Organisatie | Uden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatregelen en handhaving Wwb 2011 |
Citeertitel | Verordening maatregelen en handhaving Wwb 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Verordening maatregelen en handhaving Wwb 2007
Wwb, art. 8, 1e lid, art. 8a en art. 18, 2e lid en Gemeentewet, art. 147, 1e lid
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2011 | 01-07-2015 | Nieuwe regeling | 07-04-2011 Infopagina Udens Weekblad 20-04-2011 | 2011/1793 |
Verordening maatregelen en handhaving Ww 2011
Artikel 2. Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het College tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan betoont dan wel de uit de wet of de artikelen 28 tweede lid of artikel 29 eerste lid van de Wet SUWI voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het College of derden zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, mits van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
Het College ziet af van het opleggen van een maatregel als:
de gedraging meer dan een jaar vóór constatering van die gedraging door het College heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.
2. Het College kan afzien van het opleggen van een maatregel als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.
3.Als het College afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 7. Ingangsdatum en tijdvak
Als een belanghebbende kennis heeft kunnen nemen van het opleggen van een maatregel, maar de bijstand wordt beëindigd voordat de gehele periode van de maatregel is verstreken, wordt de resterende periode van de maatregel opgeschort en alsnog toegepast als binnen 6 maanden opnieuw bijstand wordt verstrekt.
HOOFDSTUK 2. Niet of onvoldoende nakomen van de arbeidsverplichtingen
Gedragingen waardoor de verplichtingen op grond van artikel 9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij de UWV Werkplein of het niet tijdig laten verlengen van deze registratie.
Onverminderd artikel 2 tweede lid wordt de maatregel vastgesteld op:
honderd procent van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.
Wanneer aan belanghebbende binnen een periode van een jaar, voorafgaand aan de bekendmaking van de maatregel als bedoeld in het eerste lid, één of meer eerdere maatregelen opgelegd zijn wegens gedragingen van de zelfde of een lagere categorie, wordt het in lid 1 vermelde percentage verdubbeld voor elke voorgaande maatregel binnen de genoemde termijn. Wanneer het percentage -eventueel na verdubbeling- 100 is, wordt de verdubbeling in hoogte vervangen door een verdubbeling van de duur van de maatregel. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen als bedoeld in artikel 6 tweede lid.
De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid onder d wordt vastgesteld op drie maanden als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het tweede lid of artikel 14 vijfde lid, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van de vierde categorie. Bij herhaalde recidive wordt deze periode bij elke volgende gedraging binnen 12 maanden, steeds verdubbeld.
HOOFDSTUK 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 11. Te laat verstrekken van gegevens
Als een belanghebbende de inlichtingenplicht niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen een week te verstrekken wordt een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, dit onverminderd artikel 2 tweede lid.
De duur van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan de zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.
Van het opleggen van een maatregel kan worden afgezien en volstaan kan worden met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop aan de belanghebbende eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 12. Onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand
- meer is dan € 1.000,00 en minder is dan € 2.500,00: vijftig procent van de bijstandnorm;
-meer is dan € 2.500,00: 100% van de bijstandsnorm;
2.De duur van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een gedraging als bedoeld in het eerste lid. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.
Artikel 13. Onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand
De hoogte van de maatregel wordt verdubbeld als de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan de zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen bedoeld in artikel 6 tweede lid.
Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en volstaan kan worden met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop aan de belanghebbende eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
HOOFDSTUK 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Als een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging tot een hoger bedrag, eerder of langer recht heeft op bijstand.
De duur van de maatregel in het vijfde lid wordt vastgesteld op 3 maanden als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd als bedoeld in het vijfde lid, opnieuw schuldig maakt aan de in het betreffende lid genoemde maatregelwaardige gedraging. Bij herhaalde recidive wordt deze periode bij elke volgende gedraging binnen 12 maanden, steeds verdubbeld.
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het College of zijn ambtenaren of medewerkers van andere organisaties die zich in opdracht van het College bezig houden met de uitvoering van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2 tweede lid, met hantering van het agressieprotocol gemeente Uden, een waarschuwingsbrief verzonden, eventueel vergezeld van een uitnodiging voor een ordegesprek.
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het College of zijn ambtenaren of medewerkers van andere organisaties die zich in opdracht van het College bezig houden met de uitvoering van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 18 tweede lid van de wet, wordt onverminderd artikel 2 tweede lid een maatregel opgelegd van tenminste:
Artikel 17. Intrekking oude verordening en overgangsmaatregel
De Verordening maatregelen en handhaving WWB 2007 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij voor gedragingen die zich vóór 1 mei 2011 hebben voorgedaan haar werking behoudt.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatregelen en handhaving Wwb 2011.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 7 april 2011.
HOOFDSTUK 2. Niet of onvoldoende nakomen van de arbeidsverplichtingen 3
HOOFDSTUK 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht 4
HOOFDSTUK 4. Overige gedragingen die leiden tot een maatregel 5
HOOFDSTUK 5. Voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik 6
Toelichting Verordening maatregelen en handhaving WWB 2011
Artikelsgewijze toelichting (voor zover gewijzigd)
Artikelen 9. Categorieën van de maatregel
In de vorige versie van dit artikel werd wel de mogelijkheid geboden tot het opleggen van een maatregel wanneer er sprake was van onvoldoende inspanningen om arbeid te verkrijgen/aanvaarden of het onvoldoende meewerken aan een traject in het kader van reïntegratie, maar er was geen mogelijkheid opgenomen om dit te doen wanneer iemand niet meewerkte aan pogingen tot sociale activering. In de praktijk is die lijn vaak dun, om duidelijk te maken dat in alle gevallen het niet meewerken als maatregelwaardig kan worden aangemerkt, is de verplichting tot meewerken aan sociale activering toegevoegd aan dit artikel.
In de oude verordening was een bepaling opgenomen dat het recht op bijstand kon worden beëindigd bij aanhoudende recidive. Diverse uitspraken van de Centrale Raad van Beroep hebben inmiddels aangetoond dat het niet nakomen van de reïntegratieverplichtingen nooit kunnen leiden tot beëindiging van het recht op bijstand, zonder dat de rechtmatigheidsaspecten van de uitkering zijn onderzocht. Dit lid is dan ook verwijderd omdat het in strijd was met de Wet werk en bijstand.
In artikel 9 is de maatregel voor het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid komen te vervallen. Zie hiervoor verder de toelichting op artikel 14, waar deze maatregel nu is ondergebracht.
Artikel 10. Hoogte en duur van de maatregel
In artikel 10 lid 2 is de recidivebepaling opnieuw vorm gegeven, omdat het oude artikel vatbaar was voor verschillende uitleg. Wel wordt vastgehouden aan de systematiek zoals die in de praktijk werd toegepast. Bij recidive wordt eerst de hoogte van de maatregel (percentage) verdubbeld. Bij herhaalde recidive gaat dit net zo lang door tot een maatregel van 100% wordt bereikt. Vindt er vervolgens nogmaals recidive plaats, dan wordt de volgende maatregel 100% voor de duur van 2 maanden. Vervolgens 4 maanden, 8 maanden etc. etc.
In artikel 10 lid 3 is toegevoegd dat het eerder (binnen 12 maanden) niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid (zie artikel 14) een reden is om van recidive te spreken en de maatregel te verdubbelen.
Artikel 14. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
De duur van de maatregel zoals bepaald in lid 1 t/m 4 is bepaald op maximaal 12 maanden. Hiermee wordt voorkomen dat de belanghebbende onverantwoord lang op een inkomen van 80% van de bijstandsnorm is aangewezen.
Voorheen was in artikel 9 geregeld dat bij het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid een maatregel opgelegd werd van 100%. Diverse uitspraken van de Centrale Raad van Beroep hebben inmiddels duidelijk gemaakt dat deze gedraging niet gekoppeld is aan artikel 9 van de Wwb, wat in de verordening wel werd aangenomen. Het niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid staat niet omschreven als één van de reïntegratieverplichtingen in artikel 9 Wwb, maar valt onder een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid zoals bedoeld in artikel 18 lid 2 Wwb. Om die reden is de verordening nu aangepast en is de wettelijke grondslag alsmede de plek waar deze maatregel te vinden is, gewijzigd in de verordening.