Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Moerdijk

Handhavingsverordening WWB, WIJ, I0AW en IOAZ gemeente Moerdijk 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMoerdijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingHandhavingsverordening WWB, WIJ, I0AW en IOAZ gemeente Moerdijk 2010
CiteertitelHandhavingsverordening WWB, WIJ, I0AW en IOAZ gemeente Moerdijk 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en overwegende dat de gemeenteraad op grond van het bepaalde in artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 12, lid 1, onderdeel c Wet investeren in jongeren (WIJ), artikel 35, lid 1, sub c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)en artikel 35, lid 1, sub c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), verplicht is bij verordening regels te stellen over de wijze waarop de handhaving is geregeld

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-03-201101-01-201001-10-2012Nieuwe regeling

17-03-2011

Moerdijkse Bode week 16

264178

Tekst van de regeling

Intitulé

Handhavingsverordening WWB, WIJ, I0AW en IOAZ gemeente Moerdijk 2010

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Moerdijk,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 januari 2011;

gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en overwegende dat de gemeenteraad op grond van het bepaalde in artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 12, lid 1, onderdeel c Wet investeren in jongeren (WIJ), artikel 35, lid 1, sub c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)en artikel 35, lid 1, sub c van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), verplicht is bij verordening regels te stellen over de wijze waarop de handhaving is geregeld;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

HANDHAVINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND {WWB), WET INVESTEREN IN JONGEREN (WIJ), WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS (I0AW) EN WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN (IOAZ) GEMEENTE MOERDIJK

Artikel 1. Begripsomschrijving

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis ais in de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk;

  • 2.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (I0AW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

  • 3.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • 4.

    algemene bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5, sub b van de WWB;

  • 5.

    bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5, sub d van de WWB;

  • 6.

    werkleeraanbod: het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling waaronder begrepen scholing, opleiding of sociale activering alsmede ondersteuning bij arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 5, lid 1 van de WIJ;

  • 7.

    inkomensvoorziening: de inkomensvoorziening als bedoeld in artikel 5, lid 1 van de WIJ;

  • 8.

    uitkering: het verschil tussen de grondslag en het inkomen als bedoeld in artikel 5 van de

  • 9.

    lOAW of de lOAZ of de geldende bijstandsuitkering op grond van de WWB.

  • 10.

    maatregel: het verlagen van de bijstand, inkomensvoorziening of uitkering op grond van artikel 18, lid 2 van de WWB, artikel 41 van de WIJ dan wel artikel 20 van de I0AW of de IOAZ.

  • 11.

    Hoogwaardige Handhaving: een stelsel van preventieve en repressieve maatregelen gericht op het voorkomen of ontmoedigen van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand;

  • 12.

    Risicoprofielen: het vaststellen van kenmerken van plegers van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand in objectieve profielen om risico's van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand vroegtijdig te herkennen;

  • 13.

    Risicosturing: het gericht inzetten van dienstcapaciteit bij het handhavingsbeleid op basis van risicoprofielen;

  • 14.

    Voorzover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wetten;

Hoofdstuk 2 Fraudepreventie

Artikel 2 Handhavingsbeleid

Het College stelt 4-jaarlijks het WWB-beleidsplan en jaarlijks het beleidsverslag vast. Een onderdeel hiervan is het handhavingsbeleid van het team werk & inkomen en zorg. Afhankelijk van de evaluatiecriteria van het voorgaande jaar c.q. de noodzakelijkheid kunnen de volgende zaken opgenomen worden: maatregelen gericht op voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, bestrijding misbruik van leeraanbod, regels over de voorlichting betreffende rechten en plichten van belanghebbenden en over de consequenties bij misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Verder kan de wijze van controle bij de aanvraag en de voortzetting van de bijstand en het gebruik van risicoprofielen en risicosturing als bedoeld in artikel 5 beschreven worden.

Artikel 3 Dienstverlening

Het College stelt zich tot doel de dienstverlening, waaronder begrepen communicatie en voorlichting, aan belanghebbenden op een duidelijke, deskundige en efficiënte wijze te organiseren.

Artikel 4 Validering van gegevens en inlichtingenplicht

  • 1

    Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand, het verkrijgen van een werkleeraanbod en/of een inkomensvoorziening dan wel uitkering zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 2

    Ter controle van de aanvraag wordt onder meer gebruik gemaakt van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.

  • 3

    De belanghebbende die geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt of handelingen verricht dan wel nalaat met als doel het verkrijgen of behouden van bijstand maakt zich schuldig aan misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand op grond van artikel 17 van de wet en de artikelen 28, tweede lid en 29,eerste lid Suwi.

Artikel 5 Risicoprofielen en risicogestuurd werken

  • 1.

    Het college stelt risicoprofielen vast en bevordert bij het team werk & inkomen en het Uwv Werkbedrijf te Etten-Leur op basis van deze risicoprofielen een risicogestuurde werkwijze;

  • 2.

    Risicoprofielen bevatten geen stigmatiserende of discriminerende kenmerken voor een of meerdere bevolkingsgroepen;

  • 3.

    Het college toetst jaarlijks of de gehanteerde risicoprofielen en het daarop gebaseerde risicogestuurd werken voldoen aan eisen van zorgvuldigheid en effectiviteit.

Hoofdstuk 3 Controle

Artikel 6. Controle

  • 1.

    Het college doet stelselmatig onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, het werkleeraanbod en/of de inkomensvoorziening dan wel de uitkering en kan daarbij gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen alsmede de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand, een werkleeraanbod en/of een inkomensvoorziening dan wel uitkering.

  • 2.

    Het college doet onderzoek naar de reden van de beëindiging van de bijstand, het werkleeraanbod en/of de inkomensvoorziening dan wel de uitkering en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de verstrekte voorzieningen alsmede de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 7 Fraudesignalen

  • 1.

    Het College draagt zorg voor het op efficiënte wijze verkrijgen en onderzoeken van relevante informatie van de belanghebbende en derden met betrekking tot de bijstandsaanvraag/inkomensvoorziening of de voortzetting van de bijstandsverlening en de inkomensvoorziening;

  • 2.

    Alle informatie over vermoedelijke misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet, waaronder begrepen informatie van dienstmedewerkers en tips, wordt centraal binnen het cluster werk en inkomen geregistreerd en onderhouden.

Hoofdstuk 4 Opsporing

Artikel 8 Opsporing en regionale samenwerking

  • 1.

    Indien daartoe concrete aanleiding bestaat krijgt de sociale recherche van het team werk & inkomen opdracht tot het starten van een onderzoek naar misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand/inkomensvoorziening;

  • 2.

    Het College zal de regionale samenwerking bij handhaving en opsporing verstevigen.

Artikel 9 Aangifte misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1.

    Bij vastgesteld misbruik of oneigenlijk gebruik van de bijstand/inkomensvoorziening doet het College aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten;

  • 2.

    Bij recidive van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand/inkomensvoorziening binnen vijf jaar doet het College altijd aangifte bij het Openbaar Ministerie conform de in lid 1 genoemde uitgangspunten.

Artikel 10 Terugvordering en maatregelen

  • 1.

    Bij misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand vordert het College de ten onrechte ontvangen bijstand/inkomensvoorziening terug op grond van de gemeentelijke beleidsregels over terugvordering. Tevens past het College op de eventueel verder te verstrekken bijstandsuitkering/inkomensvoorziening een verlaging toe op grond van de toepassing zijnde Afstemmingsverordening;

  • 2.

    Het College draagt zorg voor toepassing van het in vorig lid bepaalde op het kortst mogelijke tijdstip na de vaststelling van de misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand, onverkort het gestelde in artikelen 58, 59 en 60 van de wet.

Hoofdstuk 5 Communicatie en handhavingsbeleid

Artikel 11 Communicatie

Het College stelt zich tot doel een effectieve communicatie over de bereikte doelen te realiseren, waaronder benutting van de locale media, om daarmee een zo groot mogelijke preventieve werking te bevorderen.

Artikel 12 Evaluatie handhavingsbeleid

Het College evalueert in het WWB-beleidsverslag jaarlijks de fraudedoelstellingen en de daarbij gehanteerde methoden en risicoprofielen. Indien nodig worden wijzigingen hierin in het in artikel 2 bedoelde beleidsplan opgenomen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Handhavingsverordening WWB, WIJ, I0AW en IOAZ gemeente Moerdijk 2010".

 

Artikel 15 Ingangsdatum

Deze verordening treedt in werking met ingang van 17 maart 2011 en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2010.

Artikel 16.

De "Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2009", vastgesteld in de openbare vergadering van 1 oktober 2009, vervalt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2010.

Vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 17 maart 2011, de griffier,de voorzitter,

J.A.M. HereijgersDrs. J.H. Mans

Toelichting handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW en IOAZ gemeente Moerdijk 2010".

Algemeen

Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ), het nieuwe artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (I0AW) en het nieuwe artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (I0AZ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten. Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken. Mede gelet op de grote verwantschap tussen voormelde wetten en de toepasbaarheid wordt het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in één Handhavingsverordening vastgelegd.

