Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borsele

Beleidsregels Bijzondere bijstand Borsele 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorsele
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bijzondere bijstand Borsele 2010
CiteertitelBeleidsregels Bijzondere Bijstand Borsele 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 35

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201101-01-2015nieuwe regeling

15-12-2010

Borselse Bode, 28-01-2010

geen
01-01-2011nieuwe regeling

15-12-2010

Borselse Bode, 28-01-2010

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere bijstand Borsele 2010

Burgemeester en Wethouders van Borsele,

gelet op de Wet werk en bijstand, overwegende dat in het kader van artikel 35 van deze wet het wenselijk is de beleidsregels met betrekking tot bijzondere bijstand in een afzonderlijke richtlijn bijeen te brengen en gelet op de zorg van het college van burgemeester en wethouders voor een doeltreffende voorlichting aangaande de verlening van bijstand,

stellen vast de volgende

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Borsele 2010

De begripsbepalingen van de Wet werk en bijstand (WWB) en Wet investeren in Jongeren (WIJ) zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Borsele;

b. de WWB: de Wet werk en bijstand (WWB);

c. de WIJ: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

d. algemene bijstand: bijstand, die wordt verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan

e. bijzondere bijstand (artikel 35 van de WWB): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen of uit de langdurigheidstoeslag;

f. de vrijlatingen op grond van artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid van de WWB gelden niet voor de bijzondere bijstand;

g. de bijstandsnorm: zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 30 van de WWB;

h. de inkomensvoorziening: zoals bedoeld in artikel 26 tot en met 34 van de WIJ;

i. langdurigheidstoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36 WWB;

j. de voorliggende voorziening: een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat.

 

Artikel 2 Wettelijke bepalingen

Aan bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:

a. de kosten moeten bijzonder zijn.

De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Ook door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt;

b. de kosten moeten noodzakelijk zijn.

Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, is het mogelijk dat advies bij een externe deskundige wordt ingewonnen. In ieder geval zijn de kosten zoals bedoeld in artikel 14 WWB niet noodzakelijk (zie 1.3).

c. de kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald.

In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met het inkomen en vermogen.

d. vergoeding van de kosten.

Door het aanvullende karakter en de sluitstukfunctie van de WWB, ligt ook het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorzieningen op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en simpele voorziening een adequaat noodzakelijke oplossing is en als passend en toereikend wordt geacht.

e. Voorliggende voorziening

In verband met het uitgangspunt dat de WWB in het stelsel van bestaansvoorziening de plaats inneemt voor de laatste voorziening, speelt het begrip voorliggende voorziening een bepalende rol. Artikel 15 WWB is van belang: geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. De bijzondere bijstand in het kader van de WWB mag het beleid, dat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening niet als noodzakelijk worden aangemerkt.

 

Artikel 3 Richtbedragen en meerkosten

  • 1

    Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten wordt aangesloten bij normbedragen zoals opgenomen in de Prijzengids van het Nibud. Indien de aanvraag betrekking heeft op duurzame gebruikgoederen of een complete woninginrichting wordt de hoogte van de bijzondere bijstand vastgesteld op basis van de Uitvoeringsregels bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen Borsele 2009;

  • 2

    Op de verstrekking van de bijzondere noodzakelijke kosten, worden kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht.

     

Artikel 4 De wijze van verstrekken

  • 1

    Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet (zonder terugbetaalverplichting);

  • 2

    Bijstand kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien:

    a. het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft;

    b. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Onder korte termijn wordt verstaan een periode van maximaal zes maanden;

    c. de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    d. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft;

    e. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft.

     

  • 3

    Bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid behoort, naast het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening, ook het geheel of gedeeltelijk weigeren van de uitkering in de vorm van een maatregel (artikel 18 WWB), de hoogte van maatregel wordt gebaseerd op de van toepassing zijnde Afstemmingsverordening, zie ook artikel 8 van deze beleidsregels;

  • 4

     Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor de duur van maximaal één jaar;

Artikel 5 Moment van aanvraag

  • 1

    Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2

    Om te voorkomen dat voor elke kleine bijzondere uitgaaf een aanvraagprocedure moet worden gevolgd, wordt toegestaan dat belanghebbende maximaal 12 maanden nadat de eerste kosten, voor zover deze blijven beneden het in artikel 35 lid 2 WWB genoemde bedrag zijn gemaakt, wacht met het indienen van de aanvraag om bijzondere bijstand.

  • 3

    Van het eerste lid kan eveneens worden afgeweken indien:

    a. de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen; of

    b. indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken;

     

  • 4

    Wanneer het genoemde in het tweede lid zich voordoet kan bijstand worden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 12 maanden.

  • 5

    Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het na een geboden hersteltermijn niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.

Artikel 6 Uitbetaling

De bijzondere bijstand wordt betaald nadat de betalingsbewijzen zijn ingeleverd.

Artikel 7 Terugvordering

De bepalingen betreffende terugvordering zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere bijstand (artikel 58 WWB juncto Beleidsregels terugvordering WWB).

Artikel 8 Afstemming

De verplichting tot het afstemmen van de bijstand is niet beperkt tot de algemene bijstand.

De bepalingen van art. 18, lid 2 WWB zijn ook van toepassing op de verlening van bijzondere bijstand. Wanneer de aanvraag voor de bijzondere bijstand het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verlaagt het college in overeenstemming met de Afstemmingsverordening de bijstand. Van een verlaging wordt afgezien, wanneer elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

 

Hoofdstuk 2 Drempelbedrag en Draagkracht

Artikel 9 Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

Artikel 10 Draagkrachtruimte

  • 1

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht in overeenstemming met de in de bepalingen van hoofdstuk 2;

  • 2

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op categoriale bijzondere bijstand;

  • 3

    Geen draagkracht hebben belanghebbenden die een netto maandinkomen hebben tot 100% van de voor hen geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening WIJ, inclusief vakantiegeld en die geen vermogen hebben boven de voor hen in artikel 34, derde lid, van de WWB genoemde vermogensgrens.

  • 4

    In afwijking van het bepaalde in het tweede lid geldt voor medische en sociale medische kosten een inkomensgrens van 120% van de geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening WIJ, inclusief vakantiegeld;

  • 5

    Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft dan de in het 2e en 3e lid genoemde inkomensgrenzen wordt de draagkracht als volgt vastgesteld:

  • 6

    Het draagkrachtjaar begint op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend en eindigt precies één jaar later;

  • 7

    Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met het vastgestelde jaardraagkracht; de vastgestelde ruimte blijft dus gelden. Alleen bij een ingrijpende wijziging (individueel te beoordelen) kan de eenmaal vastgestelde draagkracht tijdens deze periode aangepast worden;

  • 8

    Als bij een aanvraag blijkt dat er vóór de aanvraagdatum noodzakelijke kosten zijn gemaakt, dan wordt het draagkrachtjaar vastgesteld vanaf het moment dat deze kosten zich voor het eerst hebben voorgedaan.

Artikel 11 Inkomen en vermogen

  • 1

    Het in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald aan de hand van het inkomen op het moment van de aanvraag. Bij onregelmatige inkomsten is het gemiddelde inkomen in de drie maanden voorafgaande aan de maand van aanvraag bepalend.

  • 2

    Van het in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 WWB en artikel 33 lid 5 WWB niet tot het draagkrachtinkomen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemde artikelen worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het inkomen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand.

  • 3

    Inkomsten uit arbeid van inwonende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h WWB) worden niet vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor het minderjarige kind zelf. Betreft het bijzondere bijstand voor een ander kind, dan worden de inkomsten van het kind wel vrijgelaten.

  • 4

    De langdurigheidstoeslag wordt niet als inkomen aangemerkt.

  • 5

    Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34 lid 2 WWB niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend. Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. Hierbij geldt een extra vermogensvrijlating van € 5.000,- per persoon voor 65 plussers die geen uitvaartverzekering hebben en middelen voor hun uitvaart hebben gereserveerd op een aparte rekening waarvan geen opnames kunnen worden gedaan;

  • 6

    Het opgebouwde spaargeld gedurende de bijstand (artikel 34 lid 2 sub c WWB )wordt wél volledig tot de draagkracht gerekend voor zover dit meer bedraagt dan de vermogensvrijlating (grens als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB)

  • 7

    Vervoersmiddelen die ouder zijn dan 8 jaar en niet meer voorkomen in de ANWB koerslijst worden niet meegerekend voor het vermogen. Als de waarde van de vervoersmiddelen meer bedraagt dan € 5.000,00 wordt alleen het deel boven dit bedrag als vermogen aangemerkt. Van deze uitgangspunten wordt afgeweken indien er aantoonbare verschillen zijn tussen het goed en de uitgangspunten van de koerslijsten, bijvoorbeeld enerzijds een schade auto en anderzijds een oldtimer

  • 8

    Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf verleent het college, rekening houdend met artikel 50 van de WWB, de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening, als de bijzondere bijstand over de periode van één jaar naar verwachting meer bedraagt dan het netto minimumloon over één maand, ( 1 x de netto bijstandsnorm inclusief vakantiegeld voor gehuwden zoals bedoeld in artikel 21 sub c WWB) Zie hiervoor ook de Nota Krediethypotheek en Pandrecht gemeente Borsele.

