Organisatie | Haren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling bijzondere bijstand 2010 gemeente Haren |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2015 | Correcties opmaak | 19-10-2010 Harener Weekblad, 14-04-2011 | Onbekend | |
01-01-2010 | Nieuwe regeling | 19-10-2010 Harener Weekblad, 14-04-2011 | Onbekend |
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen
Voor vergoedingen in het kader van bijzondere bijstand wordt er vanuit gegaan dat belanghebbende een zorgverzekering afsluit in de vorm van een naturapolis met een eigen risico van € 0,00 en de hoogste variant van een aanvullende verzekering (bij Menzis extra verzorgd 3) en een tandartsverzekering gelijkwaardig aan Tandverzorgd 3 bij Menzis. Indien verzekerde heeft gekozen voor een eigen risico, dan wordt er ter hoogte van dit eigen risico geen bijzondere bijstand verstrekt. Heeft verzekerde geen aanvullende verzekering en/of tandartsverzekering afgesloten, dan wordt er ter hoogte van de dekking die deze verzekering zou bieden in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Ziektekosten gemaakt tijdens de periode dat verzekerde is uitgesloten van de ziektekostenverzekering wegens wanbetaling komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Deze kosten worden als schuld aangemerkt;
Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot en met 1 jaar na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. De datum zoals vermeld op de nota is hierbij het uitgangspunt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Dit in tegenstelling tot de algemene bijstand, waarbij dit in beginsel niet kan. Voorwaarde blijft natuurlijk wel dat achteraf vast moet kunnen worden gesteld dat het gaat om noodzakelijke en bijzondere kosten.
Paragraaf 2 Draagkrachtcriteria
Bij de beoordeling van een aanvraag om bijzondere bijstand wordt de financiële draagkracht per jaar bepaald op 35% van het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. In het geval belanghebbende jonger is dan 27 jaar, dan wordt de financiële draagkracht per jaar bepaald op 35% van het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de inkomensvoorzieningsnorm. De langdurigheidstoeslag wordt niet ingezet als draagkracht. In afwijking van de inkomensbepaling voor de algemene bijstand worden de bestanddelen genoemd in artikel 31 lid 2 WWB wel tot de het inkomen van belanghebbende gerekend, en een periodieke uitkering particuliere oudedagsvoorziening niet (gedeeltelijke) buiten beschouwing gelaten.
Voor belanghebbenden die behoren tot de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten wordt de financiële draagkracht gesteld op 35% van het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan 110% van de bijstandsnorm/inkomensvoorzieningsnorm en voor zover het kosten betreft die in relatie staan tot de chronische ziekte of handicap en waarvoor geen beroep kan worden gedaan op een voorliggend recht.
Voor aanvragers die ouder zijn dan 65 jaar en die geen begrafenisverzekering hebben afgesloten zal een extra vrijlating gelden van € 2500,- voor een alleenstaande en € 5000,- voor een echtpaar. Wel dient te worden aangetoond dat genoemde bedragen zijn vastgezet voor de uitvaartkosten;
In afwijking van het bepaalde onder draagkrachtcriteria zoals omschreven in deze uitvoeringsregeling, wordt de ruimte in het inkomen ten volle als draagkracht aangemerkt, wanneer bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van woonkostentoeslag.
Paragraaf 3 Woonkostentoeslagen
Indien een huurwoning wordt bewoond, waarvan de huur hoger is dan de maximale huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand in de woonkosten worden verleend. In de regel wordt aan deze bijstandsverlening op grond van artikel 55 WWB de verplichting verbonden om uit te zien naar een goedkopere woonruimte.
De woonkostentoeslag wordt voor ten hoogste een jaar verstrekt. Verlenging van deze termijn is telkens met een periode van een jaar mogelijk, indien naar het oordeel van het college de aanvrager redelijkerwijs nog niet kan beschikken over huisvesting, waarvan de woonkosten lager zijn dan de maximale huurgrens. De maximum termijn van 12 maanden blijft buiten beschouwing, indien aan de woonvorm ook kosten van dienstverlening zijn verbonden, voor zolang de dienstverlening noodzakelijk is. De kosten van dienstverlening kunnen, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, geheel of gedeeltelijk aangemerkt worden als woonkosten.
