Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haren

Fraudeverordening Sociale Zekerheid 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFraudeverordening Sociale Zekerheid 2010
CiteertitelFraudeverordening Sociale Zekerheid 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 7, 8 en 10, lid 2
  2. Wet investeren in jongeren (WIJ), art. 12, lid 1, onderdeel c
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), art. 34, 35 en 36
  4. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), art. 34, 35 en 36
  5. Algemene wet bestuursrecht
  6. Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201001-01-2015Correcties opmaak

28-06-2010

Harener Weekblad, 15-07-2010

18 mei 2010, nr 6950
01-07-2010Nieuwe Regeling

28-06-2010

Harener Weekblad, 15-07-2010

18 mei 2010, nr 6950

Tekst van de regeling

Intitulé

Fraudeverordening Sociale Zekerheid 2010

DE RAAD DER GEMEENTE HAREN,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 mei 2010, nr. 6950;

gelet op de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 12, eerste lid, onderdeel c van de Wet investeren in jongeren (WIJ), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Fraudeverordening Sociale Zekerheid 2010

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1

    Begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, Wet investeren in Jongeren, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB), Wet investeren in Jongeren (WIJ), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • b.

      benadelingsbedrag: het brutobedrag aan bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

    • c.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren.

Paragraaf 2 Opdracht en verantwoording

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1

    Het college stelt beleid vast waarin staat beschreven hoe zorg wordt gedragen voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2

    Het college hanteert de volgende beleidskaders voor het voorkomen en opsporen van fraude:

    • a.

      het vroegtijdig informeren van cliënten over rechten, plichten en handhaving;

    • b.

      het optimaliseren van de dienstverlening;

    • c.

      vroegtijdige detectie en afhandeling van fraudesignalen;

    • d.

      bij geconstateerde fraude daadwerkelijk sanctioneren (afstemmen van de uitkering).

  • 3

    Het college beschrijft in een onderzoeksplan tenminste:

    • a.

      de wijze van controle bij de aanvraag, de voortzetting en bij beëindiging van de bijstand;

    • b.

      het gebruik van signaal- en risicosturing bij de beoordeling van het recht op bijstand;

    • c.

      de uitvoering van onderzoeken en bestandsvergelijkingen waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd.

Artikel 3 Verantwoording

Het college informeert de raad jaarlijks via het jaarverslag van de regionale sociale recherche inhoudelijk over de uitvoering en resultaten van de opsporing- en de controleactiviteiten.

Paragraaf 3 Gevolgen bij fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 4 Verlaging van de uitkering

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand, het werk-leeraanbod of de inkomensvoorziening verlaagt het college de bijstand of de inkomensvoorziening conform hetgeen hierover is bepaald in respectievelijk de Maatregelenverordening WWB 2010, de Maatregelenverordening WIJ 2010 en de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010.

Artikel 5 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van een belanghebbende als bedoeld in artikel 4 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand, de inkomensvoorziening en de uitkering te verlagen en de ten onrechte verstrekte bijstand, inkomensvoorziening en uitkering terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Artikel 6 Uitvoering

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010.

  • 2

    De Fraudeverordening wet werk en bijstand wordt ingetrokken per 1 juli 2010.

Artikel 8 Naamgeving

Deze verordening kan worden aangehaald als: Fraudeverordening Sociale Zekerheid 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 juni 2010.

De raad voornoemd,

 

P.A. Lambeck MSc, griffier

mr. M. Boumans MPM, voorzitter

 

Toelichting 1  

Deze verordening gaat in op de bestrijding en voorkoming van ten onrechte ontvangen bijstand op grond van de WWB, een ten onrechte ontvangen werkleeraanbod en de daaraan gekoppelde inkomensvoorziening op grond van de WIJ en ten onrechte ontvangen uitkering op grond van de IOAW en IOAZ. 

Gezien de invoering van de nieuwe Wet Investeren in Jongeren op 1 oktober 2009 en de wijzigingen in de IOAW en IOAZ per 1 juli 2010 ligt het voor de hand een gecombineerde fraudeverordening voor de WWB, de WIJ, de IOAW en de IOAZ vast te stellen.