Artikel 12 Draagkrachtpercentages

  • 1

    Voor de berekening van de draagkracht worden de volgende percentages gehanteerd:

    a. medische kosten ( inkomensgrens 120%) .................................... 25 %

    b. kosten tot behoud van zelfstandige huisvesting ........................... 25 %

    c. kosten kinderopvang en scholing op sociaal medische indicatie 25%

    d. geldleningen voor duurzame gebruiksgoederen ........................... 50 %

    e. woonkostentoeslag ......................................................................... 100 %

    f. bijstand voor schulden ..................................................................... 100 %

    g. andere bijzondere kosten ................................................................. 100 %

     

  • 2

    Bij vermogen dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens het draagkrachtpercentage vaststellen op 100%. Dit geldt ook voor opgebouwd spaargeld tijdens de bijstand, dat meer bedraagt dan het vrij te laten bescheiden vermogen.

Hoofdstuk 3 Toeslagen

Artikel 13 Jongerentoeslag

  • 1

    Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:

    a. de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de geldende inkomensvoorziening van artikel 26, onderdeel a, artikel 27, onderdeel a, artikel 28, eerste lid, onderdeel a, artikel 28, tweede lid, onderdeel a, b, c van de WIJ;

    b. in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);

    c. voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

    -de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

    -de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde kan maken.

     

  • 2

    De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    a. de ouder(s) is / zijn overleden of in het buitenland woont / wonen;

    b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

    c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    d. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

     

  • 3

    De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende jongere alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, worden gelijk gesteld aan de toepasselijke inkomensvoorziening WIJ voor een alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar of ouder. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen het inkomen van de jongere en de toepasselijke inkomensvoorziening WIJ;

  • 4

    De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk op de ouders verhaald.

     

     

Artikel 14 Toeslag voormalige alleenstaande ouder

  • 1

    Een toeslag wordt verleend, als het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de alleenstaande ouder komt, waardoor op deze ouder het normbedrag voor een alleenstaande van toepassing.

  • 2

    De toeslag wordt vastgesteld op het verschil tussen de som van de bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder inclusief vakantiegeld vermeerderd met de kinderbijslag en de bijstandsnorm voor een alleenstaande inclusief vakantiegeld vermeerderd met het inkomen van het kind. Bij de berekening wordt eveneens rekening gehouden met de toepasselijke heffingskortingen

  • 3

    De toeslag wordt verleend voor maximaal twaalf maanden onder de voorwaarde dat het kind tot het huishouden van de ouder blijft behoren en het gezamenlijke inkomen minder bedraagt dan de norm voor een alleenstaande ouder vermeerderd met de kinderbijslag;

  • 4

    De toeslag wordt als volgt afgebouwd:

    1e 3 maanden 100%

    2e 3 maanden 75%

    3e 3 maanden 50%

    4e 3 maanden 25%

     

  • 5

    Voor de bepaling van de inkomsten van het kind wordt het bedrag van inkomsten op grond van de Wet op de Studiefinanciering vastgesteld in overeenstemming met artikel 33 van de WWB.

Artikel 15 Overbruggingstoeslag terugval inkomen

  • 1

    Tijdens de overgangsperiode na een scherpe onvoorziene terugval in inkomen, bijvoorbeeld het overlijden van de echtgenoot of verlating of bij een overgang van een uitbetalingperiode, kan bijzondere bijstand ter overbrugging worden verleend;

  • 2

    Voor deze overbruggingsbijstand gelden de volgende uitgangspunten:

    • de inkomensterugval was redelijkerwijs niet te voorzien;

    • de inkomensterugval was geen gevolg van onverantwoord gedrag;

    • het vroegere inkomen was tenminste 25% hoger dan de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening WIJ, inclusief vakantiegeld;

    • het maximum voor overbrugging in aanmerking te nemen inkomen is 150% van de toegekende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld;

    • De overbruggingsuitkering wordt verstrekt om niet.

    • Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht in mindering gebracht.

     

  • 3

    De hoogte van de overbruggingstoeslag bedraagt:

    • 1e 3 maanden 100%

    • 2e 3 maanden 75%

    • 3e 3 maanden 50%

    • 4e 3 maanden 25%

    Na deze periode van 12 maanden is er geen recht meer op de toeslag.

     

Artikel 16 Overbrugging tot eerste betaling WWB

  • 1

    Indien een belanghebbende door een niet verwijtbare situatie niet of onvoldoende heeft kunnen reserveren voor de betaling van de eerste maandhuur kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor deze kosten;

  • 2

    Tot de in het eerste lid genoemde categorie behoren in ieder geval personen die:

    a. de opvang in een Asielzoekerscentrum (AZC) verlaten; of

    b. na een echtscheiding de echtelijke woning moeten verlaten.

     

  • 3

    De bijzondere bijstand voor de eerste huurlasten wordt om niet verstrekt;

  • 4

    Voor de overige algemene kosten van het bestaan kan een voorschot op grond van artikel 52 WWB of artikel 37 WIJ worden verstrekt.

Artikel 17 Woonkostentoeslag

  • 1

    Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:

    a. Indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;

    b. Indien een eigen woning wordt bewoond:

    • de hypotheekrente (dus niet de aflossing);

    • het eigenaargedeelte van de onroerend zaak belasting;

    • de opstalverzekering;

    • de waterschapslasten (eigenaargedeelte);

    • rioolrechten;

    • een vast bedrag voor de kosten van onderhoud van de woning en de centrale verwarmingsinstallatie. Een specificatie van deze kosten is terug te vinden op het normenoverzicht in het Handboek WWB van Schulinck;

     

  • 2

    Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen:

    a. Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag;

    b. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

     

  • 3

    Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:

    a. Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag wordt een toeslag verstrekt;

    b. De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag gelet op zijn financiële situatie voor de woonkosten per maand zou ontvangen;

    c. De toeslag wordt steeds voor één jaar vastgesteld en toegekend;

    d. Het deel van de (achteraf) te ontvangen belastingteruggaaf dat betrekking heeft op de kosten waarvoor de woonkostentoeslag is verleend, wordt van de belanghebbende teruggevorderd;

     

  • 4

    Bij van inwoning door eigen- of pleegkinderen tot 21 jaar worden de inkomsten van deze kinderen niet in aanmerking genomen tot het bedrag per maand per verwant dat is genoemd in de Wet op de huurtoeslag. Een eventueel hoger inkomen wordt verdisconteerd op de wijze van de Wet op de Huurtoeslag;

  • 5

    Bij inwoning door onderhuurders, kostgangers en andere inwonenden, worden de woonkosten voor het vaststellen van het recht op bijzondere bijstand gedeeld door het aantal bewoners. De bijzondere bijstand wordt vervolgens vastgesteld, afhankelijk van de hoogte van de woonkosten, op de wijze zoals hierboven beschreven.

     

Artikel 18 Woonkosten boven huurgrens

  • 1

    Indien de woonkosten van een huurwoning of eigen woning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan is verlening van bijzondere bijstand mogelijk, voor zover door een verandering in inkomsten of een veranderde situatie wat betreft inwonenden de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan;

  • 2

    De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes maanden. Deze periode kan worden verlengd indien –en voor zover- bijzondere individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 3

    Aan de woonkostentoeslag die op grond dit artikel is toegekend is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, dan wordt de woonkostentoeslag verlengd met maximaal zes maanden. Deze verlenging kan bij voldoende en concrete activiteiten om goedkopere woonruimte te verkrijgen nog twee maal met een periode van zes maanden plaats vinden. De maximale termijn waarover een woonkostentoeslag verleend kan worden bedraagt twee jaar.

  • 4

    De woonkostentoeslag wordt op dezelfde manier als de huurtoeslag berekend. Dit betekent dat voor het gedeelte van de huur boven de huurgrens geen woonkostentoeslag wordt verstrekt.

  • 5

    Bij van inwoning door eigen- of pleegkinderen tot 21 jaar is het bepaalde in artikel 17 lid 4van toepassing;

  • 6

    Bij inwoning door onderhuurders, kostgangers en andere inwonenden is het bepaalde in artikel 17 lid 5 van toepassing.

Hoofdstuk 4 Medische kosten

Artikel 19 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1

    Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening, inclusief vakantiegeld, kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van CZ zorgverzekeringen, het Gemeentepakket extra.

  • 2

    Het Gemeentepakket extra vergoedt noodzakelijke medische kosten. Dit gemeentepakket is voor medische kosten een voorliggende voorziening.

  • 3

    Indien het college van mening is dat het niet deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering een verantwoorde keuze is geweest, kan in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid bijzondere bijstand worden verleend. De maximale vergoeding bedraagt niet meer dan de maximale vergoeding die op basis van Het Gemeentepakket extra zou gelden, onder aftrek van de vergoeding die een aanvullende verzekering biedt.

