Organisatie | Heerenveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Heerenveen 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Gewijzigd in het kader van deregulering en technische aanpassingen. Tevens is de nummering van artikelen ten opzichte van vorige versies geheel aangepast.
Verder heeft het college een aanwijzingsbesluit vastgesteld met betrekking tot het stadionomgevingsgebied waarvoor een gebiedsverbod kan worden opgelegd door de burgemeester.
Ook is een sterke vereenvoudiging van de vergunningssystematiek voor evenementen doorgevoerd. Hiervoor heeft het college een risico-analysemodel ingevoerd.
Aanwijzingsbesluit categorieën voorwerpen waarvoor verbod van artikel 2:10a APV (m.i.v. 26e wijziging) niet geldt (B&W 08-02-2011)
Risico-analysemodel evenementen (B&W 08-02-2011)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-04-2011 | wijziging | 28-03-2011 Heerenveense Courant (Crackstate Nijs), 31-03-2011 | GF11.20021 | ||
05-04-2011 | 17-03-2013 | wijziging | 28-03-2011 Heerenveense Courant (Crackstate Nijs), 31-03-2011 | GF11.20021 |
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (26e WIJZIGING)
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1:9 Lex silencio positivo toepassen
Artikel 1:10 Lex silencio positivo niet toepassen
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:l Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
Artikel 2:9 Straatartiest e.d.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2:10b Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Artikel 2:10c Beslistermijn en silencio positivo
Artikel 2:10d Vrij te stellen categorieën
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Afdeling 7a Voetbalwedstrijden
Artikel 2:25a Begripsbepalingen
Artikel 2.25b Voetbalwedstrijd organiseren
Artikel 2.25c Indienen aanvraag
Artikel 2:26a Ordeverstoring evenement en voetbalwedstrijd
Artikel 2:26b Onnodig opdringen, uitdagend gedrag e.d. bij een voetbalwedstrijd
Artikel 2:26c Stadionomgevingsverbod
Artikel 2:26d Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
Artikel 2:30 Tijdelijke afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:44a Verplichte route
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Begripsbepalingen
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen.
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:73a Bezigen en bezitten van carbid tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs
Artikel 2:74b Verboden drugsgebruik
Artikel 2:74c Weggooien van spuiten e.d.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Afdeling 3 Beslissingstermijn; weigeringsgronden
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
Artikel 4:11 (Omgevings)vergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4:11a Aanvraag vergunning
Artikel 4:11b Weigeringsgronden
Artikel 4:11c Geldigheid van de vergunning
Artikel 4:11d Bijzondere vergunningvoorschriften
Artikel 4:11e Herplant-/instandhoudingsplicht
Artikel 4:11f Bestrijding boomziekten
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
Artikel 5:31a Overlast motorvaartuigen Heidemeer
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 9 Verstrooiing van as
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1:9 Lex silencio positivo toepassen
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:l Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of hij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10a (Omgevings)vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
a. Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. b. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 2:10d Vrij te stellen categorieën
Het bevoegd gezag kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10a niet geldt.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een of meer voorwerp(en) aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Afdeling 7a Voetbalwedstrijden
Artikel 2:26a Ordeverstoring evenement en voetbalwedstrijd
Het is verboden bij een evenement als bedoeld in afdeling 7 en voetbalwedstrijden als bedoeld in afdeling 7a de orde te verstoren.
Artikel 2:26d Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen die zich door kleding, uitrusting of gedraging manifesteren als voetbalsupporters en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de wedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;
Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2.10b beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij de openbare inrichting behorende terras(sen) voor zover deze zich op de weg bevinden, over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
Het is de houder van het horecabedrijf aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend, verboden bezoekers toe te laten tot het horecabedrijf inclusief het terras zoals bedoeld in artikel 2:27 lid b tussen 03.00 en 08.00 uur met inachtneming van het bepaalde in lid 4 en in lid 5.