Diverse argumenten pleiten daarvoor:

• WWB, WIJ, IOAW en IOAZ kennen op het punt van voorkomen en bestrijden van misbruik veel verwantschap (juist om die reden en om de eenheid in beleid te waarborgen is één verordening gewenst);

• Het handhavingsbeleid in het kader van deze wetten zal onderling niet of nauwelijks van elkaar;

• De fraudeverordening heeft een ‘procedureel’ karakter, dat wil zeggen dat in de verordening is opgenomen dat het college een controleplan vaststelt en dat aan de gemeenteraad jaarlijks een jaarverslag van de sociale recherche wordt verzonden.

Elke wet komt voort uit een maatschappelijke noodzaak en dient dus ook een maatschappelijk belang. In de WWB, WIJ, IOAW en IOAZ is een goede balans opgenomen tussen de plicht om zo mogelijk zelf in het bestaan te voorzien en het recht op een uitkering. Fraude verstoort dit evenwicht. Door middel van fraude wordt onterecht beslag gelegd op gemeenschapsgeld. Dit ondergraaft de onderlinge solidariteit in de samenleving en frustreert tevens een doeltreffende bevordering van de uitstroom.

In deze fraudeverordening wordt bepaald dat het college een beleidsplan opstelt waarin de doelstellingen staan met betrekking tot het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren. Uitgangspunt van het totale fraudebeleid van de gemeente is dat in alle gevallen tot terugvordering wordt overgegaan en dat misbruik wordt gestraft. Fraude mag niet lonen!

Artikelsgewijze toelichting

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling  Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB of AWB niet afzonderlijk te definiëren in de verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB of AWB ook de verordening moet worden gewijzigd.

Paragraaf 2. Opdracht en verantwoording

Artikel 2 Opdracht aan het college Bij de uitvoering van de WWB, WIJ, IOAW en IOAZ bestaat er behoefte misbruik en oneigenlijk gebruik via (variabele thematische) controles te onderzoeken (signaal en risicosturing). Er is een beperkte onderzoekscapaciteit en overbodige en zinloze controles moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Via signaal en risicosturing wordt het mogelijk om zwaarte en frequentie van de controles aan te passen aan de mate waarin in een gegeven situatie de kans op misbruik of oneigenlijk gebruik groter is. Zo kan bijvoorbeeld in het ene jaar bij de controles ingezet worden op controle aan de poort (voorliggende voorzieningen) en het andere jaar bijvoorbeeld op de woonsituatie. Op basis van het door het college vastgestelde controleplan plan worden jaarlijks (eveneens door het college) themacontroles op maat vastgesteld. Aan deze controles zijn vervolgens onderzoeksprotocollen gekoppeld om de uitvoering transparant en toetsbaar te houden.

Artikel 3 Verantwoording Dit artikel bepaalt dat het college over de uitvoering en naleving van regelgeving ten aanzien van de WWB, WIJ, IOAW en IOAZ jaarlijks verantwoording aflegt aan de raad. Deze verantwoording vindt plaats via het jaarverslag van de regionale sociale recherche. Ook in de jaarrekening kan een paragraaf over handhaving worden geschreven.

Paragraaf 3. Gevolgen bij fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 4 Verlaging van de uitkering Indien belanghebbende na constatering van het niet nakomen van de inlichtingenplicht rechthebbende in de zin van de WWB, de WIJ, de IOAW of de IOAZ blijft, volgt een verlaging van de bijstand, inkomensvoorziening of uitkering conform hetgeen hierover door de raad is vastgelegd in de Maatregelenverordening WWB 2010, de Maatregelenverordening WIJ 2010 en de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010.

Artikel 5 Aangifte bij het Openbaar Ministerie Indien een gedraging van een belanghebbende als bedoeld in artikel 4 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheid de bijstand, de inkomensvoorziening en de uitkering te verlagen en de ten onrechte verstrekte bijstand, inkomensvoorziening en uitkering terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 6 Uitvoering Evenals de uitvoering van de WWB, de WIJ de IOAW en de IOAZ ligt de uitvoering van deze verordening bij het college.

Artikel 7 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2010 onder gelijktijdige intrekking van de Fraudeverordening wet werk en bijstand.

Artikel 8 Naamgeving Deze verordening kan worden aangehaald als: Fraudeverordening Sociale Zekerheid 2010.