Organisatie | Velsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsenbeleid Velsen 2011 |
Citeertitel | standplaatsenbeleid Velsen 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Huidige aantal standplaatsen (januari 2010) |
Geen
Onbekend.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-02-2011 | nieuwe regeling | 03-02-2011 10-02-2011, Jutter/ Hofgeest | R11.009 |
In de gemeente Velsen zijn verschillende standplaatsen - niet te verwarren met standplaatsen op de weekmarkt - maar ‘losse’ standplaatsen, verspreid door de gemeente. Aanvragen voor een standplaats worden getoetst aan criteria die zijn vastgelegd in de beleidsnotitie “Standplaatsenbeleid Velsen 2011”. Op basis van dit beleid kan een standplaats worden toegestaan of geweigerd.
Waarom zijn er eigenlijk standplaatsen?
Standplaatsen verlevendigen het straatbeeld. Ook in het geval van een kaal parkeerterrein nabij een winkelcentrum, kan een standplaats het parkeerterrein een levendiger aanblik geven. Daarnaast kan een standplaats versterkend zijn, als er producten te koop worden aangeboden die aanvullend zijn op het reguliere aanbod.
Wat is de meest geschikte plek voor een standplaats?
De locaties die voor een standplaats het meest in aanmerking komen, zijn de omgeving van winkelcentra en toegangswegen naar toeristische gebieden, zoals de strandboulevard. Het gaat vooral om gebieden die veel bezoekers trekken. Maar ook in een woonwijk waar een beperkt winkelaanbod is, kan een standplaats goede zaken doen. Om te bepalen of de beoogde locatie geschikt is, moet er worden voldaan aan een aantal criteria, zoals:
Hoeveel standplaatsen kan de gemeente Velsen hebben?
Op dit moment heeft de gemeente Velsen 16 standplaatsvergunningen verstrekt. Er zijn twee mogelijkheden om het aantal standplaatsen vast te stellen:
1. op basis van een ‘maximumstelsel’. De gemeente bepaalt dat er ruimte is voor een maximum aantal standplaatsen. Dit maximum aantal moet goed worden beargumenteerd. In de praktijk blijk dit vaak lastig uit te leggen. De belangenbehartiger CVAH geeft hiervoor geen richtlijnen, zoals bijvoorbeeld de grootte van het verzorgingsgebied - Velsen heeft ruim 67.500 inwoners - is bepalend voor het aantal standplaatsen.
Welke standplaatshouder komt in aanmerking?
Als een bestaande standplaats vrijkomt, zal eerst bekeken worden of deze standplaatslocatie nog gewenst is. Als dit het geval is, wordt er een advertentie geplaatst in de weekbladen De Jutter en De Hofgeest en/of in het vakblad De Koopman. Bij meer inschrijvingen voor dezelfde standplaatslocatie wordt de standplaatshouder bepaald door middel van loting.
Verder kunnen ondernemers ook een aanvraag indienen voor nieuwe standplaatslocaties die vervolgens worden getoetst aan de vastgestelde criteria.
De beoogde standplaatshouder moet kunnen aantonen dat hij/zij:
Verder moet duidelijk zijn op welke wijze de standplaats wordt ingenomen (verkoopinrichting, afmetingen, product, presentatie, etc.).
Wat is de looptijd van een standplaatsvergunning?
De vergunning wordt afgegeven voor vijf jaar met een optie voor nog eens vijf jaar. Daarna vervalt de vergunning. Op dat moment wordt bekeken of de standplaatslocatie nog gewenst is. Als dit het geval is, wordt er een advertentie geplaatst in de weekbladen De Jutter en De Hofgeest en/of in het vakblad De Koopman. Bij meer inschrijvingen voor dezelfde standplaatslocatie wordt de standplaatshouder bepaald door middel van loting.
Door een maximale periode van 10 jaar te bepalen, wordt de doorstroming bevorderd en kan makkelijker worden ingespeeld op veranderende omstandigheden.
