Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zeist

Monumentenverordening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZeist
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMonumentenverordening
CiteertitelMonumentenverordening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Monumentenwet 1988, art. 15

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-01-200230-11-2009Nieuwe regeling

17-12-2001

De Nieuwsbode, 15-01-2002

Nr. 497

Tekst van de regeling

Intitulé

Monumentenverordening

 

Monumentenverordening

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      onroerende zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap, cultuurhistorische of archeologische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijk archeologisch monument:

    monument bedoeld in onderdeel a, onder 2;

  • c.

    beschermd gemeentelijk monument: monument dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument;

  • d.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken;

  • e.

    beschermd rijksmonument: monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • f.

    kerkelijk monument: monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het uitoefenen van de eredienst;

  • g.

    monumentencommissie: de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van deze verordening, de Monumentenwet 1988 en alle overige aangelegenheden op het terrein van de monumentenzorg;

  • h.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

  • i.

    archeologisch belangrijk gebied: zaak of terrein, dat door zijn ligging en geschiedenis van belang is voor de archeologische wetenschap;

  • j.

    beschermd archeologisch belangrijk gebied: archeologisch belangrijk gebied dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening is aangewezen als beschermd archeologisch belangrijk gebied;

  • k.

    gemeentelijke lijst van beschermde archeologisch belangrijke gebieden: de lijst waarop zijn geregistreerd de gebieden, die overeenkomstig deze verordening zijn aangewezen als beschermde archeologisch belangrijke gebieden.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al of niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument mits daarover een positief advies van de functionele raadscommissie is uitgebracht.

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie. Zo nodig vragen zij tevens advies aan een externe instantie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van advies achterwege blijven en kan van het bepaalde in het tweede lid worden afgeweken.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4.

    Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 5.

    De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Utrecht.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt meegedeeld aan:

  • a)

    degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers;

  • b)

    de gemeenteraad;

  • c)

    de monumentencommissie;

  • d)

    gebruikers van het pand.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermd gemeentelijk monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3 en artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouder van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3 alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, al of niet op aanvraag van een belanghebbende, intrekken.

  • 2.

    Artikel 3 en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3.

    De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien het monument wordt aangewezen als beschermd rijks- of provinciaal monument, zodra vaststaat, dat deze aanwijzing onherroepelijk is geworden.

  • 4.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij een zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 10 De aanvraag

Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen advies aan de monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag om vergunning binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag om vergunning.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste 10 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken.

  • 5.

    Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het derde of vierde lid wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning intrekken indien:

    • a.

      de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen 26 weken na de verlening, van de vergunning gebruik wordt gemaakt door start van de werkzaamheden.

  • 2.

    De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 4 archeologisch belangrijke gebieden

Artikel 14 Aanwijzing als beschermd archeologisch belangrijk gebied

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, een terrein dat naar hun oordeel voor bescherming in aanmerking komt, aanwijzen als beschermd archeologisch belangrijk gebied.

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de Monumentencommissie en aan de functionele raadscommissie.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen als door het rijk of de provincie beschermd monument.

  • 4.

    De Monumentencommissie adviseert binnen 8 weken na de datum van ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders besluiten binnen 8 weken na de datum van ontvangst van het advies van de Monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de aanvraag om advies aan de commissie.

  • 6.

    De aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, wordt meegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigde in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders registreren het aangewezen beschermd archeologisch belangrijke gebied op de gemeentelijke lijst van beschermde archeologisch belangrijke gebieden. Daarbij worden tevens vermeld de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermd archeologisch belangrijke gebied.

Artikel 15 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing zelf of op verzoek van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 14, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 14 achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de lijst van beschermde archeologisch belangrijke gebieden aangetekend.

Artikel 16 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2.

    Artikel 14, tweede, vierde, vijfde en zesde lid is van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3.

    De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien het archeologisch belangrijke gebied wordt aangewezen als door het rijk of door de provincie beschermd monument, zodra vaststaat dat deze aanwijzing onherroepelijk is geworden.

  • 4.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke lijst van beschermde archeologisch belangrijke gebieden aangetekend.

Artikel 17 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden in een door burgemeester en wethouders aangewezen beschermd archeologisch belangrijk gebied ingrepen te doen die de bestemming van de grond wijzigt en graafwerk te verrichten op een diepte van meer dan 0,5 meter onder het maaiveld. Burgemeester en wethouders kunnen bij de aanwijzing van een beschermd archeologisch belangrijk gebied een andere diepte vaststellen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in het eerste lid, indien de belangen waarvoor het terrein als beschermd archeologisch belangrijk gebied is aangewezen voldoende zijn beschermd door:

    • a.

      de mogelijkheid van toegang van door burgemeester en wethouders aan te wijzen personen op het terrein en;

    • b.

      de mogelijkheid van de onder a. genoemde personen om voorafgaand archeologisch onderzoek te (doen) verrichten.

Artikel 18 Aanvraag om ontheffing

Op het aanvragen en het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, is het bepaalde in de artikelen 10 en 13 van overeenkomstige toepassing.

hoofdstuk 5 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 19 Vergunning voor een beschermd rijksmonument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 2.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht te hebben geadviseerd.

Hoofdstuk 6 Schadevergoeding

Artikel 20 Schadevergoeding

  • 1.

    Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      De weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak, of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;

    • b.

      voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak, of verwijdering van een gemeentelijk monument;

    schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2.

    Voor de behandeling van de aanvragen als bedoeld in het eerste lid, zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 21 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 en 17 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 22 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 21 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 23 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 24 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten en beschermde archeologisch belangrijke gebieden, treedt zij acht dagen na publicatie in werking.

  • 2.

    De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 7 december 1987, laatstelijk gewijzigd op 10 januari 1994, voor zover het betreft bepalingen over beschermde gemeentelijke monumenten en beschermde archeologisch belangrijke gebieden, vervalt acht dagen na publicatie van deze Monumentenverordening.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 4.

    De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 7 december 1987, laatstelijk gewijzigd op 10 januari 1994, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.

  • 5.

    De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening aangewezen en geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten en beschermde archeologisch belangrijke gebieden worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 6.

    Aanvragen om vergunning als bedoeld in artikel 9 van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld met inachtneming van artikel 9, 10 en 11 van de in het tweede lid genoemde verordening.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Monumentenverordening’.