Overheidsorganisatie | Gemeente Borsele |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening werkleeraanbod WIJ gemeente Borsele 2010 |
Citeertitel | Verordening werkleeraanbod WIJ gemeente Borsele 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
geen
Wet investeren in jongeren, art 12
geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | nieuwe regeling | 01-04-2010 Borselse Bode, 22-04-2010 | raadstukken 01-04-2010, nr. B14 | ||
01-07-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 01-04-2010 Borselse Bode, 22-04-2010 | raadstukken 01-04-2010, nr. B14 | |
01-07-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 01-04-2010 Borselse Bode, 22-04-2010 | raadstukken 01-04-2010, nr. B14 | |
01-07-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 01-04-2010 Borselse Bode, 22-04-2010 | raadstukken 01-04-2010, nr. B14 |
De raad van de gemeente Borsele;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 maart 2010;
gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Wet investeren in jongeren;
overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen aangaande de inhoud van het werkleeraanbod in het kader van de Wet investeren in jongeren;besluitvast te stellen de volgende Verordening werkleeraanbod WIJ gemeente Borsele 2010.
In deze verordening wordt verstaan onder:a. wet: de Wet investeren in jongeren;b. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;c. startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;d. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
1 Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan.
2 Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.
3 In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.
4 Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.
1 Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.2. Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.
2 Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.
Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.
Onverminderd artikel 4, kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:
ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;
ondersteuning bij maatschappelijke participatie;
arbeidsactivering en –toeleiding;
sociale activering;
stages bij bedrijven of instellingen;
opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;
gesubsidieerd werk;
nazorg bij arbeidsinschakeling;
voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;
diagnose-instrumenten;
ondersteunende instrumenten, waaronder kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing;
inburgeringstraject in het kader van de Wet Inburgering;
1 Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.
2 Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.
3 Het college vult de voorziening bedoeld in het eerste lid, voor de jongere die niet beschikt over een startkwalificatie, in met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat of onvoldoende bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling van de jongere.
Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de wet, betrekt het college bij de invulling van het werkleeraanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.
Onverminderd artikel 17, tweede lid, van de wet, stemt het college het werkleeraanbod af op de medische beperkingen van de jongere en draagt zorg voor passende voorzieningen ter ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.
Het college kan in verband met de invulling en uitvoering van het werkleeraanbod afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven, evenals subsidies verstrekken.
Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, evenals aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.
Het college kan het werkleeraanbod in de volgende situaties intrekken of herzien: Indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere, dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.
1 Het college kan subsidie verlenen aan werkgevers die met een jongere een arbeidsovereenkomst sluiten, als tegemoetkoming in de loonkosten en in de kosten van voorbereiding op een beoogd dienstverband met de jongere.
2 Het college kan nadere regels stellen over de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.
3 Het college kan een subsidieplafond vaststellen.
4 Op de subsidies bedoeld in dit artikel is de Algemene subsidieverordening van toepassing.
Het College kan de jongere voorzieningen in natura of een financiële vergoeding verstrekken voor gemaakte of te maken noodzakelijke kosten voor te gebruiken voorzieningen om belemmeringen voor de uitvoering en afronding van een werkleeraanbod weg te nemen.
1 Indien het College een werkleeraanbod heeft herzien of ingetrokken op grond van artikel 21 onder b WIJ, kan het College de gemaakte kosten van voorzieningen en/of ondersteuning verbonden aan dit werkleeraanbod terugvorderen.
2 De terugvordering als bedoeld in lid 1 geschiedt op basis van artikel 4:57 lid 1 Algemene Wet bestuursrecht. Het college maakt het besluit tot terugvordering bekend met een voor Bezwaar en beroep vatbare beschikking.
3 Invordering van het terug te vorderen bedrag geschiedt op basis van artikelen 4:57 lid 2 Algemene wet bestuursrecht en Titel 4.4 met afdeling 4.4.4 Algemene wet bestuursrecht.
1 In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
2 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening treedt in werking op de 1 juli 2010
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkleeraanbod WIJ gemeente Borsele 2010.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 1 april 2010.
De griffier, De voorzitter,
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. BegripsbepalingenBegrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p.28).
Artikel 2. Opdracht collegeIn het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.
In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, en gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zgn. ‘kan’-bepaling is: het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep. Ter zake kan beleid worden geformuleerd.
Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, en ook gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.
Artikel 3. Aanspraak op ondersteuningAls spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit al voort uit artikel 13, eerste lid, WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf (bijv. Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 3, p. 22). Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben.