Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hellevoetsluis

Verordening Wet Inburgering gemeente Hellevoetsluis 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hellevoetsluis
Officiële naam regelingVerordening Wet Inburgering gemeente Hellevoetsluis 2010
CiteertitelVerordening Wet Inburgering gemeente Hellevoetsluis 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpregels omtrent inburgering

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

WIJ

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012Onbekend.

19-12-2011

Groot Hellevoet, 11-01-2012

Onbekend.
01-05-201001-01-2012Onbekend.

01-07-2010

Groot Hellevoet, 15-06-2011

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wet inburgering gemeente Hellevoetsluis 2010

Nummer: 01-07-10/ 8A

De raad van de gemeente Hellevoetsluis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 mei 2010, nummer: 01-07-10/8;

gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid, 19a, eerste lid, 23, derde lid, 24a, vijfde lid, 24f en 35 van de Wet inburgering en artikel 4.27, derde lid, van het Besluit inburgering;

besluit:

vast te stellen de Verordening Wet inburgering gemeente Hellevoetsluis 2010

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellevoetsluis;

    • b.

      de wet : de Wet inburgering;

    • c.

      voorziening : een (duale) inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening;

    • d.

      inburgeringplichtige : iedere oudkomer en nieuwkomer tussen de 16 en 65 jaar die duurzaam in Nederland wil en mag wonen en die nog niet heeft voldaan aan zijn uit de wet voortvloeiende inburgeringverplichting;

    • e.

      vrijwillige inburgeraar : de inburgeraar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder r, van de wet;

    • f.

      persoonlijk inburgering-

      budget : het inburgeringbudget, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder t, van de wet;

    • g.

      inburgeringbedrijf : een natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder s, van de wet;

    • h.

      inburgeringvoorziening : een voorziening die toeleidt naar het inburgeringexamen (bedoeld in artikel 13, eerste lid van de wet) of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II;

    • i.

      duale inburgering-

      voorziening : een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening die et het oog op actieve deelname aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving wordt uitgevoerd;

    • j.

      gecombineerde

      inburgeringvoorziening : een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling voor een inburgeringspichtige die tevens verplicht is om arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. De gecombineerde voorziening wordt niet tijdelijk maar voor een deel gelijktijdig uitgevoerd;

      k. taalkennisvoorziening : een voorziening gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een Mbo-opleiding op niveau 1 en 2.

      Een taalkennisvoorziening kan uitsluitend in combinatie met een Mbo-opleiding op niveau 1 en 2 worden aangeboden;

    • i.

      oudkomer : personen met een buitenlandse afkomst die al voor de inwerkingtreding van de WI in Nederland woonden;

    • m.

      nieuwkomer : personen met een buitenlandse afkomst die zich in Nederland komen vestigen.

  • 2. De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringoplichtingen en vrijwillige inburgeraars
  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringoplichtingen en de vrijwillige inburgeraars op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen.

  • 2. Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringoplichtingen en de vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a.

      (schriftelijke) voorlichting;

    • b.

      gemeenteloket;

    • c.

      website van de gemeente Hellevoetsluis;

    • d.

      landelijke communicatie campagne.

  • 3. Het college beoordeelt jaarlijks de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringoplichtingen en de vrijwillige inburgeraars, en rapporteert daarover aan de raad.

HOOFDSTUK 2 HET VASTSTELLEN VAN EEN VOORZIENING AAN INBURGERINGPLICHTIGEN

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen inburgeringoplichtingen aan waarvoor hij bij voorrang een voorziening kan vaststellen op basis van de volgende criteria:

  • a.

    Nieuwkomers

    ● asielgerechtigden;

    ● gezinsherenigers;

    ● geestelijk bedienaren;

    ● opvoeders.

  • b.

    Oudkomers

    ● met uitkering en arbeidsplicht;

    ● met uitkering, niet arbeidspichtig;

    ● geen uitkering met werk;

    ● geen uitkering geen werk (ondermeer opvoeders);

    ● geestelijk bedienaren;

    ● eerste generatie gastarbeiders;

    ● opvoeders met kinderen.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening
  • 1. Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringplichtige.

  • 2. Indien voor de inburgeringplichtige een gecombineerde voorziening is of wordt vastgesteld, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringvoorziening of de taalkennisvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget
  • 1. Het college kan op verzoek van de inburgeringplichtige een persoonsgebonden inburgeringbudget vaststellen, indien bijzondere persoonlijke omstandigheden van de inburgeraar naar het oordeel van het college een speciale voorziening vereisen. Het verzoek moet schriftelijk bij het college ingediend worden.

  • 2. Van bijzondere persoonlijke omstandigheden is in ieder geval sprake indien een gemeentelijke voorziening als bedoeld in artikel 1 lid h,i,j, of k niet passend is, omdat de inburgeraar:

    • a.

      hoogopgeleid is, of;

    • b.

      zodanige fysieke of psychische belemmeringen ondervindt dat een daarop aangepaste voorzieningen voor hem noodzakelijk is.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, kan het college op verzoek van de inburgeraar eveneens een persoonlijk inburgeringbudget vaststellen, indien voor de inburgeraar een speciale voorziening in samenwerking met zijn huidige of toekomstige werkgever is samengesteld, die mede gericht is op zijn huidige of toekomstige werkzaamheden.

  • 4. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de inburgeringplichtige een overeenkomst met het inburgeringbedrijf dat een programma heeft geoffreerd met de beste prijs/kwaliteit verhouding.

  • 5. Het College wijst het verzoek om een persoonlijk inburgeringbudget af, indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college geen sprake is van bijzondere omstandigheden;

    • b.

      het door de inburgeraar ingediende trajectplan onvolledig is;

    • c.

      uit het ingediende trajectplan blijkt dat het daarin door de inburgeraar geschetste doelperspectief of inburgeringprogramma onvoldoende onderscheidend is van de inhoud van een gemeentelijke voorziening;

    • d.

      de inburgeraar tijdens de taaltoetsing niet beschikt over een gemiddeld of hoog leervermogen.

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage
  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaald.

  • 2. Het college legt in de beschikking tot vaststelling van de voorziening de termijnen van betaling van de eigen bijdrage vast. Indien het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de beschikking vastgelegd.