Indien een woning in eigendom wordt bewoond, waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand in de woonkosten worden verstrekt. Het bedrag van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag, zoals dat wordt berekend volgens de bepaling van de bijdrage in de woonlasten volgens de Wet op de huurtoeslag.
Indien een woning in eigendom wordt bewoond, waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand in de woonkosten worden verstrekt, overeenkomstig bewoning van een huurwoning waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag. In de regel wordt ook aan deze bijstandsverlening op grond van artikel 55 WWB de verplichting verbonden om uit te zien naar een goedkopere woonruimte.
De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. In beginsel is er daarom geen bijstand mogelijk voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de NIBUD-Prijzengids. Indien de belanghebbende de kosten van de betreffende goederen niet in redelijkheid kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken.
De bijstand wordt verleend in de vorm van borgtocht indien de belanghebbende alleen onder deze voorwaarde een lening kan afsluiten bij een geldverstrekker (meestal de kredietbank Assen). De bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening indien borgtocht niet mogelijk is. Alleen wanneer er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, is het mogelijk om bijzondere bijstand om niet te verstrekken.
Aan de bijstand wordt een bestedingsverplichting verbonden en de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen.
Artikel 6 Eerste maand huur en administratiekosten
Bij aanvang van een huurcontract moet meestal de huur vooraf worden betaald. Bij de kosten van de eerste huur kan worden gedacht aan een belanghebbende die gedurende een korte periode voor twee woningen huur moet betalen of aan iemand die na een verblijf in een inrichting of asielzoekerscentrum een woning betrekt en pas aan het eind van de maand zijn eerste volledige uitkering ontvangt. Vaak komen daar ook nog administratie- en contractkosten bij. Van belang bij de beoordeling zijn de volgende vragen:
Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden? Bij bijzondere individuele omstandigheden kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de onvoorzienbaarheid van de kosten, of aan het gegeven dat belanghebbende niet of onvoldoende heeft kunnen reserveren. Het hebben van schulden of daaruit voortvloeiende aflossingsverplichtingen is op zich geen bijzondere omstandigheid. De ontstaansreden van alle schulden/leningen moet in de beoordeling van de aanvraag worden betrokken. Wanneer een lening is aangegaan voor niet-noodzakelijke zaken, kan niet worden gesproken van een bijzondere omstandigheid.
Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? Bij de beoordeling van de toekenning wordt rekening gehouden met alle financiële middelen waarover de aanvrager beschikking heeft of waarover hij later alsnog kan beschikken. Er geldt geen vrijlating van het vermogen. Positieve saldi op bankrekeningen (ook van inwonende kinderen) worden in de beoordeling meegenomen.
Het bereiken van de 18-jarige leeftijd door het jongste ten laste komende kind heeft voor de alleenstaande ouder met een bijstandsuitkering grote financiële gevolgen. Er treedt namelijk een normwijziging op: de uitkering voor een alleenstaande ouder wordt verlaagd naar de norm voor een alleenstaande. Deze achteruitgang kan vaak niet worden opgevangen door het thuiswonende kind, zeker niet als er sprake is van kinderen die nog naar school gaan en alleen een basistoelage ontvangen. Om het inkomensverlies te compenseren en om belanghebbende aan de nieuwe lager norm te laten wennen is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken.
Artikel 8 Bijzondere bijstand voor 18 tot 21 jarigen
Personen van 18 t/m 20 jaar voor wie de lage inkomensvoorzieningsnorm onvoldoende is om in de algemene en bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien, zullen een beroep moeten doen op hun ouders. Ten aanzien van kinderen van 18 tot 21 jaar zijn ouders verplicht te voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie (artikel 1:395a BW). Gezien het karakter van de bijstand als sluitstukvoorziening is het gerechtvaardigd om de eventuele bijstandsverlening daarop af te stemmen.
