Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland |
Citeertitel | Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | sociaal-economische zaken, subsidies, financieel kader |
Externe bijlage | Bijlage bij paragraaf 1 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland (bijlage 2)(06.03.2013) |
De leden van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, op grond van artikel 5, tweede lid, van het Besluit EFRO programmaperiode 2007-2013, gezamenlijk de beheersautoriteit vormend voor het grondgebied van de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-04-2015 | art. 2.13 | 14-04-2015 | S0297610 | ||
09-07-2014 | 16-04-2015 | Art. 1.10, 2.10, 2.13, 2.15 | 01-07-2014 | S0286021 | |
07-03-2013 | 09-07-2014 | art. 1.1, 1.5, 1.6, 1.7, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.14a, 1.15, 1.19, 2.12, 2.13, 2.21, bijlage 2 | 05-03-2013 | S3362896 | |
17-09-2012 | 07-03-2013 | art. 1.11, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14 | 04-09-2012 Provinciaal Blad, 2012, 223 | S0248438 | |
17-09-2012 | 10-03-2012 | art. 1.11, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14 | 04-09-2012 Provinciaal Blad, 2012, 223 | S0248438 | |
17-09-2012 | 10-12-2013 | art. 1.11, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14 | 04-09-2012 Provinciaal Blad, 2012, 223 | S0248438 | |
30-06-2012 | 17-09-2012 | art. 1.11, 2.11, 2.12 | 22-05-2012 Provinciaal Blad, 2012, 161 | 3020806 | |
03-02-2012 | 30-06-2012 | art. 1.10, 1.11 | 24-01-2012 Provinciaal Blad, 2012, 29 | 2865890 | |
21-10-2010 | 03-02-2012 | art. 1.10, 1.11 | 05-10-2010 Provinciaal Blad 2010, 199 | 1727517 |
De leden van het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, op grond van artikel 5, tweede lid, van het Besluit EFRO programmaperiode 2007-2013, gezamenlijk de beheersautoriteit vormend voor het grondgebied van de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006, houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, zoals gewijzigd bij Vo. 1989/2006, van 21 december 2006, Vo. 1341/2008, van 18 december 2008 en Vo. 284/2009 van 7 april 2009 (hierna te noemen de Kaderverordening);
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;
Gelet op de artikelen 5 en 6 van het Besluit EFRO programmaperiode 2007-2013;
Gelet op artikel 2 juncto de artikelen 6 en 7 van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013;
Gezien de goedkeuring van het Comité van Toezicht, bedoeld in artikel 65 van de Kaderverordening, d.d. 21 april 2010;
Overwegende dat de beheersautoriteit regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid wenst te stimuleren, ingedeeld naar de volgende prioriteiten: - kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie; - attractieve regio’s; - stedelijke dimensie;
Overwegende dat de beheersautoriteit in 2007 en 2008 de volgende nadere regelingen heeft vastgesteld ter regeling van het Operationeel Programma voor Zuid-Nederland 2007-2013, bedoeld in artikel 32 van de Kaderverordening: - Toetsingskader OP-Zuid, nadere regeling ter uitvoering van het Operationeel Programma voor Zuid-Nederland en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2007-2013; - OP-Zuid Regeling Innovation Officer 2007-2013 (OPZ-IO); - OP-Zuid Adviesregeling 2007-2013 (OPZ-AR); - OP-Zuid Innovatieregeling 2007-2013 (OPZ-IR); - OP-Zuid Sociale Innovatie-regeling 2009-2011 (OPZ-SI);
Overwegende dat de bestaande regelingen wijzigingen behoeven en de beheersautoriteit vanwege de omvang van deze wijzigingen een nieuwe integrale regeling wenst vast te stellen;
Overwegende dat de beheersautoriteit een viertal subsidies op laagdrempelige wijze toegankelijk wenst te maken voor MKB-ondernemingen en derhalve voor deze MKB-subsidies de Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008, is gevolgd, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard;
Paragraaf 1 Algemene subsidies
Kaderverordening: Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006, houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, zoals gewijzigd bij Vo.1989/2006, van 21 december 2006, Vo 1341/2008, van 18 december 2008 en Vo 284/2009 van 7 april 2009;
Topsectoren: negen sectoren die kennisintensief en export-georiënteerd zijn, met veelal specifieke wet- en regelgeving die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken te weten Agro & food, Chemie, Creatieve industrie, Energie, High tech systemen en materialen, Life sciences & health, Logistiek, Tuinbouw en uitgangsmaterialen, Water
Artikel 1.3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verleend voor activiteiten gericht op:
Subsidie wordt geweigerd in de gevallen, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013.
Artikel 1.5 Subsidievereisten kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie
Indien de ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt een afweging tussen de verschillende aanvragen, bedoeld in artikel 1.14a gemaakt, waarbij de aanvraag om in aanmerking te komen voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.3 onder a, een score van 50 punten of meer dient te behalen.
Artikel 1.6 Subsidievereisten attractieve regio’s
Indien de ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt een afweging tussen de verschillende aanvragen bedoeld in artikel 1.14a gemaakt, waarbij de aanvraag om in aanmerking te komen voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder b, een score van 50 punten of meer dient te behalen.
Artikel 1.7 Subsidievereisten stedelijke dimensie
Indien de ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt een afweging tussen de verschillende aanvragen bedoeld in artikel 1.14a gemaakt, waarbij de aanvraag om in aanmerking te komen voor een subsidie als bedoeld in artikel 1.3, onder c, een score van 50 punten of meer dient te behalen.
Artikel 1.8 Subsidiabele kosten
Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 10 en 10a van de Regeling EFRO doelstelling programmaperiode 2007-2013 van toepassing.
Artikel 1.10 Subsidieplafond kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie
De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO voor Zuid-Nederland voor de periode 2 april 2013 tot en met 31 december 2015 vast op € 0.
Artikel 1.11 Subsidieplafond attractieve regio’s
De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO voor Zuid-Nederland vast op €0.
Artikel 1.12 Subsidieplafond stedelijke dimensie
De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO voor Zuid-Nederland vast op € 0.
Artikel 1.14 Vereisten subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend vanaf 2 april 2013 tot en met 27 mei 2013.
Indien de volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, bedoeld in de artikelen 1.10, 1.11 of 1.12 te boven gaan, maakt de beheersautoriteit voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Kaderverordening: Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006, houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, zoals gewijzigd bij Vo. 1989/2006, van 21 december 2006, Vo 1341/2008, van 18 december 2008 en Vo 284/2009 van 7 april 2009;
Subsidie wordt geweigerd in de gevallen, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013.
Artikel 2.5 Subsidievereisten innovatiemedewerkers
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 2.6 Subsidievereisten innovatieadviezen
Artikel 2.7 Subsidievereisten innovatieprojecten
Artikel 2.8 Subsidievereisten sociale innovatieadviezen
Artikel 2.9 Subsidiabele kosten
Ten aanzien van de subsidiabele kosten zijn de artikelen 10 en 10a van de Regeling EFRO doelstelling programmaperiode 2007-2013 van toepassing.
Artikel 2.11 Subsidieplafond innovatiemedewerker
De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s voor de periode 17 mei 2010 tot en met 31 december 2013 vast op € 0,-, waarvan:
Artikel 2.12 Subsidieplafond innovatieadviezen
De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s in Zuid-Nederland vast op €0.
Artikel 2.13 Subsidieplafond innovatieprojecten
De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma`s in Zuid-Nederland vast op €0.
Artikel 2.14 Subsidieplafond sociale innovatieadviezen
De beheersautoriteit stelt het subsidieplafond voor de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s voor de periode 17 mei 2010 tot en met 31 december 2013 vast op € 0,-, waarvan:
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder a, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen, bedraagt 29,17% van de totale subsidiabele projectkosten, tot een maximum van € 25.000,- per project per aanvrager.
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder b, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen, bedraagt 29,17% van de totale subsidiabele projectkosten, tot een maximum van € 20.833,- per project per aanvrager.
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder c, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen, bedraagt 35% van de totale subsidiabele projectenkosten, tot een maximum van € 250.000,- per project per aanvrager.
