Organisatie | Vlagtwedde |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-07-2009 | 01-01-2009 | 31-12-2011 | nieuwe regeling | 30-06-2009 Ter Apeler Courant, 08-07-2009 | ZA.10-5581/DR.09-18 |
De raad van de gemeente Vlagtwedde;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 21-10-2008, no. 200801728, afdeling Samenleving;
en het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 19 mei 2009, no. ZA.10-5581/D.09-18
afdeling Samenleving (wijziging CWI in UWV werkbedrijf);
gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening voor oudere- en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,
vast te stellen de “Afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand ”.
Voor de betekenis van de in deze verordening genoemde begrippen wordt verwezen naar de begripsomschrijvingen in hoofdstuk 1, § 1.1 van de Wet werk en bijstand dan wel de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel genoemde begrippen.
In deze verordening wordt verstaan onder:
de bijstandsnorm bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 en 3, van de wet; dan wel bijzondere bijstand, indien dit is verstrekt voor levensonderhoud.
De verplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wwb
De verplichting bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wwb
instrumenten die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;
Iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en dat niet in strijd is met de wet of de goede zeden.
dit dient te gebeuren bij de organisatie als genoemd in artikel 9, lid 1, sub a Wwb (op dit moment is de werknaam UWV werkbedrijf, en UWV werkplein).
Het college stemt met toepassing van artikel 18 van de Wwb de bijstand overeenkomstig deze verordening af in geval van de in deze verordening genoemde gedragingen.
De gedragingen bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet worden onderscheiden in de volgende categorieën:
het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van inlichtingen- en medewerkingspicht bedoeld in artikel 17 van de wet, voor zover dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand;
het niet als werkzoekende geregistreerd zijn of blijven bij het UWV werkplein (of de organisatie bedoeld in artikel 9, lid 1, sub a Wwb);
het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting als bedoeld in hoofdstuk 6, paragraaf 3, van de wet;
het onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden reïntegratie-instrumenten, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk;
het niet nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden reïntegratievoorzieningen, waaronder begrepen het niet meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk, het te laat terugkomen van de toegestane vakantieduur.
vijfde categorie: het niet, onvoldoende of niet binnen een door het college gestelde termijn nakomen van inlichtingen- en medewerkingspicht bedoeld in artikel 17 van de wet, als dit heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen van bijstand, waarbij het benadelingsbedrag lager dient te liggen dan de aangiftegrens van het Openbaar Ministerie, tenzij het Openbaar Ministerie afziet van vervolging.
Artikel 4 Verlaging en samenloop
Het college stelt de verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vast op:
Artikel 5 Zeer ernstige misdragingen
Indien de belanghebbende een uit de wet voortvloeiende verplichting niet of onvoldoende is nagekomen en deze zich daarnaast zich zeer ernstig heeft misdragen tegenover het college en de in zijn opdracht werkende ambtenaren en medewerkers, wordt het gedrag onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 7 Periode van de verlaging en recidive
Een verlaging van de bijstand bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vindt plaats:
Het college kan bij een derde en volgende verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging de bijstand voor de duur van 3 maanden of meer verlagen, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.
Het college heroverweegt de in artikel 7, tweede en derde lid, bedoelde verlaging, of de verlaging die na een eerdere heroverweging voor een periode langer dan drie maanden is voortgezet, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.
Artikel 9 Waarschuwing en dringende redenen
Het college kan afzien van het verlagen van de bijstand en volstaan met een schriftelijke waarschuwing, als de verwijtbare gedraging bedoeld in artikel 3 niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand en de gedraging niet plaatsvindt binnen een periode van twee jaar na de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven. Het college kan besluiten af te zien van de tenuitvoerlegging van een verlaging van de bijstand als er sprake is van zeer dringende redenen. Omstandigheden die het rechtstreekse gevolg zijn van een als verwijtbaar aan te merken gedraging, zijn geen zeer dringende redenen.
Artikel 10 Afzien van het opleggen van een afstemming
Het college ziet af van het opleggen van een afstemming indien:
Artikel 11 Horen van belanghebbende
Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet;
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen. Deze beleidsregels worden voor de inwerkingtreding ter inzage gelegd bij de Raad.
Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks de minimumhoogte en de maximumhoogte van de afstemming, zoals beschreven in deze verordening, opnieuw vaststellen.