Organisatie | Roermond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011 |
Citeertitel | Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Kinderopvang 2005.
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen kinderspeelzalen, art. 1.25
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 17-05-2017 | vervallen van rechtswege | 01-01-2015 geen | 2011/014/01 | |
13-04-2011 | 17-05-2017 | nieuwe regeling | 31-03-2011 Trompetter, 12-04-2011 | 2011/014/1 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 4 Verlening van de tegemoetkoming
Artikel 4 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:
Het college kent geen tegemoetkoming toe op grond van een sociaal medische indicatie, indien de ouder of de partner aanspraak kan maken op een tegemoetkoming op grond van de wet of een andere voorliggende voorziening.
Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
Hoofdstuk 5 Definitieve vaststelling van de tegemoetkoming
Artikel 12 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
Artikel 13 Verrekening met de voorschotten
De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 1 maand betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de ouder
Toelichting Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang 2011
De begripsbepalingen in artikel 1 en 1a van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.
Artikel 2 Recht op de tegemoetkoming
Het eerste lid behoeft geen toelichting.
Op grond van het tweede lid kan de ouder of partner die een sociaal medische indicatie heeft aanspraak maken op een tegemoetkoming. In de Wkkp heeft een aantal artikelen betrekking op de doelgroep met een sociaal-medisch indicatie (art. 1.23 Wkkp, artikel 1.6 lid 1 onderdeel k Wkkp en artikel 1.6 lid 1 onderdeel l Wkkp).
Artikel 1.23 Wkkp is vooralsnog nog niet in werking getreden vanwege het ontbreken van een landelijk indicatieorgaan. Er is momenteel nog geen zicht op de komst van zo’n indicatieorgaan in de toekomst.
Vanaf 2005 is er via het gemeentefonds geld beschikbaar om deze buitenwettelijke doelgroep te financieren. Deze financiering wordt vanaf 2010 structureel voortgezet. De gemeente moet eigen beleid maken over financiering van deze doelgroep.
Bij dit beleid wordt zo nauw mogelijk aangesloten op de wettelijke bepalingen. Ten eerste omdat in beide gevallen sprake is van een vergoeding in de vorm van een subsidie; ten tweede omdat op deze wijze een efficiënte manier van uitvoering mogelijk wordt.
Artikel 3 Hoogte van de tegemoetkoming
Lid 1 behandelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de wettelijke doelgroepen. Deze is geregeld in de Wkkp. Dit betekent dat de hoogte van de tegemoetkoming afhankelijk is van de kosten van de kinderopvang per kind. Naast de kinderopvangtoeslag van het Rijk en de tegemoetkoming van de gemeente, bestaat er een eigen bijdrage voor de ouder. Voor bepaalde doelgroepen heeft de gemeente de wettelijke plicht om deze eigen bijdrage te vergoeden. De hoogte van de vergoeding is door het Rijk vastgelegd in artikel 3 van de Regeling Wet kinderopvang.
Lid 2 regelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden. De doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden heeft geen recht op een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. De gemeente draagt zorg voor de tegemoetkoming. In dit lid wordt geregeld dat de ouder of verzorger recht heeft op een tegemoetkoming voor zover deze tegemoetkoming redelijkerwijs noodzakelijk is.
Artikel 4. Te verstrekken gegevens bij de aanvraag
De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 1.26 Wkkp). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 1.22, derde lid, Wkkp). De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb).
Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een berekeningsjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd.
De aanvrager moet aantonen dat hij/zij behoort tot één van de 2 doelgroepen (zie artikel 2). Voor de wettelijke doelgroep heeft de gemeente meestal alle gegevens in bezit.
Om aan te kunnen tonen dat de aanvrager behoort tot de groep sociaal medisch geïndiceerden dient hij/zij een objectiveerbare verklaring van het consultatiebureau, bureau Jeugdzorg of van een indicatiestelling voor AWBZ-zorg te overleggen waaruit de sociaal-medische noodzaak blijkt.
Indien een dergelijke verklaring ontbreekt of alsnog vragen oproept kan het college ook een onafhankelijke externe adviesorganisatie vragen de noodzaak te onderzoeken.
Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (artikel 1.5, eerst lid, Wkkp).
In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen. De verplichting is reeds neergelegd in artikel 1.26, derde lid, Wkkp.
De termijn waarin het college moet beslissen op een aanvraag bedraagt vier weken.
In uitzonderingsgevallen waarin een beslissing binnen vier weken niet mogelijk is maakt het college gebruik van de in artikel 4:14 lid 3 van de Awb neergelegde mogelijkheid om de afhandelingstermijn te verlengen met ten hoogste twee weken. Indien het college gebruikt maakt van de verlenging van de afhandelingstermijn wordt de ouder hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht.
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.
De tegemoetkoming op grond van een sociaal- medische indicatie is een vangnetvoorziening.
Dit betekent dat alleen de ouder en/of partner die niet op grond van een wettelijke bepaling (Wkkp) of een andere voorliggende voorziening aanspraak kan maken in de kosten van de kinderopvang, aanspraak kunnen maken op kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.
Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:
Artikel 8 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
Een tegemoetkoming over een berekeningsjaar kan aangevraagd te worden in hetzelfde berekeningsjaar tot uiterlijk tot 1 april van het hier opvolgende jaar. Dit sluit aan bij de methodiek en berekening van aanvragen van de kinderopvangtoeslag bij de belastingdienst.
Bij een tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van datum aanvraag. De reden hiervoor is dat er een onderzoek moet plaatsvinden of de ouder of het kind sociaal-medisch geïndiceerd is. In de meeste gevallen is het niet mogelijk om een sociaal-medische indicatie met terugwerkende kracht vast te stellen.
Artikel 9 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
De tegemoetkomingen voor beide doelgroepen worden toegekend voor maximaal één berekeningsjaar.
Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar.
In het tweede lid is geregeld dat het college de tegemoetkoming voor een andere periode kan verlenen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een re-integratieproject voor een bepaalde periode volgt.
Artikel 10 Omvang van de kinderopvang
Het college verleent de tegemoetkoming voor de uren dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie arbeid en zorg (artikel 2 lid 1) of nodig zijn vanwege de sociaal-medische indicatie van de ouder of het kind. (artikel 2 lid 2).
Artikel 11 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele berekeningsjaar betreft).
De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming.
Artikel 12 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
Uiterlijk 1 maart volgend op het berekeningsjaar dient de ouder (eventueel door tussenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau) een overzicht van de feitelijke kosten in te leveren (lid 1).
Vervolgens zal het college binnen 3 maanden na ontvangst van het overzicht de tegemoetkoming definitief vaststellen.
Het college kan ook besluiten de tegemoetkoming ambtshalve definitief vast te stellen. Dit is geregeld in artikel 4:47, onderdeel a van de Awb.
Artikel 13 Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen (zie artikel 14)
In artikel 1.38 Wkkp is de bevoegdheid neergelegd om onverschuldigde bedragen in het kader van de wet in te vorderen.
In de beleidsregel Invordering Wet kinderopvang worden nadere regels gesteld worden over het invorderen van verstrekte bedragen in het kader van de wet en onder welke voorwaarden van
Deze verplichtingen staan in ongeveer dezelfde bewoordingen ook in artikel 1.28 van de wet. Volledigheidshalve worden deze verplichtingen hier herhaald.
Artikel 16 Onvoorziene omstandigheden
Dit artikel behoeft geen toelichting.