De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onder d, met betrekking tot de bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma’s tezamen, bedraagt 41,67% van de totale subsidiabele projectkosten, tot een maximum van € 16.668,- per project per aanvrager.
Paragraaf 3 Overgangs- en slotbepalingen
Aanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarop op de datum van inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, maar waarover wel reeds advies is uitgebracht door een adviescommissie als genoemd in de artikelen 1.15 en 2.17, worden geacht te zijn ingediend op grond van de regelingen, genoemd in artikel 3.1.
Aanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarop op de datum van inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist en waarover nog geen advies is uitgebracht door een adviescommissie als genoemd in de artikelen 1.15 en 2.17, worden geacht te zijn ingediend op grond van deze regeling.
’s-Hertogenbosch, 27 april 2010
De leden van het college van Gedeputeerde Staten voornoemd, gezamenlijk de beheersautoriteit vormend voor het grondgebied van de provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten
Bijlage 1 bij Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland
AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kennisgeving geschied onder nummer C(2003) 1422) (2003/361/EG)
TITEL I DOOR DE COMMISSIE VASTGESTELDE DEFINITIE VAN MIDDELGROTE, KLEINE EN MICRO-ONDERNEMINGEN
Onderneming Als onderneming wordt beschouwd iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd eenheden die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen.
Aantal werkzame personen en financiële drempels ter bepaling van de categorieën ondernemingen
Soorten ondernemingen welke voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiëlebedragen in aanmerking worden genomen
2. „Partnerondernemingen” zijn alle ondernemingen die niet als verbonden ondernemingen in de zin van lid 3 worden aangemerkt en waartussen de volgende band bestaat: een onderneming (van een hoger niveau) heeft, alleen of samen met een of meer verbonden ondernemingen in de zin van lid 3, 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van een andere onderneming (van een lager niveau). Ook al wordt de drempel van 25 % bereikt of overschreden, toch kan een onderneming als zelfstandige onderneming of als onderneming zonder partnerondernemingen worden aangemerkt, indien het om de volgende categorieën investeerders gaat en mits dezen individueel noch gezamenlijk met de betrokken onderneming verbonden zijn in de zin van lid 3:
openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen die geregeld risicokapitaal beleggen („business angels”) en eigen middelen in niet ter beurze genoteerde ondernemingen investeren, mits de totale investering van deze „business angels” in een zelfde onderneming 1 250 000 EUR niet overschrijdt;
3. „Verbonden ondernemingen” zijn ondernemingen die met elkaar een van de volgende banden onderhouden:
een onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van laatstgenoemde onderneming.
- Er wordt verondersteld dat geen overheersende invloed wordt uitgeoefend, indien de in lid 2, tweede alinea, genoemde investeerders zich niet direct of indirect met het beheer van de betrokken onderneming bemoeien, onverminderd de rechten die zij als aandeelhouders of vennoten bezitten. Ondernemingen worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien ze via een of meerdere andere ondernemingen of via in de tweede paragraaf bedoelde investeerders, een van de in de eerste alinea bedoelde banden onderhouden. Ondernemingen die via een natuurlijke persoon of een in gemeenschappelijk overleg handelende groep van natuurlijke personen een van deze banden onderhouden, worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij hun activiteiten of een deel van hun activiteiten op dezelfde markt of op verwante markten uitoefenen. Als verwante markt wordt beschouwd de producten- of dienstenmarkt die zich direct boven of onder het niveau van de relevante markt bevindt.
5. Ondernemingen kunnen een verklaring opstellen over hun hoedanigheid van zelfstandige onderneming, partneronderneming of verbonden onderneming en de gegevens met betrekking tot de in artikel 2 vermelde drempels. Ook wanneer het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is precies te weten wie het in handen heeft, kan deze verklaring toch worden opgesteld mits de onderneming te goeder trouw verklaart dat zij terecht mag aannemen niet voor 25 % of meer in handen te zijn van één onderneming of van verscheidene verbonden ondernemingen gezamenlijk of via natuurlijke personen afzonderlijk of in een groep. Dergelijke verklaringen doen geen afbreuk aan de controles of verificaties waarin de nationale of communautaire regelgeving voorziet.
Gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen en referentieperiode
1. De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen hebben betrekking op het laatste afgesloten boekjaar en worden jaarlijks berekend. Zij worden vanaf de datum van afsluiting van de rekeningen in aanmerking genomen. Het bedrag van de omzet wordt berekend exclusief belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en andere indirecte rechten of heffingen.
2. Wanneer een onderneming op de datum van afsluiting van de rekeningen vaststelt dat de op jaarbasis berekende gegevens boven of onder de in artikel 2 aangegeven drempels voor het aantal werkzame personen of de financiële maxima liggen, verkrijgt of verliest zij de hoedanigheid van middelgrote, kleine of micro-onderneming slechts wanneer deze situatie zich in twee opeenvolgende boekjaren voordoet.
Het aantal werkzame personen komt overeen met het aantal arbeidsjaareenheden (AJE), dat wil zeggen het aantal personen dat het gehele desbetreffende jaar voltijds in de betrokken onderneming of voor rekening van deze onderneming heeft gewerkt. Het werk van personen die niet het gehele jaar hebben gewerkt, deeltijdwerk ongeacht de duur ervan en seizoenarbeid worden in breuken van AJE uitgedrukt. Het aantal werkzame personen bestaat uit:
Leerlingen en studenten die een beroepsopleiding volgen en een leer- of beroepsopleidingsovereenkomst hebben, worden niet meegeteld in het aantal werkzame personen. De duur van zwangerschaps- en ouderschapsverlof wordt niet meegerekend.
Vaststelling van de gegevens van de onderneming
2. De gegevens, met inbegrip van het aantal werkzame personen, van een onderneming die partnerondernemingen of verbonden ondernemingen heeft, worden vastgesteld op basis van de rekeningen en andere gegevens van de onderneming of, zo van toepassing, van de geconsolideerde rekeningen van de onderneming of van de geconsolideerde rekeningen waarin de onderneming door consolidatie is opgenomen. De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van de betrokken onderneming, die zich meteen boven of onder het niveau van die onderneming bevinden. De samentelling geschiedt in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal of de stemrechten (het hoogste van de twee percentages). Bij wederzijdse participatie geldt het hoogste van deze percentages. De in de eerste en tweede alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met alle, nog niet door consolidatie in de rekeningen opgenomen gegevens (100 %) van de eventuele, direct of indirect met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen.
3. Voor de toepassing van lid 2 resulteren de gegevens van de partnerondernemingen van de betrokken onderneming uit de, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden samengeteld met alle gegevens (100 %) van de met deze partnerondernemingen verbonden ondernemingen, tenzij hun gegevens reeds door consolidatie daarin zijn opgenomen. Voor de toepassing van het genoemde lid 2 resulteren de gegevens van de met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen uit hun, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden evenredig samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van deze verbonden ondernemingen, die zich meteen boven of onder het niveau van laatstgenoemde ondernemingen bevinden, mits deze gegevens in de geconsolideerde rekeningen nog niet zijn opgenomen in een verhouding die ten minste gelijk is aan het in de tweede alinea van lid 2 vastgestelde percentage.
De Commissie neemt de nodige maatregelen om de door haar opgestelde statistieken te presenteren naar de volgende klassen van ondernemingen:
d) 50 tot en met 249 personen.
2. De lopende communautaire programma's waarin de definitie van KMO's uit Aanbeveling 96/280/EG wordt gebruikt, blijven tijdens een overgangsperiode van toepassing op ondernemingen die bij de vaststelling van die programma's als KMO's werden aangemerkt. De rechtens bindende verplichtingen die de Commissie op grond van deze programma's heeft aangegaan, blijven onverlet. De definitie van de KMO's die in het kader van die programma's wordt gehanteerd, mag onverminderd de eerste alinea slechts worden gewijzigd door overname van de in de onderhavige aanbeveling vervatte definitie, overeenkomstig lid 1.
Op basis van een uiterlijk op 31 maart 2006 opgemaakte balans met betrekking tot de uitvoering van in de onderhavige aanbeveling vervatte definitie en rekening houdend met eventuele wijzigingen van artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG in verband met de definitie van verbonden ondernemingen in de zin van die richtlijn, past de Commissie de in de onderhavige aanbeveling vervatte definitie en met name de voor de omzet en het balanstotaal gekozen drempels aan om rekening te houden met de ervaring en de economische ontwikkelingen in de Gemeenschap.
