Organisatie | Boxmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van de baatbelasting centrum-Boxmeer 1993 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De gewaarmerkte kaart, zoals genoemd in artikel 1, tweede lid, is in te zien op het gemeentehuis.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-02-1994 | Nieuwe regeling | 23-12-1993 Boxmeers weekblad, 9 februari 1994 | 984; -1.714.12 |
Artikel 1 Aard en voorwerp van de belasting
Onder de naam van “Baatbelasting Centrum-Boxmeer 1993” wordt in de vorm van een jaarlijkse belasting van de op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart met rood omlijnde onroerende zaken die gebaat zijn door voorzieningen in het kader van de reconstructie en herinrichting Steenstraat, Burg. Hengstplein, St. Jozefstraat, D’n Entrepot, Hoogkoorpassage en de Kloostertuin (hierna te noemen “de straten”) een directe belasting geheven ter verkrijging van een billlijke bijdrage in de kosten van die voorzieningen.
De in het eerste lid bedoelde voorzieningen bestaan uit:a. het aanbrengen van sierbestrating in hoofdzaak dienende tot een voetgangerspromenade;b. het plaatsen van openbare sierverlichting alsmede het formeren van boomkransen en de aanleg van groenvoorzieningen;c. het aanbrengen van verkeersvoorzieningen ter wering van doorgaand autoverkeer;d. Aanleg passeer- en laad-/losvoorziening in de Steenstraat;e. het plaatsen van zitbanken, fietsenstandaards, vuilnisbakken en betonnen markeringspalen;f. het aanbrengen van een ACO-drain met bijbehorende voorzieningen in de lengterichting van de Steenstraat.
De belasting wordt als een jaarlijkse belasting, behoudens in geval van heffing ineens als bedoeld in artikel 8, gedurende 20 achtereenvolgende belastingjaren geheven, met dien verstande dat het eerste belastingjaar aanvangt op 31 december 1993.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op 31 december van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht was.
Op schriftelijk, bij het college van burgemeester en wethouders in te dienen, aanvraag van de belastingplichtige wordt voor de ten tijde van de indiening van de aanvraag nog niet aangevangen belastingjaren de belasting ineens geheven naar een bedrag dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen welke geheven zouden zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar, waarin het verzoek wordt gedaan – voor elk van de nog aan te vangen belastingjaren.
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de ter post bezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolgde artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (stb. 221) voor de gemeente-ontvanger of de op grond van artikel 127a van de gemeentewet aangewezen functionaris een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.
Artikel 11 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.
Artikel 12 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling
Ingeval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze voor alle op één aanslagbiljet vermelde aanslagen gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel in totaal een bedrag van f 50,00 niet te boven gaat.