  • 3. De verplichte inburgeraar die binnen de wettelijk voorgeschreven dan wel overeengekomen termijn het inburgeringexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft afgelegd, dan wel zich in voldoende mate heeft ingespannen, kan van het college een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage ontvangen. Ook de verplichte inburgeraar die gebruik heeft gemaakt van een taalkennisvoorziening en die het examen voor een MBO-opleiding op niveau 1 of 2 met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel zich in voldoende mate heeft ingespannen, kan van het college een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage ontvangen.

  • 3. Bij een verplichte inburgeraar vindt uitbetaling van de bonus uitsluitend plaats indien de eigen bijdrage, zoals bedoeld in het eerste lid, is voldaan.

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Het college kan een inburgeringplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de klantmanager en/of trajectbegeleider;

  • c.

    deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    r de eerste maal deelnemen aan het inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of Mbo examen op niveau 1 of 2 op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • e.

    tijdig melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening kunnen ondersteunen.

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de voorziening bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringplichtige;

  • c.

    de datum waarop het inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of het Mbo examen op niveau 1 of 2 moet zijn behaald;

  • d.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage; en

  • e.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van handhaving van de inburgeringplicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

HOOFDSTUK 3. DE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
  • 1. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 125,-- indien de inburgeringplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringplichtig is geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet.

  • 2. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 250,-- indien de inburgeringplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de inburgeringplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de wet verlengde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding
  • 1. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, bedraagt ten hoogste € 250,-- indien de inburgeringplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 2. De bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 9, tweede lid, bedraagt ten hoogste € 500,-- indien de inburgeringplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding.

  • 3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,-- indien de inburgeringplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.

  • 4. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste € 1.000,-- indien de inburgeringplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.

HOOFDSTUK 4. HET AANBIEDEN VAN EEN VOORZIENING AAN VRIJWILLIGE INBURGERAARS

Artikel 11 Aanwijzen van de doelgroepen

Het college wijst de groepen vrijwillige inburgeraars aan, waaraan hij bij voorrang een voorziening kan aanbieden op basis van de volgende criteria:

  • a.

    Nieuwkomers:

    ● Antilianen;

    ● opvoeders.

  • b.

    Oudkomers:

    ● met uitkering en arbeidsplicht;

    ● met uitkering, niet arbeidplichtig;

    ● geen uitkering met werk;

    ● geen uitkering geen werk (ondermeer opvoeders);

    ● eerste generatie gastarbeiders.

Artikel 12 De samenstelling van de voorziening
  • 1. Het college bepaalt in overleg met de vrijwillige inburgeraar, uitgezonderd geestelijke bedienaren, de samenstelling van de voorziening. De voorziening wordt afgestemd op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar.

  • 2. Indien in overleg met de vrijwillige inburgeraar een gecombineerde voorziening is of wordt vastgesteld, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringvoorziening of de taalkennisvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

Artikel 13 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget
  • 1. Het college kan op verzoek van de vrijwillige inburgeraar een persoonsgebonden inburgeringbudget vaststellen, indien bijzondere persoonlijke omstandigheden van de inburgeraar naar het oordeel van het college een speciale voorziening vereisen. Het verzoek moet schriftelijk bij het college ingediend worden.

  • 2. Van bijzondere persoonlijke omstandigheden is in ieder geval sprake indien een gemeentelijke voorziening als bedoeld in artikel 1 lid h,i,j, of k niet passend is, omdat de inburgeraar:

    • a.

      hoogopgeleid is, of;

    • b.

      zodanige fysieke of psychische belemmeringen ondervindt dat een daarop aangepaste voorzieningen voor hem noodzakelijk is.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, kan het college op verzoek van de inburgeraar eveneens een persoonlijk inburgeringbudget vaststellen, indien voor de inburgeraar een speciale voorziening in samenwerking met zijn huidige of toekomstige werkgever is samengesteld, die mede gericht is op zijn huidige of toekomstige werkzaamheden.

  • 4. Als het college de voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget heeft vastgesteld, sluiten het college en de vrijwillige inburgeraar een overeenkomst met het inburgeringbedrijf dat een programma heeft geoffreerd met de beste prijs-kwaliteit verhouding.

  • 5. Het College wijst het verzoek om een persoonlijk inburgeringbudget af, indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college geen sprake is van bijzondere omstandigheden;

    • b.

      het door de inburgeraar ingediende trajectplan onvolledig is;

    • c.

      uit het ingediende trajectplan blijkt dat het daarin door de inburgeraar geschetste doelperspectief of inburgeringprogramma onvoldoende onderscheidend is van de inhoud van een gemeentelijke voorziening;

    • d.

      de inburgeraar tijdens de taaltoetsing niet beschikt over een gemiddeld of hoog leervermogen.

Artikel 14 De inning van de eigen bijdrage
  • 1. De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in ten hoogste 18 termijnen betaalt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is de vrijwillige inburgeraar met wie het college een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen en die op last van het college, dan wel een andere instantie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, WI, een gecombineerde voorziening moet volgen, geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 3. Het college legt in de overeenkomst de termijnen van betaling van de eigen bijdrage vast. Indien overeengekomen is dat het college de eigen bijdrage verrekent met de algemene bijstand, wordt dat in de overeenkomst, bedoeld in artikel 16 vastgelegd.

  • 4. De vrijwillige inburgeraar die binnen de wettelijk voorgeschreven dan wel overeengekomen termijn het inburgeringexamen of het Staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft afgelegd, dan wel zich in voldoende mate heeft ingespannen, kan van het college een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage ontvangen. Ook de vrijwillige inburgeraar die gebruik heeft gemaakt van een taalkennisvoorziening en die het examen voor een MBO-opleiding op niveau 1 of 2 met goed gevolg heeft afgelegd, dan wel zich in voldoende mate heeft ingespannen, kan van het college een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage ontvangen.

  • 5. Bij een vrijwillige inburgeraar vindt uitbetaling van de bonus uitsluitend plaats indien de eigen bijdrage, zoals bedoeld in het eerste lid, is voldaan.

Artikel 15 Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • a.

    het deelnemen aan de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    het deelnemen aan gesprekken met de klantmanger en/of trajectbegeleider;

  • c.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • d.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of Mbo examen op niveau 1 of 2 op een tijdstip dat in de overeenkomst wordt neergelegd;

  • e.

    het tijdig melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan de verplichtingen in de overeenkomst kan worden voldaan;

  • f.

    overige verplichtingen die het bereiken van het doel van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening kunnen ondersteunen.

Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van wet bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening;

  • b.

    een opgave van de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • c.

    de datum waarop aan het inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II of Mbo examen op niveau 1 of 2 moet zijn deelgenomen;

  • d.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, en indien van toepassing:

  • e.

    de termijnen en wijze van betaling van de eigen bijdrage.

