Organisatie | Noordwijkerhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening Noordwijkerhout 2010 |
Citeertitel | Erfgoedverordening Noordwijkerhout 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 11-02-2020 | Onbekend | 16-12-2010 Onbekend | Onbekend |
De raad van de gemeente Noordwijkerhout, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van d.d. 17 november 2010; en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; besluit tot vaststelling van de Erfgoedverordening Noordwijkerhout 2010.
HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN
Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst
ARTIKEL 3 DE AANWIJZING TOT GEMEENTELIJK MONUMENT
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een onroerend goed of zaak als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch of archeologisch onderzoek wordt verricht. De eigenaar zijn desgevraagd verplicht het onderzoek uit te voeren dan wel aan uitvoering van het onderzoek mee te werken.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel onherroepelijk vaststaat dat het onroerend goed of zaak niet wordt geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing als ware het een beschermd gemeentelijk (archeologisch) monument betreft.
Paragraaf 2 Instandhouding van beschermde gemeentelijke monumenten
ARTIKEL 10 INSTANDHOUDINGBEPALING
Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
ARTIKEL 11 DE SCHRIFTELIJKE AANVRAAG
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in 4-voud bij Burgemeester en Wethouders ingediend.
De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.
Hoofdstuk 4 Instandhouding van archeologische terreinen
Hoofdstuk 5 beeldbepalende panden of zaken
Artikel 19 Aanwijzing tot beschermd beeldbepalend pand of zaak
Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbende, besluiten een onroerende zaak, groenelement of structuur aan te wijzen als beschermd beeldbepalend pand of zaak.
Artikel 3, tweede tot en met zesde lid, artikel 4 tot en met 9 en artikel 11 tot en met 14 zijn van overeenkomstige toepassing. In genoemde artikelen moet ‘het beschermde gemeentelijke monument’ echter gelezen worden als ‘het beschermde beeldbepalende pand of de beschermde beeldbepalende zaak’.
ARTIKEL 20 ADVIES VAN DE MONUMENTENCOMMISSIE EN BESLISSING OP DE AANVRAAG
Bij het beoordelen van de (ver)bouwplannen voor een beeldbepalende zaak, moet de Monumentencommissie voor zover van toepassing haar aandacht richten op het instandhouden van de uiterlijke verschijningsvorm en karakteristiek van de beeldbepalende zaak, evenals op de uitstraling of beeldbepaling in de openbare ruimte.
Een vergunning als bedoeld in artikel 10 wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aangevraagde werkzaamheden, dan wel door te verwachten directe of indirecte gevolgen, blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het uitwendige karakter van de onroerende zaak, het groenelement of de structuur en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN
ARTIKEL 21. TEGEMOETKOMING IN SCHADE
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:
Degene, die handelt in strijd met artikel 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.