnische redenen, wijziging behoeft en Provinciale Staten vanwege de omvang van deze wijzigingen een nieuwe verordening treasury wensen vast te stellen; Overwegende dat Provinciale Staten daarbij de bevoegdheidsverdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten duidelijker willen aangeven en daartoe de inhoud van deze Verordening treasury Noord-Brabant wensen te beperken tot de normen en verplichtingen die Gedeputeerde Staten in acht dienen te nemen bij de feitelijke uitoefening van de treasuryfunctie, waarover zij door middel van de treasuryparagraaf in de jaarlijkse begroting en jaarrekening/jaarverslag verantwoording afleggen; Overwegende dat Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten opdragen om de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders als vastgelegd in deze verordening nader vast te leggen; Besluiten vast te stellen de volgende verordening:

§ 1 Inleiding

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aandelenrisico: onzekerheid in de waarde van niet beursgenoteerde aandelen en beursgenoteerde aandelen;

  • b.

    best executie: verantwoordelijkheid een financiële transactie uit te voeren tegen de best haalbare prijs in de markt;

  • c.

    commodityrisico: onzekerheid in waarde van beleggingen in grondstoffen en bulkgoederen;

  • d.

    debiteurenlimitering: maximaal bedrag in marktwaarde dat uitstaat bij een tegenpartij;

  • e.

    derivaten: financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde;

  • f.

    extern beheer: beheer van het vermogen door een vermogensbeheerder of via geheel of partieel schatkistbankieren;

  • g.

    gap: som van de inkomende en uitgaande kasstromen per tijdseenheid;

  • h.

    garantieproduct: financieel product waarbij de hoofdsom is gegarandeerd;

  • i.

    indexatieportefeuille: portefeuille van beleggingen, bestaande uit een garantiedeel en een vrij belegbaar deel, tezamen een garantieproduct vormend, met als doel het vermogen in de immunisatieportefeuille te beschermen tegen waardevermindering door inflatie;

  • j.

    immunisatieportefeuille: portefeuille van beleggingen met als doel jaarlijks een vaste inkomstenbron te realiseren ten behoeve van de begroting;

  • k.

    intern beschikbare middelen: middelen die niet zijn toegewezen aan een beleggingsportefeuille;

  • l.

    investeringsagenda portefeuille: portefeuille van beleggingen met als doel voldoende middelen beschikbaar te hebben voor investeringen in de Noord-Brabantse samenleving;

  • m.

    kasgeldlimiet: limiet met betrekking tot de hoogte van de kortlopende schulden als percentage van het totaal van de provinciale begroting;

  • n.

    kredietrisico: onzekerheid in waarde en opbrengsten als gevolg van het niet of niet tijdig na kunnen komen van betalingsverplichtingen door een tegenpartij;

  • o.

    landenrisico: onzekerheid in waarde en opbrengsten als gevolg van het niet of niet tijdig na kunnen komen van betalingsverplichtingen door een land;

  • p.

    liquiditeitsplanning: chronologisch overzicht waarin de geprognosticeerde inkomende en uitgaande kasstromen worden weergegeven per tijdseenheid;

  • q.

    liquiditeitsrisico: onzekerheid in omvang beschikbaar kasgeld als gevolg van een onverwachte financieringsbehoefte of de afwezigheid van financieringsbronnen;

  • r.

    operationeel risico: onzekerheid in opbrengsten en kosten als gevolg van menselijke fouten, fraude en falende systemen, procedures en processen;

  • s.

    partieel schatkistbankieren: uitlenen aan de minister van financiën van een deel van de overtollige middelen;

  • t.

    renterisico: onzekerheid in rentebaten, rentelasten en waarde als gevolg van rente veranderingen;

  • u.

    reputatierisico: mogelijke negatieve effecten op de reputatie van een organisatie;

  • v.

    renterisiconorm: norm met betrekking tot de jaarlijks verplichte aflossingen plus de renteherzieningen als percentage van de totale provinciale begroting;

  • w.

    Ruddo: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • x.

    value at risk methode: methode, die het bedrag bepaalt dat met een bepaalde kans, binnen een bepaald betrouwbaarheidsinterval, kan worden verloren;

  • y.

    valutarisico: onzekerheid in waarde als gevolg van veranderende valutakoersen;

  • z.

    vastgoedrisico: onzekerheid in de waarde van beursgenoteerde vastgoed aandelen;

  • aa.

    vrij belegbaar deel: deel van het garantieproduct zonder enige beleggingsbeperkingen vanuit de Wet financiering decentrale overheden, respectievelijk de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • bb.

    Wet fido: Wet financiering decentrale overheden.

§ 2 Risiconormen

Artikel 2 Risicobeheersing

  • 1 Gedeputeerde Staten houden in het kader van de uitvoering van de treasuryfunctie ten minste rekening met de volgende risico’s:

    • a.

      renterisico’s;

    • b.

      liquiditeitsrisico’s;

    • c.

      kredietrisico’s;

    • d.

      aandelen-, commodity-, valuta- en vastgoedrisico’s;

    • e.

      operationele- en reputatierisico’s.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen voor elk van deze risico’s, bedoeld in het eerste lid, normen en limieten vast.