Standplaatsen met een permanent karakter
Een aantal standplaatsen is in de loop der jaren uitgegroeid tot standplaatsen met een vast karakter en beginnen daardoor meer op een kiosk te lijken. Kiosken vallen niet onder het begrip ‘standplaatsen’. Het is niet wenselijk om in de toekomst ‘vaste’ standplaatsen te stimuleren, omdat deze niet op korte termijn kunnen worden verwijderd ingeval van een nieuwe situatie, bijvoorbeeld in het geval van herstructurering van een woonwijk/winkelcentrum. Een ‘losse’ standplaats is mobieler en kan daardoor eenvoudiger worden verplaatst.
Op standplaatsen met een vaste verkoopinrichting – een kiosk – is andere regelgeving van toepassing (bouwvergunning, opname in bestemmingsplan).
In dit hoofdstuk wordt het beleid beschreven op grond waarvan de gemeente de komende jaren aanvragen voor standplaatsvergunningen zal beoordelen.
De gemeente Velsen onderkent de waarde van standplaatsen. Standplaatsen verlevendigen het straatbeeld en worden gezien als een versterking van het reguliere winkelaanbod. Ondanks dat de overheid het terugbrengen van regelgeving stimuleert, is regulering met betrekking tot standplaatsen gewenst. Een overdaad aan standplaatsen kan leiden tot overlast (geluidsoverlast, stankoverlast, verkeershinder en overlast door zwerfafval) en aantasting van het uiterlijk aanzien van de gemeente. Om die redenen is het wenselijk locaties aan te wijzen waar het innemen van één of meer standplaatsen is toegestaan.
De beleidsnotitie beperkt zich tot de vaste en tijdelijke of seizoensgebonden standplaatsen.
Standplaatsen op de reguliere weekmarkten, snuffel- en rommelmarkten en standplaatsen tijdens evenementen blijven buiten beschouwing; deze laatste worden gereguleerd via de te verlenen evenementenvergunning.
Onderdeel van een standplaats is het hebben van een uitstalling daarbij. Het te formuleren beleidskader beperkt zich tot de uitstallingen in het kader van standplaatsen. De richtlijnen voor de omvang en inrichting van de standplaats en verkoopinrichting zijn terug te lezen in artikel 9 van de ‘Beleidsregel standplaatsen ambulante handel Velsen 2008’. In de vergunning wordt een tekening opgenomen hoe de uitstallingsruimte verdeeld is. Voor uitstallingen bij winkels is apart uitstallingenbeleid vastgesteld.
De huidige standplaatsen zijn gesitueerd nabij winkels of toeristische centra.
Over het algemeen zijn de standplaatsen ‘stand alone’. In het geval van het Kennemerplein en de Planetenweg zijn de standplaatsen enigszins geclusterd waardoor een soort ‘mini-marktje’ ontstaat.
Als een standplaats in een parkeervak staat opgesteld, wordt dit parkeervak voorzien van een aanduidingsbord.
• Het begrip “standplaats” houdt in – dit in tegenstelling tot het begrip venten dat een ambulant karakter heeft – dat goederen te koop worden aangeboden vanaf een vaste plaats, maar dat die plaats in beginsel dagelijks leeg en schoon moet worden opgeleverd. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen een tijdelijke standplaats en een vaste standplaats.
In het geval van een tijdelijke standplaats wordt een gedeelte van de openbare weg voor een beperkte tijd ingenomen door een verkoopinrichting, inclusief de daarbij behorende uitstallingen. Een vaste standplaats is een gedeelte van de openbare weg, dat voor onbepaalde tijd kan worden ingenomen met een verkoopinrichting, inclusief de daarbij behorende uitstallingen.
• Verder beschikt de gemeente Velsen over een aantal standplaatsen die uitgegroeid zijn tot kiosken die op grond staan die de gemeente Velsen in erfpacht heeft uitgegeven. Het betreft de twee kiosken (vis en bloemen) aan de Wijkerstraatweg in Velsen-Noord. De kiosk aan de Pontweg in Velsen-Noord staat op grond in eigendom van de gemeente Amsterdam, voorheen Rijkswaterstaat. Deze kiosken vallen formeel niet onder dit standplaatsenbeleid.