Er kan echter niet zonder meer van worden uitgegaan dat de jongeren altijd voor hun bestaanskosten volledig een beroep op de ouders kunnen doen. Voor zover dit beroep niet mogelijk is, wordt voorzien in een recht op bijzondere bijstand (artikel 12 WWB). De Wet investeren in jongeren kent geen mogelijkheden om de inkomensvoorzieningsnorm in deze gevallen hoger vast te stellen
Onder bepaalde voorwaarden kan dan ook op grond van artikel 12 WWB aan personen van 18 t/m 20 jaar bijzondere bijstand worden verleend voor:
de kosten van levensonderhoud voor zover de lagere inkomensvoorzieningsnorm daarin niet voorziet (= ter aanvulling van en met hetzelfde doel als de inkomensvoorziening). De bijzondere bijstand wordt in dat geval vastgesteld op het verschil tussen de inkomensvoorzieningsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar en die voor personen van 21 jaar;
Bovenstaande lijst met voorbeelden is niet limitatief. Er zijn dus ook nog andere situaties denkbaar waarin toepassing van artikel 12 WWB aan de orde kan zijn. Het is niet mogelijk om in dit verband in de vorm van beleid een limitatieve opsomming te geven (zie CRvB 14-05-2002, nrs. 99/3899 en 99/3900 NABW).
De kosten van een standaardmontuur en standaardglazen behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor het vaststellen van de medische noodzaak is het niet langer verplicht dat de belanghebbende een recept van de oogarts moet overleggen. Als uit een oogmeting van de opticien blijkt dat een bril noodzakelijk is dan staat de medische noodzaak vast. Er moet wel een gespecificeerde nota van de opticien worden overgelegd. Bijzondere glazen kunnen alleen voor volledige vergoeding in aanmerking komen, wanneer deze zijn voorgeschreven door een oogarts dan wel de noodzaak is vastgesteld door de GGD-arts of Aussems en Kerkvliet.
Contactlenzen worden in beginsel niet als noodzakelijk beschouwd. Belanghebbende mag in plaats van een bril echter wel kiezen voor de aanschaf van contactlenzen. Bijstand voor de kosten van een brilmontuur is in beginsel mogelijk eens per 2 jaar of vaker in het geval van bijzondere omstandigheden. Er wordt uitgegaan van ongekleurde glazen, waarbij de goedkoopste kunststof glazen niet worden aangemerkt als luxe. Ook multifocale glazen, ontspiegelde glazen en kunststofglazen met een hardinglaag voor kinderen worden niet als luxe aangemerkt.
Voor de hoogte van de bijstand voor contactlenzen dient aansluiting te worden gezocht bij het bedrag dat zou gelden voor een overeenkomstige bril. Eventuele meerkosten blijven voor rekening van belanghebbende.
Aan de bijstand wordt een bestedingsverplichting verbonden (artikel 55 WWB).
Bij bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand is van belang hoe men aanvullend verzekerd is (zie de bepaling onder begripsomschrijving).
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 WWB). Bij beantwoording van de vraag of onder een eigen risico voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) vallende kosten voor bijstandsverlening in aanmerking komen, dient bedacht te worden dat de Zvw zowel een verplicht eigen risico voor iedere verzekerde van 18 jaar of ouder (artikel 18a lid 1 Zvw), als een vrijwillig (hoger) eigen risico (artikel 19 lid 2 Zvw) kent.
De onder het verplicht eigen risico vallende kosten daarentegen vormen weliswaar noodzakelijke kosten van het bestaan, maar aangezien het verplicht eigen risico een algemene maatregel betreft die voor alle Nederlanders geldt, is er geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke bestaanskosten.
Artikel 11 Vergoeding maaltijdvoorziening
Veel, voornamelijk ouderen maken gebruik van de mogelijkheden van een warme maaltijdvoorziening, omdat zij niet of onvoldoende zelf zorg kunnen dragen voor de bereiding van een dergelijke maaltijd. Voor ouderen is in het Participatiefonds een mogelijkheid tot vergoeding van deze kosten opgenomen (artikel 12 uitvoeringsnotitie Participatiefonds).
Voor de overige personen die in aanmerking willen komen voor vergoeding van deze kosten is bijzondere bijstand mogelijk. Alleen noodzakelijk gebruik van een warme maaltijdvoorziening kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Een medische indicatie (door de GGD of Aussems en Kerkvliet) of een sociale indicatie is in deze vereist.