§ 3 Verplichtingen bij aantrekken van middelen

Artikel 3 Algemeen

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van het aantrekken van middelen de navolgende normen in acht:

  • a.

    te allen tijde dienen voldoende middelen beschikbaar te zijn om het provinciale beleid te kunnen uitvoeren;

  • b.

    bij het aantrekken van middelen worden de meest kosten efficiënte financieringsinstrumenten ingezet;

  • c.

    de looptijd van de financiering wordt afgestemd op de liquiditeitsplanning van de Provincie;

  • d.

    alle aangetrokken middelen voldoen te allen tijde tenminste aan de risiconormen en limieten, bedoeld in artikel 2;

  • e.

    middelen worden uitsluitend aangetrokken voor het uitoefenen van de publieke taak;

  • f.

    bij het aantrekken van middelen wordt aan tenminste twee partijen een offerte gevraagd;

  • g.

    ter financiering van potentiële liquiditeitstekorten worden minimaal twee verschillende financieringsbronnen ingericht;

  • h.

    bij het opereren op de financiële markten wordt zodanig gehandeld dat de toegang tot die markten niet in gevaar komt.

§ 4 Verplichtingen bij uitzetten van middelen

Artikel 4 Algemeen

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van het uitzetten van middelen de navolgende normen in acht:

  • a.

    als beleggingsportefeuilles worden in ieder geval aangehouden :

    • de immunisatieportefeuille;

    • de investeringsagenda portefeuille;

    • de indexatieportefeuille;

    • overige middelen.

  • b.

    de Provincie laat zich te allen tijde classificeren als een professionele belegger door gebruik te maken van de opt-up regeling, beschreven in artikel 4.18c, van de Wet op het financieel toezicht;

  • c.

    alle uitgezette middelen voldoen te allen tijde tenminste aan de risiconormen en limieten, bedoeld in artikel 2;

  • d.

    aan de beleggingsportefeuille worden uitsluitend middelen toegewezen die voor minimaal één jaar overtollig zijn;

  • e.

    in een beleggingsmandaat worden nadere regels vastgesteld waarbinnen het vermogen van de beleggingsportefeuilles extern beheerd mag worden;

  • f.

    in het mandaat bedoeld onder e worden minimaal de risiconormen en limieten gehanteerd, bedoeld in artikel 2;

  • g.

    in het mandaat, bedoeld onder e, wordt in ieder geval als uitgangspunt best executie opgenomen;

  • h.

    bij tenminste twee marktpartijen wordt een offerte gevraagd alvorens tot het uitzetten van middelen en of het afsluiten van derivaten over te gaan.

Artikel 5 Immunisatieportefeuille

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van de immunisatieportefeuille de navolgende normen in acht:

  • a.

    de immunisatieportefeuille bestaat uitsluitend uit:

    • het daartoe door Provinciale Staten bestemde dan wel te bestemmen deel uit de verkoopopbrengst van de aandelen Essent;

    • dividend verkregen uit het aandelenbezit in Enexis N.V. en Attero N.V.;

    • opbrengsten afkomstig uit de leningen die in het kader van de verkoop van aandelen in Essent N.V. zijn verstrekt aan Enexis N.V;

  • b.

    obligaties in de immunisatieportefeuille worden niet tussentijds verkocht, maar aangehouden in de portefeuille tot het einde van de looptijd, tenzij marktomstandigheden aanleiding geven tot eerdere verkoop;

  • c.

    de immunisatieportefeuille wordt in stand gehouden, waarbij de aflossingen en het gedeelte van de rentecouponnen dat niet intern wordt aangewend voor de begroting, worden herbelegd.

Artikel 6 Investeringsagenda portefeuille

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van de investeringsagendaportefeuille de navolgende normen in acht:

  • a.

    de investeringsagenda portefeuille bestaat uitsluitend uit:

    • het daartoe door Provinciale Staten bestemde dan wel te bestemmen deel uit de verkoopopbrengst van de aandelen Essent;

    • mogelijke aanvullende ontvangsten uit de verkoopopbrengst van de aandelen Essent;

  • b.

    de omvang van de investeringsagenda portefeuille neemt af naar de mate waarin de voorgenomen investeringen worden gerealiseerd;

  • c.

    de aflossingen en de rentecouponnen van de beleggingen worden afgestemd op de liquiditeitsplanning van de investeringsagenda;

  • d.

    de obligaties in de investeringsagenda portefeuille worden niet tussentijds verkocht, maar worden aangehouden in de portefeuille tot het einde van de looptijd, tenzij marktomstandigheden aanleiding geven tot eerdere verkoop;

  • e.

    de middelen die vrijvallen en niet direct nodig zijn in projecten van de investeringsagenda, worden herbelegd in de investeringsagenda portefeuille;

  • f.

    de investeringsagenda portefeuille dient voldoende flexibiliteit te bieden om tussentijdse aanpassingen van de investeringsagenda op te kunnen vangen;

  • g.

    bij het bepalen van de omvang van de investeringsagenda portefeuille wordt geen rekening gehouden met kostenstijgingen als gevolg van inflatie.

