Organisatie | Haren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wet inburgering Haren 2010 |
Citeertitel | Verordening Wet inburgering Haren 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2010 | 01-01-2021 | Correcties opmaak | 29-11-2010 Harener Weekblad, 09-12-2010 | 12 oktober 2010 | |
01-12-2010 | Nieuwe Regeling | 29-11-2010 Harener Weekblad, 09-12-2010 | 12 oktober 2010 |
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2010;
gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 23, derde lid, 24 a, vijfde lid, 24e, tweede lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid van het besluit inburgering;
overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over:
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
geestelijke bedienaar: de persoon die een geestelijk, godsdienstig of levensbeschouwelijk ambt bekleedt, arbeid verricht als geestelijk voorganger, godsdienstleraar of zendeling, dan wel ten behoeve van een kerkgenootschap of een ander genootschap op geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag werkzaamheden van overwegend godsdienstige, geestelijke of levensbeschouwelijke aard verricht;
Artikel 2 Informatieverstrekking
Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgerings- en taalkennisvoorzieningen
Paragraaf 2 Doelgroep en samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Artikel 5 Opleggen verplichtingen
Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:
Artikel 8 De hoogte boete inburgeringsplichtige
Aan de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is, die geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet, wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 50,-. Indien aan deze inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtig is voor een dergelijke gedraging daarna opnieuw een boete wordt opgelegd, bedraagt deze boete het bedrag genoemd in artikel 34 onderdeel a van de wet.
Aan de inburgeringsplichtige die geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgerings- of taalkennisvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 5 van deze verordening wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 100,-. Indien aan deze inburgeringsplichtige voor een dergelijke gedraging daarna opnieuw een boete wordt opgelegd, bedraagt de boete het bedrag genoemd in artikel 34 onderdeel b van de wet.
Aan de inburgeringsplichtige die niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald, wordt een bestuurlijke boete opgelegd ter hoogte van het bedrag genoemd in artikel 34 onderdeel c van de wet.
Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de inkomensvoorziening kan worden verlaagd op grond van artikel 41 van de Wet investeren in jongeren, dan wel indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19, vierde lid van de wet aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.
Op 1 januari 2007 is de Wet inburgering (Wi) ingevoerd. Met ingang van 1 april 2007 is de Verordening inburgering gemeente Haren inwerking getreden. Sindsdien is de regelgeving rondom inburgering op onderdelen gewijzigd en staan nog meer wijzigingen op stapel. Met name de (aanstaande )wijziging in de financiering van inburgering springt hierbij in het oog. Met al deze wijzigingen wil het Rijk bereiken dat aan meer inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening wordt aangeboden en dat door gemeenten meer wordt gestuurd op output.Voorgaande vraagt om actualisering van de verordening, maar ook om herijking van onze doelstellingen en herbezinning op de gemaakte (werk-)afspraken.
De Wi beoogt een inburgeringstelsel te bereiken dat meer verplichtend en resultaatgericht is. De kern is de inburgeringsplicht voor in beginsel alle vreemdelingen van 16 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven, voor zover deze personen niet gedurende minstens acht jaar van de leerplichtige leeftijd in Nederland verbleven. Ze beschikken niet over bepaalde diploma’s, certificaten of andere soortgelijke bewijsstukken en hebben niet aangetoond te beschikken over voldoende vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving. De wet geldt zowel voor nieuwkomers als voor oudkomers die tot deze doelgroep behoren. Het ander leidend beginsel van het nieuwe stelsel is eigen verantwoordelijkheid. De inburgeraar is zelf verantwoordelijk voor het behalen van het inburgeringsexamen. Dat betekent dat de inburgeraar zelf moet zorgen dat hij of zij ingeburgerd raakt. Consequentie daarvan is dat hij of zij de vrijheid heeft om zelf een keuze te maken uit inburgeringscursussen of ander activiteiten. Hiermee vervalt de verplichting om de cursus bij een ROC te volgen. Tot slot is het uitgangspunt dat de gemeente een spilfunctie heeft bij de uitvoering van de wet. Dat betekent dat we inburgeraars moeten informeren, ondersteunen bij hun inburgering en dat we hun verplichtingen moeten handhaven. Voor een deel moeten we ons daarbij houden aan landelijke regels en voor een deel kunnen we zelf keuzes maken voor doelgroepen en voor de aard en intensiteit van informatie, advies en ondersteuning. De centrale rol van de gemeente bij de uitvoering van de Wi en de wijzigende financiële kaders voor inburgering, dwingt ons tot herziening van de wijze waarop wij tot nu toe uitvoering hebben gegeven aan het inburgeringsproces.