Het is de houder van het horecabedrijf aan wie geen vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend, verboden het horecabedrijf inclusief het terras zoals bedoeld in artikel 2:27 lid b voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 04.00 en 08.00 uur met inachtneming van het bepaalde in lid 4 en in lid 5.
De houder van het horecabedrijf aan wie geen vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet is verleend, maar aan wie wel een gedoogbeschikking voor het verstrekken van zogenaamde softdrugs is verstrekt, verboden het horecabedrijf zoals bedoeld in artikel 2:27 lid b voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 00.00 en 12.00 uur.
in afwijking van het gestelde in lid 1 is het de houder van een openbare inrichting dat gelegen is de stadionomgeving zijnde het gebied dat wordt begrensd door Nieuwburen, Stadionweg, Oranje Nassaulaan, Alma Tademaweg, Karst de Jongweg en de waterloop Atalantastraat en Nieuwburen te Heerenveen en aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en Horecawet of een vergunning ingevolge artikel 2:28 lid 1 is verleend, verboden het horecabedrijf inclusief terras geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 01.00 tot 08.00 uur;
Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:44a Verplichte route
Het is de door de burgemeester aangewezen groepen van personen verboden de op de door hem aangewezen tijdstippen van een door hem aangegeven route af te wijken.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
In het eerste lid wordt verstaan onder
muilkorf: een voorwerp vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74b Verboden drugsgebruik
Het is verboden op een openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:44, 2:47, 2:48, 2:49, 2:50, 2:73, 2:73a, 2:74, 2:74a, 2:74b of 5:34 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie en dergelijke
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie;
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid mag alleen binnen het bebouwde gedeelte van de inrichting (en dus niet op het terras) extra mechanische of akoestische muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit - ten gehore worden gebracht en dient dit uiterlijk om 02.00 uur te worden beëindigd.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting in de gebieden buiten Heerenveen-Centrum toegestaan naast de aangewezen collectieve festiviteiten maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien:
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 25 centimeter op 1.3 meter hoogte boven het maaiveld. Indien het een houtopstand in publiek eigendom betreft, geldt in afwijking van het in de vorige zin bepaalde een dwarsdoorsnede van 10 centimeter op 1.3 meter hoogte. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam.
Vellen: rooien, kappen, verplanten, het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4:11c Geldigheid van de vergunning
De kapvergunning vervalt, indien niet binnen een jaar nadat deze onherroepelijk is geworden, volledig van de kapvergunning gebruik is gemaakt.
Artikel 4:11e Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:11f Bestrijding boomziekten
Indien zich op een terrein een of meer bomen of andere houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van insecten die boomziekten verspreiden of hinderlijk zijn voor mensen, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
kampeermiddel: een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd of waarvoor een ontheffing van het bestemmingsplan ten behoeve van kleinschalig kamperen is afgegeven.
het plaatsen van een tent behorende bij het aangelegde vaartuig op de openbaar toegankelijke aanlegplaatsen voorheen in beheer bij de Marrekrite, met uitzondering van de aanlegplaats Hooivaart ten zuiden van De Deelen (PR 79), voor zover de eigenaar van de grond er mee instemt en voor maximaal 72 uur, mits op de bedoelde aanlegplaats het aantal van drie tenten niet wordt overschreden,
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor de Hengelsportfederatie Friesland en de daarbij aangesloten individuele leden, voor zover de eigenaar van de grond het plaatsen of geplaatst houden van eenvoudige kampeermiddelen toestaat, zulks onder de navolgende voorwaarden:
het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen is alleen toegestaan voor leden van de Hengelsportvereniging Heerenveen. Indien de hengelsportvereniging voor het nachtvissen een speciale toestemming verplicht stelt, dan geldt de ontheffing alleen als de visser in bezit is van de reguliere Vispas in combinatie met deze speciale toestemming, anders is de Vispas toereikend;
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een weg waar dit naar het oordeel van het college buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het werven van donateurs het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerk, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Provinciale landschapsverordening, de Ligplaatsenverordening of de Woonschepenverordening.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoel in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, met een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of met een paard.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van bepalingen in deze verordening met uitzondering van de artikelen 2:11 en 4:11 en artikel 2:10a het eerste lid onder b en van de krachtens deze bepalingen gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de ambtenaren van politie in dienst van Politie Fryslân dan wel de met de Politie Fryslân samenwerkende ambtenaren in dienst van een andere politieregio en buitengewone opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente Heerenveen;
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
De besluiten genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid en die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening, zijnde: vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen, nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten.
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, onder b, 2:11 en 4:11 die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold voor het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsgrecht in werking is getreden.
Toelichting bij 26e wijziging APV
In deze Toelichting worden alleen die artikelen toegelicht die materieel of formeel zijn gewijzigd ten opzichte van de 25e wijziging van de APV. Er zijn ook enkele redactionele wijzigingen geweest (ander woordgebruik) en enkele artikelen hebben een andere plek gekregen. Deze worden niet artikelsgewijs toegelicht. Voor de toelichting op de overige bepalingen wordt verwezen naar de Toelichting bij de Model APV van de VNG d.d. 3 februari 2009.
In dit artikel is met de term “bevoegd gezag” aangehaakt bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die is van toepassing op de vergunning voor aanleg of veranderen van een weg (artikel 2:11) en het vellen van houtopstanden (artikel 4:11). De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder d. van de Wabo, en de vergunning voor het vellen van houtopstanden in artikel 2.2, eerste lid onder g. De Wabo kan ook van toepassing zijn op het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, namelijk als het gaat om het opslaan van roerende zaken (artikel 2:10). De ontheffing voor het opslaan van roerende zaken is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder j en k van de Wabo.
De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden verricht. In een beperkt aantal gevallen berust de bevoegdheid tot toestemmingsverlening niet bij het College van burgemeester en wethouders,maar bij het College van gedeputeerde staten en in enkele gevallen bij een Minister. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving.
Zie verder ook de toelichting bij de artikelen 2:10, 2:11 en 4:11 van deze verordening.
Daarnaast komt in de APV op verschillende plaatsen de term “bevoegd bestuursorgaan” voor. Daarmee wordt dan gedoeld op ofwel het College van burgemeester en wethouders, ofwel de burgemeester. De Wabo brengt hierin geen verandering.
De tekst van het eerste lid is in overeenstemming gebracht met die van artikel 3.9, eerste lid van de Wabo. Inhoudelijk is er niets veranderd.
Het derde lid is toegevoegd omdat artikel 3.9, tweede lid van de Wabo bepaalt dat de beslistermijn niet met acht, maar slechts met zes weken kan worden verlengd. De wegaanlegvergunning (art 2:11) en de kapvergunning (art 4:11) vallen onder de Wabo. De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder d. van de Wabo, en de vergunning voor het vellen van houtopstanden in artikel 2.2, eerste lid onder g. De Wabo kan ook van toepassing zijn op het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, namelijk als het gaat om het opslaan van roerende zaken (artikel 2:10). De ontheffing voor het opslaan van roerende zaken is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder j en k van de Wabo.
De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning of ontheffing die onder de Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor, Staatscourant 2010-5162). De algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor, dat luidt als volgt:
Artikel 1.3 Indieningsvereisten bij iedere aanvraag
In de aanvraag vermeldt de aanvrager:
de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;
het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;
een omschrijving van de aard en omvang van het project;
indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;
indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats.
De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s of andere geschikte middelen.
De aanvrager doet bij de aanvraag een opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden.
In Hoofdstuk 7 van de Mor staan nog bijzondere indieningsvereisten. Daarvan zijn in het kader van de APV alleen die voor het vellen van houtopstanden van belang. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 4:11.
