Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening Sittard-Geleen |
Citeertitel | Inspraakverordening Sittard-Geleen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
incl. toelichting
art. 150 Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-05-2009 | 19-07-2016 | nieuwe regelgeving | 23-04-2009 Trompetter, 14 mei 2009 | Onbekend |
TOELICHTING behorende bij de Inspraakverordening Sittard-Geleen
(vastgesteld bij raadsbesluit van 23 april 2009)
Sinds 1 januari 1994 is in artikel 150 van de Gemeentewet aan de raad de verplichting opgelegd een inspraakverordening vast te stellen. Op 12 december 2002 is de vigerende inspraakverordening Sittard-Geleen vastgesteld. Sedertdien zijn diverse wettelijke regelingen gewijzigd, die er thans toe nopen de inspraakverordening te actualiseren. De belangrijkste wijzigingen betreffen de inwerkingtreding van de afdeling Uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) per 1 juli 2005 en artikel 150 Gemeentewet per 1 juli 2006.
De Awb kende tot 1 juli 2005 een openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4), waarbij belanghebbenden, en zonodig de aanvrager, moeten worden gehoord bij de voorbereiding van besluiten/beschikkingen. Daarnaast kent deze wet een uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.5). Deze procedure moet worden gevolgd met name als het gaat om zware milieuprocedures op grond van de Wet Milieubeheer.
Met de nieuwe Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn deze twee procedures in een geschoven tot één procedure en sterk vereenvoudigd.
De tekst van artikel 150 Gemeentewet per 1 juli 2006 is als volgt:
Inspraakprocedure/deregulering VNG
Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren worden vormgegeven. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft gekozen voor een bondige inspraakregeling, mede met het oog op het door haar ondersteunde dereguleringsstreven van opeenvolgende kabinetten. Door het van toepassing verklaren van afdeling 3.4 Awb op de inspraak bij gemeenten en het weghalen van overbodige bepalingen, resteert een bondige Inspraakverordening van slechts acht artikelen. Bovendien maakt een globale raamregeling het mogelijk dat recht wordt gedaan aan de behoefte van insprekers en gemeentebestuur de inspraak af te stemmen op de aard, schaal en reikwijdte van het concrete beleidsvoornemen waarop inspraak plaatsvindt.
Het model van de VNG is als uitgangspunt gehanteerd voor deze verordening.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Inspraak is onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. In artikel 4 is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing verklaard. Het tweede lid van artikel 4 geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
Hieronder is opgesomd welke wettelijke verplichtingen op dit moment gelden. Hier kunnen uiteraard wijzigingen in optreden. Er is van afgezien om de opsomming op te nemen in de tekst van artikel 2 zelf, omdat in de eerste plaats bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in de tweede plaats het een dermate uitgebreide opsomming is dat de verordening hiermee onoverzichtelijk wordt.
Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak krachtens artikel 150 Gemeentewet bestaan thans bij:
In bijlage twee zijn de relaties tussen inspraak en de bijzondere wetten nader uitgewerkt.
3.In dit lid zijn een aantal situaties opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend. Deze uitzonderingen spreken voor zich.
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet en betreft ingezetenen en belanghebbenden. Krachtens artikel 3:15 eerste en tweede lid, Awb, staat deelname aan de inspraakprocedure in ieder geval open voor belanghebbenden, maar kan ook aan anderen de gelegenheid worden geboden om aan de procedure deel te nemen. In dat laatste geval moet dit bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan zelf worden bepaald.
Ter uniformering en deregulering is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak met uitzondering van artikel 3:17 Awb (zie toelichting artikel 5). In artikel 3:11 tot en met 3:16 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na ter inzage legging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen ingezetenen en belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.
3.In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt.
Dit is niet verder ingevuld, omdat dit per beleidsvoornemen kan verschillen. Benadrukt wordt dat de bekendmaking van de resultaten van de inspraak uitermate belangrijk is. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in het huis-aan-huisblad en/of op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.