Artikel 17 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt, kan het college hem sancties opleggen die overeenkomen met de boetes die op grond van de artikelen 9 lid 2 en 10 in de daar beschreven situaties aan een inburgeringplichtige kunnen worden opgelegd.

Artikel 18 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht tot 1 mei 2010. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening Wet Inburgering 2007 ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet Inburgering gemeente Hellevoetsluis 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 1 juli 2010

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

H.J. van der Wel. C.A. Kleijwegt

Algemene toelichting

De Wet Inburgering (WI) regelt de inburgeringplicht voor in beginsel alle onderdanen van derdelanden van 18 tot 65 jaar die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven. Bij het invulling geven aan de inburgeringverplichting staat de eigen verantwoordelijkheid (ook in financiële zin) van de inburgeringplichtige centraal. De inburgeringplichtige kan naar eigen inzicht bepalen hoe hij zich wil voorbereiden op het inburgeringexamen. Aan de inburgeringverplichting is voldaan wanneer het inburgeringexamen is behaald (een resultaatverplichting).

Daarnaast is in de WI ook de vrijwillige inburgering geregeld. De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringplichtigen.

 

Gemeenten krijgen in de WI een aantal belangrijke taken toebedeeld. Zo hebben gemeenten de opdracht om de inburgeringplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in de gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit deze wet.

Daarnaast hebben gemeenten de taak aan inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars die daarvoor op grond van de wet of het gemeentelijk beleid in aanmerking komen een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening aan te bieden. Een inburgeringvoorziening leidt toe naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal. In plaats van een inburgeringvoorziening mogen gemeenten aan inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgen of gaan volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

In de verordening wordt gesproken over ‘voorziening’. Hieronder wordt zowel de inburgeringvoorziening als de taalkennisvoorziening begrepen. 

Ook moeten gemeenten de inburgeringplicht van inburgeringplichtigen handhaven. Het college moet een bestuurlijke boete opleggen als een inburgeringplichtige zich verwijtbaar niet houdt aan de verplichtingen die voor hem gelden. Het ligt voor de hand dat het college ook toezicht houdt of de overeenkomst door de vrijwillige inburgeraar wordt nagekomen en indien dat niet het geval is zo nodig maatregelen neemt.

 

In verband met deze taken draagt de WI gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de volgende onderwerpen:

1.    De informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars (artikel 8 en artikel 24f WI).

2.    Het aanbieden van een voorziening en de rechten en plichten van de inburgeringplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld (artikel 19, vijfde lid, en artikel 23, derde lid, WI).

3.    Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd (artikel 35 WI).

4.    Facultatief: bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen, zonder dat eerst een aanbod wordt gedaan (artikel 19a, eerste lid, WI).

5.    Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars (artikel 24a tot en met 24f WI).

6.    Het persoonlijk inburgeringbudget (artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI).

 

Het vaststellingstelsel ten behoeve van inburgeringplichtigen

Artikel 19a, eerste lid, WI geeft de bevoegdheid aan de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening niet aanbiedt aan een inburgeringplichtige, maar deze direct vaststelt. Indien de gemeenteraad van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, kan het college niet een voorziening aan een inburgeringplichtige aanbieden, waarbij deze de mogelijkheid heeft de aangeboden voorziening te weigeren. De inburgeringplichtige is direct verplicht medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vastgestelde voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). 

 

Wanneer de gemeente kiest voor het vaststellingstelsel, geldt dat stelsel voor alle inburgeringplichtigen die voor een voorziening in aanmerking komen. Het is niet mogelijk om voor bepaalde groepen te werken met het vaststellingstelsel en voor andere groepen met het aanbodstelsel. De keuze voor het vaststellingstelsel houdt dus in dat het aanbodstelsel wordt verlaten.

In deze versie van de voorbeeldverordening Wet inburgering is de regeling neergelegd waarmee de gemeenteraad het college de bevoegdheid geeft voorzieningen vast te stellen, zonder dat eerst een aanbod aan de inburgeringplichtigen wordt gedaan (het vaststellingstelsel). Gemeenten die kiezen voor een systeem waarbij een voorziening pas wordt vastgesteld nadat aan de inburgeringplichtige een aanbod is gedaan en deze het aanbod heeft geaccepteerd (het aanbodstelsel), kunnen gebruik maken van de voorbeeldverordening, versie aanbodstelsel.

 

De informatieverstrekking aan inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars

Artikel 8 en 24f WI bepalen dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars over de rechten en plichten uit hoofde van de wet.

 

Het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringplichtigen

Het uitgangspunt van de wet is de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringplichtige om te bepalen hoe hij zich voorbereidt op het inburgeringexamen. Gemeenten kunnen inburgeringplichtigen ondersteunen door het aanbieden van een inburgeringvoorziening of een taalkennisvoorziening. Alle inburgeringplichtigen kunnen in beginsel in aanmerking komen voor een voorziening. De gemeenteraad bepaalt welke groepen inburgeringplichtigen bij voorrang in aanmerking komen voor een voorziening en welke groepen op eigen kracht dienen in te burgeren. Deze keuze dient te berusten op objectieve criteria die in de verordening worden vastgelegd.

 

Een inburgeringvoorziening leidt toe naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van dat examen. Een inburgeringvoorziening kan ook een duale inburgeringvoorziening zijn. Dit is een inburgeringvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlands taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 (artikel 19, derde lid, WI).

De inburgeringplichtige is verplicht een eigen bijdrage van € 270 te betalen voor de voorziening.

Voor asielgerechtigde inburgeringplichtigen bestaat een voorziening ook uit maatschappelijke begeleiding (artikel 19, zesde lid, WI).

 

De WI draagt de gemeenteraden op om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het vaststellen van een voorziening. In de wet is ook vastgelegd over welke onderwerpen in ieder geval regels moeten worden gesteld. Het gaat om dezelfde onderwerpen als bij het aanbieden van een voorziening (artikel 19a, tweede lid, onderdeel b, WI).

-      De procedure die door het college wordt gevolgd voor het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

-      De criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van voorzieningen voor inburgeringplichtigen (artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI).

-      De vaststelling door het college van een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI).

-      De rechten en plichten van de inburgeringplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI).