Op grond van de Dienstenrichtlijn mag een vergunning geen beperkte geldingsduur hebben, tenzij a. de vergunning automatisch wordt verlengd of alleen afhankelijk is van de voortdurende vervulling van de voorwaarden, b. het aantal beschikbare vergunningen beperkt is door een dwingende reden van algemeen belang en c. een beperkte duur gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang. Als gemeenten een vergunning voor bepaalde tijd verlenen, moeten zij beargumenteren waarom deze beperking nodig is en waarom deze de evenredigheidstoets kan doorstaan. Sommige vergunningen lenen zich uit de aard alleen voor verlening voor bepaalde tijd. Dit is b.v. het geval bij een evenementenvergunning of een standplaatsvergunning voor een oliebollenkraam rond de jaarwisseling.
In artikel 1.8 stond “het bevoegd gezag” waar het “het bevoegde bestuursorgaan” moet zijn. Na de aanpassing aan de Wabo heeft de term “bevoegd gezag” de betekenis: bestuursorgaan als bedoeld in de Wabo, gekregen (zie Toelichting onder 1.1.). In artikel 1:8 gaat het echter om of het college of de burgemeester: bestuursorgaan dus.
Artikel 1.9 Lex silencio positivo toepassen en
Artikel 1.10 Lex silencio positieve niet toepassen
Deze artikelen zijn nieuw (VNG ledenbrief 4 november 2009). Het betreft aanpassingen n.a.v. invoering Dienstenwet (die uitvoering geeft aan de Europese Dienstenrichtlijn) waarbij is bepaald dat voor vergunningstelsels die onder de reikwijdte van de richtlijn vallen, nog dit jaar expliciet in de betreffende verordeningen dit ook moet worden aangegeven: of de lex silencio positivo van toepassing is. Dit betekent dat na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn, de vergunning van rechtswege is verleend. Alleen vanwege dwingende redenen van algemeen belang kan van de lex silencio positivo worden afgezien. Hieronder wordt per vergunningstelsel uitgelegd waarom onderstaande keuze is gemaakt. Daarmee is voldaan aan de Dienstenwet (i.c. de Dienstenrichtlijn, omdat de Dienstenwet nog niet in werking is getreden en daarom de richtlijn rechtstreeks geldig is per 1 januari 2010).
De lex silencio wordt wel toegepast op:
artikel 2:10a vergunning plaatsen voorwerpen op of aan de weg. Hoewel het hier niet gaat om het verrichten van een dienst en deze vergunning dan ook niet valt onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn, is het uit een oogpunt van vermindering van de lastendruk aangewezen de lex silencio toe te passen, nu er geen dwingende redenen van algemeen belang om af te zien van toepassing van de lex silencio; binnen 8 weken moet er een beslissing genomen kunnen worden om wel of niet een vergunning te verlenen; er hoeft relatief weinig onderzoek te worden verricht voordat het besluit genomen kan worden.
artikel 2:12 melding maken of veranderen van een uitweg.
Hetzelfde geldt voor het reageren op een melding voor het maken of veranderen van een uitweg. In het artikel zelf is een afwijkende beslistermijn van 6 weken opgenomen (i.p.v. de algemene beslistermijn van 8 weken in artikel 1:7). Het interne werkproces is zodanig ingericht dat deze kortere termijn gehaald wordt.
artikel 5:23 vergunning organisatie snuffelmarkt.
Een snuffelmarkt is een markt al dan niet in de open lucht, waarbij hoofdzakelijk tweedehands of incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. De vergunning valt derhalve onder de werking van de Dienstenrichtlijn. De vergunningsplicht is in de (model) APV gehandhaafd, met name omdat een snuffelmarkt voor overlast kan zorgen in de omgeving (bijvoorbeeld door extra verkeer en parkeerdrukte). Nu aan de verlening of weigering van de vergunning een relatief eenvoudige afweging ten grondslag ligt en de gevolgen van een snuffelmarkt doorgaans beperkt zullen zijn, zijn er geen dwingende redenen van algemeen belang aanwezig om van een lex silencio positivo af te zien.
De lex silencio wordt niet toegepast op:
artikel 2:25 vergunning evenementen.
Kleinere, reguliere evenementen zijn al vergunningsvrij. Deze vergunning ziet derhalve op grotere evenementen. Daarbij is een lex silencio positivo niet wenselijk, gezien de impact die een groot evenement kan hebben, met name op de openbare orde. Ook vragen vele aspecten van een groot evenement, zoals brandveiligheid, geluid, aanvoer, afvoer en parkeren van bezoekers, om maatwerk dat alleen een inhoudelijke vergunningsbeschikking kan bieden. Er zijn derhalve verschillende dwingende redenen van algemeen belang, met name de openbare orde, openbare veiligheid en milieu om van een lex silencio positivo af te zien.
artikel 2:25b vergunning voetbalwedstrijd.
Hiervoor geldt hetzelfde voor het organiseren van een voetbalwedstrijd waarbij voor de organisatie ten minste één betaald voetbalorganisatie is betrokken. Het gaat hier voornamelijk om de thuiswedstrijden van sc Heerenveen, maar b.v. ook om bekerwedstrijden of een landenwedstrijd.
artikel 2:28 exploitatievergunning horeca.
Deze vergunning richt zich met name op de openbare orde. Een lex silencio positivo is dan ook niet wenselijk om deze dwingende reden van algemeen belang.
artikel 2:39 exploitatievergunning speelgelegenheid.
Deze vergunning beoogt de bescherming van met name de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid.
artikel 3:4 vergunning sex-inrichting.
Deze vergunning beschermt wezenlijke belangen, met name de openbare orde en volksgezondheid. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid.
artikel 4:18 ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.
Dit artikel dient met name de bescherming van natuur en milieu. Het zou hoogst onwenselijk zijn als er een vergunning van rechtswege zou ontstaan die toestaat dat in een kwetsbaar natuurgebied gekampeerd wordt.
artikel 5:18 standplaatsvergunning
Dit artikel dient met name ter bescherming van de openbare orde en het tegengaan van overlast (b.v. geluidsoverlast, stankoverlast, verkeershinder en overlast door zwerfafval). Het zou hoogst onwenselijk zijn als er een vergunning van rechtswege zou ontstaan die toestaat langs een drukke verkeersweg standplaats in te nemen.
Hier is de term “bevoegd gezag” vervangen door “bevoegde bestuursorgaan” (zie de Toelichting onder 1.1.).
Dit artikel is op verzoek van politieteam Heerenveen opgenomen. De afgelopen anderhalf jaar is ook Heerenveen niet alleen vaker geconfronteerd met voetbalgerelateerd geweld in het centrum van Heerenveen, maar ook met ernstiger geweld en moest er regelmatig rekening worden gehouden met dreigende ernstige verstoring van de openbare orde. Er is dan ook behoefte aan een artikel om vroegtijdig bij ernstige vrees daarvoor aanhoudingen te kunnen verrichten als men zich heeft vermomd. Het artikel verbiedt vermommingen op openbare plaatsen, maar alleen uiteraard alleen als dat gebeurt met het kennelijke doel de openbare orde te verstoren.
Het verspreiden van gedrukte stukken valt niet onder de Wabo, ook niet als daar een element van handelsreclame in zit. Geen wijziging van de APV derhalve.
Er is een lid 3 toegevoegd, waarin is aangegeven op welke andere openbare plaatsen het gedurende welke tijden verboden is te “flyeren”, anders dan die gebieden waarin het altijd is verboden.
Het aanwijzingsbesluit waarin door het college de openbare plaatsen zijn aangewezen waar het verbod geldt, is genomen op 14 april 2009.
Artikel 2:10a t/m 2:10d (Omgevings)vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
In de vorige APV was ook een vergunningstelsel opgenomen; nu zijn het vergunningstelsel en de bijbehorende bepalingen uit het VNG-model APV (hierna: de model-APV) overgenomen, omdat deze eenvoudiger en korter zijn geformuleerd dan het Heerenveense stelsel. De bepalingen wijken materieel echter niet af van de vorige bepalingen, op twee onderdelen na: er is niet meer beschreven voor welke gebieden en voor welke voorwerpen de vergunningplicht niet bestaat. Deze kunnen steeds door het college worden aangewezen in respectievelijk nadere regels (artikel 2.10a, lid 3) en een aanwijzingsbesluit (artikel 2:10d). Deze nadere regels zijn vastgelegd in bestaand uitstallingenbeleid en het aanwijzingsbesluit wordt gelijk met deze APV vastgesteld door het college. Het betreft de bestaande aanwijzing van voorwerpen in de vorige APV. Er is ook voor de nieuwe formulering gekozen om flexibeler om te kunnen gaan met gewenste wijziging c.q. uitbreiding van de gebieden en/of categorieën van voorwerpen.
Hoewel het hier niet gaat om het verrichten van een dienst en deze vergunning dan ook niet valt onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn, is het uit een oogpunt van vermindering van de lastendruk aangewezen de lex silencio toe te passen, nu er geen dwingende redenen van algemeen belang zijn om af te zien van toepassing van de lex silencio; binnen 8 weken moet er een beslissing genomen kunnen worden om wel of niet een vergunning te verlenen; er hoeft relatief weinig onderzoek te worden verricht voordat het besluit genomen kan worden. Daarom is artikel 2:10c geschrapt.
Het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie, als bedoeld in dit artikel, kan onder de Wabo vallen, namelijk wanneer dit gebruik bestaat uit de opslag van roerende zaken. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn als op of aan de weg een container wordt geplaatst voor de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen tijdens een verbouwing. In andere gevallen zal het niet altijd op het eerste gezicht duidelijk zijn of het gaat om opslag van roerende zaken als bedoeld in de Wabo. Het onderscheidend criterium is dat het plaatsen van zaken op de weg bij opslag een tijdelijk karakter heeft: het is de bedoeling dat de opgeslagen zaken ooit ergens anders een al dan niet definitieve bestemming krijgen en aldaar een functie gaan vervullen. Als dat aan de orde is valt die activiteit onder artikel 2.2, eerste lid onder j of onder k van de Wabo. Een ontheffing wordt op grond van artikel 2.2, eerste lid, laatste zinsdeel, van de Wabo aangemerkt als een omgevingsvergunning. Daarom is een onder lid 1 een lid b toegevoegd, waarin staat dat het bevoegd gezag (ingevolge de definitie in artikel 1 is dat dus het bestuursorgaan als bedoeld in de Wabo) in een dergelijk geval een omgevingsvergunning verleent.
Daarnaast blijft artikel 2:10a, lid 1 gehandhaafd, waarin staat dat het bevoegde bestuursorgaan (i.c. het college of de burgemeester) vergunning kan verlenen voor gebruik van de weg dat niet valt onder de Wabo, namelijk wanneer het gaat om objecten die bedoeld zijn om ter plaatse blijvend te functioneren. Dat zijn bijvoorbeeld bloembakken, straatmeubilair, terrassen en dergelijke.
Het is niet ondenkbaar dat bij een en hetzelfde project – bijvoorbeeld een grootscheepse restauratie van monumentale panden – zowel de vergunning van het bevoegde bestuursorgaan (artikel 2:10a, lid 1 onder a) als de omgevingsvergunning (artikel 2:10a, lid 1 onder b) nodig is, waarbij dan de situatie kan ontstaan dat er twee bevoegde gezagen zijn. Met het oog op die gevallen kan overwogen worden om met toepassing van artikel 2.2, tweede lid van de Wabo alle activiteiten waarbij voorwerpen op of aan de weg worden geplaatst, onder de Wabo te brengen. Dat heeft als nadeel dat de zwaardere procedure van de Wabo in alle gevallen gevolgd moet worden. De verwachting is dat deze situatie maar heel zelden zal voorkomen en daarom is artikel 2.2, tweede lid van de Wabo in de APV (overeenkomstig de model APV) dan ook niet toegepast.
Artikel 2.11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Op het aanleggen of veranderen van een weg is artikel 2.2, eerste lid onder d. van de Wabo van toepassing als de activiteit verboden is in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit. Dat betekent dat de termijnen genoemd in artikel 3.9 van de Wabo van toepassing zijn op deze vergunning. De beslistermijn is 8 weken, de verdagingstermijn zes weken. Let wel: indien er meerdere activiteiten worden aangevraagd en er één onder artikel 3.10 van de Wabo valt, dan is de uitgebreide procedure van toepassing (beslistermijn van 6 maanden met een mogelijkheid tot verdagen van zes weken).
De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning die onder de Wabo valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Het gaat dan om de algemene indieningsvereisten uit artikel 1.3 van de Mor. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 1.2. Voor het aanleggen of veranderen van een weg zijn in de Mor geen aanvullende indieningsvereisten opgenomen.
In artikel 2:18 van de Wabo is bepaald dat de vergunning alleen kan worden verleend of geweigerd op de gronden vermeld in deze verordening. De weigeringsgronden staan in artikel 1.8 van deze verordening.
Indien de activiteit niet is verboden in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is de Wabo niet van toepassing en is het college bevoegd. Wanneer het gaat om normaal onderhoud van de weg is er ingevolge het derde lid geen vergunning nodig: het college hoeft zichzelf geen vergunning te verlenen. Zie verder de toelichting aldaar.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
In de vorige APV was nog een vergunningstelsel opgenomen; nu is conform de model-APV een meldingsplicht opgenomen. Het is nu verboden een uitweg te maken of te veranderen als men geen melding heeft gedaan en als zich in het artikel een aantal nader genoemde situaties voordoen. Binnen zes weken moet het college een reactie geven. Zo niet dan mag de melder de uitweg maken of veranderen (lex silencio positivo, zie artikel 1:9). Van belang is wel te onderkennen, dat in de periode van zes weken de melder eigenlijk ook al moet instemmen met de privaatrechtelijke voorwaarden die de gemeente stelt aan een uitweg als eigenaar van de weg en/of dat deel van de uitweg dat aansluit op gemeentelijk grondgebied. In verband met beheer en onderhoud heeft het college hier eerder regels voor opgesteld. In theorie kan de melder dus bestuursrechtelijke toestemming hebben, maar privaatrechtelijk nog niet. Dit betekent feitelijk dat hij dan geen gebruik kan maken van zijn recht op het maken of veranderen van een uitweg. Dit moet voorkomen worden door vroegtijdig met de melder tot overeenstemming te komen over de privaatrechtelijke voorwaarden van de gemeente. Dit is geborgd in het interne werkproces.
De melding van een uitweg valt niet onder de Wabo. Er is immers geen sprake van een vergunning of ontheffing.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
In de vorige APV was nog opgenomen dat het college van te voren aan de rechthebbende op een bouwwerk het besluit om daarop voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting aan te brengen, te onderhouden, te wijzigen of te verwijderen, bekend moest maken. Dat was een bepaling ten overvloede; deze is ook niet opgenomen in de model-APV. Deze verplichting vloeit al voort uit het privaatrecht.
Artikel 2:24 Begripsbepaling (evenement)
In dit artikel is een aanvulling gedaan op de bepaling dat reguliere activiteiten in het cultureel centrum niet worden aangemerkt als evenement. Er was verwarring over wat ‘het cultureel centrum’ was. Geconstateerd is dat hieronder worden begrepen dorpshuizen, wijkgebouwen, enzovoort. Er is nu dan ook opgenomen dat het gaat om reguliere activiteiten in culturele centra, zoals dorpshuizen, wijkgebouwen, enzovoort.