Artikel 7 Indexatieportefeuille.

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van de indexatieportefeuille de navolgende normen in acht:

  • a.

    gestreefd wordt naar een stijging van de jaarlijkse inkomstenstromen die door de immunisatieportefeuille wordt gegenereerd ter hoogte van de inflatie;

  • b.

    het vrij belegbaar deel van de indexatieportefeuille wordt risicovol belegd met inachtneming van de risiconormen, bedoeld in artikel 2;

  • c.

    middelen van de indexatieportefeuille worden overgeheveld naar de immunisatieportefeuille, indien het rendement dat is behaald met de indexatieportefeuille toereikend is om de inflatie te compenseren.

§ 5 Verplichtingen met betrekking tot risico’s

Artikel 8 Renterisico’s

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van de renterisico’s de navolgende normen in acht:

  • a.

    renterisico’s worden beoordeeld op basis van :

    • de kasgeldlimiet;

    • de renterisiconorm;

    • de gap;

  • b.

    voor de immunisatieportefeuille geldt een gap van maximaal tien procent, tenzij de beschikbaarheid van de obligaties en de verstrekte leningen aan Enexis dit in enig jaar niet toelaat;

  • c.

    de investeringsagenda portefeuille wordt afgestemd op de liquiditeitsprognose van de projecten van de investeringsagenda;

  • d.

    voor de immunisatieportefeuille, de investeringsagenda portefeuille en de indexatieportefeuille worden de normen in acht genomen die gelden op basis van de Wet fido en de Ruddo;

  • e.

    uitzettingen die niet toewijsbaar zijn aan een portefeuille, worden afgestemd op de liquiditeitsplanning van de provincie.

Artikel 9 Liquiditeitsrisico’s

Gedeputeerde Staten kopen uitsluitend goed verhandelbare beleggingsinstrumenten aan.

Artikel 10 Kredietrisico’s

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van kredietrisico’s de navolgende normen in acht:

  • a.

    beleggingen in de immunisatieportefeuille bestaan uitsluitend uit obligaties van kredietwaardige AAA Europese staten en kredietwaardige AAA Europese banken binnen de eurozone, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden en Denemarken, zulks met inachtneming van de debiteurenlimitering en de maximale looptijd per debiteur, opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage 1;

  • b.

    beleggingen in de investeringsagendaportefeuille bestaan uitsluitend uit obligaties van kredietwaardige AAA Europese staten en kredietwaardige AAA Europese banken binnen de eurozone, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden en Denemarken, zulks met inachtneming van de debiteurenlimitering en de maximale looptijd per debiteur, opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage 1;

  • c.

    beleggingen in de indexatieportefeuille worden uitsluitend gedaan met inachtneming van de Wet fido en de Ruddo;

  • d.

    beleggingen bij de overige uitzetting van middelen worden uitsluitend gedaan met inachtneming van de Wet fido en de Ruddo.

Artikel 11 Aandelen-, commodity-, valuta- en vastgoedrisico’s

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van aandelen-, commodity-, valuta- en vastgoedrisico’s de navolgende normen in acht:

  • a.

    valutarisico’s worden direct ingedekt;

  • b.

    in afwijking van het vorige onderdeel, leggen Gedeputeerde Staten binnen het vrij belegbare deel van een garantieproduct per geval vast welke hoogte van de value at risk zij verantwoord achten;

  • c.

    beleggingen in aandelen, commodity en vastgoed worden slechts uitgevoerd voor zover dit geschiedt ter invulling van het vrij belegbare deel van een garantieproduct;

  • d.

    bij beleggingen als bedoeld onder c wordt per geval vastgelegd welke hoogte van de value at risk zij verantwoord achten.

§ 6 Verplichtingen ten aanzien van wederpartijen

Artikel 12 Inzet derivaten

Gedeputeerde Staten sluiten uitsluitend derivaten af met partijen waarmee de provincie een overeenkomst overeenkomstig de International Swaps and Derivatives Association, respectievelijk bij verpanding overeenkomstig de Credit Support Annex, heeft afgesloten.

Artikel 13 Duurzaamheid

Gedeputeerde Staten sluiten uitsluitend een overeenkomst met een financiële instelling, dan wel accepteren deze als tegenpartij in een financiële transactie, indien deze de Principles for Responsible Investment van de United Nations Environment Programme, of vergelijkbare verklaringen, heeft ondertekend.

Artikel 14 Behoorlijk bestuur

Gedeputeerde Staten sluiten uitsluitend een overeenkomst met een financiële instelling, dan wel accepteren deze als tegenpartij in een financiële transactie, indien deze heeft verklaard zich te houden aan de regels voor behoorlijk bestuur die gelden voor de financiële sector (Corporate Governance Code en richtlijnen van De Nederlandse Bank en de AFM).

§ 7 Nadere uitwerking van treasuryfunctie

Artikel 15 Treasury statuut

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen ten behoeve van de feitelijk uitvoeren van de treasuryfunctie een treasury statuut vast en brengen dit ter kennis van Provinciale Staten.

  • 2 Het treasury statuut, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a.

      de wijze waarop de risico’s bedoeld in artikel 2 worden beheerst;

    • b.

      een beschrijving van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de organen en functionarissen die betrokken zijn bij de feitelijke uitvoering van de treasuryfunctie;

    • c.

      een verwijzing naar de relevante processen binnen de treasuryfunctie;

    • d.

      de wijze waarop wordt gerapporteerd over de uitvoering van de treasuryfunctie bij de jaarlijkse begroting en bij de jaarrekening/jaarverslag.

  • 3 Gedeputeerde Staten beoordelen jaarlijks de actualiteit van het treasury statuut en passen dit indien nodig aan.

  • 4 Gedeputeerde Staten informeren bij de jaarrekening Provinciale Staten omtrent de uitkomst van de beoordeling, bedoeld in het derde lid.

§ 8 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

  • 1 Door Gedeputeerde Staten kunnen in concrete gevallen bepalingen vastgesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing worden gelaten of kan daarvan worden afgeweken, voor zover toepassing gelet op het belang van een zorgvuldige uitvoering van de treasuryfunctie zal leiden tot een ander resultaat dan met deze verordening wordt beoogd.

  • 2 Indien Gedeputeerde Staten gebruik maken van hun bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, informeren zij hierover zo spoedig mogelijk de statencommissie belast met onder meer financiën.

Artikel 17 Intrekking

Het Treasury Statuut provincie Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening treasury Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 4 februari 2011 Provinciale Staten voornoemd, de voorzitter de griffier prof. dr. W.B.H.J. van de Donk A.J. Brul, adj.

Bijlage 1 behorende bij artikel 10

Tabel 1 Debiteurenlimitering
DebiteurenPortefeuille limietLimiet per debiteur
1. Europese centrale overheden (Staatspapier) met een AAA rating.Geen limietMaximaal 35%
2. Waardepapieren uitgegeven door financiële ondernemingen waarvoor een Europese centrale overheid met een AAA rating direct of indirect een staatsgarantie heeft afgegeven.Geen limietMaximaal 10%
3. Financiële ondernemingen, of de door hen uitgegeven waardepapieren met een AAA rating waarvan het land ook minimaal een AAA rating heeft.Geen limietMaximaal 10%

 

Tabel 2 maximale looptijd per debiteur
RatingMaximale looptijd
AAA Europese overheden (categorie 1).25 jaar
Waardepapieren uitgegeven door financiële ondernemingen waarvoor een Europese centrale overheid met een AAA rating direct of indirect een staatsgarantie heeft afgegeven (categorie 2).15 jaar
AAA Financiële ondernemingen (categorie 3).15 jaar

 

 

1. Inleiding: Treasury Statuut in twee fasen

De regels in de Wet Fido (Financiering Decentrale Overheden) en de uitvoeringsregeling Ruddo (Regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden) zijn in 2009 aangescherpt wat betreft uitzettingen. De kredietwaardigheid van financiële instellingen waar de decentrale overheden middelen uitzetten voor een langere periode moeten voldoen aan strengere kredietwaardigheidseisen. Ook de landen waar deze financiële instellingen zijn gevestigd moeten aan kredietwaardigheidseisen voldoen. Op 11 juni 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant een aangepast Treasury Statuut vastgesteld dat voldoet aan die aangescherpte wet- en regelgeving. Provinciale Staten zijn op dat moment ook akkoord gegaan met het voorstel om zo spoedig mogelijk een Treasury Statuut vast te stellen dat goed past bij de recent ontstane vermogenspositie van de provincie Noord-Brabant.

Het nieuwe treasury beleid wordt zodoende in twee fasen vastgelegd. In de eerste fase is het treasury beleid in lijn gebracht met de geldende wet- en regelgeving. Deze fase is op 11 juni 2010 afgerond. De tweede fase is het vaststellen van het treasury beleid dat ook goed is ingericht voor de huidige vermogenspositie van de provincie. Deze fase wordt nu uitgevoerd en zal zijn afgerond met de vaststelling door Provinciale Staten van de Verordening treasury Noord-Brabant en door Gedeputeerde Staten van het nieuwe Treasury Statuut.

2. Verordening treasury Noord-Brabant en Treasury Statuut

Wanneer Provinciale Staten kaders en algemene normen wensen vast te stellen en vast te leggen, is een verordening daarvoor het geëigende instrument. Ter verhoging van de kwaliteit van regelgeving, waaronder verordeningen, gelden aanwijzingen voor de provinciale regelgeving. Naast betere toegankelijkheid van regelingen als gevolg van eenduidige vorm en opzet, kan ook eenvoudiger worden voldaan aan de wettelijke verplichting die per 1 januari 2011ook gaat gelden voor provincies en gemeenten om alle regelgeving elektronisch beschikbaar te stellen. In een verordening worden uitsluitend die kaders en normen opgenomen, waarvan de vaststelling behoort tot de bevoegdheden van Provinciale Staten. Deze algemene uitgangspunten bij het vastleggen van kaders en normen die Provinciale Staten stellen gelden ook voor treasury. Het huidige Treasury Statuut van de provincie Noord-Brabant is veel ruimer van opzet en voldoet daarmee niet aan de specifieke doeleinden van een verordening. Vandaar dat voorgesteld wordt het treasury beleid in twee documenten vast te stellen: a. een Verordening treasury Noord-Brabant dat wordt vastgesteld door Provinciale Staten. Hierin worden uitsluitend de kaders en normen opgenomen waarbinnen Gedeputeerde Staten het treasury beleid moeten uitvoeren. De inrichting van de verordening loopt langs de volgende lijnen: - Vaststelling risiconormen (paragraaf 2); - Verplichtingen bij aantrekken en uitzetten van middelen (paragraaf 3 en 4); - Verplichtingen met betrekking tot risico’s (paragraaf 5); - Verplichtingen ten aanzien van wederpartijen (paragraaf 6); - Nadere voorschriften voor de uitwerking van de treasury functie in een Treasury Statuut (paragraaf 7) . b. een Treasury Statuut provincie Noord-Brabant dat wordt vastgesteld door Gedeputeerde Staten en waarin de totale treasury organisatie met taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle betrokkenen in totale samenhang worden weergeven.

3. Wijzigingen ten opzichte van het bestaande Treasury Statuut

Tijdens de behandeling in Provinciale Staten van het Treasury Statuut eerste fase zijn door de statenleden vragen gesteld die bij de behandeling van het nieuwe Treasury Statuut nadrukkelijk aan de orde moeten komen. Het betreft de volgende thema’s: - Mandaat van PS aan GS - Treasury Jaarplan en Treasury Jaarverslag - Treasury Commissie - Risicoprofiel van de provincie - Schatkistbankieren - Duurzaamheid

Deze thema’s zullen achtereenvolgens kort worden behandeld met daarbij aangegeven op welke manier deze zijn verwerkt in de ontwerp Verordening treasury Noord-Brabant en het ontwerp Treasury Statuut Provincie Noord-Brabant.

3.1 Mandaat van Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten Het mandaat dat Provinciale Staten geven aan Gedeputeerde Staten inzake treasury is vastgelegd in de Verordening treasury Noord-Brabant. In de verordening worden Gedeputeerde Staten gemandateerd het beleid uit te voeren binnen de vastgestelde kaders. In de concept Verordening treasury Noord-Brabant zijn voorstellen opgenomen inzake - Risicomaatstaven - Risicolimieten - Aantrekken van middelen - Uitzetten van middelen - Inzet van derivaten - Duurzaamheid en behoorlijk bestuur bij wederpartijen

3.2 Treasury Jaarplan en Treasury Jaarverslag Het Treasury Jaarplan en Treasury Jaarverslag staan beschreven in het Treasury Statuut en worden jaarlijks opgesteld door de Directie Middelen. In het Treasury Jaarplan worden de geplande activiteiten van de treasury voor het komende jaar beschreven. Het Treasury Jaarplan wordt jaarlijks voor het starten van een nieuw begrotingsjaar ter goedkeuring aangeboden aan Gedeputeerde Staten. In het Treasury Jaarverslag wordt de planning van het afgelopen jaar tegen de realisatie afgezet. Het Treasury Jaarverslag wordt jaarlijks na het afronden van een begrotingsjaar ter goedkeuring aangeboden aan Gedeputeerde Staten. De planning en de verantwoording in Treasury Jaarplan en Treasury Jaarverslag moeten passen binnen de kaders die in het Treasury Statuut zijn vastgelegd. De inhoud van het Treasury Jaarplan en Treasury Jaarverslag zijn gericht op de uitvoering van het beleid en hebben een hoge mate van gedetailleerdheid. Besluitvorming hierover leent zich goed binnen het College van Gedeputeerde Staten. In het Treasury Statuut wordt opgenomen dat deze documenten ter informatie worden gezonden aan de Commissie voor Bestuur en Middelen. Daarmee komen de leden van Provinciale Staten in de positie om planning en verantwoording van het door Gedeputeerde Staten gevoerde treasury beleid nadrukkelijk te bespreken.

Daarnaast wordt steeds in de jaarlijks begroting van de provincie en in het jaarverslag een verplichte Treasury Paragraaf opgenomen. Daarin wordt samenvattend en in hoofdlijnen aangegeven wat respectievelijk de plannen zijn op het terrein van treasury en verantwoording daarvan. Deze documenten worden door Provinciale Staten besproken en vastgesteld.

3.3 Treasury Commissie De Treasury Commissie is in 2008 door het College van Gedeputeerde Staten ingesteld en opereert als adviesorgaan voor het College. De Treasury Commissie neemt zelf geen besluiten. In het concept Treasury Statuut worden de volgende taken en verantwoordelijkheden van de Treasury Commissie voorgesteld: - initiëren van beleidsaanpassingen; - adviseren van GS over beleidsstukken, financierings- en beleggingsvoorstellen; - monitoren van de financiële posities van de provincie. De Treasury Commissie bestaat uit twee leden van Gedeputeerde Staten, drie leden vanuit de ambtelijke organisatie en een externe adviseur op het terrein van treasury. Aan de vergaderingen van de Treasury Commissie wordt ook deelgenomen door de accountant van de provincie. Deze is geen lid maar treedt hier op als adviseur vanuit de natuurlijke adviesfunctie die de accountant heeft voor de provincie. Verslagen van de vergaderingen van de Treasury Commissie worden ter informatie gezonden aan de leden van de Rekeningcommissie.

3.4 Risicoprofiel Kaders en normen aangaande het risicoprofiel worden vastgelegd in de Verordening treasury Noord-Brabant. De provincie handelt als overheidsorganisatie per definitie met gemeenschapsgelden. Daar moet uiterst zorgvuldig mee worden omgegaan. Voorzichtigheid, veiligheid en vermijden van risico’s zijn daarbij de sleutelbegrippen. Om de risico’s te vermijden zijn door de rijksoverheid regels vastgesteld waarbinnen de provincie moet opereren. In de afgelopen jaren zijn deze regels verder aangescherpt. De risicobeheersing die voortvloeit uit de wet (Wet Fido) en de daarop gebaseerde regelingen (Ruddo) achten wij in het algemeen voldoende om de risicobeheersing binnen de provincie te hanteren. Zo is dat ook terug te vinden in de ontwerp Verordening treasury Noord-Brabant en het Treasury Statuut. Bij de specifieke doelstellingen die geformuleerd zijn inzake het beheer van het vermogen van de provincie dat is ontstaan uit de verkoop van de aandelen Essent wensen wij de regels die we hanteren verder aan te scherpen. Het bereiken van de doelen die zijn gesteld bij het beheer van dat vermogen (compensatie dividend, het bedrag gereserveerd voor de investeringsstrategie, mogelijke bescherming tegen waardedaling door inflatie) is noodzakelijk om de beleidsdoelen van de provincie te kunnen behalen. De risico’s daarbij moeten tot een absoluut minimum beperkt worden. Dat is gebeurd bij de inrichting van de beleggingsportefeuilles waarbij gekozen is voor obligaties met de hoogste kredietwaardigheid en waarbij is vastgelegd dat met deze obligaties niet tussentijds gehandeld mag worden (buy and hold). In de ontwerp Verordening treasury Noord-Brabant worden dezelfde restricties voor deze beleggingsportefeuilles opgenomen.

3.5 Schatkistbankieren Een mogelijkheid om met zeer weinig risico het vermogen van de provincie te beheren is het volledig beleggen daarvan in schuldpapier van de Nederlandse rijksoverheid. Dat wordt schatkistbankieren genoemd. De opbrengsten (rendementen) van schatkistbankieren zijn echter beperkt, ook ten opzichte van een gedifferentieerde obligatieportefeuille met zeer kredietwaardige tegenpartijen (AAA Europese landen en AAA Europese banken). Daar staat tegenover dat de kosten beperkt zijn. Gedeputeerde Staten kiezen in het concept Treasury Statuut bij het beheer van het vermogen in principe voor beheer door een externe vermogensbeheerder. De provincie heeft niet zelf de expertise en gewaarborgde continuïteit om het totale vermogen continue te beheren. Met het inschakelen van de externe vermogensbeheerder zijn kosten gemoeid. Voor de selectie van een externe vermogensbeheerder wordt op dit moment een Europese aanbesteding uitgevoerd. Indien uit deze aanbesteding de conclusie komt dat het inschakelen van een externe vermogensbeheerder structureel meer kost dan de lagere rendementen bij schatkistbankieren stellen we voor om te kiezen voor schatkistbankieren. De ontwerpVerordening treasury Noord-Brabant geeft hiervoor de ruimte.

3.6 Duurzaamheid Door leden van Provinciale Staten is de wens uitgesproken dat bij uitzettingen en beleggingen de mogelijkheden van duurzame beleggingen worden betrokken. In het Treasury Statuut dienen beleidsuitgangspunten daarover worden behandeld. Duurzaam beleggen is een niet scherp te definiëren begrip. Voor de omschrijving van duurzaam beleggen stellen we voor aansluiting te zoeken bij de uitgangspunten die hierover nationaal en internationaal zijn vastgelegd. Binnen de Verenigde Naties is het thema van duurzaam beleid voor het eerst systematisch besproken door de Commissie Brundlandt. Het Brundtland-rapport is de naam waaronder het rapport Our common future uit 1987 bekend is geworden. Het rapport is geschreven door de World Commission on Environment and Development (WCED). De belangrijkste conclusie van het rapport was dat de belangrijkste mondiale milieuproblemen het gevolg waren van de armoede in het ene deel van de wereld, en de niet-duurzame consumptie en productie van het andere deel van de wereld. Het rapport riep voor het eerst op tot duurzame ontwikkeling. In vervolg daarop zijn in 2006 de Principles for Responsible Investment van de United Nations Environment Programme vastgesteld. In het licht van deze uitgangspunten betekent duurzaam beleggen dat bij het beleggingsproces rekening gehouden wordt met milieu, sociale en corporate governance factoren.

Inmiddels hebben een groot aantal (ook Nederlandse) banken, vermogensbeheerders en institutionele beleggers de uitgangspunten van de Verenigde Naties ondertekend. Bij de selectie van partijen waar de provincie zaken mee doet willen we nadrukkelijk laten meewegen in hoeverre deze partijen rekening houden met de bovengenoemde ESG factoren (Environment, Social, Corporate Governance factoren).

Deze aanpak betekent dat de provincie niet kiest voor duurzaamheidscriteria op het niveau van individuele beleggingen.

Naast duurzaamheid is ook het beloningsbeleid bij banken een thema dat vaak een rol speelt in de publieke discussie over beleggingen en vermogensbeheer. In Nederland wordt een beheerst beloningsbeleid bij banken en andere financiële instellingen geregeld via de Corporate Governance Code (opvolger van de Code Tabaksblat). Daarnaast gelden hiervoor richtlijnen die door De Nederlandse Bank en de AFM zijn opgesteld en richtlijnen die de banken zelf hebben vastgelegd in de Code Banken. Deze richtlijnen zullen nog wettelijk verankerd worden. Vandaar dat wij voorstellen hierover geen aanvullende regels op te nemen in het Treasury Statuut.

De normen voor Duurzaamheid en behoorlijk bestuur bij wederpartijen zijn vastgelegd in de ontwerp Verordening treasury Noord-Brabant.

4. Professionele belegger

Bij het beheer van het vermogen kan de provincie gebruik maken van externe dienstverleners: vermogensbeheerders, banken e.d. Daarbij speelt het vraagstuk of de provincie kan worden beschouwd als professionele belegger in de zin van de Wet financieel toezicht (Wft). Vanaf 2007 zijn dienstverleners in de financiële sector verplicht hun klanten te classificeren in professionele en niet professionele beleggers. Dit heeft te maken met de zorgplicht die deze aanbieders hebben op het terrein van informatieverschaffing, risicobeheersing en extra bescherming. De keerzijde hiervan is dat de dienstverleners substantieel hogere kosten in rekening brengen om de klanten te bedienen die niet zijn aan te merken als professionele belegger. In de Wft zijn voorwaarden opgenomen waaraan een partij moet voldoen om als professionele belegger te kunnen worden beschouwd. Decentrale overheden in Nederland (waaronder de provincies) behoren daar niet toe en kunnen in beginsel niet als professionele belegger worden aangemerkt. Een in beginsel niet-professionele belegger kan wel, ook conform de Wft (artikel 4:18c), een dienstverlener verzoeken om als professionele belegger te worden aangemerkt. Dit is de ‘opt-up regeling’. Voorwaarde in dat geval is dat de belegger aan ten minste een tweetal criteria voldoet ten aanzien van: - omvang van de beleggingsportefeuille; - kennis en ervaring ten aanzien van de beoogde beleggingsactiviteiten en -diensten; - ervaring met transacties van significante omvang. De provincie Noord-Brabant voldoet aan die criteria. Ook beschikt de provincie over een gekwalificeerde organisatie die in staat is een goed oordeel te geven over de risico’s inzake treasury en vermogensbeheer. Daar waar nodig worden bovendien externe deskundigen ingeschakeld om de provincie te adviseren. In de Verordening treasury Noord-Brabant en in het Treasury Statuut wordt gekozen voor de ‘opt-up regeling’. De provincie Noord-Brabant beschouwt zich derhalve als professionele belegger.

Memorie van antwoord-Nota van wijziging

1. Hardheidsclausule in Verordening treasury Noord-Brabant

In artikel 16 van de ontwerp verordening is een hardheidsclausule opgenomen die Gedeputeerde Staten de mogelijkheid geeft om in uitzonderlijke omstandigheden af te wijken van de voorschriften in de verordening. Het belang daarvan wordt door de leden van de Commissie BM onderschreven. Indien het College van GS overgaat tot toepassing van deze clausule wensen de statenleden wel dat zij daar zo spoedig mogelijk over worden geïnformeerd. Dit voorstel wordt door het College overgenomen. Artikel 16 van de ontwerp verordening zal worden uitgebreid met een tweede lid waarin deze verplichting voor het College wordt opgenomen.

