Organisatie | Rijssen-Holten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2006 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2006 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Dit besluit vervangt het Uitvoeringsbesluit reïntegratie Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005.
Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2006 | 22-12-2005 | 01-07-2015 | nieuwe regeling | 22-12-2005 Rijssens Nieuwsblad, 31-1-2006 | onbekend |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek dan wel een aanstelling als ambtenaar als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Ambtenarenwet, uitgezonderd arbeidsovereenkomsten krachtens de WIW en het besluit ID en die worden gesubsidieerd op grond van de Wet en de Wet sociale werkvoorziening;
Werkervaringsbaan: de voorziening waarbij door middel van werken met behoud van uitkering door belanghebbende werkritme wordt opgedaan en/of blijft behouden, vaardigheden worden opgedaan in een bepaald vakgebied en/of te wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid;
Artikel 2 Eigen bijdrage kosten voorziening
Het college verlangt van degene zoals bedoeld in artikel 1, onder h of i van de verordening, een bijdrage in de kosten van de voorziening. Bij een inkomen hoger dan 115% van de bijstandsnorm is een eigen bijdrage verschuldigd. De eigen bijdrage is een bedrag ter hoogte van een percentage van 10% van het netto gezinsjaarinkomen voor het gedeelte waarmee het gezinsinkomen de 115% van de toepasselijke bijstandsnorm overstijgt.
Indien de Anw-er of Nugger die gebruik maakt van een voorziening, de verplichtingen zoals genoemd in de met hem/haar afgesloten trajectovereenkomst verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, kan het college het door haar gefinancierde gedeelte van de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen.
De loonkostensubsidie wordt alleen verstrekt, indien voldaan is aan de voorwaarden zoals gesteld in de EC-vrijstellingstellingsverordening werkgelegenheidssteun (2204/2002, 12 december 2002); aan de in die verordening onder artikel 5 lid 3 sub b genoemde voorwaarde hoeft niet te worden voldaan omdat hier sprake is van een generieke regeling.
a. De subsidie bedraagt voor een uitkeringsgerechtigde fase 2-cliënt en een fase 2-cliënt die aansluitend op de voorziening opstapbaan een regulier dienstverband krijgt:
de eerste 3 maanden tot een maximum bedrag van € 500,00 per maand; - de volgende 3 maanden tot een maximum bedrag van € 250,00 per maand en bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 6 maanden een eenmalige tegemoetkoming van € 500,00.
b. De subsidie bedraagt voor een uitkeringsgerechtigde fase 3-cliënt en een fase 3-cliënt die aansluitend op de voorziening opstapbaan een regulier dienstverband krijgt:
de eerste 6 maanden tot een maximum bedrag van € 1.000,00 per maand; - de volgende 6 maanden tot een maximum bedrag van € 500,00 per maand en bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 12 maanden een eenmalige tegemoetkoming van € 1.000,00.
c. De subsidie bedraagt voor een uitkeringsgerechtigde fase 4-cliënt en een persoon die aansluitend op het dienstverband in het kader van de Wet Inschakeling Werkzoekenden en het Besluit ID-banen een regulier dienstverband krijgt:
de eerste 12 maanden tot een maximum bedrag van € 1.000,00 per maand; - de volgende 12 maanden tot een maximum bedrag van € 750,00 per maand en bij voortzetting van de arbeidsovereenkomst na 24 maanden een eenmalige tegemoetkoming van € 1.000,00.
Voorschotten worden eerst verrekend met de vastgestelde loonkostensubsidie of met voorschotten over eenzelfde of een volgend kalenderjaar. Als een werkgever meerdere loonkostensubsidies ontvangt, kunnen voorschotten op de ene subsidie met een vastgestelde andere subsidie op grond van dit uitvoeringsbesluit worden verrekend.
Artikel 6 Premie voor de werkgever
Artikel 8 Premie deeltijdarbeid
De uitkeringsgerechtigde waarvoor volledige uitstroom binnen 1 jaar niet mogelijk is en die arbeid in dienstbetrekking verricht waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien ontvangt jaarlijks een eenmalige premie ter hoogte van 25% van de in het betreffende kalenderjaar met die arbeid verkregen inkomsten.
Het college zal door invoering van dit artikel geen gebruik maken van de mogelijkheid tot toepassing van vrijlating van inkomsten uit arbeid, zoals genoemd in artikel 31, lid 2 sub o van de WWB, artikel 3, lid 2 sub d van het Inkomensbesluit Ioaw en artikel 2, lid 1 sub b van het Inkomensbesluit Ioaz.
De premies voor uitkeringsgerechtigde personen worden ambtshalve toegekend, dan wel op aanvraag.
Voorzieningen in het kader van een reïntegratietraject
Onverkort de voorzieningen zoals genoemd in artikel 3 tot en met 9, stelt het college in het kader van reïntegratietrajecten voor belanghebbenden extra voorzieningen ter beschikking.
Artikel 15 Zelfstandige maatschappelijke activering
Vooralsnog worden deze trajecten op individuele basis ingezet en zijn er nog geen aanvullende regels voor opgesteld.
Burgemeester en wethouders bieden de belanghebbende een arbeidsovereenkomst aan voor bepaalde tijd met een loon van 100% van het wettelijk minimumloon (WML). De duur van de arbeidsovereenkomst bedraagt maximaal zes maanden, waarbij voorafgaand eerst het instrument werkervaringsbaan wordt aangeboden. De arbeidsovereenkomst kan een keer met een periode van zes maanden verlengd worden.
Het uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005 wordt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2006 ingetrokken. Besluiten die op grond van het uitvoeringsbesluit reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005 na 1 januari 2006 zijn genomen en waartegen geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld, gelden als beslissingen als bedoeld in dit uitvoeringsbesluit.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in het uitvoeringsbesluit voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Wet Werk en Bijstand en de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Rijssen-Holten 2005.
Artikel 2 Eigen bijdrage kosten voorziening
In aansluiting op het percentage dat gehanteerd wordt in het minimabeleid heeft het college besloten om de aanvrager van een traject met een inkomen hoger dan 115% van de bijstandsnorm een eigen bijdrage te laten voldoen. Het beperken van drempels zal bijdragen tot vergroting van de arbeidsparticipatie op de regionale arbeidsmarkt. Reden waarom is gekozen voor een eigen bijdrage ter hoogte van een percentage van 10% van het (gezins)inkomen voor het gedeelte waarmee het gezinsinkomen de 115% van de toepasselijke bijstandsnorm overstijgt.
Van Anw-ers en Nuggers mag verwacht worden dat zij gebruik maken van een voorziening om hiermee hun mogelijkheden tot inschakeling in de arbeidsmarkt te vergroten. Het college maakt kosten ter financiering voor het aangaan van een reïntegratietraject. Van de Anw-er of Nugger mag dan ook een actieve houding worden verwacht. Tevens mag van de Anw-er of Nugger verwacht worden zich te houden aan de verplichtingen. Wanneer de Anw-er of Nugger deze verplichtingen verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, kan het college het door haar gefinancierde gedeelte van de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Geen terugvordering vindt plaats als alle verwijtbaarheid ontbreekt. Kosten van de voorziening die door de gemeente gemaakt zijn op grond van door de Anw-er of Nugger verstrekte onjuiste of onvolledige inlichtingen kunnen te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd. Om rechtsgelijkheid te bevorderen stelt het college de hoogte van het terugvorderingsbedrag gelijk aan de hoogte van de maatregel die zou zijn opgelegd aan een uitkeringsgerechtigde in vergelijkbare situatie. Indien de Anw-er of Nugger niet tijdig het terugvorderingsbedrag betaalt zal met betrekking tot de invorderingskosten worden aangesloten bij de werkwijze die wordt gehanteerd bij de terugvordering van kosten van bijstand.
Artikel 4 Arbeidsdeskundig onderzoek
Een arbeidsdeskundig onderzoek kan gestart worden op indicatie van de belanghebbende, als hij/zij zelf aangeeft beperkingen te hebben, maar ook op initiatief van het college, als er daar een vermoeden is van beperkingen voor de arbeidsinschakeling. Een arbeidsdeskundig onderzoek kan bestaan uit een medisch onderzoek en een psychodiagnostisch onderzoek. Het doel van het onderzoek is om enerzijds vast te stellen of er inderdaad sprake is van dergelijke beperkingen. Anderzijds wordt een advies gegeven op welke wijze arbeidsinschakeling misschien wel (in deeltijd) tot de mogelijkheden behoort. Hierbij wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van een WSW-dienstverband.