 

Het vaststellen van het bedrag van de bestuurlijke boete

Artikel 35 WI draagt gemeenten op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Artikel 34 van de wet bepaalt het bedrag dat ten hoogste als bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

 

Het aanbieden van voorzieningen aan vrijwillige inburgeraars

De bepalingen in de wet over vrijwillige inburgering zijn zoveel mogelijk geformuleerd overeenkomstig de bepalingen die gelden voor de inburgeringplichtigen. In artikel 24a van de WI wordt geregeld dat het college aan de vrijwillige inburgeraar een aanbod kan doen voor een (duale) inburgeringvoorziening die toe leidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I en II, of een taalkennisvoorziening.

Artikel 24d van de wet regelt dat indien een vrijwillige inburgeraar in aanmerking komt voor een voorziening, het college een aanbod doet aan de vrijwillige inburgeraar. Als de vrijwillige inburgeraar het aanbod voor een voorziening aanvaardt, sluit het college met hem een overeenkomst.

De gemeenteraad stelt in een verordening in ieder geval regels over de procedure die het college volgt voor het doen van een aanbod en de criteria die daarbij worden gehanteerd, de wijze waarop met de vrijwillige inburgeraar in overleg wordt getreden om te komen tot een passende voorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 24a, vijfde lid, WI).

 

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een voorziening is overeengekomen de in artikel 23, tweede lid vastgestelde eigen bijdrage verschuldigd. Vrijwillige inburgeraars die een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, van de wet, moeten volgen, hoeven geen eigen bijdrage te betalen (artikel 24e, derde lid, WI). 

De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat alle of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars geen eigen bijdrage hoeven te betalen of een lager bedrag dan het bedrag dat in de wet is vastgelegd (artikel 24e, tweede lid, WI). Artikel 24f WI draagt gemeenten op om bij verordening regels te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

 

Het persoonlijk inburgeringbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid en artikel 24a, tweede lid, WI kan het college een (duale) inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget als de inburgeringplichtige respectievelijk de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt.

Een inburgeringplichtige of een vrijwillige inburgeraar kan niet zonder meer aanspraak doen op een persoonlijk inburgeringbudget. Hij dient daartoe een verzoek te doen aan het college. De inburgeringplichtige of vrijwillige inburgeraar zal in beginsel zelf op zoek moeten naar een inburgeringbedrijf dat een inburgeringprogramma kan bieden dat past bij zijn voorkeur en ambities. Het college heeft als taak de inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars bij de vormgeving van hun inburgering en de keuze van een inburgeringbedrijf te begeleiden (artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering). De inburgeringplichtige of vrijwillige inburgeraar moet een voorstel voor een inburgeringprogramma bij het college indienen. Het voorstel van de inburgeringplichtige of de vrijwillige inburgeraar behoeft de goedkeuring van het college (artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering). Het college beoordeelt het voorstel voor het inburgeringprogramma of het geschikt is om de betrokkene voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, en in het geval van een taalkennisvoorziening of deze geschikt is om de betrokkene kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2. Het inburgeringbedrijf dient te voldoen aan de eisen die in de verordening zijn gesteld.

 

De inburgeringplichtige of vrijwillige inburgeraar krijgt geen geld in handen. Het geld voor het betalen van de inburgeringcursus gaat rechtstreeks van de gemeente naar het inburgeringbedrijf. Gemeenten moeten in hun verordening regels opnemen die betrekking hebben op het aanbieden van een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget (artikel 19, vijfde lid, WI en artikel 24a, vijfde lid. WI). 

De procedure van het vaststellen van een voorziening

Het vaststellen van een voorziening begint met het houden van de intake. In de intake wordt met de inburgeringplichtige gesproken over de voorziening die het college voor betrokkene geschikt acht. Er zijn vervolgens vier mogelijkheden:

1.    in de intake blijkt dat het college aan de inburgeringplichtige geen voorziening wil verstrekken (bijvoorbeeld omdat betrokkene niet tot de prioritaire groepen behoort). Het college stelt geen voorziening vast en kan een handhavingbeschikking nemen (voor de oudkomer) of een kennisgeving afgeven (voor een nieuwkomer).

2.    De gemeente biedt een voorziening aan en de inburgeringplichtige is het hiermee eens. De gemeente neemt een beschikking.

3.    De inburgeringplichtige vindt de voorziening niet gepast en geeft aan zelf op een andere wijze aan de inburgeringplicht te zullen voldoen. Het college stemt hiermee in en neemt alleen een handhavingbeschikking (voor een oudkomer) of een kennisgeving (voor een nieuwkomer).

4.    Het college acht een voorziening geschikt maar de inburgeringplichtige wil deze voorziening niet. Het college heeft de mogelijkheid om de voorziening vast te stellen, tegen de zin van betrokkene in.

 

Het verschil met het aanbodstelsel schuilt in de laatste mogelijkheid. Een gemeente die het aanbodstelsel hanteert is als ze een aanbod doet afhankelijk van de medewerking van de inburgeringplichtige. De inburgeringplichtige kan immers het aanbod aanvaarden maar ook afwijzen. Een gemeente die het vaststellingstelsel hanteert, is niet afhankelijk van de bereidheid van de inburgeringplichtige akkoord te gaan met de voorziening die het college voor de betrokken inburgeringplichtige passend vindt.

Artikelgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Omwille van leesbaarheid van de verordening wordt het begrip ‘voorziening’ gebruikt (eerste lid, onderdeel c). Een voorziening kan zowel een (duale) inburgeringvoorziening als een taalkennisvoorziening inhouden.

Het tweede lid geeft aan dat de omschrijvingen van de begrippen die worden gebruikt in respectievelijk de Wet inburgering, het Besluit inburgering en de Regeling inburgering ook van toepassing zijn op deze verordening.

 

Artikel 2 De informatieverstrekking aan inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars

De gemeente heeft als taak de inburgeringplichtigen en de vrijwillige inburgeraars in haar gemeente goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering. De wet laat gemeenten vrij om zelf te bepalen op welke wijze de informatievoorziening wordt georganiseerd. Wel bepalen de artikelen 8 WI en 24f WI dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan respectievelijk inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet. Ten aanzien van inburgeringplichtigen dienen ook regels te worden vastgesteld ter zake van het aanbod van en de toegang tot inburgeringvoorzieningen.

 

Dit artikel in de verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. Gemeenten kunnen er voor kiezen om in de verordening alleen de kaders vast te stellen voor een adequate informatievoorziening door het college aan de inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars. In dat geval kan met opnemen van het eerste en derde lid in de verordening worden volstaan. Er kan ook voor worden gekozen om in de verordening vast te leggen welke middelen het college (in ieder geval) moet aanwenden om de informatievoorziening te organiseren. In dat geval moet het tweede lid in de verordening worden opgenomen, waarbij tevens een keuze moet worden gemaakt voor de instrumenten die daarbij worden ingezet. 

 

Overeenkomstig de rolverdeling tussen raad en college, stelt de raad in dit artikel de kaders vast voor een adequate informatievoorziening aan de inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars. Het college is belast met de organisatie van de informatieverstrekking en legt daarover (periodiek) verantwoording af aan de raad.

De informatievoorziening aan inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars kan op allerlei manieren worden vormgegeven. Zo kunnen gemeenten een apart informatiepunt inrichten (het inburgeringloket) al dan niet in combinatie met een digitaal loket. Het is ook mogelijk om de informatievoorziening onder te brengen bij een centraal informatiepunt (bijvoorbeeld het zorgloket). Ook kunnen gemeenten bepaalde organisaties (bijvoorbeeld educatie-instellingen, bibliotheken, moskeeën of andere zelforganisaties) een rol geven bij de informatievoorziening aan inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars. 

 

In het tweede lid geeft de raad het college de opdracht om (in ieder geval) een aantal middelen te gebruiken om de informatieverstrekking aan inburgeringplichtigen en vrijwillige inburgeraars vorm te geven. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan:

a.    het inrichten van een informatiepunt in het gemeentehuis;

b.    het toezenden van schriftelijk voorlichtingsmateriaal aan personen ten aanzien van wie al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringplichtigen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringplichtig zijn;

c.    het verstrekken van schriftelijk voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om uitkeringen;

d.    het organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten;

e.    het inrichten van een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website.

Het derde lid verplicht het college de raad periodiek te rapporteren over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking. Om aan deze verplichting efficiënt te kunnen voldoen, zou een informatieplan kunnen worden opgesteld waarvan de informatieverstrekking onderdeel is. Een dergelijk informatieplan zou vervolgens door de raad getoetst kunnen worden waarbij eventuele verbeteringen kunnen worden opgenomen. Om efficiënt aan de verplichting van het tweede lid te kunnen voldoen, is wellicht ook aansluiting mogelijk bij de uitvoering van de actieve informatieplicht van het college aan de raad op grond van artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

Artikel 3 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel is gebruik gemaakt van de bevoegdheid in artikel 19a, eerste lid, WI om bij verordening te bepalen dat het college een voorziening kan vaststellen zonder dat daaraan een procedure van aanbod (door het college) en aanvaarding (door de inburgeringplichtige) vooraf hoeft te gaan. Op grond van dit artikel kan het college voor elke inburgeringplichtige een voorziening vaststellen.

 

Op grond van artikel 19a, tweede lid, onderdeel b juncto artikel 19, vijfde lid, onderdeel a, WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen met betrekking tot de criteria die worden gehanteerd bij het vaststellen van een voorziening. Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt het college opgedragen om vast te stellen ten aanzien van welke groepen inburgeringplichtigen bij voorrang een voorziening kan worden vastgesteld. Bovendien wordt in dit artikel vastgelegd binnen welke kaders het college tot zijn keuze van doelgroepen moet komen. Het is van belang dat deze kaders (in casu het aanwijzen van groepen voor wie een voorziening kan worden vastgesteld) niet te eng te definiëren. Het college zal binnen deze kaders gedurende een aantal jaren groepen moeten kunnen aanwijzen. Het alternatief is dat de verordening op dit onderdeel steeds opnieuw moet worden gewijzigd. Een andere reden om de kaders niet te strak vast te stellen is dat gemeenten op dit moment wellicht nog geen duidelijk zicht hebben op de precieze omvang van bepaalde mogelijke doelgroepen (bijvoorbeeld oudkomers zonder werk of uitkering). Te strenge criteria zouden wel eens kunnen leiden tot het niet benutten van de beschikbare middelen voor het vaststellen van voorzieningen.

 

Dit artikel regelt dat voor de groepen die het college aanwijst bij voorrang een voorziening wordt vastgesteld. Dit betekent dat het college de ruimte heeft om in bepaalde gevallen ook een voorziening vast te stellen voor inburgeringplichtigen die niet behoren tot de groep of groepen die hij heeft aangewezen. Om te voorkomen dat inburgeringplichtigen die behoren tot de groep of groepen die het college heeft aangewezen aan deze aanwijzing een recht gaan ontlenen op het krijgen van een voorziening, bepaalt dit artikel dat het college voor de groepen die hij aanwijst een voorziening kan vaststellen..

Voorbeelden van criteria die in de verordening kunnen worden neergelegd en op basis waarvan het college de doelgroep(en) kan aanwijzen, zijn:

-      hebben van een opvoedingstaak;

-      hebben van een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt;

-      een wijkgerichte aanpak;

-      een bepaalde inkomensgrens;

-      het ontvangen van een bepaalde uitkering;

-      bevordering van emancipatie van vrouwen.

 

Gemeenten zouden er ook voor kunnen kiezen om geen voorrang te geven aan specifieke groepen, maar in plaats daarvan prioriteit te geven aan oud- en nieuwkomers die graag voor een voorziening in aanmerking willen komen (bijvoorbeeld voorrang op basis van eigen aanmelding of motivatie). Criteria op basis waarvan het college doelgroepen aanwijst, kunnen ook worden ontleend aan andere beleidsterreinen, zoals bijvoorbeeld ‘leefbaar, sociaal en veilig’. Daarmee kan de uitvoering van de WI een onderdeel vormen van een integrale aanpak van sociaal beleid.

 

Op grond van de actieve informatieplicht van het college aan de raad (artikel 169, tweede lid, Gemeentewet) ligt het voor de hand dat het college zijn besluit ten aanzien van welke groepen inburgeringplichtigen bij voorrang een voorziening zal worden vastgesteld ter kennisname aan de raad aanbiedt.

Artikel 4 De samenstelling van de voorziening

In de verordening dienen regels te worden gesteld met betrekking tot de vaststelling door het college van een passende (duale) inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening, met inbegrip van de totstandkoming en samenstelling van die voorziening (artikel 19, vijfde lid, onderdeel b, WI). In dit artikel worden de kaders vastgesteld waarbinnen het college de opdracht heeft voor iedere inburgeringplichtige die daarvoor in aanmerking komt, een op de persoon toegesneden voorziening samen te stellen.

