Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Boxmeer

Verordening Afstemming IOAW en IOAZ 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBoxmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Afstemming IOAW en IOAZ 2010
CiteertitelVerordening Afstemming IOAW en IOAZ 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 20 lid 1b & 35 lid 1a
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 20 lid 1b & 35 lid 1a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-201001-10-2011Nieuwe regeling

30-09-2010

Boxmeers weekblad, 12 oktober 2010

21173; -1.844.51

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Afstemming IOAW en IOAZ 2010

De raad van de gemeente Boxmeer;

gezien het advies van de Burgerparticipatieraad;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 augustus 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20 IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20 IO-AZ;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

Verordening Afstemming IOAW en IOAZ 2010

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1

    Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de IOAW/IOAZ en de Algemene wet bestuurs-recht (Awb).

  • 2

    In deze verordening wordt verstaan onder:a. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;b. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;c. De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;d. Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;e. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde bruto grondslag, be-doeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;f. Verlaging: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) wei-geren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;g. Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;h. Benadelingsbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nako-men van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;i. College: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer.

     

    j. Voorziening: voorzieningen als bedoeld in artikel 34 IOAW/IOAZ: een instrument bin-nen een traject dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen;

    k. Traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het College aan hem opgelegd, geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en behouden van betaalde arbeid.

Artikel 2 Het verlagen van de uitkering

De uitkering wordt overeenkomstig deze verordening verlaagd indien:- de belanghebbende naar het oordeel van het College een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/1OAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting - anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ – schendt;- de belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het College zeer ernstig misdraagt;- de belanghebbende die op grond van de IOAW een uitkering ontvangt en op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) de op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De verlaging wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Ingangsdatum, tijdvak en recidive

  • 1

    De verlaging gaat in met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging aan belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2

    De duur van de verlaging bedraagt de termijnen die in de hoofdstukken 2 tot en met 4 vermeld staan. 

  • 3

    Indien de belanghebbende, binnen 1 jaar nadat de verwijtbare gedraging zich heeft voorgedaan, wederom zijn verplichtingen verwijtbaar niet nakomt, worden de termijnen, zoals gehanteerd in de voorafgaande verlaging en met inachtneming van de hoofdstukken 2 tot en met 3, verdubbeld. 

Artikel 5 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging uitgegaan van de gedraging waarvoor de hoogste verlaging geldt.

Hoofdstuk 2 Medewerking en inlichtingen

Artikel 6 Categorieën

Gedragingen van belanghebbende waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:a. het niet geregistreerd zijn als werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en in-komen; b. het langer in het buitenland verblijven dan in de wet is toegestaan, indien er geen plicht tot arbeidsinschakeling is;

2. Tweede categorie:a. het in de periode voorafgaande aan de uitkeringsverlening en/of de periode gedu-rende de uitkeringsverlening niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;b. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;c. het langer in het buitenland verblijven dan in de wet is toegestaan, indien er een plicht tot arbeidsinschakeling is;

3. Derde categorie:a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, dan wel andere bronnen van inkomsten;c. het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een door het College aangeboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvol-doende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinscha-keling, scholing of zelfstandige participatie.

Artikel 7 De hoogte en duur van de verlaging

  • 1

    Met toepassing van artikel 6, wordt de verlaging vastgesteld op:a. 20% van de uitkeringsnorm gedurende minimaal 1 maand en maximaal 3 maanden bij gedragingen van de eerste categorie;b. 50% van de uitkeringsnorm gedurende minimaal 1 maand en maximaal 3 maanden bij gedragingen van de tweede categorie;c. 100% van de uitkeringsnorm gedurende minimaal 1 maand en maximaal 3 maanden bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2

    Een verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedra-ging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de om-standigheden waarin hij verkeert.

Artikel 8 Verstrekken van inlichtingen

  • 1

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ niet of niet behoorlijk nakomt, wat heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ver-lenen van uitkering, wordt de verlaging als volgt vastgesteld:a. 20% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand, indien het bruto benadelingsbedrag minder bedraagt dan € 794,=;b. 50% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag gelijk is aan of meer bedraagt dan bruto € 794,= maar minder bedraagt dan bruto € 15.873,=;c. 100% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand, indien het benadelingsbedrag ge-lijk is aan of meer bedraagt dan bruto € 15.873,=.

  • 2

    Indien een belanghebbende herhaaldelijk de verplichting op grond van artikel 13 van de wet niet of niet behoorlijk nakomt, wat niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt een verlaging toegepast van 20% van de uit-keringsnorm gedurende 1 maand.

  • 3

    Een verlaging als bedoeld in lid 1 en 2 wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 9 Overige bepalingen schending inlichtingenplicht

  • 1

    Indien de verlaging als bedoeld in artikel 8, eerste lid, als gevolg van beëindiging van de uitkering niet kan worden toegepast, wordt de uitkering welke belanghebbende heeft ont-vangen gedurende de periode dat belanghebbende niet heeft voldaan aan de inlichtin-genplicht, door middel van herziening verminderd met het bedrag van de verlaging. Het bedrag dat voortvloeit uit de herziening wordt van belanghebbende teruggevorderd.

  • 2

    De terugvordering als bedoeld in het eerste lid kan bij gebreke van tijdige betaling ver-hoogd worden met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.

Hoofdstuk 3 Overige gedragingen die leiden tot verlaging

Artikel 10 Zeer ernstige misdragingen

  • 1

    Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het College of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, verlaagt het College de uitkering.

  • 2

    In afwijking van artikel 7, eerste lid, sub c, wordt een verlaging toegepast van 100% van de uitkeringsnorm gedurende minimaal 1 maand tot maximaal 6 maanden.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Nieuw Artikel

  • 1

    Het College ziet af van een verlaging indien;a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of;b. daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

  • 2

    Indien het College afziet van verlaging op grond van dringende redenen, wordt de be-langhebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 12 Bevoegdheid College

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2010.

Artikel 14 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Verordening Afstemming IOAW en IOAZ 2010.

Aldus besloten door de Raad van de gemeente Boxmeerin zijn openbare vergadering van 30 september 2010.

 

 

De Raad voornoemd,de Griffier,                       de Voorzitter,

 

A.W.J.M. Cornelissen   K.W.T van Soest