Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Verplaatsingskosten Intensieve Veehouderijen 2006 |
Citeertitel | Subsidieregeling Verplaatsingskosten Intensieve Veehouderijen 2006 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | agrarische sector, reconstructie, subsidies, financieel kader |
Deze beleidsregel vervangt de Subsidieregeling Verplaatsingskosten Intensieve Veehouderijen 2005.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2013 | 01-03-2013 | Intrekking | 26-02-2013 | S0259574 | |
02-10-2008 | 01-03-2013 | art. 1, 2, 4, 5, 6 | 30-09-2008 Provinciaal Blad, 2008, 178 | 1450322 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
de titels 4.2 en 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
artikel 2 van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007;
hoofdstuk 3 van het Provinciaal Meerjaren Programma Landelijk Gebied 2007 – 2013;
de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van de Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 385 van 16 december 2006).
vast te stellen de navolgende nadere regels voor subsidiëring van de verplaatsing van grondgebonden agrarische bedrijven in de provincie Noord-Brabant:
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
agrarisch bedrijf: een bedrijf gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren; een bedrijfsmatig karakter wordt geacht aanwezig te zijn indien voor de uitoefening van de agrarische activiteiten een vergunning is verleend op grond van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer of als de uitoefening van deze activiteiten valt onder de regels voor niet-vergunningplichtige inrichtingen op grond van artikel 8.40 van deze wet;
grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegend mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant; melkveebedrijven zijn doorgaans ook grondgebonden;
verordening: de Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van de Verordening (EG) nr. 70/2001 (PB L 385 van 16 december 2006);
Artikel 3 Voorwaarden voor subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt slechts verstrekt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Aanvrager dient de te verlaten cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties in eigendom, vrij van enig zekerheids-, gebruiks- of ander beperkend of bezwarend recht, aan BBL of de provincie Noord-Brabant over te dragen op grond van een overeenkomst van koop, verkoop en eigendomsoverdracht tussen BBL dan wel de provincie Noord-Brabant en de aanvrager. De overdracht zal plaatsvinden tegen vergoeding van de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende gebouwen en installaties, welke waarde wordt vastgesteld op basis van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde zakelijke taxatie.
In het geval de cultuurgrond is gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder e) tot en met h) dient het waterschap binnen wiens grondgebied het gebied is gelegen schriftelijk te hebben verklaard de cultuurgrond voor het gedeelte dat gelegen is in het desbetreffende gebied, in eigendom te zullen overnemen van BBL respectievelijk de provincie tegen vergoeding van de koopsom die door BBL respectievelijk de provincie aan aanvrager is betaald voor de desbetreffende gedeelte van de cultuurgronden te zullen bijdragen in de subsidie naar rato van het gedeelte van de cultuurgrond dat in het desbetreffende gebied is gelegen.
In het geval de cultuurgrond is gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i) dient de staat schriftelijk te hebben verklaard de cultuurgrond voor het gedeelte dat gelegen is in het desbetreffende gebied, in eigendom te zullen overnemen van BBL respectievelijk de provincie tegen vergoeding van de koopsom die door BBL respectievelijk de provincie aan aanvrager is betaald voor de desbetreffende gedeelte van de cultuurgrond en te zullen bijdragen in de subsidie naar rato van het gedeelte van de cultuurgrond dat in het desbetreffende gebied is gelegen.
In het geval de cultuurgrond is gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder j) dient het waterschap en/of de gemeente binnen wiens grondgebied het gebied is gelegen, schriftelijk te hebben verklaard de cultuurgrond voor het gedeelte dat gelegen is in het desbetreffende gebied, in eigendom te zullen overnemen van BBL respectievelijk de provincie tegen vergoeding van de koopsom die door BBL respectievelijk de provincie aan aanvrager is betaald voor de desbetreffende gedeelte van de cultuurgrond en te zullen bijdragen in de subsidie naar rato van het gedeelte van de cultuurgrond dat in het desbetreffende gebied is gelegen.
De in het eerste lid, onder b) genoemde voorwaarde geldt niet voor die cultuurgrond met betrekking waartoe aanvrager ten tijde van de afronding van de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf als bedoeld in het eerste lid, onder a) een overeenkomst ingevolge de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 of de Subsidieregeling natuurbeheer Noord-Brabant heeft afgesloten, die leidt tot de verwezenlijking van de voor de desbetreffende cultuurgrond aangegeven natuurdoel(en) en aanvrager zich schriftelijk bereid heeft verklaard mee te werken aan de eventuele door het waterschap binnen wiens grondgebied het gebied is gelegen, noodzakelijk geachte inrichtingsmaatregelen.
Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onder b) bepalen dat de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties en maximaal 1 hectare cultuurgrond niet in eigendom hoeven te worden overdragen aan BBL of de provincie Noord-Brabant mits:
de bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond niet is gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a), b), c), e), f) of g), danwel, in het geval de bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond is gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h) of i), handhaving van de eventuele bedrijfswoning passend is in de doelstellingen zoals verwoord in het reconstructie- of gebiedsplan dat op het desbetreffende gebied van toepassing is; en
de bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond een naar het oordeel van Gedeputeerde Staten passende niet-agrarische bestemming krijgt en in afwachting hiervan, geen bouwwerken zullen worden opgericht op de bedrijfskavel en de cultuurgrond en ter verzekering hiervan, de aanvrager met de provincie Noord-Brabant een overeenkomst heeft gesloten volgens het in bijlage 3 opgenomen model;
na de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening voor de bedrijfskavel en de desbetreffende cultuurgrond geen aanvragen om een bouwvergunning zijn ingediend en ten tijde van de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening aanhangige bouwaanvragen, danwel nog niet gebruikte bouwvergunningen zijn ingetrokken;
In het geval de cultuurgrond is gelegen in een landinrichtingsgebied kunnen Gedeputeerde Staten, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, onder b) bepalen dat de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties niet in eigendom hoeven te worden overgedragen aan BBL of de provincie indien met de inbreng en toedeling van de cultuurgrond en de bedrijfskavel overeenkomstig het hieromtrent bepaalde in de Wet Inrichting Landelijk Gebied danwel de Reconstructiewet concentratiegebieden de voor de desbetreffende cultuurgrond aangegeven natuurdoel(en) danwel de doelstellingen, die in een reconstructie- of gebiedsplan zijn geformuleerd, worden gerealiseerd.
In afwijking van het bepaalde in het vierde lid, onder d) kunnen Gedeputeerde Staten toestaan dat bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 worden behouden, mits er een bedrijfswoning aanwezig is op of bij de betrokken bedrijfskavel en de afstand van de te handhaven bedrijfsgebouwen tot deze woning niet meer dan 25 meter bedraagt. Voorts kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het bepaalde in het vierde lid, onder d), het behoud van (voormalige) bedrijfsgebouwen toestaan die onlosmakelijk zijn verbonden met de bedrijfswoning en daarmee architectonisch een geheel vormen.
Artikel 4 Uitsluiting of vermindering van subsidie
Geen subsidie wordt verstrekt indien:
de cultuurgrond, voorzover deze is gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, na de datum waarop deze regeling wordt bekendgemaakt, is verkleind, anders dan door eigendomsoverdracht aan BBL, een waterschap, de staat of de provincie, dan wel door beëindiging van pacht voorzover de betrokken grond eigendom is van Staatsbosbeheer of een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, tenzij de doelstellingen die in een reconstructie- of gebiedsplan zijn geformuleerd voor het gedeelte waarmee de oppervlakte is verkleind ten tijde van de subsidieverlening duurzaam zijn gerealiseerd.
de cultuurgrond is gelegen in een gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder c, en de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties niet vóór de peildatum voor het opmaken van het plan van toedeling in het kader van een wettelijke herverkaveling als bedoeld in hoofdstuk 8, titel 3 van de Wet inrichting landelijk gebied danwel hoofdstuk 7 van de Landinrichtingswet (oud), in eigendom zijn overgedragen aan BBL danwel de provincie, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 3, vijfde lid.
Als in het kader van de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf of de sloop van de zich op de bedrijfskavel bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen, en/of installaties een vergoeding wordt verstrekt door een of meer andere overheidslichamen, wordt op grond van deze regeling slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend dat de som van de door het andere overheidslichaam of overheidslichamen verstrekte of te verstrekken vergoeding(en) en de op grond van deze regeling te verstrekken subsidie niet meer bedraagt dan het uit de toepassing van artikel 5 voortvloeiende bedrag.
Artikel 5 Hoogte van de subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt:
40%, tot een maximum van € 400.000, van het positieve verschil tussen:
het totaal van de volgende bedragen:
de werkelijk gemaakte kosten van investeringen van oprichting, modernisering, vervanging en/of uitbreiding van de vervangende bedrijfsgebouwen op de vervangende bedrijfskavel dan wel in de zich daarop bevindende bedrijfsgebouwen en installaties op basis van een bij de aanvraag tot subsidieverlening ingediend en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd investeringsplan, mits voorzien van een goedkeurende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 2:393 van het Burgerlijk Wetboek;
De subsidie bedoeld in artikel 2, eerste lid bedraagt nooit meer dan 25% van het bedrag van de koopsom die BBL of de provincie op grond van de overeenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder b) is verschuldigd aan de aanvrager, eventueel vermeerderd met de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties die bij toepassing van het bepaalde in artikel 3, tweede, derde of vierde lid, niet aan BBL respectievelijk de provincie in eigendom zijn overgedragen. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de desbetreffende cultuurgrond en bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties.
Artikel 6 Openstelling, subsidieplafonds
Gedeputeerde Staten nemen vóór ieder begrotingsjaar een besluit over de openstelling van de regeling voor dat begrotingsjaar. Gedeputeerde Staten stellen daarbij voor het desbetreffende begrotingsjaar het subsidieplafond vast voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 2, eerste lid. Bij een besluit tot openstelling kunnen zij tevens voor het desbetreffende begrotingsjaar één of meer van de in artikel 1, eerste lid, onder a) tot en met j) genoemde gebieden en zones uitsluiten van toepassing van de regeling. Daarnaast kunnen zij voor het desbetreffende begrotingsjaar afwijkende subsidiebedragen vaststellen.
De besluiten tot openstelling, de subsidieplafonds en, indien van toepassing, het onderscheid in categorieën, de uitsluiting van gebieden en zones en afwijkende subsidiebedragen, maken Gedeputeerde Staten openbaar bekend via het internet, in een of meer dag- of vakbladen, of huis-aan-huisbladen en in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant.
Indien Gedeputeerde Staten toepassing hebben gegeven aan het bepaalde in artikel 6, tweede lid en door toewijzing van een aanvraag om subsidie het voor die categorie geldende bedrag binnen het subsidieplafond wordt overschreden en er in het laatste kwartaal van desbetreffend begrotingsjaar nog budget is binnen het bedrag binnen het subsidieplafond dat voor de andere categorie geldt, wordt de aanvraag toegewezen voor zover die budgetruimte dat toelaat. Zou door toewijzing van de aanvraag het bedrag binnen het subsidieplafond dat voor de andere categorie geldt, worden overschreden, dan wordt deze aanvraag alsnog afgewezen. Het bepaalde in het tweede lid is alsdan van overeenkomstige toepassing.
Artikel 9 Verplichtingen van de subsidie-ontvanger
De subsidie-ontvanger zorgt ervoor dat uiterlijk binnen 24 maanden na de verlening van de subsidie wordt voldaan aan de in artikel 3, eerste lid, en, indien hieraan toepassing is gegeven, de in artikel 3, vierde lid genoemde voorwaarden, voor zover niet al eerder aan een voorwaarde dient te zijn voldaan.
Gedeputeerde Staten kunnen de termijn als bedoeld in het eerste lid éénmalig verlengen indien aanvrager de verplaatsing niet binnen die termijn kan afronden als gevolg van het niet tijdig kunnen beschikken over de voor verplaatsing benodigde vergunningen, vrijstellingen, ontheffingen en andere publiekrechtelijke instemmingen en zulks niet is te wijten aan aanvrager.
Artikel 10 Subsidievaststelling
De aanvraag tot subsidievaststelling wordt op een daartoe vastgesteld formulier, vergezeld van de daarin aangegeven documenten, ingediend bij Gedeputeerde Staten, binnen drie maanden nadat is voldaan aan de in artikel 3 genoemde voorwaarden doch uiterlijk binnen drie maanden na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 9, eerste lid respectievelijk de verlengde termijn als bedoeld in artikel 9, tweede lid.
Gedeputeerde Staten kunnen het subsidiebedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 5, op nihil vaststellen, indien na het verstrijken van de in artikel 9, eerste lid, of, indien van toepassing, de in artikel 9, tweede lid bedoelde termijn niet is voldaan aan een of meer van de in artikel 3, eerste lid, danwel, indien hieraan toepassing is gegeven, de in artikel 3, vierde lid genoemde voorwaarden.
Artikel 11 Bevoorschotting, intrekking en terugvordering
Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie-ontvanger op diens verzoek een voorschot betalen van maximaal 50% van het bij de subsidieverlening als bedoeld in artikel 8 bepaalde subsidiebedrag. Het voorschot wordt niet eerder betaald dan op moment van de inwerkingtreding van de overeenkomst betreffende de verwerving van een vervangende bedrijfskavel en de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties.
Een beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling wordt ingetrokken indien binnen vijf jaren nadat deze is genomen, voor de bedrijfskavel en/of de cultuurgrond die overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, derde, vierde of vijfde lid in eigendom van aanvrager is gebleven, een bestemmingsplan of een besluit als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening tot stand komt op basis waarvan woningbouw is toegelaten, tenzij de subsidie-ontvanger deze bedrijfskavel en/of deze cultuurgrond heeft vervreemd en ten genoege van Gedeputeerde Staten aannemelijk kan maken:
Indien de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling is ingetrokken of ten nadele van de subsidie-ontvanger is gewijzigd, betaalt de subsidie-ontvanger de subsidiebedragen en voorschotten terug op eerste vordering van Gedeputeerde Staten, vermeerderd met de wettelijke rente over de periode van de datum van uitbetaling van de subsidie tot het tijdstip van voldoening.
Artikel 13 Bekendmaking en inwerkingtreding
Deze nadere regels worden bekendgemaakt door publicatie op het internet, in een of meer dag- of vakbladen, of huis-aan-huisbladen, en in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant. Zij treden in werking op de dag na de datum van de publicatie van de informatie betreffende deze nadere regels als bedoeld in artikel 20 van de Verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie.
’s-Hertogenbosch, 24 juli 2007
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten
Deze subsidieregeling is rechtstreeks gekoppeld aan de Beleidsregeling Verplaatsing Intensieve Veehouderij 2005 (beleidsregel VIV) en heeft tot doel om, samen met die beleidsregeling, te komen tot een dusdanige set van financi?le bijdragen voor intensieve veehouderijbedrijven die veelal verplaatsen vanuit extensiveringsgebieden rondom de functie natuur, dat verplaatsing binnen bedrijfseconomisch verantwoorde kaders kan plaatsvinden. Door de koppeling met de beleidsregel VIV, expliciet verwoord in artikel 1 lid 2 van de subsidieregeling, worden de definities, geformuleerd in de beleidsregel VIV, gelijkluidend gehanteerd in deze subsidieregeling. Alleen bedrijven die deelnemen aan de VIV komen in aanmerking voor een bijdrage. De termijnen van bevoorschotting, vaststelling en uitbetaling van de bijdragen zijn gekoppeld aan de relevante momenten in de VIV. Op basis van deze subsidieregeling is een bijdrage mogelijk in de feitelijke kosten die een veehouder maakt om zijn bedrijf te verplaatsen. Hiervan zijn kosten voor leges en belastingen (zoals de overdrachtsbelasting) uitgesloten. De verleende bijdrage is inclusief eventueel niet te verrekenen BTW.
Deze beleidsregel is vastgesteld op grond van de Algemene Subsidie Verordening van de Provincie Noord- Brabant.(ASV) Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze beleidsregel zijn vastgelegd, maar in de ASV. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat een aantal bepalingen dat van toepassing kan zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze beleidsregel. Hieronder worden een aantal van deze aspecten genoemd, zonder uitputtend te willen zijn. De Algemene wet bestuursrecht kent een aantal fasen in de procedure van subsidieverlening. Het begint met een aanvraag. Vervolgens kan het bevoegde orgaan, Gedeputeerde Staten, een subsidie verlenen. Hierdoor ontstaat een aanspraak op de beschikte subsidie onder voorwaarden. Indien de verplaatsing uitgevoerd wordt zoals vastgelegd is in de aanvraag en de beschikking tot verlening, en ook aan alle andere voorwaarden is voldaan, heeft de subsidieaanvrager in beginsel recht op de verleende subsidie. Gedeputeerde Staten kan voorschotten verlenen, onder bepaalde voorwaarden, en tot een bepaald maximum. Wanneer de verplaatsing voltooid is of op een andere wijze tot een einde gebracht is, dient desubsidie vastgesteld te worden. De ASV bevat onder meer in artikel 6 een aantal weigeringsgronden. De te subsidi?ren activiteiten moeten aanwijsbaar ten goede komen van inwoners van de Provincie Noord-Brabant. Ook moet de aanvrager zonder subsidie de activiteiten niet kunnen uitvoeren. Gedeputeerde Staten kunnen bijhet beschikken over subsidies afwijken van hetgeen in deze beleidsregel en de ASV is vastgelegd, indien hetconcrete geval hiertoe aanleiding geeft. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten voorwaarden en verplichtingen aan een subsidiebeschikking verbinden. Van belang is verder dat de procedure van subsidieverstrekking, voorzover hiervan niet bij beleidsregel wordt afgeweken, vastgelegd is in de ASV en de Algemene wet bestuursrecht.