In het eerste lid wordt aangegeven op welke wijze het college een passende voorziening moet vaststellen. Bij het bepalen van de passendheid van een voorziening kunnen de volgende factoren een rol spelen:

-      de kennis van de inburgeringplichtige van de Nederlandse taal en de Nederlandse samenleving en zijn of haar leercapaciteit.

-      De maatschappelijke rol die de inburgeringplichtige vervult of gaat vervullen in de Nederlandse samenleving. Daarbij kan worden gedacht aan het verrichten van betaalde arbeid of het opvoeden van kinderen.

-      De persoonlijke situatie van de inburgeringplichtige. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eventuele zorgtaken die de inburgeringplichtige moet vervullen.

 

Voor de mogelijkheden van het aanbieden van duale inburgeringvoorzieningen wordt verwezen naar de toelichting bij het Besluit inburgering.

 

De samenstelling van de inburgeringvoorziening voor geestelijke bedienaren wordt geregeld bij ministeriële regeling. Gemeenten hebben dus niet de mogelijkheid om de inburgeringvoorziening die zij aan geestelijke bedienaren aanbieden naar eigen inzicht vorm te geven.

 

In geval van uitkeringsgerechtigde inburgeringplichtigen die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling ontvangen, kan het voordelen opleveren de voorziening daarmee te combineren.

De Wet inburgering bepaalt dat de voorziening gecombineerd moet worden met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (re-integratievoorziening) als een voorziening wordt aangeboden aan een inburgeringplichtige die bijstandsgerechtigd is of een uitkering ontvangt op grond van een andere socialezekerheidswet of socialezekerheidsregeling én deze verplicht is om arbeid te verkrijgen of te aanvaarden (artikel 20, eerste lid, WI). Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van de gecombineerde voorziening (artikel 20, tweede lid, WI).

 

Artikel 19, vierde lid, WI draagt het college op om er voor te zorgen dat de voorziening wordt afgestemd op de mogelijkheden van betrokkene tot arbeidsinschakeling. De voorziening dient dus te worden afgestemd op de re-integratievoorziening. Aangezien de re-integratievoorziening in het kader van de uitkeringsverstrekking op grond van socialezekerheidswetten of -regelingen ook door andere partijen dan het college wordt verstrekt, zal het college afspraken moeten maken met de verantwoordelijke uitvoerders van de socialezekerheidswet of -regeling: het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), eigenrisicodragers of overheidswerkgevers (artikel 21 WI).

 

Het tweede lid regelt de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening kan opnemen. In de wet is geregeld waaruit een inburgeringvoorziening in ieder geval moet bestaan: een cursus die toe leidt naar het inburgeringexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II en het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen (artikel 19, derde lid, WI).

 

Voor asielgerechtigde inburgeringplichtigen (oud- én nieuwkomers) maakt ook maatschappelijke begeleiding een verplicht onderdeel uit van de voorziening (artikel 19, zesde lid, WI). Wat betreft de bijkomende faciliteiten die het college als onderdeel van de voorziening voor inburgeringplichtigen kan opnemen, kan worden gedacht aan trajectbegeleiding of het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken met de inburgeringplichtigen. Ook kan worden gedacht aan een uitbreiding van de opleiding, bijvoorbeeld in de vorm van een maatschappelijke stage of een aparte module die gericht is op het verwerven van kennis van de Nederlandse samenleving.

Trajectbegeleiding en het houden van voortgangsgesprekken zullen vooral van belang zijn bij inburgeringplichtigen die geen voorziening in combinatie met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling krijgen. Bij voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vormen dergelijke faciliteiten reeds een vast onderdeel. Ten overvloede wordt gewezen op het feit dat het inburgeringexamen ook een praktijkgericht deel omvat, waarin de praktische (taal)vaardigheden worden getoetst. Het is vanzelfsprekend dat bij de samenstelling van de voorziening ook rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van deze vaardigheden. Daarbij zal de inzet van duale trajecten een belangrijke rol vervullen.

 

Artikel 5 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget

Op grond van artikel 19, tweede lid, in combinatie met artikel 19a, tweede lid, WI kan het college de voorziening vaststellen in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget als de inburgeringplichtige daarom verzoekt. Op grond van het vijfde lid van artikel 19 WI moet de gemeenteraad bij verordening regels stellen over de procedure die door het college wordt gevolgd bij het behandelen van verzoeken om een persoonlijk inburgeringbudget en de criteria die worden gehanteerd bij het toekennen van een persoonlijk inburgeringbudget. 

 

In het eerste lid legt de gemeente vast op welke wijze verzoeken van inburgeringplichtigen om toekenning van een persoonlijk inburgeringbudget worden behandeld. In de verordening kunnen de volgende onderwerpen worden geregeld:

-      de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend: schriftelijk of ook mondeling.

-      De wijze van begeleiding door de gemeente van de inburgeringplichtige bij vormgeving van zijn inburgering en de keuze van een inburgeringbedrijf. Op grond van artikel 4.27, eerste lid, Besluit inburgering moet het college deze taak op zich nemen.

-      De termijn die de inburgeringplichtige krijgt om op zoek te gaan naar een inburgeringbedrijf dat past bij zijn voorkeur en ambities.

 

Op grond van artikel 4.27, tweede lid, Besluit inburgering moet het college het voorstel van de inburgeringplichtige voor het volgen van een inburgeringprogramma of taalkennisvoorziening goedkeuren. Dit voorstel zal in de praktijk worden opgesteld door het inburgeringbedrijf. Het tweede en derde lid van dit artikel leggen de twee criteria vast aan de hand waarvan het college het voorstel  voor het volgen van respectievelijk een inburgeringprogramma en een taalkennisvoorziening goedkeurt. De eerste eis is dat het inburgeringprogramma naar het oordeel van het college passend is om de inburgeringplichtige voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. De taalkennisvoorziening dient gericht te zijn op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding (MBO 1 en 2).

Het tweede vereiste is dat het inburgeringprogramma of de taalkennisvoorziening wordt verzorgd door een inburgeringbedrijf dat voldoet aan de eis of de eisen die de verordening aan inburgeringbedrijven stelt. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een of meer van de volgende voorwaarden:

-      ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel;

-      beschikken over een keurmerk van de brancheorganisatie;

-      beschikken over aantoonbare ervaring en deskundigheid op het gebied van het verzorgen van inburgeringprogramma’s of taalkennisvoorzieningen.