In het kader van de deregulering van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is ervoor gekozen om in artikel 1:8 generieke weigeringgronden te benoemen. Daarnaast zijn in artikel 5:18 nog twee specifieke en opgenomen.
2.5.1. Generieke weigeringgronden:
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
bij het innemen van een standplaats mag de verkeersveiligheid niet in gevaar worden gebracht. Het is dan ook niet mogelijk om een standplaats in te nemen waardoor het verkeer wordt geblokkeerd, de verkeerstekens niet meer zichtbaar zijn of bijvoorbeeld op een de hoek van een straat, een kruispunt of een ander onoverzichtelijke locatie. Een veel voorkomende locatie voor het innemen van een standplaats is een parkeerterrein. Hierbij moet gekeken worden naar de parkeermogelijkheden ter plaatse en de verkeersaantrekkende werking die het innemen van een standplaats oplevert.
2.5.2. Weigeringgronden alleen van toepassing op standplaatsen:
De vergunning kan worden geweigerd:
Toelichting: deze weigeringgrond kan worden gehanteerd als een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig wordt verstoord. Hiermee kan niet alleen verkapte marktvorming worden voorkomen, ook wordt hiermee het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige ensembles gewaarborgd.
2.6. Standplaatsen met een vaste verkoopinrichting (niet mobiel)
Omgevingen binnen een gemeente kunnen veranderen, zoals een winkelgebied dat opnieuw wordt ingericht. Een mobiele verkoopinrichting is in dat geval eenvoudiger te verplaatsen. In het geval van een standplaats met een vaste verkoopinrichting is dat lastiger. Doordat in het verleden onvoldoende gehandhaafd is, hebben standplaatshouders het recht verworven om op een bepaalde locatie hun verkoopinrichting te laten staan. Standplaatsen hebben een mobiel karakter; daarom moet in de toekomst worden voorkomen dat er meer standplaatsen met een vaste verkoopinrichting komen.
Ook als een vergunninghouder van een verkoopinrichting die permanent blijft staan besluit te stoppen, kan dit aanleiding zijn om de bestaande locatie te herzien. Bij beëindiging door de vergunninghouder moet het niet een vanzelfsprekendheid zijn dat de verkoopinrichting wordt overgedragen aan een nieuwe vergunninghouder. Het kan juist een aanleiding zijn om deze locatie te herinrichten.
2.7. Seizoensgebonden standplaatsen
Seizoensgebonden standplaatsen, zoals oliebollen- en kerstbomen verkoop, hebben binnen de gemeente een vaste locatie (zie pagina 15). Gezien de afmeting van bijvoorbeeld een oliebollenkraam is het niet altijd redelijk om te eisen dat de standplaats elke dag ontruimd moet worden. Een afwijking van deze eis wordt per geval afgewogen en vastgelegd in de vergunning.
Ook de verkoopperiode is vastgelegd:
Het houden van wachtlijsten is niet meer aan de orde. De reden hiervoor is dat standplaatsen niet snel rouleren. Voorheen moest degene die op de wachtlijst stond zich elk jaar opnieuw inschrijven voor de wachtlijst.
In het nieuwe standplaatsenbeleid is de procedure als volgt:
Op het moment dat een standplaatslocatie ophoudt te bestaan – hetzij omdat de standplaatshouder besluit te stoppen, hetzij omdat de vergunningperiode verlopen is, wordt eerst bezien of de standplaats op deze locatie nog gewenst is. Als dat zo is, wordt er een oproep geplaatst in de weekbladen De Jutter en De Hofgeest en/of in het vakblad De Koopman. Als er meer reacties voor dezelfde standplaatslocatie zijn, wordt er geloot.
Aanvragen voor een nieuwe standplaatslocatie worden getoetst aan de criteria zoals beschreven onder paragraaf 2.5 van deze beleidsnotitie.
