Organisatie | Dronten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Besluit proceskosten bestuursrecht |
Citeertitel | Beleidsregel Besluit proceskosten bestuursrecht |
Vastgesteld door | geattribueerde functionaris |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Belastingen |
Geen
Besluit proceskosten bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-04-2011 | Onbekend | 23-03-2011 Onbekend | Onbekend |
De gemeenteambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de gemeente Dronten
Gelet op artikel 1:3, vierde lid, Awb, artikel 7:15 Awb, artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage,
vast te stellen de “Beleidsregel Besluit proceskosten bestuursrecht”
Reis- en verblijfkosten van een belanghebbende kunnen voor vergoeding in aanmerking
komen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat reiskosten worden vergoed op basis van een
kaartje openbaar vervoer 2e klasse, tenzij de reis (redelijkerwijs) per openbaar vervoer niet
mogelijk is. In dat geval worden de reiskosten vergoed tegen een bedrag van € 0,28 per
kilometer. De hoogte van de vergoeding van verblijfkosten wordt in goede justitie bepaald.
Verletkosten van een belanghebbende kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. De
vergoeding van verletkosten vindt in beginsel plaats tegen de werkelijke kosten, waarbij geldt
dat het minimum bedrag per uur € 4,54 en het maximum bedrag per uur € 53,09 bedraagt.
Kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen,
internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken kunnen voor vergoeding in
aanmerking komen. De vergoeding van deze kosten vindt in beginsel plaats tegen de
Een proceskostenvergoeding wordt eerst toegekend indien belanghebbende kan aantonen dat de betreffende kosten daadwerkelijk op hem drukken.
Het bedrag aan proceskostenvergoeding wordt overgemaakt op het rekeningnummer van belanghebbende.
Toelichting behorende bij de Beleidsregel Besluit proceskosten bestuursrecht
In toenemende mate wordt in bezwaarschriften, die zijn gericht tegen de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) genomen (waarde)beschikkingen, op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een verzoek ingediend om vergoeding van proceskosten. Een dergelijk verzoek dient te worden beoordeeld met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. In artikel 1 van dit besluit worden de voor vergoeding in aanmerking komende kosten limitatief opgesomd. In de bezwaarschriften wordt vaak een verzoek ingediend voor vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (artikel 1, onderdeel a, besluit proceskosten bestuursrecht) en de kosten van een deskundige die een verslag (lees: taxatierapport) heeft uitgebracht (artikel 1, onderdeel b, Besluit proceskosten bestuursrecht).
In de praktijk is niet altijd duidelijk op welke wijze een vergoeding voor proceskosten wordt berekend. Deze beleidsregel dient ervoor om aan deze onduidelijkheid een einde te maken. Hierna wordt per artikel een nadere toelichting gegeven.
Ten aanzien van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand geldt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht een genormeerde kostenvergoeding. Daarbij wordt per zaak beoordeeld van welke van de in dit besluit opgenomen proceshandelingen in bezwaar sprake is. Aan iedere proceshandeling is een puntenwaardering toegekend. In bezwaar kunnen de volgende proceshandelingen worden onderscheiden:
Ten aanzien van het horen van een belanghebbende wordt het telefonisch horen in het kader van deze beleidsregel niet aangemerkt als horen. Als gevolg daarvan wordt bij telefonisch horen geen punt toegekend. Van horen is eerst sprake indien een hoorzitting daadwerkelijk wordt bijgewoond.
Het aantal punten wordt vermenigvuldigd met het in het Besluit proceskosten bestuursrecht opgenomen bedrag per punt. Vervolgens dient een wegingsfactor voor de zaak te worden bepaald (variërend van zeer licht tot zeer zwaar). Uit de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 15 augustus 2008, nr. 07/00181, LJN: BF0084, volgt dat de toepassing van de wegingsfactoren, op grond van de toelichting op het Besluit proceskosten bestuursrecht, steeds in overeenstemming moet zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener. In deze beleidsregel is, met inachtneming van deze uitspraak, invulling gegeven aan de toepassing van de wegingsfactoren.
Op grond van deze beleidsregel is een zaak in beginsel gemiddeld is, tenzij een zaak als zeer licht dient te worden aangemerkt. Van een zeer lichte zaak is bijvoorbeeld sprake indien een bezwaarschrift summier is gemotiveerd. Daarvan is onder meer sprake indien in het bezwaarschrift:
Nadat het aantal punten is vermenigvuldigd met het bedrag per punt en de van toepassing zijnde wegingsfactor dient nog te worden beoordeeld of sprake is van samenhangende zaken. Daarvan is sprake indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Uit het arrest van de Hoge Raad van 1 oktober 2004, nrs. 37 851, 39 191 en 39 192, LJN: AR3090, volgt dat geen sprake is van samenhangende zaken indien een gemachtigde in een geschrift bezwaar maakt tegen de WOZ-waarde van verschillende onroerende zaken.
Verder volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2008, nr. 44 041, LJN: BG7294, dat zaken die niet gegrond zijn niet als samenhangende zaken dienen te worden aangemerkt.
Indien sprake is van samenhangende zaken dient te worden beoordeeld hoeveel zaken samenhangend zijn. Zijn dat er twee of drie dan wordt het resultaat van de berekening van het aantal punten x het geldende tarief per punt x de van toepassing zijnde wegingsfactor met factor 1 vermenigvuldigd. Indien sprake is van 4 of meer samenhangende zaken wordt het resultaat van de berekening van het aantal punten x het geldende tarief per punt x de van toepassing zijnde wegingsfactor met factor 1,5 vermenigvuldigd.
Ten aanzien van de kosten van een deskundige die een verslag (lees: taxatierapport) heeft
uitgebracht, geldt dat de vergoeding van deze kosten wordt vastgesteld met
overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in
strafzaken. Als gevolg daarvan geldt een maximum uurtarief van € 81,23 exclusief BTW.
In de praktijk wordt vaak een taxatierapport overgelegd, waarbij wordt verzocht om de kosten
van dit rapport te vergoeden. Ten einde te beoordelen of de kosten van een taxatierapport
redelijk zijn, is een onderzoek verricht naar de kosten en tijdsbesteding van een taxatie in
Nederland. Daarbij is navraag gedaan bij verschillende organisaties, die taxaties verrichten.
Uit voornoemd onderzoek blijkt dat in hoofdlijnen veelal wordt uitgegaan van de volgende
Verder blijkt uit een uitspraak van Rechtbank Amsterdam van 20 december 2010, nr. AWB
101/386, LJN: BO8903, dat de taxatiewerkzaamheden niet van zodanig wetenschappelijke of
bijzondere aard zijn dat daaraan het maximumtarief dient te worden toegekend. De
rechtbank acht een uurtarief van € 40,61 exclusief BTW niet onredelijk. Op basis van deze
uitspraak alsmede gelet op voornoemd onderzoek zijn in deze beleidsregel de volgende
Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 1999, nr. 34 442, Belastingblad 1999,
blz. 621, dient BTW te worden vergoed, indien de BTW op belanghebbende drukt.
Voornoemde uurtarieven worden ook gehanteerd indien een deskundige daadwerkelijk een
hoorzitting bijwoont. Het van toepassing zijnde uurtarief wordt in dat geval vermenigvuldigd
met het aantal uren dat met de hoorzitting is gemoeid.
Ten aanzien van de vergoeding van de kosten van een deskundige die een verslag (lees:
taxatierapport) heeft uitgebracht, wordt nog opgemerkt dat op grond van de uitspraken van
onder andere Rechtbank Amsterdam van 30 november 2006, nr. 06/1171, LJN: AZ4881 en
Rechtbank Arnhem van 28 december 2010, nr. AWB 10/454, LJN: BP1769, niet relevant is
of de betreffende deskundige bij hetzelfde bedrijf werkzaam is als de derde die beroepsmatig
rechtsbijstand verleent. In dat geval is het denkbaar dat het moeilijker is om na te gaan of de
kosten die als deskundigenkosten worden opgevoerd uitsluitend samenhangen met de
ingeschakelde taxatietechnische expertise dan wel dat deze kosten (mede) betrekking
hebben op kosten van advisering van rechtskundige aard, waarvan de vergoeding reeds
begrepen is in de kostenvergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze
omstandigheid leidt ertoe dat de kosten van de deskundige zorgvuldig moeten worden
onderscheiden. Als gevolg daarvan wordt op grond van deze beleidsregel een nadere
onderbouwing verlangd van de kosten die als deskundigenkosten worden opgevoerd.
Ten aanzien van reis- en verblijfkosten van een belanghebbende geldt dat reiskosten worden
vergoed op basis van een kaartje openbaar vervoer 2e klasse, tenzij de reis (redelijkerwijs)
per openbaar vervoer niet mogelijk is. In dat geval worden de reiskosten vergoed tegen een
bedrag van € 0,28 per kilometer. Op grond van de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam
van 26 mei 2004, nr. 02/04617, LJN: AP1069, wordt de hoogte van de vergoeding van
verblijfkosten in goede justitie bepaald. Op grond van deze beleidsregel worden daarbij in
beginsel de werkelijk gemaakte kosten vergoed, mits deze kosten redelijk (dat wil zeggen
Van verlet is sprake indien een belanghebbende verlof dient te nemen om bijvoorbeeld een
hoorzitting bij te wonen. De vergoeding van verletkosten vindt in beginsel plaats tegen de
werkelijke kosten, waarbij geldt dat het minimum bedrag per uur € 4,54 en het
maximum bedrag per uur € 53,09 bedraagt.
Kosten van uittreksels uit de openbare registers, telegrammen, internationale telexen,
internationale telefaxen en internationale telefoongesprekken kunnen voor vergoeding in
aanmerking komen. De vergoeding van deze kosten vindt in beginsel plaats tegen de
Uit jurisprudentie (bijvoorbeeld Hoge Raad 25 april 2008, nr. 43 815, LJN: BD0464) volgt dat
een proceskostenvergoeding eerst wordt toegekend indien belanghebbende kan aantonen
dat de betreffende kosten daadwerkelijk op hem drukken. Om dit te kunnen beoordelen, kan
van een belanghebbende worden verlangd dat de door hem gevraagde kostenvergoeding
wordt onderbouwd met facturen en betalingsbewijzen.
Op grond van artikel 4:89, eerste lid, van de Awb kan belanghebbende als schuldeiser een
bankrekeningnummer aanwijzen, waarop de betaling dient plaats te vinden. Uit de Memorie van Toelichting (Kamerstukken 2003-2004, 29702, nr. 3, p. 37) blijkt dat het daarbij gaat om een aangewezen bankrekening ten name van belanghebbende. Als gevolg daarvan wordt het bedrag aan proceskostenvergoeding overgemaakt op het rekeningnummer van belanghebbende.
Deze beleidsregel treedt met ingang van de achtste dag na de dag van bekendmaking van de beleidsregel in werking.
Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel besluit proceskosten bestuursrecht”.