Bijlage 2 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland
Bijlage bij paragraaf 1 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland (bijlage 2)(06.03.2013)
Bijlage 6 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland
Eventueel aanvullen bij meer dan 3 partijen (penvoerder + 2 partners).
Volledige aanvragen worden ingediend bij Stimulus Programmamanagement, Postbus 585, 5600 AN te Eindhoven.
De aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van een projectvoorstel . De criteria waaraan het projectplan dient te voldoen zijn te downloaden via www.brabant.nl., in de toelichting op de subsidieregeling. | |||
Kopie van de laatst opgemaakte en volledige jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie op het moment van de aanvraag. | |||
De aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van bescheiden waaruit de financiële positie van de aanvrager blijkt. (Niet van toepassing voor gemeenten) | |||
Indien aanvrager is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Met een actueel uittreksel wordt bedoeld een uittreksel dat minder dan een jaar oud is op moment van indiening. | |||
Een verklaring van de bank dat het opgegeven rekeningnummer bij de betreffende bank bekend is en op naam van de aanvrager staat; of een recent bankafschrift. | |||
Kopie samenwerking- c.q. uitvoeringsovereenkomst getekend door alle projectpartners | |||
· Indien begunstigde als private partij een overheidstaak uitvoert en daarbij een uitvoeringsovereenkomst is gesloten, zoals bedoeld in artikel 2.6. · Indien begunstigde betrokken is bij een juridisch samenwerkingsverband voor het project, zoals bedoeld in artikel 2.6. | |||
Kopie Belastingverklaring of accountantsverklaring afgegeven door een RA of AA accountant. | |||
Indien de begunstigde niet-verrekenbare BTW als subsidiabele kosten opvoert. | |||
De aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van bewijs waaruit blijkt dat de financiering van het project gedekt is, zowel wat betreft de eigen bijdrage als eventuele overige financiering. | |||
Indien aankoop onroerend goed en/of tweedehands apparatuur van toepassing is op uw project, dient er een verklaring van verkoper, dat er de afgelopen 10 jaar geen nationale of communautaire subsidie is ontvangen, bijgevoegd te worden. | |||
Voor iedere deelnemer die zich classificeert als MKB-ondernemer, een volledig ingevulde en ondertekende“bijlage 2 MKB-verklaring”, inclusief de achterliggende berekeningswijzen (eigen onderneming + partnerondernemingen + verbonden ondernemingen). | |||
Voor iedere aanvrager die zich classificeert als MKB-onderneming, dient navolgende bijlage te worden ingevuld. De definities van MKB-status is te vinden op de website www.brabant.nl. | ||||
Volgens de definitie van de Commissie die zij in de Aanbeveling betreffende kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (zie: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2003/l_124/l_12420030520nl00360041.pdf) doet, heeft een middelgrote onderneming minder dan 250 werknemers, en een kleine minder dan 50. Een onderneming dient zelfstandig te zijn en een beperkte jaaromzet te hebben. Voor gedetailleerde criteria zie de Aanbeveling. De criteria worden toegepast op een onderneming in haar geheel, inclusief dochterondernemingen (ook buiten Nederland). Meer informatie: Handreiking van de Europese Commissie ‘The new SME definition’ (in het Engels, zie http://ec.europa.eu/enterprise/enterprise_policy/sme_definition/sme_user_guide.pdf) Deze handreiking bevat duidelijke voorbeelden over hoe totaal van de onderneming moet worden berekend, inclusief partnerondernemingen (“partner”) en verbonden ondernemingen (“linked”). Neem hiervan a.u.b. gedegen kennis en leg de berekening vast! | ||||
Ondergetekende verklaart kennis te hebben genomen van de regelgeving omtrent MKB-status van ondernemingen. Inzake onderneming verklaart ondergetekende vervolgens dat: · het aantal werkzame personen minder dan 250 bedraagt, en · de jaaromzet minder dan 50 miljoen Euro bedraagt, of · het balanstotaal minder dan 43 miljoen Euro bedraagt. Gemeten over het laatst afgesloten boekjaar 20 bedroegen deze variabelen namelijk: · aantal werkzame personen: personen, · jaaromzet: Euro, · balanstotaal: Euro. (jaarrekening en berekeningswijzen bijvoegen) NB: voorgaande cijfers dienen te gelden voor het geheel van de onderneming inclusief partnerondernemingen en/of verbonden ondernemingen! Bij indiening van de aanvraag dient een toelichting en berekening van deze variabelen overlegd te worden. | ||||
NB: bij meer dan 3 partijen (penvoerder + 2 partners) a.u.b. bijlage 3 vermenigvuldigen en invullen.
1) De subsidieaanvrager wordt geadviseerd contact op te nemen met een regionale ontwikkelingsmaatschappij, Syntens of PSW (voor sociale innovatieadvies) ter voorbereiding van een subsidieaanvraag (informele status). De contactgegevens voor de regionale ontwikkelingsmaatschappijen en Syntens kunt u vinden op de website www.brabant.nl.
Bijlage 3 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland
Bijlage 4 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland
Bijlage bij de artikelen 1.17 en 2.19 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland VERZOEK TOT ONTHEFFING voor het vertragen, wijzigen of stopzetten van de subsidiabele activiteiten |
1) Onder wijzigen wordt tevens verstaan stopzetten of vertragen.
Bijlage 5 bij de Subsidieregeling operationeel programma Zuid Nederland
Bijlage bij de artikelen 1.19 en 2.21 van de Subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland |
EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING
Dit controleprotocol behoort bij het “Operationeel Programma voor Zuid-Nederland, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2007-2013” en de subsidieregeling operationeel programma Zuid-Nederland 2007-2013. Dit controleprotocol is van toepassing op de controle van een verzoek tot vaststelling van een uit het OP-Zuid gesubsidieerd project.
Dit controleprotocol is opgesteld op basis van de subsidieregeling operationeel programma Zuid Nederland 2007-2013. Deze subsidieregeling is van toepassing op de beoordeling van subsidieaanvragen en bevat de verschillende criteria waaraan de subsidieaanvragen en subsidievaststellingen binnen het OP-Zuid worden getoetst. Die criteria zijn onder andere een vertaling van de overige verordeningen en regelgeving die van toepassing zijn op het programma. Object van controle is het door de subsidieontvanger opgestelde verzoek tot vaststelling.
Doel van dit controleprotocol is:
- De subsidieontvanger en de controlerend accountant te informeren over waar de controle zich op zal richten; - De subsidieontvanger en de controlerend accountant te informeren hoe en met inachtneming waarvan de controle uitgevoerd zal worden; - De controle voor zowel de subsidieontvanger als de controlerend accountant zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.
De accountant wordt gevraagd zowel de getrouwheid als de rechtmatigheid van het verzoek tot vaststelling te controleren.
De controle dient plaats te vinden door een externe deskundige zoals bedoeld in artikel 393, lid 1 Burgerlijk Wetboek Boek 2 1) en mondt uit in het verstrekken van een accountantsverklaring, conform bijlage 1 bij dit controleprotocol. Deze extern deskundige wordt aangewezen door de subsidieontvanger middels een schriftelijke opdracht. In deze schriftelijke opdracht dient expliciet te worden opgenomen dat de accountant zijn controle zal uitvoeren met inachtneming van dit controleprotocol.
De controle zal primair plaatsvinden bij de subsidieontvanger. Indien noodzakelijk kan de controle zich uitbreiden naar de locatie van andere projectpartners. Aan de projectadministratie en –documentatie worden afzonderlijke eisen gesteld. De accountant dient zijn bevindingen af te stemmen met de subsidieontvanger voordat rapportage plaatsvindt. Rapportage vindt plaats in de vorm van een accountantsverklaring, conform de in de bijlage opgenomen model-accountantsverklaring. De accountantsverklaring is bestemd voor de beheersautoriteit (p/a Stimulus Programmamanagement), dient voor de definitieve einddatum van het project afgegeven te zijn en is bedoeld als hulpmiddel voor de beheersautoriteit bij het vaststellen van de subsidie.
De mogelijkheid bestaat dat de Rijksauditdienst en/of de Rekenkamer en/of de beheersautoriteit een review uitvoeren op de controle. Dossierinzage door de eventuele reviewer vindt plaats bij de accountant die de controle heeft uitgevoerd aan de hand van het door de accountant opgebouwde controledossier, dit nadat de subsidieontvanger daarvan in kennis is gesteld.
Eventuele vragen over (interpretaties van) het controleprotocol kunnen door de subsidieontvanger of de controlerend accountant aan medewerkers van Stimulus Programmamanagement gesteld worden.
De onderzoeksaanpak is de verantwoordelijkheid van de accountant zelf. Het is mogelijk zowel een primair systeemgerichte aanpak toe te passen, waarbij de accountant bij uitvoering van zijn werkzaamheden zo veel mogelijk steunt op de interne procedures van de subsidieontvanger, als een primair gegevensgerichte controleaanpak.
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid
De controle dient te geschieden met inachtneming van een betrouwbaarheid van 95% en een controletolerantie van 1% van de in de eindafrekening opgenomen subsidiabele kosten. De rapporterings-tolerantie bedraagt 0%, alle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden dienen te worden gerapporteerd. De controletolerantie geldt, in afwijking van wat u gewend bent, voor fouten en onzekerheden tezamen.
De accountant dient de ‘Checklist vaststelling subsidie OP-Zuid’ (bijlage B bij dit controleprotocol) in te vullen en tezamen met het verzoek tot vaststelling (de eindrapportage) te waarmerken.
De accountant stelt vast dat de uitgaven en ontvangsten zijn berekend met inachtneming van de in de beschikking opgenomen algemene en bijzondere subsidievoorwaarden, alsmede de in de subsidieregeling OP-Zuid opgenomen voorschriften.
Let op dat subsidieontvangers, naast de schriftelijke indiening, ook het verzoek aan de beheersautoriteit tot vaststelling via de website http://stimulus.klantsite.net moeten indienen. Vanzelfsprekend geldt dat de ingediende rapportages aan elkaar gelijk moeten zijn.
BIJLAGE 1 MODEL ACCOUNTANTSVERKLARING
Accountantsverklaring Afgegeven ten behoeve van de provincie Noord-Brabant.
Wij hebben bijgevoegd en door ons gewaarmerkt verzoek tot vaststelling met bijlagen inzake het project … (naam project) met het projectnummer … (projectnummer) van … (naam entiteit) te … (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. De eindafrekening betreft de verantwoording over de besteding van het met briefnummer … (kenmerk beschikking) d.d. … (datum toekenningsbrief) toegekende subsidiebedrag in het kader van het OP-Zuid 2007-2013 en vermeldt een bedrag van € … aan gerealiseerde subsidiabele uitgaven. De eindafrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van … (bevoegde functionaris of orgaan van de huishouding). Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake het verzoekt tot vaststelling te verstrekken.
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, met inachtneming van het controleprotocol OP-Zuid 2007-2013 en met de voorwaarden genoemd in de beschikking. Dienovereenkomstig dienen wij onze controle zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat het verzoek tot vaststelling geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Naar ons oordeel voldoet het verzoek tot vaststelling aan de eraan te stellen eisen, in overeenstemming met het controleprotocol OP-Zuid 2007-2013 en met de in de beschikking genoemde voorwaarden.
Overige aspecten- beperking in het gebruik (en verspreidingskring)
Het verzoek tot vaststelling van … (naam entiteit) en onze verklaring daarbij zijn uitsluitend bedoeld voor de provincie Noord-Brabant en kunnen derhalve niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Naam externe accountant en ondertekening met die naam
Bijlage 1: gewaarmerkte eindafrekening
Bijlage 2: gewaarmerkte checklist ‘vaststelling subsidie OP-Zuid’
BIJLAGE 2 CHECKLIST EINDAFREKENING PROJECTACCOUNTANT
1) Een accountant-administratieconsulent (AA) zonder certificerende bevoegdheid is derhalve niet bevoegd.