 

Artikel 4.27, derde lid, Besluit inburgering bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening bepaalt wie met het inburgeringbedrijf een overeenkomst met betrekking tot de inburgering van de inburgeringplichtige sluit. Dit kan de inburgeringplichtige zijn, het college,het college en de inburgeringplichtige, een andere partij of een combinatie van de hiervoor genoemde partijen. gezamenlijk. In het vierde lid van dit artikel wordt dit geregeld, waarbij de raad zelf een keuze zal moeten maken. Het kan van belang zijn de partijen in de  verordening niet te eng te definiëren. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn , indien de gemeente samen met werkgevers inburgering op de werkvloer organiseert of wil gaan organiseren.

 

Artikel 6 De inning van de eigen bijdrage

In de verordening moeten regels worden gesteld die betrekking hebben op de inning van de eigen bijdrage van de inburgeringplichtige door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen (artikel 23, derde lid, WI). De hoogte van de eigen bijdrage is vastgelegd in de wet en bedraagt € 270. Dit bedrag kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd (artikel 23, tweede lid, WI).

 

In dit artikel van de verordening wordt geregeld dat de inburgeringplichtige het recht heeft de eigen bijdrage in een aantal termijnen te betalen. Artikel 24, eerste lid, WI maakt het bij inburgeringplichtigen die algemene bijstand ontvangen mogelijk dat het college de eigen bijdrage verrekent met deze uitkering. Als het college wil overgaan tot verrekening, moet dat worden vastgelegd in de beschikking tot vaststelling van de voorziening.

Als de inburgeringplichtige een uitkering van het UWV ontvangt, kan het college het UWV verzoeken de eigen bijdrage te verrekenen met of in te houden op de uitkering van het UWV (artikel 24, tweede lid, WI). In dit geval int het UWV de eigen bijdrage ten behoeve van de gemeente. Deze wijze van verrekening geschiedt door het UWV en niet door de gemeente, en wordt dus niet in deze verordening geregeld.

 

Artikel 7 Opleggen van verplichtingen

Dit artikel vormt de uitwerking van artikel 23, derde lid, WI dat bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de rechten en plichten van de inburgeringplichtige voor wie een voorziening is vastgesteld. Dit artikel delegeert de bevoegdheid aan het college om de verplichtingen die in het artikel worden genoemd aan inburgeringplichtigen in het kader van een voorziening op te leggen. Het college legt in de beschikking tot de vaststelling van de voorziening deze verplichtingen vast.

 

Artikel 8 De inhoud van de beschikking

Het besluit tot het vaststellen van een voorziening is een  beschikking. Dit betekent dat de inburgeringplichtige de mogelijkheid heeft tegen dit besluit in bezwaar en beroep te gaan. In dit artikel wordt geregeld welke onderwerpen in ieder geval in de beschikking moeten worden neergelegd.

 

In de beschikking zullen de toegekende voorziening en de daaraan verbonden rechten en plichten van de inburgeringplichtige nauwkeurig moeten worden vermeld (onderdelen a en b). De inburgeringplichtige is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de voorziening (artikel 23, eerste lid, WI). Handhaving hiervan is alleen mogelijk als de verplichtingen van de inburgeringplichtige duidelijk zijn omschreven en aan de betrokkene (onder andere door middel van de beschikking) bekend zijn gemaakt.

 

De termijn waarbinnen een inburgeringplichtige het inburgeringexamen moet hebben behaald, ligt vast in de wet. Deze termijn is drieënhalf jaar (artikel 7, eerste lid, WI). In de beschikking hoeft (en kan) van deze termijn alleen melding worden gemaakt (onderdeel c).

Onderdeel d bepaalt dat in beschikking moet worden vastgelegd in hoeveel termijnen de eigen bijdrage kan worden betaald en op welke wijze de betaling plaatsvindt (al dan niet op basis van verrekening met de bijstandsuitkering). Dit is geregeld in artikel 6 van de verordening.

 

Onderdeel e heeft betrekking op beschikkingen voor inburgeringplichtige oudkomers. Indien het college een voorziening vaststelt voor een oudkomer, dan moet het college in de betreffende beschikking ook de dag opnemen waarop de termijn van handhaving van de inburgeringplicht van start gaat (artikel 22, tweede lid, juncto artikel 26 WI). Binnen drieënhalf jaar na deze datum moet de betreffende oudkomer het inburgeringexamen hebben behaald. Het college kan zelf bepalen wanneer de termijn van handhaving van de inburgeringplicht van start gaat. Het ligt voor de hand om deze termijn direct te laten ingaan (en bijvoorbeeld niet te koppelen aan de datum waarop de voorziening van start gaat). De precieze datum waarop de voorziening van start gaat, zal niet altijd bekend zijn op het moment dat deze wordt toegekend.

Bovendien past het vaststellen van een datum van aanvang van handhaving van de inburgeringplicht, onafhankelijk van het moment waarop met de voorziening kan worden begonnen bij het uitgangspunt van de wet dat de betreffende persoon als oudkomer inburgeringplichtig is en in beginsel zelf verantwoordelijk is voor voldoen aan de inburgeringplicht.

 

Artikel 9 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

Artikel 35 WI draagt de gemeenteraad op bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete vast te stellen die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd. In artikel 34 WI zijn voor de verschillende overtredingen de maximumbedragen van de bestuurlijke boete vastgelegd. De gemeente kan deze boetebedragen in haar verordening overnemen, maar ze kan ook lagere bedragen vaststellen.

 

De boetebedragen die in de verordening worden opgenomen zijn maximumbedragen en geen gefixeerde bedragen. Het college zal bij elke overtreding de bestuurlijke boete moeten afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Bovendien moet het college daarbij ook zo nodig rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd (artikel 5:46, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht). Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen bestuurlijke boete zal moeten nagaan welke boete passend is, gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken inburgeringplichtige.

 

In het kader van een de uitvoering van een gecombineerde re-integratie- en inburgeringvoorziening kan het voorkomen dat dezelfde gedraging (bijvoorbeeld het niet voldoen aan een oproep om te verschijnen en gegevens te verstrekken) zowel aanleiding kan zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete als voor het verlagen van de bijstand (een maatregel op grond van artikel 18, tweede lid, Wet werk en bijstand) of het opleggen van een boete of maatregel op grond van een andere socialezekerheidswet of - regeling. Artikel 37 WI bevat een regeling voor deze samenloop. In dit artikel wordt bepaald dat het college in dat geval geen bestuurlijke boete kan opleggen.