4.De burgemeester wordt verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, lid 2 van de Gemeentewet.
Toelichting bijzondere wetten in relatie tot Inspraakverordening Sittard-Geleen
Bij de totstandkoming van het milieubeleidsplan is de inspraakprocedure van toepassing. In artikel 4.17 van de Wet milieubeheer is opgenomen dat het college de ingezetenen en de in de gemeente belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen betrekt bij de voorbereiden van het milieubeleidsplan, op de wijze zoals aangegeven in de inspraakverordening. Concreet houdt dit in dat voor de toepassing van de inspraakprocedure een afzonderlijk besluit moet worden genomen en dat de u.o.v. van toepassing is
Inspraak en ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing:
In artikel 7 sub 3a is geregeld dat bij de voorbereiding van het ontwikkelingsprogramma de ingezetenen van de gemeente en degenen die in de gemeente een belang hebben bij het programma, op de wijze als is voorzien in de verordening die is vastgesteld krachtens artikel 150 van de Gemeentewet worden betrokken.
Inspraak en afvalstoffenverordening:
Artikel 10.26 lid 2 van de Wet Milieubeheer heeft betrekking op de volgende besluiten:
Een besluit van de gemeenteraad om huishoudelijk restafval en gft-afval in te zamelen nabij elk perceel (op basis van artikel 10.26 lid 4 gelden hiervoor regels welke opgenomen zijn in de "Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel." Deze Regeling stelt dat "de afstand tussen het perceel waar de huishoudelijke afvalstoffen ontstaan en de inzamelvoorziening of de clusterplaats niet meer bedraagt dan 75 meter. De gemeenteraad kan in bijzondere gevallen bij de verordening, bedoeld in artikel 10.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer, bepalen dat de afstand wordt vastgesteld op ten hoogste 125 meter". Deze regeling komt zeer waarschijnlijk te vervallen bij de komende wijziging van de Wet milieubeheer.)
Inspraak in relatie tot Wet maatschappelijke ondersteuning:
Met ingang van 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van kracht. Deze wet treedt in de plaats van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). In artikel 11 van de Wmo is bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke personen en rechtspersonen betrekt bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening.
Inspraak in relatie tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte (IOAZ) en Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW):
de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, IOAZ) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42 IOAW
geven de gemeente een wettelijke verplichting tot het bieden van inspraak. De inspraak geschiedt op de wijze zoals opgenomen in de inspraakverordening.
Inspraak ter voorbereiding van een welstandsnota en van besluiten ter uitsluiting van de welstandtoetsing (Woningwet):
Artikel 12a van de Woningwet verplicht de gemeenteraad een welstandsnota vast te stellen, indien zij bouwwerken aan redelijke eisen van welstand wil toetsen. Ingevolge artikel 12a, eerste lid zijn welstandscriteria beleidsregels. Bij de voorbereiding van deze beleidsregels is op grond van artikel 12a, tweede lid Woningwet de inspraakprocedure op grond van artikel 150 Gemeentewet van toepassing verklaard.
De gemeenteraad kan ingevolge artikel 12, tweede lid onder a en b van de Woningwet respectievelijk gebieden binnen het gemeentelijk grondgebied en categorieën van bouwwerken uitsluiten van de welstandstoetsing. Het vierde lid van artikel 12 Woningwet schrijft bij de voorbereiding van deze besluiten de inspraakprocedure op grond van artikel 150 Gemeentewet voor.
De inspraak geregeld in de Monumentenwet is alleen verplicht voor de aanvraag om vergunning op Rijksmonumenten. Hiernaast bestaat een gemeentelijk monumenten regime die voortvloeit uit de eigen beleidsvrijheid van de gemeenten en niet, op welke wijze dan ook, uit de Monumentenwet 1988. Daar is derhalve niet de verplichting om Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren.