Artikel 4 lid 1 | Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed
van (externe) rentewijzigingen op de financiële
resultaten van de gemeente; Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het
vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten
van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen
aan korte financiering (met een rentetypische
looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de
kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte
financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk
kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij
korte financiering direct een relatief grote invloed
hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt
berekend als een percentage van het totaal van de
jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het
jaar. Dit percentage wordt vastgesteld door de
Minister van Financiën. |
Artikel 4 lid 2 | Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van
de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een
rentetypische looptijd van één jaar of langer) door
het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de
leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden
berekend door een vastgesteld percentage te
vermenigvuldigen met de totale vaste schuld. Dit
percentage wordt vastgesteld door de Minister van
Financiën. |
Artikel 4 lid 3 | Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt
bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten
gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig
respectievelijk beschikbaar zijn. |
Artikel 4 lid 4 | Door spreiding aan te brengen in de rentetypische
looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting
vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een
rentedaling op de renteresultaten gespreid over
meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk
indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat
middelen gedurende een langere periode beschikbaar
zijn. |
Artikel 4 lid 5 | Een rentevisie is een toekomstverwachting over de
rente-ontwikkeling, op basis waarvan een
financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.
Afhankelijk van de (interne- of externe)
ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie
actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd
worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende
financiële ondernemingen, zoals de huisbankier.
Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent
bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een
lange looptijd op het moment dat men een
rentestijging verwacht. |
Artikel 5 lid 1 | Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden
uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend
product heeft belegd maar – wegens wijziging in de
liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze
uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de
hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de
uitzetting afhankelijk van de rente en resterende
looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te
beperken stemt de gemeente de looptijd van de
uitzetting af met de liquiditeitenplanning. |
Artikel 5 lid 2 | Ten aanzien van de financiële instrumenten die
kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het
kader van treasury, geldt in de Wet fido als
belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de
betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in
dit artikel genoemde producten wordt aan het einde
van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij
vastrentende waarden de “nominale waarde”)
uitgekeerd. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant,
spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén
koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke
producten echter voorkomen dat de
opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder
bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Obligaties zijn vastrentende waarden die
(tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse
verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer
deze waarden tot het einde van hun looptijd worden
aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden
uitgekeerd. Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij
de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat
op de afloopdatum (een bepaald
percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd.
Garantieproducten keren vaak minder of geen rente
uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een
rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index
(zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij
minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd
zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom
gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de
koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan
verminderen, verdient het aanbeveling om bij een
langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een
minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het
inflatieniveau) te eisen. |
| |
Artikel 6 lid 1 t/m 3. | Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit
artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale
kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente
middelen uitzet / belegt. Een (credit-) rating is een beoordeling van de
kredietwaardigheid van een financiële instelling,
die voor zowel de korte als voor de lange termijn
wordt verschaft door de volgende toegestane
gerenommeerde rating “agencies”: Standard &
Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. Deze ondernemingen dienen in landen te zijn
gevestigd met minimaal een AA-rating en onder
Nederlands of anderszins EER toezicht vallen. De
hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard &
Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd
door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar
laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties
met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer
kredietwaardig”. |
Artikel 6 lid 4. | Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een
“solvabiliteitsvrije status”) is een status die door
een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat
(bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan
het schuldpapier van een instelling. Deze status
houdt in dat een bank voor het desbetreffende papier
geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt
onder meer toegekend aan papier uitgegeven of
gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de
gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld
uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan
een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het
WSW geborgde leningen van woningcorporaties). |
Artikel 6 lid 6 | De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de
debiteuren bij het verstrekken van leningen of
garanties aan derden in het kader van de publieke
taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak
bepaalt, worden garanties uitsluitend verstrekt aan
door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde
de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden
of garanties worden verlangd van de debiteuren. |
Artikel 7 | Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld
voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde
periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van
de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht)
nodig zijn voor het doen van een investering. Dit
kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een
lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast
staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel
tussentijds een uitzetting moet verkopen
(bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan
dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële
resultaten. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente
haar financiële transacties op een
liquiditeitenplanning waarin de toekomstige
inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn
gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de
meerjarige investeringsplanning van de gemeente is
gekozen voor het opstellen van een
liquiditeitenplanning voor een periode van 4 jaar. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare
en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig.
Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die
verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente
en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is
daarom van groot belang dat de afdeling
Ondersteuning juist, tijdig en volledig wordt
geïnformeerd door de overige afdelingen over de
financiële gevolgen van hun activiteiten. |
Artikel 9 lid 1 | Het aantrekken van gelden met als doel deze met
winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van
de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de
Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan. |
Artikel 9 lid 2 | Onderhandse geldleningen zijn
leningen waarbij de voorwaarden van de lening in
onderling overleg met de geldgevende partij kunnen
worden vastgesteld. |
Artikel 9 lid 3 | Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van
financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen
rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij
vervroegde aflossing etc. Door het opvragen van
meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een
beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke
tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op
basis daarvan kan een afgewogen keuze worden
gemaakt. |
Artikel 10 lid 1 | Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit
hoofde van treasury) voor een periode langer dan één
jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot
en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente
het prudente karakter van haar uitzettingen
waarborgt. In dit artikel worden aanvullende
richtlijnen met betrekking tot uitzettingen
geformuleerd. |
Artikel 10 lid 2 | Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van
uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen
rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc.
Door het opvragen van meerdere offertes wordt
bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de
alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de
financiële markten. Op basis daarvan kan een
afgewogen keuze worden gemaakt. |
Artikel 12 lid 1 | Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor
een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen
bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een
betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte
ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente
tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen
aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken)
teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te
financieren. |
Artikel 12 lid 2 | Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door
één bank heeft als voordeel dat er geen kosten
hoeven te worden gemaakt om gelden tussen
verschillende banken over te boeken. |
Artikel 13 lid 1 | Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer
van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant)
van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen
van interne overboekingen te beperken, worden
verschillende rekeningen die de gemeente bij één
bank aanhoudt opgenomen in een
rentecompensatiecircuit.
Ditis een systeem waarbij de (valutaire)
debet en creditsaldi van alle rekeningen van een
organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd
saldo, waarover de rente wordt berekend. |
Artikel 13 lid 3 | In dit lid worden limitatief de mogelijke korte
termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term
daggeld (ook wel callgeld
genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette
lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd
kan worden. Kasgeldleningen zijn
niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en
een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een
vast rentepercentage. Kredietlimiet op de
rekening courant betreft de mogelijkheid
debet (“rood”) te staan op de rekening courant. |
Artikel 13, lid 6 | Voor het aantrekken of uitzetten van middelen met
een looptijd korter dan één maand kan met één
offerte worden volstaan. |
Artikel 14 | Bij treasury zijn veel personen en organen
betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie-
en mandateringspatroon vast, in casu welke taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken
partijen hebben. Met het oog op de omvang van de
transacties en de hiermee samenhangende risico’s,
zijn in dit artikel een aantal specifieke
uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante
functiescheiding aan te brengen tussen
beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de
administratie en controle op financiële transacties.
|
Artikel 15 | De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de
functionarissen die binnen de gemeente betrokken
zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15
respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning
van de genoemde functies en bijbehorende
bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies
en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe
dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze
verantwoordelijkheden dienen te worden
gecommuniceerd naar de betrokkenen. |
Artikel 16 | De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid
ligt primair bij het bestuur van de gemeente .
Teneinde niet onnodig te worden belast met het
dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een
deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke
organisatie. De praktische uitvoering van het beleid
heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als
voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden
geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is
zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste
functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering,
administratie en controle. |
Artikel 17 | De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de
informatievoorziening wordt gewaarborgd voor:
operationele informatie (punt 1
en 2), beleidsmatige informatie
(punt 3) en
verantwoordingsinformatie (punt
4, 5, 6 en 7). Het verstrekken van juiste, tijdige,
volledige en relevante verantwoordingsinformatie
moet gerekend worden tot de belangrijkste
voorwaarden voor het kunnen beheersen van de
financiële en interne risico’s van de gemeente
. |