Wijziging financiering Wi 2012
Tot nu toe was voor de financiering van de Wet inburgering niet van belang of de inburgeraar ook daadwerkelijk slaagde voor het inburgeringsexamen. Met ingang van 2012 wordt het deelbudget inburgering echter bepaald door te kijken naar output in 2010 (T-2). De financiering wordt dan als volgt vastgesteld: inburgeringsvoorzieningen (20%), vastgestelde duale inburgeringsvoorzieningen of taalkennisvoorzieningen (30%) en geslaagden voor het inburgeringsexamen of staatsexamen NT2 I of II (50%).De uitvoeringskosten zijn opgenomen in het Gemeentefonds. Verder kunnen er aparte budgetten beschikbaar worden gesteld ten behoeve van inburgering.Vanaf 2010 wordt het voor de financiering (vanaf 2012) dus van belang of de inburgeraar slaagt. Voorgaande vraagt meer sturing op het succesvol afronden van het inburgeringstraject. Met voorgestelde beleidswijzigingen wordt getracht hierop in te spelen. De huidige Verordening inburgering gemeente Haren wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2010 en vervangen door de Verordening Wet inburgering 2010. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering (Wi), het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.
Artikel 2 Informatieverstrekking
Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen binnen de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wi. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke manier de informatievoorziening aan de inburgeringsplichtigen wordt georganiseerd. Wel bepaalt artikel 8 Wi dat de raad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, alsmede van het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.De raad heeft ervoor gekozen de informatieverstrekking niet te beperken tot de inburgeringsplichtigen, maar ook te richten op inburgeringsbehoeftigen.
Paragraaf 2. Doelgroep en samenstelling van de inburgeringsvoorziening
Artikel 3 Vaststelling inburgeringsvoorziening
Omdat de raad het belangrijk vindt dat ook vrijwillige inburgeraars de mogelijkheid krijgen om hun kennis van de Nederlandse taal en samenleving te vergroten, is in dit artikel opgenomen dat het college voor inburgeringsbehoeftigen een inburgerings of taalkennisvoorziening kan vaststellen. De overige bepalingen uit de verordening zijn slechts van toepassing op vrijwillige inburgeraars als dit uitdrukkelijk is aangegeven.
Artikel 4 Samenstellen voorziening
In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van de inburgeringsvoorziening (artikel 19, vijfde lid, sub b, Wi). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringsplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden inburgeringsvoorziening samen te stellen.In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende inburgerings- of taalkennisvoorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een inburgeringsvoorziening, kunnen de volgende factoren een rol spelen:
De samenstelling van de inburgeringsvoorziening voor geestelijk bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringsvoorziening die zij aan geestelijk bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen of zullen ontvangen, dient de inburgeringsvoorziening daarop te worden afgestemd. Dit beginsel is vastgelegd in het tweede lid van dit artikel. Bij het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening moet overigens rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 19, vierde lid Wi. In deze bepaling uit de Wi is opgenomen dat er voor een uitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtige geen inburgerings- of taalkennisvoorziening wordt vastgesteld, indien dat diens arbeidsinschakeling belemmert.Het derde lid van het artikel beschrijft waaruit een inburgeringsvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toeleidt naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (artikel 19, derde lid, Wi).Voor asielgerechtigde inburgeringsplichtigen (oud- en nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 19, zesde lid, Wi).
Artikel 4a De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget
Op grond van artikel 4.27 Besluit inburgering moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringsbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen ervan. Een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget (PIB) kan alleen worden toegekend op verzoek van de inburgeraar (art. 19, tweede lid en 24a, tweede lid van de wet). Een inburgeraar dient nadat hij dat verzoek heeft gedaan binnen 12 weken een zogenoemd persoonlijk inburgeringsplan in te dienen. Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college vervolgens het persoonlijk inburgeringsplan van de inburgeraar goedkeuren – aan de hand van in het derde lid vastgelegde criteria. Na goedkeuring dient de inburgeraar zelf een overeenkomst met het gekozen inburgeringsbedrijf te sluiten (art. 4.27, lid 3 en 4, Besluit inburgering). De inburgeraar krijgt geen geld in handen. De nota’s worden rechtstreeks door de gemeente aan het inburgeringsbedrijf vergoed.
