Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zeist

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZeist
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeist 2007; Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4, art. 5

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-01-2011nieuwe regeling

19-12-2006

De Nieuwsbode

nr. 615a

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning

 

Besluit maatschappelijke ondersteuning

vastgesteld 19 december 2006

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    inkomen: het (gezamenlijk) verzamelinkomen zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in het peiljaar dat betrekking heeft op de aanvraag.

  • b.

    inkomensgrens: de grens waarboven geen recht meer bestaat op een voorziening.

Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording.

  • 2.1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.2.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 20 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 3 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel.

  • 3.1

    Er wordt geen eigen bijdrage berekend bij hulp in het huishouden met een maximale duur van drie maanden.

  • 3.2.

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 16,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.137,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • 3.3.

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.162,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • 3.4.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

  • 3.5.

    Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,40 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven €19.837,-- dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Artikel 4 Eigen bijdrage en eigen aandeel voor woningaanpassingen.

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal

  • -

    8 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3.2 vastgesteld bedrag in mindering gebracht

  • -

    7 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3.3 vastgesteld bedrag in mindering gebracht

  • -

    5 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3.4 vastgesteld bedrag in mindering gebracht

  • -

    5 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3.5 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

Artikel 5 Besparingsbijdrage.

Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt als algemeen gebruikelijke kosten, bedraagt bij verstrekking van een:

a.

driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel voor een volwassene

€ 240,--

 

voor een kind t/m 12 jaar

€ 190,--

b.

spartamet (of daarmee vergelijkbare voorziening)

 

 

voor personen ouder dan 50 jaar

€ 1.500,--

c.

autozitje

€ 125,--

d.

buggy

€ 65,--

e.

fietszitje

€ 35,--

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:

Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:

Klasse 1:

852,--

Klasse 2

2.556,--

Klasse 3

4.686,--

Klasse 4

7.242,--

Klasse 5

9.797,--

Klasse 6

12.354,--

terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van € 16,38 wordt gehanteerd.

De vermelde bedragen zijn 75% van de verstrekking in natura.

Voor overgangscliënten wordt in 2007 een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:

Klasse 1:

884,--

Klasse 2

2.654,--

Klasse 3

4.866,--

Klasse 4

7.520,--

Klasse 5

10.175,--

Klasse 6

12.828,--

terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van € 17,-- wordt gehanteerd.

De vermelde bedragen zijn 75% van de verstrekking in natura.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 7
  • 7.1.

    De financiële tegemoetkoming, de vergoeding voor voorzieningen in bruikleen, minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 7.2.

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2500,--.

  • 7.3.

    Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 17 lid 4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 3750,--.

  • 7.4.

    Het in artikel 19 van de van de Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

    De terugbetaling bedraagt:

    voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het derde jaar 80% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het vierde jaar 65% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het vijfde jaar 50% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het zesde jaar 35% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het zevende jaar 20% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het achtste jaar 10% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het negende jaar 10% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

    voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde welke vlak na gereedmelding is vastgesteld,

Artikel 8 Maximale vergoeding voor woonwagens.

Indien de technische levensduur van een woonwagen minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt, bedraagt de maximale vergoeding voor voorzieningen zoals bedoeld in artikel 14 lid b, c en d van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, € 1000,--.

Artikel 9 Tijdelijke huisvesting.

Kosten van tijdelijke huisvesting, vallend onder artikel 14 lid c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, welke ontstaan doordat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, kunnen worden verleend indien die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

  • a.

    zijn huidige woonruimte;

  • b.

    de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte.

Voorwaarden:

  • 1.

    er redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat er deze dubbele woonlasten ontstaan;

  • 2.

    de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget wordt verleend voor een maximale periode van 6 maanden;

  • 3.

    de hoogte van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 500,-- per maand voor het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte en maximaal € 250,-- per maand voor het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.

Artikel 10 Huurderving.

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 7.500,-- is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte.

Artikel 11 Woningsanering

  • 11.1.

    Bij woningsanering (nieuwe vloerbedekking) i.v.m. CARA en het verstrekken van rolstoeltapijten worden de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd:

    100% indien het artikel nieuwer is dan twee jaar;

    75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

    Indien het artikel acht jaar of ouder is wordt geen vergoeding verstrekt.

  • 11.2

    De financiele tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor zeil of linoleum per meter (uitgaande van een gemiddelde breedte van 4 meter (inclusief legkosten en egalisatie)) bedraagt € 60,--.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 12

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

Artikel 13

De inkomensgrens waarboven een financiële tegemoetkoming ( zoals bedoeld in artikel 20 a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, en een auto, of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten, zoals genoemd in artikel 20 c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning), niet wordt verstrekt of vergoed bedraagt:

Voor alleenstaanden

€ 20.127,--

Voor (echt)paren

€ 28.390,--

Voor alleenstaanden in een instelling

€6.166,--

Voor (echt)paren in een instelling

€9.593,--

Bovenstaande inkomensgrens wordt op de volgende wijze berekend:

Voor de berekening van de inkomensgrens wordt uitgegaan van:

  • a.

    het inkomen van de gehandicapte, dan wel

  • b.

    het gezamenlijk inkomen van zijn ouders of pleegouders, dan wel

  • c.

    het inkomen van de gehandicapte en zijn partner.

Onder inkomen wordt in ieder geval verstaan:

  • a.

    inkomen uit of in verband met arbeid

  • b.

    inkomsten uit sociale zekerheidsuitkeringen

  • c.

    ander uitkeringen tot levensonderhoud.

Loonbelasting, sociale verzekeringspremies en de pensioenpremies dienen in mindering van het bruto-inkomen te worden gebracht,

Artikel 14

Het bedrag dat per kalenderjaar verstrekt kan worden voor gebruik van een (eigen) auto of taxi bedraagt € 997,44.

Het bedrag dat per kalenderjaar maximaal verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.257,28. Deze vergoeding wordt enkel op declaratiebasis verstrekt.

Het bedrag dat per kalenderjaar verstrekt kan worden voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1491,84.

Het bedrag dat per kalenderjaar maximaal verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 2090,12. Deze vergoeding wordt enkel op declaratiebasis verstrekt.

Het bedrag dat per kalenderjaar verstrekt kan worden voor gebruik van een door de gemeente Zeist verstrekte bruikleenauto bedraagt € 645,12.

Artikel 15

Indien het inkomen meer bedraagt dan de inkomensgrens, zoals bedoeld in artikel 13, terwijl uitsluitend gebruik gemaakt kan worden van een rolstoeltaxi, wordt het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de vergoeding voor gebruik rolstoeltaxi vergoed.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 16

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het een na vorige volledige kalenderjaar.

Artikel 17

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2400,--, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 18 Verplicht advies.

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 31 lid 2 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning advies gevraagd moet worden bedraagt € 7.000,--.

Artikel 19 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 31 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 20 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: "Besluit maatschappelijke ondersteuning" en treedt in werking op 1 januari 2007.