Het college kan een loonkostensubsidie aan de werkgever verstrekken, waardoor het in dienst nemen en houden van een belanghebbende aantrekkelijker wordt. De werkgever wordt hiermee gestimuleerd om mensen aan te nemen met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt, waarin hij waarschijnlijk meer dan gemiddeld zal moeten investeren om tot de gewenste productiviteit te komen. Nadere regels voor deze loonkostensubsidieregeling, alsmede de hoogte en de voorwaarden waaronder deze subsidie kan worden verstrekt zijn hiervoor benoemd. De subsidieregeling voor een uitkeringsgerechtigde cliënt is ook toepasbaar voor personen die aansluitend op de voorziening opstapbaan, het dienstverband in het kader van de Wet Inschakeling Werkzoekenden en het Besluit ID banen een regulier dienstverband krijgen.
De EC-vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun stelt een aantal voorwaarden aan de verstrekking van werkgelegenheidssteun. Deze voorwaarden zijn:
Indienstneming van benadeelde en gehandicapte werknemers
De bruto steunintensiteit voor alle steun die wordt verleend met het oog op de tewerkstelling van de betrokken benadeelde of gehandicapte werknemer of werknemers, berekend als een percentage van de loonkosten gedurende een periode van een jaar vanaf indienstneming, mag niet meer bedragen dan 50 % voor de benadeelde werknemers of niet meer dan 60 % voor de gehandicapte werknemers.
Indien de indienstneming niet leidt tot een netto toename van het aantal werknemers in de betrokken vestiging, moeten de vacatures zijn ontstaan ten gevolge van ontslag op initiatief van de werknemer, ouderdompensionering, vermindering van de werktijd op initiatief van de werknemer of gewettigd ontslag om dringende redenen, en niet door afvloeiing.
Benadeelde werknemers zijn personen die behoren tot de categorieën werknemers welke het moeilijk hebben om zonder hulp tot de arbeidsmarkt toe te treden, zijnde personen die ten minste aan één van de volgende criteria voldoen:
Brutoloonkosten exclusief werkgeverslasten
De loonkostensubsidie wordt gebaseerd op het startloon van de werknemer (op datum ondertekening arbeidsovereenkomst). Dit loon geldt voor de totale periode, loonsverhogingen etc. worden niet verrekend.
Onder brutoloonkosten exclusief werkgeverslasten wordt het volgende verstaan: vast overeengekomen brutomaandloon (loon in geld) zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, bonussen, toelagen voor overuren etc.
De in dit artikel genoemde loonkostensubsidie voldoet niet aan de vijf criteria voor staatssteun. Daarom is er geen sprake van staatssteun. De loonkostensubsidie geldt voor alle ondernemingen of producties in alle sectoren. Dit betekent dat er sprake is van een generieke regeling (ieder bedrijf of onderneming kan, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep doen op subsidie). Een generieke regeling is niet verboden en hoeft niet te voldoen aan de eisen van de EC-vrijstellingsverordening. De periode van tewerkstelling, vereist voor toekenning van de subsidie kan dan ook korter zijn dan de in de EC-vrijstellingsverordening genoemde twaalf maanden.
Artikel 6 Premie voor de werkgever
Om een werkgever te stimuleren een belanghebbende een reguliere (dat wil zeggen: niet gesubsidieerde) arbeidsplaats aan te bieden, is het mogelijk om een premie aan de werkgever te verstrekken. Nadere regels, alsmede de hoogte en de voorwaarden waaronder deze premie kan worden verstrekt zijn hiervoor genoemd.
Indien uitkeringsgerechtigden een baan aanvaarden kunnen zij met extra kosten te maken krijgen. Te denken valt aan kosten op het terrein van representatie (kleding, schoeisel), lichaamsverzorging of de aanschaf van een fiets. Ook door de werkgever niet te vergoeden reiskosten kunnen hiertoe worden gerekend. De in dit artikel genoemde premie dient er toe dat uitkeringsgerechtigden niet in een situatie komen te verkeren dat het moeten maken van deze kosten verhinderd dat een baan wordt aanvaard. De uitstroompremie dient om een extra impuls te geven om zelf aan de slag te gaan en toch een baan te aanvaarden.
Het kostenaspect en de daarmee verband houdende belemmeringen kunnen ook optreden in het geval van het verruilen van een gesubsidieerde voor een reguliere baan. Ook in deze situatie kan de premie worden verstrekt.
Voorwaarde voor het kunnen ontvangen van de premie is dat de uitkeringsgerechtigde in de periode direct voorafgaande aan het moment van de indiensttreding reeds gedurende een jaar of langer ononderbroken een uitkering op grond van de WWB/Ioaw/Ioaz heeft ontvangen dan wel gesubsidieerde arbeid heeft verricht. In situaties van vrij kortdurende werkloosheid wordt de hiervoor aangegeven belemmering niet geacht aanwezig te zijn.
Er bestaat geen recht op een premie indien er in relatie tot de dienstbetrekking en/of de daarmee verband houdende werkzaamheden sprake is geweest van schending van de informatieplicht. In deze situaties heeft de uitkeringsgerechtigde er uitdrukkelijk blijk van gegeven geen stimuleringspremie nodig gehad te hebben om tot uitstroom te geraken. Bovendien is in een dergelijke situatie er geen mogelijkheid om het gedrag (schending van inlichtingenplicht) te bestraffen door middel van een maatregel (zoals dit wel kan in de situatie waarin iemand in deeltijd gaat werken). Het in dit geval niet toekennen van een uitstroompremie heeft dan ook bij wijze van uitzondering het karakter van een straf.
Artikel 8 Premie deeltijdarbeid
De premie deeltijdarbeid volgt qua berekening de systematiek van de berekening van de vrijlatingsbepalingen ingevolge de WWB. Een premie wordt slechts als activerings- of stimuleringsinstrument voor een uitkeringsgerechtigde op zijn plaats geacht indien volledige uitstroom binnen 1 jaar niet mogelijk is. Op grond van artikel 31, lid 2 onder o. WWB kunnen de inkomsten van uitkeringsgerechtigden gedurende 6 maanden gedeeltelijk worden vrijgelaten. Door toekenning van vrijlating van inkomsten uit arbeid wordt het bruto inkomen verhoogd. Dit heeft nadelige effecten voor de gemeente omdat de vrijlating wordt bekostigd uit het WWB inkomensdeel en voor de uitkeringsgerechtigde omdat dit gevolgen heeft voor inkomensafhankelijke regelingen. Het verstrekken van premie kent deze nadelen niet. Daarom zal de gemeente afzien van toepassing van vrijlating van inkomsten uit arbeid en dit vervangen door een premie deeltijdarbeid.
In het kader van of op het terrein van reïntegratie liggende trajecten of activiteiten kan een premie worden verstrekt. De premie zal voortvloeien uit het behalen van een bepaald resultaat, het bereiken van een bepaald niveau of het leveren van bepaalde inspanningen. Voorwaarde hierbij is dat het gaat om een in overleg met het college aangewezen traject. Onder omstandigheden kan het verstrekken van een stimuleringspremie worden gecombineerd met het verstrekken van een premie deeltijdarbeid.
Artikel 10 Premie onbetaald werken met behoud van uitkering
In het kader van een traject kan met behoud van uitkering arbeid worden verricht. Met dit artikel wordt qua premiëring daarbij aangesloten. Het verrichten van onbetaalde arbeid mag het verkrijgen van betaalde arbeid dan wel de deelname aan andere activeringsactiviteiten niet verhinderen. Het moet gaan om onbetaalde arbeid van een redelijke omvang. Dit kan ook vrijwilligerswerk zijn waarvoor het college toestemming verleent. Als ondergrens geldt een gemiddelde van 12 uren per week waarbij het werk gedurende ten minste drie aaneengesloten maanden heeft plaatsgevonden. Van de uitkeringsgerechtigde kan worden gevraagd om een verklaring van de organisatie waarbij de onbetaalde arbeid wordt verricht betreffende de aard, de duur en de omvang van de activiteiten te overleggen.
Artikel 11 Samenvoeging en subsidieplafond
In artikel 31, lid 2 onder j. van de WWB dan wel artikel 7 sub l van de Ioaw en artikel 2, lid 1 Ioaz is bepaald dat er per kalenderjaar eenmalig een maximaal bedrag aan premie toegekend kan worden. Tevens kan in het kader van de fiscale wetgeving jaarlijks onbelast eenmalig een premie worden verstrekt. Daarop aansluitend wordt in artikel 7 geregeld dat, indien tijdens een kalenderjaar ingevolge meerdere artikelen een premie wordt verstrekt, deze premies gelijktijdig worden uitbetaald.
Per voorziening kan een plafond ingebouwd worden; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een andere voorziening wordt uitgeweken. Een door het college ingesteld subsidieplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op de desbetreffende voorziening.
Premies voor uitkeringsgerechtigde personen, met uitzondering van de uitstroompremie, worden ambtshalve, dan wel op aanvraag verleend en vastgesteld nadat is vastgesteld dat aan de voorwaarden is voldaan. De uitstroompremie wordt op aanvraag verleend, maar de vaststelling en uitbetaling vindt plaats nadat de uitkeringsgerechtigde heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden heeft voldaan.
Artikel 13 Arbeidsmarktgericht traject
Het college stelt voorzieningen ter beschikking die de mogelijkheden richting de arbeidsmarkt vergroten. Door inkoop van arbeidsmarktgerichte trajecten is hierin voorzien. Een arbeidsmarktgericht traject is een traject waarbij een reïntegratiebedrijf verantwoordelijk is voor uitvoering van het gehele reïntegratietraject. Dit traject bestaat uit: een diagnose die leidt tot het opstellen van een trajectplan, het eventueel inzetten van instrumenten (aanbodversterking en werkervaring), bemiddeling naar of plaatsing op de arbeidsmarkt en nazorg. Doel van het traject is plaatsing op de arbeidsmarkt.
Ingekocht zijn integrale trajecten gericht op werk voor drie doelgroepen, waarbij de afstand tot de arbeidsmarkt bepalend is:
Artikel 14 Voortraject arbeidsinpassing
Het college kan een belanghebbende die nog niet in staat is om een arbeidsmarktgericht traject naar werk te volgen een voortraject arbeidsinpassing aanbieden. Dit traject heeft onder andere tot doel de belanghebbende geschikt te maken voor toeleiding naar werk. Instrumenten die in dit verband worden ingezet zijn gericht op actief worden, actief zijn en actief blijven. Daarnaast beoogt het traject direct te voorkomen dat de belanghebbende de relatie met werk en de arbeidsmarkt verliest. Het voortraject arbeidsinpassing heeft een functie als aanbod bij de doorstroom naar een arbeidsmarktgericht traject. Het voortraject arbeidsinpassing wordt met prioriteit ingezet voor belanghebbenden met een gemeentelijke uitkering die een arbeidsverplichting hebben en heeft derhalve een verplichtend karakter. Het voortraject arbeidsinpassing wordt normaliter ingezet met behoud van uitkering voor de betrokkenen gedurende een periode van 6 maanden met de mogelijkheid dit eenmalig voor 6 maanden te verlengen.
Artikel 15 Zelfstandige maatschappelijke activering
Door invoering van de Wet werk en bijstand is de tweeledige doelstelling van sociale activering gesplitst, waardoor eenduidige trajecten en resultaatafspraken kunnen worden ingekocht. Als sprake is van arbeidsmarktperspectief wordt arbeidsactivering ingezet als voortraject voor een uitstroomgericht reïntegratietraject. Als geen sprake is van arbeidsmarktperspectief wordt maatschappelijke participatie aangeboden als voorziening voor het voorkomen van sociaal isolement.