Artikel 5 Opleggen verplichtingen
In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid uit artikel 19a, eerste lid, Wi om in een verordening te bepalen dat het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening kan vaststellen zonder dat daar een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringsplichtige) vooraf gaat. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringsplichtige een inburgerings- of een taalkennisvoorziening vaststellen.Nadere toelichting:De Wet inburgering gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige. Daarin paste de mogelijkheid om een aanbod van het college af te slaan (aanbodstelsel). Het college kan als iemand een aanbod voor een inburgeringstraject weigert, slechts via handhaving en boeten proberen de inburgeraar weer te laten deelnemen aan een traject. Het college kan inburgeraars niet verplichten deel te nemen aan een aangeboden inburgeringsvoorziening.Dat is onwenselijk. Iedereen die dat nodig heeft, krijgt immers ter invulling van de inburgeringsplicht een traject dat aansluit bij de mogelijkheden en situatie van de individuele klant. Vrijblijvendheid past daar niet bij.Keuze voor het vaststellingsstelsel betekent dat als een inburgeringsvoorziening naar het oordeel van het college van noodzakelijk is, het college deze direct vaststelt per beschikking. De aanbod- en acceptatiefase wordt overgeslagen en de inburgeraar wordt verplicht mee te werken aan het traject dat voor hem of haar is vastgesteld.
Het besluit tot het vaststellen van een inburgerings- of taalkennisvoorziening is een beschikking. Dit betekent dat de inburgeringsplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan.
In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd. In de beschikking zullen de toegekende inburgeringsvoorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringsplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringsplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de inburgerings- of taalkennisvoorziening (artikel 23, eerste lid Wi). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringsplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt. De termijn waarbinnen een inburgeringsplichtige het inburgeringsexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet (artikel 7, eerste lid, Wi). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c). Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 7 derde lid van deze verordening. Onderdeel e geeft aan dat in de beschikking duidelijk aangegeven dient te worden wat het beleid van de gemeente is inzake boeten aan inburgeringsplichtigen (artikel 8 van deze verordening) en terugvordering van trajectkosten van inburgeringsbehoeftigen (artikel 10 van deze verordening),.Onderdeel g heeft betrekking op beschikkingen voor oudkomers. Indien het college een inburgerings- of taalkennisvoorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 Wi). Binnen vijf jaar na deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringsplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat). De precieze datum waarop de inburgeringsvoorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt vastgesteld. Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringsplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de inburgeringsvoorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringsplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor het behalen van het inburgeringsexamen.
Artikel 7 Inning eigen bijdrage
Betaling van de eigen bijdrage is een wettelijke verplichting. In beginsel dient de eigen bijdrage in één keer te worden voldaan aan het begin van het traject. In gevallen waarin de betaling van de eigen bijdrage ineens niet mogelijk is of problemen oplevert, kan de bijdrage in ten hoogste 12 termijnen worden betaald. Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om in individuele gevallen een afwijkende aflossing vast te stellen.Artikel 24, eerste lid, Wi maakt het bij inburgeringsplichtigen die algemene bijstand of een andere door de gemeente te verstrekken socialezekerheidsuitkering ontvangen mogelijk dat de Dienst de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als de Dienst op deze wijze wil verrekenen, dan moet dat worden opgenomen in de beschikking waarmee de inburgeringsvoorziening wordt vastgesteld.Het vierde lid beschrijft dat de vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage zijn verschuldigd.