2. Rol van de accountant in de Treasury Commissie

Door verschillende leden van de Commissie BM zijn vragen gesteld over de rol van de accountant in de Treasury Commissie. De accountant van de provincie neemt deel aan de vergaderingen van de Treausury Commissie vanuit zijn natuurlijke adviesfunctie. Hij is geen lid van deze commissie. De leden van de Commissie BM wijzen op mogelijke belangenconflicten die zich kunnen voordoen: de accountant van de provincie is aangewezen door Provinciale Staten en controleert de financiële administratie en jaarrekening namens Provinciale Staten. In de Treasury Commissie acteert de accountant als adviseur van Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten zijn echter van mening dat er belangrijke voordelen zijn om de accountant van de provincie deel te laten nemen aan de vergaderingen van de Treasury Commissie. De inbreng van de accountant van de provincie tijdens de vergaderingen van de Treasury Commissie dragen bij aan de doelmatigheid en efficiëntie van de Treasury Commissie. Ook de accountant zelf onderschrijft dit. In zijn visie is de accountant van de provincie primair belast met de controle van de jaarrekening. Bij de uitvoering van die opdracht geeft de accountant ook adviezen ter verbetering van de interne beheersing waaronder de kaderstellende en controlerende rol van PS (zogenaamde natuurlijke adviesfunctie). Vanuit die optiek participeert de accountant in de Treasury Commissie. In zijn algemeenheid is een attentiepunt dat er een spanning kan ontstaan tussen preventief vooraf adviseren en achteraf detectief controleren. De borging hiervan vindt plaats door de professionele houding van de accountant en de beroepsregels. Specifiek voor de Treasury Commissie geldt nog dat de accountant geen formeel lid, maar adviseur is en de commissie zelf geen beheershandelingen verricht.

3. Beloningsbeleid bij financiële instellingen waar de provincie overeenkomsten mee aangaat

In de Verordening treasury Noord-Brabant is onder artikel 14 (Behoorlijk bestuur) opgenomen dat financiële instellingen waar de provincie overeenkomsten mee sluit verklaren zich te houden aan de regels van behoorlijk bestuur die gelden voor de financiële sector. Deze richtlijnen zijn vastgelegd in de Corporate Governance Code (opvolger van Code Tabaksblat) en richtlijnen die vastgelegd zijn door De Nederlandse Bank en de AFM. Deze richtlijnen zullen nog wettelijk worden verankerd. Leden van de Commissie hebben gevraagd of het ontbreken van de wettelijke verankering en de consequentie daarvan moet worden opgenomen in de verordening. Gedeputeerde Staten constateren dat het tijdelijk ontbreken van de wettelijke verankering niet hoeft te leiden tot een inhoudelijk andere beoordeling van de financiële instellingen. Zolang de wettelijke verankering van de richtlijnen niet heeft plaats gevonden zullen deze direct worden toegepast. In de verordening zal een verwijzing naar de richtlijnen in de Corporate Governance Code en de richtlijnen van De Nederlandse Bank en de AFM worden opgenomen.

4. Informatie aan Provinciale Staten over uitvoering treasury functie

Door de leden van de Commissie BM zijn vragen gesteld over de borging van de informatieverschaffing van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten over de uitvoering van de treasury functie. In de overwegingen die voorafgaan aan de voorschriften in de Verordening treasury Noord-Brabant is reeds opgenomen dat Gedeputeerde Staten door middel van de treasury paragraaf in de begroting en in het jaarverslag verantwoording afleggen over de feitelijke uitvoering van de treasury functie. Daarnaast is in artikel 15 van de ontwerp Verordening treasury Noord-Brabant onder lid 2d voorgeschreven dat in het Treasury Statuut de wijze wordt opgenomen waarop wordt gerapporteerd over de uitvoering van de treasury functie. Om verder tegemoet te komen aan de wensen van de leden van de Commissie BM zal lid 2d van artikel 15 van de Verordening treasury Noord-Brabant worden uitgebreid met een expliciete verwijzing naar de documenten waarin verantwoording wordt afgelegd over de uitvoering van de treasury functie: de begroting en jaarverslag. Daarnaast kan worden vermeld dat het de intentie en de praktijk is dat het door GS vastgestelde Treasury Jaarplan en het Treasury Jaarverslag ter informatie wordt aangeboden aan de leden van de Commissie voor Bestuur en Middelen en de Rekeningcommissie. Dit is opgenomen in § 1.2 van het ontwerp Treasury Statuut. Deze werkwijze zal ook worden toegevoegd in de tabellen in Hoofdstuk 6 van het vast te stellen Treasury Statuut Provincie Noord-Brabant.