 

Artikel 10 Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding een hogere boete op te leggen dan op grond van artikel 9 mogelijk is. Het eerste en tweede lid kunnen alleen de verordening worden opgenomen als in artikel 9, eerste en tweede lid, lagere maximumboetebedragen zijn opgenomen dan de maximumbedragen in de wet. De verhoogde boetebedragen ingeval van herhaling van de overtreding mogen uiteraard niet hoger zijn dan de maximumbedragen die in artikel 34 WI worden genoemd.

Om te kunnen spreken van een herhaling van een overtreding, moeten de overtredingen zich wel binnen een bepaalde tijdspanne voordoen, bijvoorbeeld 12 maanden. Gemeenten kunnen een kortere of langere termijn vaststellen.

Artikel 34, onderdeel d, WI biedt de mogelijkheid voor gemeenten om de bestuurlijke boete te verhogen van maximaal € 500 naar maximaal € 1.000 in het geval dat de inburgeringplichtige bij herhaling niet voldoet aan de verplichting binnen de gestelde termijn het inburgeringexamen te behalen. Dit is geregeld in het derde en vierde lid van dit artikel.

 

Als de inburgeringplichtige niet binnen de voor hem geldende termijn het inburgeringexamen heeft behaald, dan legt het college hem een bestuurlijke boete op. De maximumboete die kan worden opgelegd, is neergelegd in artikel 10, derde lid, van de verordening. Op grond van artikel 32 WI moet het college in de boetebeschikking een nieuwe termijn vaststellen waarbinnen de inburgeringplichtige alsnog het inburgeringexamen moet behalen. Als de inburgeringplichtige ook binnen deze nieuwe termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, maakt het derde lid het mogelijk dat het college een hogere boete vaststelt. Het wettelijk maximum bedraagt € 1.000 (artikel 34, onderdeel d, WI). Ook in dat geval zal in de boetebeschikking een nieuwe termijn moeten worden opgenomen waarbinnen de inburgeringplichtige het inburgeringexamen moet behalen.

Als de inburgeringplichtige ook binnen deze (derde) termijn het inburgeringexamen niet heeft behaald, regelt het vierde lid dat het college wederom een hogere bestuurlijke boete kan opleggen. De maximumboete in het vierde lid geldt ook voor alle hierop volgende overschrijdingen van termijnen door de inburgeringplichtige.

 

Het vierde lid kan alleen in de verordening worden opgenomen als in het derde lid niet het wettelijk maximum van € 1.000 is vastgesteld. Alleen in dat geval is er ruimte voor het verhogen van het maximumbedrag van de bestuurlijke boete (tot maximaal € 1.000).

Als in het derde lid het wettelijk maximum van € 1.000 is opgenomen of als de gemeente er geen behoefte aan heeft om een hogere maximumboetebedrag vast te stellen wanneer termijnen bij herhaling worden overschreden, kan het vierde lid worden geschrapt en dient het derde lid als volgt te luiden:

De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste <BEDRAG VAN MAXIMAAL € 1.000> indien de inburgeringplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringexamen heeft behaald.

 

De artikelen 9 en 10 bieden in de vorm van het vaststellen van maximumbedragen het kader voor het college bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boetes in individuele gevallen. Het college zal binnen deze kaders zelf een beleid moeten ontwikkelen. Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels vastlegt hoe dat beleid er uit ziet: welke boete wordt in beginsel opgelegd bij welke overtreding en met welk bedrag wordt de boete in beginsel verhoogd als de betrokken inburgeringplichtige dezelfde overtreding nogmaals pleegt.

 

Artikel 11 Aanwijzen van de doelgroepen

In dit artikel worden de criteria genoemd op grond waarvan het college categorieën vrijwillige inburgeraars kan aanwijzen die bij voorrang in aanmerking komen voor een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening. Het ligt voor de hand om bij vrijwillige inburgeraars dezelfde criteria te hanteren als bij inburgeringplichtigen (artikel 3 van de verordening). 

 

Artikel 12 De samenstelling van de voorziening

Zie de toelichting bij artikel 4 van de verordening.

 

Artikel 13 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringbudget

Zie de toelichting bij artikel 5 van de verordening.

 

Artikel 14 De inning van de eigen bijdrage

Op grond van artikel 24e WI is de vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringvoorziening of taalkennisvoorziening is overeengekomen een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van deze bijdrage is geregeld in artikel 23, tweede lid, WI. Artikel 24f bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen. Artikel 14 van deze verordening is de uitwerking van deze verplichting.

 

Artikel 15 Opleggen van verplichtingen

In dit artikel zijn de verplichtingen voor een vrijwillige inburgeraar neergelegd die het college kan opnemen in de overeenkomst met een vrijwillige inburgeraar. Het gaat om dezelfde verplichtingen als de verplichtingen die het college kan opnemen in de beschikking waarmee een voorziening voor een inburgeringplichtige wordt vastgesteld (zie artikel 7 van de verordening).

 

Artikel 16 De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar over het toekennen van een voorziening zal dezelfde onderwerpen bevatten als de beschikking tot het vaststellen van een voorziening voor inburgeringplichtigen.

Artikel 17 Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Op grond van artikel 24f moet de raad bij verordening regels stellen over de niet-nakoming van de overeenkomst. In dit artikel legt de raad de sancties vast die het college kan toepassen als de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeenkomst niet nakomt. Gedacht kan worden aan de volgende soorten sancties:

-      een maximale boete, waarbij het bedrag van de boete vergelijkbaar is met of lager dan de bestuurlijke boetes die het college kan opleggen als een inburgeringplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt;

-      een maximale boete in de vorm van een bepaald percentage van de kosten van de voorziening, waarbij de maximale hoogte van de boetebedragen vergelijkbaar is met of lager dan de bestuurlijke boetes die het college kan opleggen als een inburgeringplichtige de verschillende verplichtingen niet nakomt.

 

Naast het opleggen van sancties, hebben gemeenten ook de mogelijkheid om prestaties te belonen, bijvoorbeeld in de vorm van een bonus als een vrijwillige inburgeraar aan het inburgeringexamen of staatsexamen heeft deelgenomen of daarvoor geslaagdis. Ook de bonussen kunnen in de overeenkomst worden opgenomen.

 

Artikel 18 Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Artikel 24f WI draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels te stellen over het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar. Dit artikel van de verordening is een uitwerking van deze verplichting. Dit artikel is gelijk aan artikel 27 WI, waarin is geregeld op welke wijze het college de identiteit van een inburgeringplichtige vaststelt.

 

Artikel 19 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 20 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.