Artikel 12 Bijzondere bijstand voor doorbetaling vaste lasten bij verblijf inrichting
Als een belanghebbende wordt opgenomen in een inrichting moet de bijstandsnorm hieraan worden aangepast. De bijstandsnorm voor personen in een inrichting is erg laag en uitsluitend bedoeld als zak- en kleedgeld. Het is voor een alleenstaande of alleenstaande ouder in beginsel niet mogelijk om hier ook de vaste lasten van zijn woning uit te voldoen. De CRvB heeft geoordeeld (zie CRvB 01-02-2005, nr. 02/5981 NABW) dat de bijstandsnorm voor een in een inrichting verblijvende alleenstaande niet voorziet in de volgende (gedurende het verblijf in de inrichting doorlopende) kosten:
Tijdens verblijf van een alleenstaande in een inrichting kan bijzondere bijstand worden verleend voor de doorlopende vaste lasten ten gevolge van het (noodzakelijk) aanhouden van de woning. Bijzondere bijstand voor deze kosten is niet mogelijk, indien al op het moment van opname duidelijk is dat geen reëel uitzicht bestaat op terugkeer in de woning.
De bijstand wordt in principe slechts voor de periode van een 12 maanden verstrekt. Verstrekking gedurende een langere periode is slechts mogelijk indien er een reëel uitzicht blijft bestaan op spoedige terugkeer in de woning. Indien, o.a. gezien de duur van de opname, het opslaan van de inboedel de voorkeur verdient, dan kan bijzondere bijstand worden verleend voor de opslagkosten.
Artikel 13 Chronisch zieken en gehandicapten
Categoriale bijzondere bijstand ter hoogte van € 250,00 per jaar kan aan een persoon, behorend tot een categorie chronisch zieken of gehandicapten, of met een hem ten laste komend kind dat tot die categorie behoort, worden verleend met betrekking tot kosten in verband met chronische ziekte of handicap, zonder dat wordt nagegaan of ten behoeve van die persoon of dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn, indien ten aanzien van de categorie waartoe hij of dat kind behoort aannemelijk is dat die zich in bijzondere omstandigheden bevindt die leiden tot dergelijke noodzakelijke kosten van bestaan waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan.
Artikel 14 Bijzondere bijstand vreemdelingen
Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand voor de legeskosten in verband met het aanvragen van een verblijfsvergunning of naturalisatie moet de aanvrager ten tijde van het opkomen van deze kosten een met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling zijn (artikel 11 lid 2 en 3 WWB). In de meeste gevallen zullen reeds daarom de (leges)kosten voor de behandeling van een eerste aanvraag voor de verlening van een verblijfsvergunning niet in aanmerking komen voor bijstandsverlening.
Legeskosten voor de verlenging van een verblijfsvergunning of voor een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten de belanghebbende in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen (zie CRvB 08-11-2005, nr. 04/3055 NABW en CRvB 16-05-2006, nr. 05/945 NABW). De omstandigheid dat de legeskosten enkele jaren vóór deze CRvB-uitspraak ingrijpend zijn verhoogd en de omstandigheid dat deze kosten jaarlijks terugkeren vormen blijkens deze uitspraak geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 35 lid 1 WWB. De afwezigheid van de mogelijkheid om voor deze kosten te reserveren en de mogelijkheid om voor deze kosten een lening af te sluiten, kunnen wel een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35 lid 1 WWB vormen (zie CRvB 24-01-2006, nr. 04/6902 NABW).
Indien een vreemdeling ten behoeve van het aanvragen en het in ontvangst nemen van een verblijfsvergunning reiskosten dient te maken naar een regionaal IND-loket, kan de vraag of deze reiskosten voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komen analoog aan het recht op bijzondere bijstand voor legeskosten beoordeeld worden. Omdat een geldige verblijfsvergunning verplicht is, moet aangenomen worden dat deze kosten behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Hoewel aan het bezoeken van instanties verbonden reiskosten in beginsel tot de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer en/of tot de kosten van het leven van alledag behoren, die in de regel uit de ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan verstrekte normuitkering bestreden dienen te worden, is het niet uitgesloten dat het desbetreffende regionale IND-loket op een dusdanig grote afstand van de verblijfsgemeente is gelegen, dat in de grootte van de reisafstand tussen de gemeente van verblijf en het IND-loket een bijzondere omstandigheid kan worden gezien op grond waarvan het college kan besluiten om bijzondere bijstand voor de reiskosten te verlenen. In het geval de hier bedoelde reiskosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen is het overigens niet juist, om bij de bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand rekening te houden met het aandeel voor
Artikel 15 Bijzondere bijstand artikel 35 lid 5 WWB
Aan een belanghebbende, met een hem ten laste komend kind dat voortgezet onderwijs volgt, wordt op aanvraag bijzondere verleend met betrekking tot kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind, zonder dat wordt nagegaan of ten behoeve van dat kind die kosten ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn.