Organisatie | Boxmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening 2010 Gemeente Boxmeer |
Citeertitel | Erfgoedverordening 2010 Gemeente Boxmeer |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-10-2010 | 03-08-2016 | Nieuwe regeling | 30-09-2010 Boxmeers weekblad, 12 oktober 2010 | 20739; -1.853.3 |
Deze verordening verstaat onder:
a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;c. beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;d. monumentcommissie: de op basis van art.15 Monumentwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleide. gemeentelijke archeologische beleidskaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;f. landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;g. provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;h. archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidskaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporten te verwachten zijn;i. waarde-archeologie 1; rijksmonument: van rijkswege door ministerie OCW (RACM) beschermde terreinen;j. waarde-archeologie 2; archeologische waardevol gebied; terreinen met een hoge archeologische verwachting gelegen in historische kernen en AMK-terreinnen (archeologische monumentenkaart)k. waarde-archeologie 3; archeologische onderzoeksgebied A; gebieden met een hoge archeologische verwachting;l. waarde archeologie 4; archeologisch onderzoeksgebied B; gebieden met een middelhoge archelogische verwachting;m. gebied met lage verwachting; gebieden met een lage archeologische verwachting. Voor deze gebieden geldt geen onderzoeksplicht.n. plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoordeno. programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderozek.p. gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.q. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.r. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeers. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.t. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.u. beleidsplan Archeologie: beleidsplan waarin de gemeente Boxmeer heeft vastgelegd hoe omgegaan dient te worden met bodemarchief van de gemeente. De gemeentelijke archeologische beleidskaart is een belangrijk onderdeel van het beleidsplan.
Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten
Artikel 2 Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.
Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken
Artikel 10 Instandhoudingsbepaling
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 11 De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Artikel 14 Intrekken van de vergunning
De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;b. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.
Hoofdstuk 5 Instandhouding van archeologische terreinen
Artikel 16 Instandhoudingsbepaling
Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;a. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleidskaart van het beleidsplan archeologie en waarbij die verstoring plaatsvindt:* in een gebied aangeduid met waarde-archeologie 2 waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2 en dieper is dan 30 cm of;* in een gebied aangeduid met waarde archeologie 3; archeologisch onderzoeksgebied A, waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt en het te verstoren gebied kleiner is dan 2500 m2 en dieper is dan 50 cm of;* in een gebied aangeduid met waarde archeologie 4; archeologisch onderzoeksgebied B, waarvoor een middelhoge archeologische verwachting geldt met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 5000 m2 en dieper is dan 50 cm;* in een gebied aangeduid met lage verwachting.b. in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.c. sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.d. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologische monument of archeologische verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeoloigsche beleidskaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan, de provinciale Archeologische Monumentkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeoloogische Waarden;e. een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastegsteld en waaruit blijkt dat: * het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of* de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of* in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 17 Opgravingen en begeleiding
Indien binnen het grondgebied van de gemeente Boxmeer onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:a. het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder o, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder n van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 19 Tegemoetkoming in schade
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:a. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onder d;b. een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede volzin.
Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:a. Met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1: de met opsporing c.q. toezicht belaste personen.b. Met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2: de met opsporing c.q. toezicht belaste personen.