Artikel 8 De hoogte boete inburgeringsplichtige
Artikel 35 Wi draagt het college op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 Wi zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. Het college kan deze boetebedragen in zijn verordening overnemen, maar kan ook lagere bedragen vaststellen. In het eerste en het tweede lid zijn lagere bedragen genoemd bij een eerste overtreding van een bepaald voorschrift. Deze lagere bedragen passen ons inziens bij de aard van de gedragingen en een eerste overtreding. Vervolgovertredingen worden in beginsel beboet naar het maximumbedrag zoals aangegeven in artikel 34 Wi.In het derde en het vierde lid wordt aangesloten bij de bedragen die genoemd worden in respectievelijk artikel 34 onderdeel c en onderdeel d Wi.De boetebedragen die in deze verordening zijn opgenomen zijn maximumbedragen en geen gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding, de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid Awb). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringsplichtige. Op grond van het zesde lid kan het college afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Bij het opleggen van een boete dient onderzocht te worden of er dringende redenen zijn om af te zien van het opleggen van een boete (lees: het opleggen van een boete van € 0,00). Deze mogelijkheid is in de deze verordening opgenomen, omdat uitzonderingen op de algemene regel mogelijk moeten zijn indien in een individueel geval blijkt dat door een boeteoplegging voor de betrokkene onaanvaardbare consequenties zouden optreden. Niet alleen financiële redenen, maar ook immateriële redenen kunnen een rol spelen. Een nadere duiding van het begrip dringende reden is niet doenlijk, de bepaling is juist opgenomen voor niet precies te voorziene gevallen.Op grond van het motiveringsbeginsel zoals dat is neergelegd in artikel 3:46 Awb dient het college de mogelijkheid om wegens dringende redenen af te zien van het opleggen van een boete altijd te beoordelen. Het is daarom aan te bevelen om in de boetebeschikking uitdrukkelijk te vermelden dat al dan niet is gebleken van dringende redenen om af te zien van het opleggen van een boete.Bij dringende redenen kan het alleen gaan om omstandigheden die los staan van de gedraging zelf. Uiteraard moet in de motivering van de beschikking, waarbij wordt afgezien van oplegging van een boete wegens de aanwezigheid van dringende redenen, tot uitdrukking worden gebracht welke onaanvaardbare consequenties voor de betrokkene zouden optreden als de boete zou worden opgelegd.In het kader van de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringsvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere sociale zekerheidswet of -regeling. Het zevende lid (jo. Artikel 37 Wi) bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval geen bestuurlijke boete kan opleggen.De beleidsregels herziening en terugvordering, vastgesteld bij collegebesluit d.d. 29-04-2008, zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien in voldoende mate vaststaat dat er sprake is van een beboetbare gedraging wordt de boeteprocedure gestart. De administratieve boete wordt aangemerkt als straf of strafvervolging in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Het opleggen van de boete gaat dan ook samen met de volgende voorwaarden:
Indien belanghebbende dat wenst dient het besluit in een voor hem/haar begrijpelijke taal te worden medegedeeld. Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor het inschakelen van een tolk. Wanneer de overtreder zijn zienswijze mondeling naar voren draagt het college er zorg voor dat een tolk wordt benoemd.
Het college verstuurt in alle gevallen een kennisgeving van het voornemen om een boete op te leggen aan de overtreder. Deze kennisgeving is voor boetes boven het bedrag genoemd in artikel 5:53 lid 3 Awb tevens het rapport zoals bedoeld in artikel 5:53 Awb en artikel 5:48 lid 1 Awb. De kennisgeving van het voornemen om een boete op te leggen is gedagtekend en vermeldt (artikel 5:48 lid 2 Awb):
De overtreder wordt in alle gevallen in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen (artikel 5:53 Awb en afdeling 4.1.2 Awb). De kennisgeving van het voornemen om een boete op te leggen bevat tevens de uitnodiging aan de overtreder om voor een bepaalde datum zijn zienswijze mondeling of schriftelijk naar voren te brengen. Het college zorgt voor bijstand door een tolk, indien blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt (artikel 5:50 lid 1 onderdeel b Awb). Indien het college nadat de overtreder zijn zienswijze naar voren heeft gebracht, beslist dat voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd, wordt dit schriftelijk aan de overtreder medegedeeld (artikel 5:50 lid 2 Awb).Het college beslist omtrent het opleggen van de bestuurlijke boete binnen dertien weken na verzending van de kennisgeving van het voornemen om een boete op te leggen (artikel 5:51 lid 1 Awb). Overschrijding van de beslistermijn heeft niet tot gevolg dat de bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt. Daarvoor geldt de langere termijn van artikel 5:45 Awb. Wel zou de rechter de overschrijding van de beslistermijn kunnen verdisconteren in de hoogte van de bestuurlijke boete.Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport heeft opgemaakt (artikel 10:3 lid 4 Awb in samenhang met artikel 5:53 Awb).
De beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete vermeldt in ieder geval:
Artikel 10 Terugvordering trajectkosten inburgeringsbehoeftigen
In de gevallen waarin het inburgeringstraject niet voltooid kan worden, kunnen de reeds ten behoeve van het inburgeringstraject gemaakte kosten van de inburgeraar worden teruggevorderd.Het eerste lid is alleen van toepassing op inburgeringstrajecten voor inburgeringsbehoeftigen Terugvordering kan uitsluitend plaatsvinden indien het niet voltooien van het inburgeringstraject het gevolg is van verwijtbare gedragingen van de inburgeraar.De beleidsregels herziening en terugvordering, vastgesteld bij collegebesluit d.d. 29-04-2008, zijn van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 4. Overige bepalingen
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 december 2010, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening inburgering gemeente Haren.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet inburgering 2010.