Artikelsgewijs toelichting

Artikel 2 Handhavingsbeleid

Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het WWB-beleidsplan. Afhankelijk van de evaluatiecriteria van de voorgaande jaren c.q. de noodzakelijkheid kunnen onder andere de volgende zaken opgenomen worden: opstellen van preventief beleid,maatregelen gericht op voorkoming en bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, regels over de voorlichting betreffende rechten en plichten van belanghebbenden en risicoprofielen c.q. risicosturing. Het concept 'Hoogwaardige Handhaving' en de gemeentelijke visie op Handhaving zijn daarbij het richtinggevende fraudebestrijdingbeleid. De maatregelen en doelen in het plan zullen waar mogelijk meetbaar gemaakt zijn. Voorlichting is nodig om de preventieve kant van het handhavingsbeleid optimaal te benutten. Een cliënt die vanaf de aanvang van een bijstandverstrekking weet wat er van hem verlangd wordt en waar hij zich aan moet houden, maar ook waar hij recht op heeft en wat hij mag verwachten, houdt zich mogelijk vanzelfsprekender aan de regels. De consequenties bij fraude moeten daarbij glashelder zijn. Om een zo effectief mogelijk voorlichtingsbeleid te kunnen realiseren is jaarlijkse evaluatie en bijstelling noodzakelijk. Uit het handhavingsplan vloeien risicoprofielen en andere handhavingactiviteiten voort. Daarop zal gestuurd worden. Bij sturing op basis van geformuleerde risicoprofielen (komen uit nog op te stellen handhavingsplan) zal de controle op de rechtmatigheid van (voortzetting van) een bijstandsuitkering niet voor iedere bijstandsgerechtigde gelijk zijn, maar zich richten op het frauderisico dat deze vertegenwoordigt. Het team werk & inkomen zal haar werkwijzen niet uitsluitend baseren op risicosturing en risicoprofielen. Ook specifieke, thematische controles zullen worden ontwikkeld en toegepast. In het plan zullen de jaarlijkse doelen ten aanzien van het verkrijgen en onderhouden van relevante klantinformatie worden betrokken.

Dit artikel legt vast dat de gemeente ook verplichtingen heeft naar de klant. Dit betreft vooral de kwaliteit van de dienstverlening. Inkomstenverrekeningen moeten snel, efficiënt en op een transparante wijze verrekend worden. Daar heeft een klant recht op en het werkt vooral ook fraudevoorkomend. Als de dienst vertragingen veroorzaakt of fouten maakt bij verrekeningen zou de klant in een voorkomende situatie kunnen besluiten geen inkomsten meer op te geven vanwege de last die hij heeft ondervonden. Waar mogelijk zal de informatievoorziening maatwerk moeten worden, dus op het individu gericht omdat ook hier een sterk preventieve werking van uit gaat. De gemeentelijke verplichtingen zijn niet vrijblijvend. De cliëntenraad binnen de WWB/WIJ zal hierin een duidelijke signalerende en adviserende rol hebben.

Artikel 4

Lid 1

Met dit lid wordt aangegeven dat de controle van gegevens in een zo vroeg mogelijk stadium van het bijstandsproces moet plaatsvinden op een zo betrouwbaar mogelijke wijze. Daarmee wordt voorkomen dat er ten onrechte teveel bijstandsgeld wordt uitgekeerd, zodat er geen vorderingen ontstaan.

Lid 2

Door in dit lid ook artikel 29.1 Suwi bij de inlichtingenverplichting op grond van de WWB te betrekken, is het voor belanghebbenden duidelijk vanaf welk moment misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand kan ontstaan.

Artikel 5 Risicoprofielen en risicogestuurd werken

Lid 1

Bij Hoogwaardige Handhaving hoort een werkwijze die in ieder geval uitgaat van risicosturing. Dit kan alleen als er risicoprofielen zijn. Het geeft voorts aan dat de gemeente hier niet vrijblijvend mee om zal gaan, maar dat het onderdeel uit moet maken van de bedrijfsvoering van het team werk & inkomen en zorg.

Lid 2

Door dit vereiste in de verordening op te nemen wordt onderstreept dat risicoprofielen zorgvuldig tot stand moeten komen en geformuleerd zijn om ongewenste situaties te voorkomen.

Lid 3

De werking van bestaande risicoprofielen is tijdgebonden. Telkens moet nagegaan worden of de gebruikte risicoprofielen nog voldoen aan de gewenste effectiviteit van de handhaving. Daarbij worden onder meer bereikte resultaten en landelijke ontwikkelingen betrokken. Voorkomen moet worden dat bestaande risicoprofielen onbedoeld uiteindelijk toch een stigmatiserende of discriminerende uitwerking kunnen gaan krijgen.

Artikel 7 Fraudesignalen

Lid 1

Dit lid ziet toe op de organisatie en vergaring van informatie over bijstandgerechtigden. Het betreft onder meer informatie van vorige bijstandssituaties, bestaande (oude) fraudesignalen, regionale bijstandsinformatie, informatie van het inlichtingenbureau over werk, inkomen, de GBA, wegendienst e.a.. Deze informatie moet voor daartoe gemachtigde werknemers van de dienst gemakkelijk georganiseerd, inventariseerbaar en opvraagbaar zijn. De bedoelde informatie kan in bepaalde situaties ook aan met name de in artikel 66 en 67 van de wet bedoelde derden verstrekt worden indien de relevantie hiervan vaststaat.

Lid 2

Met de term 'informatie' worden, naast informatie uit officiële en officieuze bronnen,ook klikbrieven, eigen waarnemingen of waarnemingen van derden bedoeld. Deze informatie omvat zowel bewijsstukken als vermoedens van fraude. Het beheer vindt plaats op een centraal punt binnen de dienst bij een eenduidige verantwoordelijkheid. Daar wordt beslist welke onderzoeksacties worden ondernomen. Dit zal vooral in overleg plaatsvinden met de medewerker die het primaire contact met de bijstandsgerechtigde onderhoudt. Met betrekking tot de bescherming van persoonlijke gegevens worden protocollen opgesteld met inachtneming van het gestelde in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

Artikel 8 Opsporing en regionale samenwerking

Lid 1

Vage fraudesignalen zijn doorgaans ongeschikt om een sociale rechercheonderzoek te rechtvaardigen. Een rechercheonderzoek betekent meestal een grote ingreep in iemands' privacy. Het besluit tot een dergelijk onderzoek moet daarom op reële gronden worden genomen. Daar hoort bij dat de sociale recherche zo effectief mogelijk ingezet moet worden vanwege de beschikbare capaciteit.

Lid 2

De samenwerking met de sociale recherche binnen de regio is voor een effectief handhavingsbeleid heel belangrijk. Het College wil aan deze samenwerking helder gestalte te geven, zodat fraudesignalen sneller worden opgepakt en capaciteit gerichter wordt ingezet.

Artikel 9 Aangifte misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand

Lid 1

De hier bedoelde uitgangspunten betreffen in ieder geval de minimale hoogte van het bruto schadebedrag alvorens het Openbaar Ministerie tot strafvervolging overgaat. Dit bedrag is vanaf 1januari 2009 gesteld op €10.000,00.

Lid 2

Bij een herhaling van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand door dezelfde persoon geldt volgens de richtlijnen van het OM thans een ondergrens van € 3000,00. Het College zal in deze situaties ook altijd overgaan tot het doen van aangifte. Als het onterecht verkregen bedrag lager ligt, kan er niet worden overgegaan tot aangifte. De termijn waarbij recidive nog als zodanig wordt beschouwd is gesteld op vijf jaar, ongeacht of de bijstandsverlening heeft voortgeduurd.

Artikel 10 Terugvordering en maatregelen

Lid 1

Om een preventieve werking te bewerkstelligen zal het plegen van misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand in ieder geval niet het gevoel bij de pleger moeten opleveren dat het lonend is. Vandaar dat naast terugvordering van het schadebedrag ook altijd een maatregel aan de orde is op de lopende bijstandsuitkering. De hoogte van de verlaging wordt bepaald door het gestelde in de Afstemmingsverordening. Een verlaging kan slechts worden toegepast als de bijstandsuitkering wordt gecontinueerd of binnen 1 maand na vaststelling van de misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand wordt hervat.

Lid 2

Om uitdrukking te geven aan het 'lik-op-stuk' aspect van het Hoogwaardig Handhavingsbeleid zal er zo snel als mogelijk uitvoering moeten worden gegeven aan zowel het terugvorderen van de ten onrechte genoten bijstand als het toepassen van een maatregel. Voor de betrokken bijstandgerechtigde kan dit als hard overkomen, het primaire doel is echter het bevorderen van de nalevingbereidheid door bijstandsgerechtigden en zodoende de preventieve werking van het beleid te stimuleren. De terugvordering van bijstand vindt in alle gevallen plaats en bij iedereen op wie op grond van de artikelen 58, 59 en 60 van de wet terugvordering mogelijk is.

Artikel 11 Communicatie

Er wordt een communicatiebeleid gerealiseerd met als doel misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand te ontmoedigen. Als de pakkans bij misbruik of oneigenlijk gebruik van bijstand als 'zeer hoog' ervaren wordt door potentiële plegers, is de verwachting dat zij minder geneigd zullen zijn hiertoe over te gaan.

Artikel 12 Evaluatie handhavingsbeleid

Door jaarlijkse evaluaties op de genoemde handhavingprocessen, de communicatie over en naar klanten, de werking van de risicoprofielen en (her-) onderzoeken, kan de effectiviteit van handhaving verder worden versterkt. De evaluatie van het handhavingsbeleid is verplicht en de daaruit voortkomende aanbevelingen zijn niet vrijblijvend.

Behoeft geen toelichting.