Vrijwilligerswerk met behoud van uitkering kan een nuttig instrument zijn om werkritme op te doen of te laten behouden. Het kan worden ingezet als uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is, of als dat pas op middellange (binnen een jaar) of lange termijn (niet binnen 1 jaar) te realiseren is. Er is bewust voor gekozen om geen exacte termijnen te noemen voor dit arbeidsperspectief. Niet alleen zou dat ten onrechte de suggestie wekken dat dit altijd vooraf exact vast te stellen is, het arbeidsperspectief is ook niet alleen afhankelijk van in de persoon gelegen omstandigheden. Ook een veranderende arbeidsmarkt maakt dat de het arbeidsperspectief wijzigt.
Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties die geen winstoogmerk hebben. Uit de definitie van vrijwilligerswerk in artikel 1 onder q volgt bovendien dat het moet gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten. Er is van afgezien om een maximale duur vast te stellen, om ervoor te zorgen dat het instrument ingezet kan worden voor degenen voor wie uitstroom naar betaald werk niet mogelijk is, en voor wie het vrijwilligerswerk zelfstandige maatschappelijke participatie als doel heeft. Als vrijwilligerswerk een onderdeel van een traject naar betaald werk is, wordt de duur beperkt doordat een traject van beperkte duur is.
Het instrument Work First wordt gekenmerkt door een snelle en intensieve benadering van de cliënt waarbij zo snel mogelijk (binnen 24 uur) na de bijstandsaanvraag onbetaald werk zal worden aangeboden om werkervaring en arbeidsritme op te doen. Duidelijk moet worden wat de mogelijkheden en belemmeringen van betrokkene zijn. Input hiervoor is (ondersteund door de test Leidmotievenmethodiek Werk, waarin de drijfveren van de werkzoekende naar werk centraal staan) het advies van de casemanager. Daarnaast zal tijdens de Work First periode de werkzoekende ondersteund worden bij het solliciteren en zal hij/zij worden aangesproken op zijn/haar gedrag. De Work First aanpak gaat ook gepaard met een strenge verzuimaanpak. Uitgangspunt is dat de cliënt volledig actief is voor het deel dat hij/zij beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. Het instrument Work First zal worden gehanteerd voor de doelgroep “direct bemiddelbaar”. Voor de niet direct bemiddelbare groep zal een ander instrument (bv arbeidsmedisch advies, het activeringstraject of reïntegratietraject) een uitkomst kunnen bieden. Tijdens de uitvoering van de Work First periode zal het testen en achterhalen van competenties van de cliënt centraal staan. Work First duurt maximaal drie maanden.
De werkervaringsbaan heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied en het wennen aan aspecten die samenhangen met betaald werk, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De werkervaringsbaan is bedoeld voor belanghebbenden die op korte (binnen een half jaar), middellange (binnen een jaar) of lange termijn (niet binnen 1 jaar) perspectief op betaald werk hebben. Voor de werkervaringsbaan geldt net als voor vrijwilligerswerk dat niet alleen het arbeidsperspectief bepalend is voor de inzet van het instrument. De werkervaringsbaan duurt (inclusief verlenging) maximaal zes maanden.
De opstapbaan is een gesubsidieerde baan met als doel kwalificatie voor regulier werk door het oriënteren op werk, het opdoen van vaardigheden en werkervaring (zonodig in combinatie met scholing of andere voorzieningen) om zodoende binnen of na twaalf maanden door te stromen naar een reguliere baan. De opstapbaan wordt voorafgegaan door een werkervaringsbaan van ± drie maanden met aansluitend een arbeidsovereenkomst van zes maanden met een salaris van 100% van het WML. Met belanghebbende zal een trajectplan worden aangegaan waarin de afspraken worden vastgelegd welke met belanghebbende worden gemaakt ten aanzien van zijn ontwikkeling. Gedurende het traject zal belanghebbende worden geplaatst bij een werkgever om werkervaring op te doen. De arbeidsovereenkomst kan een keer met zes maanden worden verlengd. Afhankelijk van het verloop van het traject zal belanghebbende na afloop van of tijdens de periode van de opstapbaan;
1) uitstromen naar regulier werk, 2) intensief worden bemiddeld naar regulier werk, zonder dat belanghebbende een arbeidsovereenkomst heeft op grond van de opstapbaan.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Het college voornoemd in onderstaand overzicht subsidieregelingen en premie voor de werkgever en premies voor werkzoekenden met een uitkering.