Artikel 20 Categoriale bijzondere bijstand

  • 1

    Het college verstrekt aan personen die behoren tot de in artikel 35 lid 3 en lid 4 genoemde categorie, bijzondere bijstand, zonder na te gaan of f ten aanzien van die persoon de kosten als gevolg van ziekte, handicap of ouderdom ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn

     

  • 2

    Voor de voorwaarden voor het recht op en de hoogte van deze bijdrage wordt verwezen naar de Regeling Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken, gehandicapten en ouderen Borsele 2010;

     

  • 3

    Wanneer in een concreet geval de op categoriale wijze verstrekte bijzondere bijstand ontoereikend is om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan, kan aanvullend individuele bijzondere bijstand verstrekt worden. In dat geval zal alsnog de toets moeten plaatsvinden of de kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn en of ze ook daadwerkelijk zijn gemaakt.

     

Artikel 21 Medische kosten

  • 1

    Voor bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende (para)medische noodzakelijke kosten in aanmerking:

    a. de eigen bijdrage in de kosten van aanschaf, reparatie van een hoorapparaat en noodzakelijke batterijen tot maximaal het in de bijlage vermelde bedrag;

    b. de eigen bijdrage van noodzakelijke tandheelkundige hulp;

    c. de eigen bijdrage voor de kosten van orthodontie voor personen tot 18 jaar. Zodra de maximumvergoeding op grond van de ziektekostenverzekering is bereikt, wordt niet langer bijzondere bijstand verstrekt;

    d. de eigen bijdrage in de kosten van een kunstgebit;

    e. de ten gevolge van langdurige ziekte of beperking ontstane meerkosten van slijtage van kleding en/of beddengoed en bewassing en / of meerkosten van verwarming;

    f. de meerkosten van medisch noodzakelijk aangepast schoeisel;

    g. de eigen bijdrage in de kosten van aanleg en abonnement van een bejaardenalarm.

    h. de eigen bijdrage in de kosten van kraamhulp. Voor de eventuele eigen bijdrage in de ziekenhuiskosten kan alleen bijzondere bijstand verleend worden als er sprake is van een ziekenhuisbevalling op grond van een medische indicatie;

    i. de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet;

    j. de meerkosten van warme maaltijden van Tafeltje Dekje, voor zover de werkelijke kosten van de warme maaltijd uitstijgen boven de kosten van een warme maaltijd volgens de Prijzengids van het NIBUD. Het vrijwilligershuis indiceert de noodzaak voor zowel jongeren als ouderen. Voor de vergoeding van de kosten van huur van een vriezer of magnetron gelden de tarieven, die worden gehanteerd door het Vrijwilligershuis;

    k. de eigen bijdrage in de kosten medisch noodzakelijke behandeling door een pedicure;

    l. de eigen bijdrage in de kosten van psychologische hulp;

    m. de eigen bijdrage voor alternatieve geneeswijzen;

     

  • 2

    In voorkomende gevallen kan het college de medische noodzaak laten vaststellen door een keuringsarts.

  • 3

    Geen bijstand wordt verleend voor kosten van medische behandelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in artikel 18c. Eerste lid van de Wet Ziekenhuisvoorzieningen, dan wel wanneer deze medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden (artikel 17, lid 5 ABW)

Artikel 22 Bril en contactlenzen

  • 1

    Voor de kosten van een standaardmontuur en standaardglazen kan eenmaal per 24 maanden bijzondere bijstand worden verleend;

  • 2

    Er wordt uitgegaan van ongekleurde glazen, waarbij de goedkoopste kunststof glazen niet worden aangemerkt als luxe. Ook multifocale glazen, ontspiegelde glazen en kunststofglazen met een hardingslaag voor kinderen worden niet als luxe aangemerkt en komen voor vergoeding in aanmerking. Andere aanpassingen aan de glazen kunnen alleen voor volledige vergoeding in aanmerking komen, wanneer deze zijn voorgeschreven door een oogarts;

  • 3

    Vervanging van de glazen binnen 24 maanden is alleen mogelijk indien de sterkte van de glazen moet worden aangepast. Indien de maximale vergoeding voor een bril om medische redenen niet toereikend is, kunnen de noodzakelijke meerkosten worden vergoed. In beide gevallen moet de medische noodzaak blijken uit een voorschrift van de behandelende oogarts;

  • 4

    Vergoeding van montuur binnen 24 maanden is mogelijk als blijkt dat bij verandering in de sterkte van de glazen de nieuwe glazen het oude montuur niet meer geschikt is, of als het montuur te klein is geworden in het geval van opgroeiende kinderen;

  • 5

    Voor de kosten van contactlenzen kan eenmaal per 24 maanden bijzondere bijstand worden verleend. De kosten van vloeistoffen blijven voor eigen rekening.

  • 6

    Als er een medische noodzaak is voor de aanschaf van contactlenzen in plaats van een bril, worden de kosten van de lenzen en de noodzakelijke vloeistoffen volledig vergoed;

  • 7

    De maximale vergoeding bedraagt niet meer dan de maximale vergoeding die op basis van de collectieve ziektekostenverzekering zou gelden. Als de aanvullende verzekering van de betrokkene een vergoeding verstrekt, wordt deze op de bijzondere bijstand in mindering gebracht

Artikel 23 Eigen bijdragen Wmo voorzieningen

De eigen bijdrage of het eigen aandeel in de kosten van hulp bij het huishouden, een woonvoorziening of een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, komt in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Artikel 24 Reiskosten in Nederland voor ziekenbezoek

  • 1

    Voor ziekenbezoek aan gezinsleden tot en met 1e graad wordt bijzondere bijstand verleend voor niet door de ziektekostenverzekeraar gedekte kosten van eerste de 40 km tegen de vergoedingsnorm van de ziektekostenverzekeraar, tot een maximum van 2 x per week.

  • 2

    Voor familieleden t/m 2e graad tot een maximum van 1 bezoek per week;

  • 3

    Deze vergoeding kan eveneens worden verstrekt wegens bezoek aan thuis verpleegd wordende personen indien er sprake is van levensbedreigende omstandigheden;

  • 4

    Alleen reiskosten gemaakt in Nederland komen voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 5 duurzame gebruiksgoederen

Artikel 25 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1

    Voor de noodzakelijke aanschaf of vervanging van duurzame gebruiksgoederen of de kosten van een complete woninginrichting, wordt bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht verleend, tenzij deze beleidsregels anders bepalen;

  • 2

    Het verstrekken van een lening door een kredietinstelling die voldoet aan de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet (NVVK) wordt als een voorliggende voorziening aangemerkt;

  • 3

    Onder “duurzame gebruiksgoederen” zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan de gebruikelijke inventaris van een woning;

  • 4

    De noodzaak van de bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen wordt beoordeeld aan de hand van:

    a. de feitelijke toestand van te vervangen duurzame gebruiksgoederen;

    b. de grootte van de woning van de belanghebbende;

    c. de grootte van het gezin van de belanghebbende;

    d. overige feiten en omstandigheden die van belang zijn;

     

  • 5

    De hoogte van de lening wordt vastgesteld op basis van de Uitvoeringsregels Duurzame gebruikgoederen Borsele 2009;

     

Artikel 26 Aflossing leenbijstand

Bij de aflossing van de leenbijstand gelden de volgende bepalingen

1. de geldlening wordt afgelost met een bedrag gelijk aan tenminste 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld, vermeerderd met de toeslag en/of verminderd met de verlaging als bedoeld in de gemeentelijke toeslagenverordening;

2. wanneer het inkomen uitgaat boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld (en indien van toepassing inclusief gemeentelijke toeslag), wordt het op grond van het voorgaande lid bepaalde aflossingsbedrag verhoogd met 50 % van de draagkrachtruimte in het inkomen

3. de aflossingstermijn kan worden gesteld op maximaal 36 maanden, tenzij er sprake is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

4. Indien de cliënt na 3 jaar aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan, dat wil zeggen gedurende 36 maanden onafgebroken de aflossing heeft betaald, kan het resterende bedrag bij afzonderlijk besluit worden omgezet in bijstand >om niet=.

5. wanneer en voor zover voor de kosten van algemeen noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen een lening is verstrekt door een kredietinstelling kan, wanneer dit noodzakelijk is, bijstand worden verleend voor de periodiek verschuldigde rente- en aflossingsbedragen, voor zover deze verplichtingen de aflossingscapaciteit als bedoeld in het eerste en tweede lid te boven gaan.

 

Artikel 27 Duurzame gebruiksgoederen voor langdurige minima

  • 1

    Aan langdurige minima kan eenmaal per 12 maanden een bedrag om niet worden toegekend, voor noodzakelijke vervanging van inventaris. De noodzaak zal individueel moeten worden bepaald.

  • 2

    Deze voorziening staat open voor alleenstaanden, alleenstaande ouders en gezinnen, indien men drie jaar aangewezen is geweest op een inkomen op bijstandsniveau;

  • 3

    Het bedrag dat jaarlijks als bijstand om niet kan worden verleend is vermeld in de bijlage bij deze beleidsregels;

  • 4

    De volgende gebruiksgoederen komen voor bijstand om niet in aanmerking:

    wasmachine                             centrifuge                             bed met toebehoren

    koelkast                                     stofzuiger                              eethoek

    kookgelegenheid                     televisie                                bankstel + salontafel

    radio                                           bergkast                               stoffering

     

  • 5

    Een computer met printer wordt tot de noodzakelijke gebruiksgoederen gerekend voor gezinnen met een kind dat voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaan en waar nog geen computer aanwezig is.

Hoofdstuk 6 Overige kosten

Artikel 28 Kosten i.v.m. sociale en financiële omstandigheden

1. Voor bijzondere bijstandsverlening in de vorm van bijstand om niet komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden:

a. de kosten van een begrafenis of crematie in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopste adequate mogelijkheid, in de bijlage bij deze regels is bepaald welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen;

b. de kosten van het noodzakelijk verhuizen;

c. de dubbele woonkosten als gevolg van het noodzakelijk verhuizen;

d. reiskosten in Nederland in bijvoorbeeld de volgende gevallen:

• bezoeken van uit huis geplaatste kinderen;

• bezoeken van een gezinslid tot en met de 1e graad die in de gevangenis zit.

De bijzondere bijstand voor reiskosten wordt voor maximaal 2 maal per week en voor maximaal 2 personen verstrekt op basis van het reizen per openbaar vervoer, 2e klas;

e. de te betalen eigen bijdrage en bijkomende kosten zoals griffierecht, uittreksel GBA in de kosten van rechtshulp en/of rechtsbijstand. De noodzaak wordt aanwezig geacht indien de Raad voor rechtsbijstand een toevoeging heeft verstrekt;

f. in bijzondere gevallen de vaste lasten tijdens een kortdurende detentie van maximaal 6 maanden, deze vergoeding is eenmalig, bij een eventuele nieuwe detentie wordt geen bijzondere bijstand meer verleend;

g. de kosten van kinderopvang in geval van sociale/medische indicatie zolang de Wet Kinderopvang geen voorliggende voorziening is;

 

Hoofdstuk 6 Kosten schoolgaande kinderen

Artikel 29 Categoriale bijzondere bijstand startpakket brugklas

  • 1

    Categoriale bijzondere bijstand voor een startpakket brugklas wordt toegekend aan huishoudens met een ten laste komend kind dat voor de eerste maal onderwijs volgt in het eerste jaar van het voortgezet onderwijs;

  • 2

    Bij de aanvraag dient een schoolverklaring te worden overgelegd;

  • 3

    De hoogte van de bijstand is een vast bedrag, dit is vermeld in de bijlage bij deze beleidsregels.

Artikel 30 Reiskosten school

  • 1

    Voor reiskosten naar het voortgezet onderwijs op De Bevelanden of Walcheren wordt bijzondere bijstand verstrekt voor maximaal 10 maanden per schooljaar. De bijstand wordt uitbetaald na overlegging van een schoolverklaring en een vervoersbewijs openbaar vervoer;

  • 2

    De bijstand kan naar keuze van de aanvrager per maand worden verstrekt of per schooljaar, indien voor het kind een jaarabonnement openbaar vervoer wordt aangeschaft.

     

Artikel 31 Computer

  • 1

    Indien in een gezin het eerste kind naar groep acht van het basisonderwijs gaat en er in het gezin nog geen computer aanwezig is, wordt leenbijstand verleend voor de kosten van een computer met printer;

  • 2

    De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de NIBUD prijzengids;

  • 3

    De lening heeft een looptijd van maximaal drie jaar;

  • 4

    Zolang de aanvrager een inkomen op het minimumniveau heeft wordt de aflossing op nihil worden gesteld, als er wel draagkracht is, moet van het meerdere inkomen 50% als aflossing aangewend worden;

  • 5

    Na drie jaar wordt het restant van de lening afgeboekt.

Hoofdstuk 7 Schuldhulpverlening

Artikel 32 Bijstand voor schulden

  • 1

    Bijzondere bijstand voor schulden is op grond van artikel 13, eerste lid sub f van de WWB, in combinatie met artikel 49 van de WWB mogelijk, voor zover vermeld in dit artikel;

  • 2

    Bijzondere bijstand voor schulden, in de vorm van een borgstelling, wordt slechts verleend als

    a. deze gericht is op kredietverstrekking door de Kredietbank Walcheren ter sanering van de gehele schuldsituatie én

    b. er perspectief bestaat op een schuldvrije situatie, waarbij zo nodig aandacht wordt besteed aan (maatschappelijke) begeleiding én

    c. de weigering van die bijstand een directe bedreiging voor de bestaansvoorziening van de belanghebbende zou opleveren.

    Aan de bijstandverlening wordt zo nodig de voorwaarde verbonden, om mee te werken aan een budgetteringsmaatregel;

     

Artikel 33 Bijstand voor bewindvoering, WSNP en budgetbeheer

De volgende kosten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking

1. De kosten van een bewindvoerder in geval van een WSNP traject of ingeval belanghebbende door de Kantonrechter onder bewindvoering of door de Rechtbank onder curatele is geplaatst en het vrij te laten bedrag ontoereikend is om de kosten te betalen;

2. De kosten van budgetbeheer door de Kredietbank Walcheren

 

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 34 Uitvoeringsregels

Het college kan ter nadere uitvoering van deze beleidsregels uitvoeringsregels opstellen.

Artikel 35 Indexering

De bedragen, zoals genoemd in de bijlage bij deze beleidsregels, worden jaarlijks geïndexeerd met de alimentatie index.

Artikel 36 Afwijking

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 37 Citeertitel en ingangsdatum

  • 1

    Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2010 en worden aangehaald als 'Beleidsregels Bijzondere Bijstand Borsele 2010'.

  • 2

    Met de inwerkingtreding worden de Beleidsregels Bijzondere Bijstand Borsele 2008 ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van Borsele, gehouden op 15 december 2009,

burgemeester en wethouders van Borsele,

de secretaris,                    de burgemeester,

 

Maximale of specifieke bedragen 2010 1  

 

Batterijen hoortoestel

Maximaal € 52,00 per hoortoestel per jaar.

Begrafenis of crematie                 

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgeleid uit de richtprijzen opgenomen in de NIBUD-Prijzengids.De volgende kosten worden als noodzakelijk aangemerkt:• legeskosten overlijdensakte; • rouwkaarten; • werkzaamheden uitvaartverzorger; • eenvoudige kist; • grafrechten (voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom); • rouwauto met maximaal 1 volgauto; • opbaren in rouwcentrum; • dragers; • eenvoudige grafsteen.Als niet noodzakelijke kosten worden beschouwd: • rouwadvertentie; • kosten eredienst en/of kosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond; • koffietafel etc.

Bril

Per 2 kalenderjaren• montuur maximaal € 70,00• enkelvoudige glazen maximaal € 90,00 per glas• multifocale glazen maximaal € 140,00 per glas 

Categoriale bijzondere bijstand Chronisch Zieken, Gehandicapten en Ouderen:

Vast bedrag € 250,00 per jaar.

Categoriale bijzondere bijstand startpakket voortgezet onderwijs

Vast bedrag € 200,-, eenmalig per kind

Contactlenzen

Maximaal € 180,00 per 2 kalenderjaren

Duurzame gebruikgoederenMaximum bedrag bijstand om niet voor langdurige minima

Alleenstaande € 645.-Alleenstaande ouder € 645,- plus voor elk kind € 75,-Gehuwden € 738,- plus voor elk kind € 75,- 

Maaltijdvoorziening

Kosten warme maaltijd volgens Nibud (50-64 jaar): € 2,44 per dagvanaf 65 jaar: € 2,16 per dag

Schoenen (orthopedische)

Kosten voor een normaal paar schoenen volgens Nibud:voor heren: € 50,00voor dames € 35,00voor jongens en meisjes: € 35,00 

 

Uitvoeringsregels bijzondere bijstand duurzame gebruiksgoederen 2009 2  

Toelichting 1  

Inleiding

De bijzondere bijstand is wettelijk geregeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB).

Bij het verlenen van bijzondere bijstand blijft het uitgangspunt dat de verstrekking niet strijdig mag zijn met het rijksinkomensbeleid. In bepaalde opzichten heeft de gemeente wel degelijk bevoegdheid om zich te begeven op het terrein van het inkomensbeleid. De invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid bepaalt het college van burgemeester en wethouders. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht, de draagkrachtperiode van de belanghebbende en bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid.

In deze beleidsregels wordt uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan haar beleidsvrijheid ten aanzien van het verstrekken van bijzondere bijstand. Deze beleidsregels vervangen het huidige beleid, te weten de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Borsele 2008.

In deze beleidsregels zijn zo weinig mogelijk bedragen genoemd. De maximale vergoedingen, normbedragen en dergelijke, zijn vermeld op een bijlage, die aan de beleidsregels is toegevoegd. Het college zal de bijdragen op de bijlage jaarlijks aanpassen. Hierdoor wordt voorkomen dat jarenlang verouderde bedragen in de beleidsregels staan.