Op grond van de gemeentelijke legesverordening zijn voor de behandeling van een aanvraag van een standplaatsvergunning leges verschuldigd. De tarieven daarvoor worden jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad.
Voor zover de grond waarop de standplaats wordt ingenomen eigendom is van de gemeente wordt tevens een vergoeding in rekening gebracht voor het gebruik van de grond. Deze heffing wordt uitgevoerd op basis van de ‘Verordening op de heffing en invordering van standplaatsgelden’. Deze verordening en de daarbij behorende tarieven worden jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld.
Voor die gevallen dat de standplaats wordt ingenomen op grond waarvan de gemeente geen eigenaar is, geldt dat naast de standplaatsvergunning tevens privaatrechtelijke toestemming is vereist van de grondeigenaar. Deze kan voor het gebruik van de grond een vergoeding vragen in de vorm van huur. Voor de particuliere terreinen is door de eigenaren toestemming verleend.
3.3. Geldigheidsduur standplaatsvergunning
In de ‘Beleidsregel standplaatsen ambulante handel Velsen 2008’ wordt uitgegaan van een geldigheidsduur van de vergunning van ten hoogste een jaar. De praktijk is dat de vaste standplaatshouder elk jaar zijn standplaats verlengt.
In het kader van deregulering en in navolging van vele andere gemeenten wordt met ingang van 2011 de vergunning voor een periode van maximaal vijf jaar verstrekt met een optie om te verlengen met een periode van nog eens vijf jaar.
Dit biedt meer zekerheid voor de standplaatshouder en beperkt het aantal administratieve handelingen. Verder bevordert dit vergunningsysteem ook de doorstroming.
In de vergunning wordt wél een ontbindende clausule opgenomen dat in geval van een veranderende situatie, bijvoorbeeld bij een herstructureringsproject, de gemeente bevoegd is de vergunning in te trekken. Als de locatie komt te vervallen, is het de plicht van de gemeente om in beginsel een andere locatie voor de standplaats te vinden.
Ook het niet naleven van de voorwaarden kan een reden zijn om de vergunning in te trekken.
Op de website van de gemeente Velsen wordt de looptijd van de standplaatsvergunningen bijgehouden.
3.4. Aantal standplaatsen per locatie
Het kan voorkomen dat er meer standplaatsen op een zelfde locatie mogelijk zijn omdat er voldoende ruimte is. Om te bepalen of dit kan worden toegestaan, worden de toetsingscriteria toegepast.
Indien de te verwachten concentratie van een aantal standplaatsen zo hoog is, dat het uiterlijk de karakteristieken van een markt krijgt, mag niet meer worden volstaan met het verlenen van standplaatsvergunningen, maar dient het college een besluit te nemen over het instellen van een markt.
Naast het formuleren van duidelijk beleid en heldere regelgeving is het belangrijk dat de regels worden nageleefd. Hiervoor is regelmatige controle nodig en aansluitend een adequaat handhavingsbeleid. In artikel 11 van de ‘Beleidsregel standplaatsen ambulante handel Velsen 2008’ wordt het sanctiebeleid verder beschreven.
Op de ambulante handel zijn diverse wettelijke bepalingen van toepassing die in dit hoofdstuk in het kort worden weergegeven:
AFDELING 1. ALGEMENE BEPALINGEN
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats is of wordt ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepaling
Beleidsregel standplaatsen ambulante handel Velsen 2008
Deze beleidsregel heeft als grondslag de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening. In de beleidsregel zijn de regels vastgelegd voor het in gebruik nemen van een standplaats.
Indien de gemeente eigenaar van de grond is kan zij een vergoeding voor het gebruik van de grond bedingen. Dit gebeurt in de gemeente Velsen in de vorm van huur.
Artikel 7 van de Grondwet regelt de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van drukpers. Het verspreiden van handelsreclame wordt niet tot de vrijheid van drukpers gerekend. Beoordeeld moet worden of er sprake is van drukwerk waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard. Artikel 7 van de Grondwet impliceert dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. Als dit echter gebeurt vanaf een standplaats, is voor het innemen van de standplaats wél een vergunning vereist. Deze vergunning mag echter niets bepalen over de inhoud van gedrukte stukken, maar wel over zaken betreffende de openbare orde, veiligheid, etc.
Voor enkele branches is het verplicht te beschikken over een diploma Vaktechniek en/of Bedrijfstechniek. Dit geldt onder meer voor het slagersbedrijf, het bakkersbedrijf, het poeliersbedrijf en het visverwerkingsbedrijf. Het beschikken over een standplaatsvergunning ontslaat de vergunninghouder niet van de plicht om aan de eisen van deze wet te voldoen (het bepaalde in deze wet is geen toetsingsgrond bij de aanvraag standplaatsvergunning).
De Warenwet stelt regels met betrekking tot de hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de wet eisen aan de hygiëne en degelijkheid van producten. De Warenwet geldt ook voor het drijven van handel vanaf een standplaats. Omdat dit type handel enkele specifieke kenmerken heeft is hierop ook de Hygiënecode Ambulante Handel Eet- en Drinkwaren van toepassing. uitgebracht. De uitvoering van deze wet berust bij de Voedsel- en Warenautoriteit.
Deze wet regelt een aantal zaken met betrekking tot de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet gelden, op grond van artikel 2, lid 2, van de Winkeltijdenwet ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats. Op basis van de Winkeltijdenwet mag een standplaats op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) van 06.00 tot 22.00 uur worden ingenomen.
Het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet, artikel 12, lid 1, stelt dat “van de wet vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op de zondag en de feestdagen, niet gelden ten aanzien van het te koop aanbieden en verkopen van voor directe consumptie geschikte etenswaren en alcoholvrije dranken.”
In de Wet milieubeheer wordt een regeling getroffen voor inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor standplaatshouders. Vooral aan mobiele verkoopinrichtingen van vis en snacks worden milieueisen gesteld. Deze eisen betreffen in hoofdzaak de gevolgen van het bakken. Het gaat dan om zaken als vetafscheiding van het afvalwater en voorkomen van geuroverlast. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld, afhankelijk van de situatie ter plaatse. De standplaatshouder kan verplicht worden gesteld zelf voldoende maatregelen te nemen om zwerfvuil rond zijn standplaats te voorkomen.
Wet op de ruimtelijke ordening
Wanneer een standplaatsvergunning op grond van de APV wordt verstrekt, blijven eventuele eisen die in het geldende bestemmingsplan worden gesteld van kracht.
Omdat een standplaats in het algemeen een mobiel karakter heeft, zal er geen definitieve planologische reservering plaatsvinden. In de bestemmingsplannen zal zo nodig worden verwezen naar het standplaatsenbeleid.
Op grond van artikel 40 van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder vergunning van het college van burgemeester en wethouders. Een standplaatshouder met een mobiele wagen die elke avond zijn standplaats ontruimt, heeft geen bouwvergunning nodig, aangezien in een dergelijke situatie geen sprake is van een bouwwerk in de zin van de Woningwet. In de situatie dat een standplaats niet wordt ontruimd, is er sprake van een vergunningplichtig bouwwerk in de zin van de Woningwet en dient onder meer ook een toetsing aan het bestemmingsplan plaats te vinden. In dat geval is de APV niet meer van toepassing en is dus geen standplaatsvergunning vereist, aangezien de Woningwet hogere wetgeving is.
Handreiking Veiligheid op de markt
De handreiking is in 2008 opgesteld in opdracht van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en in samenwerking met de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH), de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR), de Nederlandse Vereniging van Marktbeheerders (NVM) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dit is een handreiking voor zowel gemeenten als ondernemers zelf, waarin niet alleen risico’s van installaties en apparatuur worden benoemd die door de ambulante handel worden gebruikt, maar ook richtlijnen worden gegeven voor de situering van standplaatsen ten opzichte van de bebouwing.
Deze handreiking die is opgesteld voor de markt, is ook van toepassing op standplaatslocaties.