Belangrijkste wijziging is echter dat er een sterke vereenvoudiging van de vergunningsystematiek is doorgevoerd. Er zijn nu 3 categorieën evenementen, die elk hun eigen toestemmingsstelsel kennen (zie onder artikel 2:25 hierna): A, B of C evenementen (waarbij C het meest risicovolle evenement is). De evenementen worden ingedeeld na een risicoanalyse die door het college wordt vastgesteld (conform artikel 156, lid 2 Gemeentewet). Dit risicoanalysemodel wordt gelijk met deze APV vastgesteld door het college (en zal op een later tijdstip onderdeel gaan uitmaken van het evenementenbeleid).
Afhankelijk van het resultaat van de risicoanalyse, gelden verschillende regimes: C evenementen hebben altijd elk jaar een vergunning nodig, B evenementen ook, maar deze kunnen onder voorwaarden (genoemd in het risicoanalysemodel) worden verleend voor maximaal 3 jaar en A evenementen, waarvoor geen vergunningplicht geldt. De beoordeling of alsnog een vergunning nodig is gebeurt opgrond van de algemene weigeringsgronden van artikel 1:8.
Op grond van de algemene bepalingen (artikel 1:4) kunnen voorschriften aan vergunningen worden verbonden. Voor B evenementen is daarop een zodanige uitzondering gemaakt, dat ook gedurende de looptijd van de vergunning extra voorschriften kunnen worden verbonden.
Er zijn diverse andere gemeenten in Nederland (waaronder Hoorn) die een gelijkluidende systematiek in de regelgeving in de APV hebben.
Volgens de Dienstenrichtlijn is voor evenementen in beginsel een vergunningplicht geoorloofd. Bij grote en middelgrote evenementen is vooraf een vergunning noodzakelijk, controle achteraf kan niet volstaan wegens mogelijk gevaar voor de openbare orde, overlastsituaties, verkeersveiligheid, volksgezondheid, zedelijkheid e.d..
Artikel 2:25a Begripsbepalingen (voetbalwedstrijd)
De omschrijving van het begrip “organisator” is sterk vereenvoudigd: de strekking van de eerdere bepaling is samengevat in “degene die een voetbalwedstrijd organiseert waarbij tenminste één betaald voetbalorganisatie is betrokken.
Verder is de begripsbepaling van “stadionomgeving” veranderd: het gebied is uitgebreid tot een gebied in het centrum van Heerenveen en een deel van De Knipe zoals dat is weergegeven op een gewaarmerkte tekening. Dit met het oog op artikel 2:26c waarin de burgemeester de mogelijkheid heeft een stadionomgevingsverbod in te stellen. Van belang is dat dit verbod dan ook geldt voor het gebied in het centrum van Heerenveen en De Knipe met het oog op ernstige vrees voor openbare orde verstoringen aldaar indien tot oplegging van een stadionomgevingsverbod alleen voor de directie omgeving van het stadion zou worden overgegaan. De beperking van het verbod tot enkel de directe omgeving van het stadion zoals in de vorige APV was beschreven, heeft nagenoeg geen toegevoegde waarde op de privaatrechtelijke of strafrechtelijke stadionverboden. De genoemde tekening waarop de stadionomgeving zoals bedoeld in dit artikel is aangegeven, wordt gelijktijdig met deze APV door de raad vastgesteld.
Artikel 2:26b Onnodig opdringen, uitdagend gedrag e.d. bij een voetbalwedstrijd
Er is een nieuw lid aan dit artikel toegevoegd: eenieder is verplicht bij een voetbalwedstrijd alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen. Dit is opgenomen om hier geen misverstand over te laten bestaan. Andere gemeenten met een betaald voetbalorganisatie (b.v. Leeuwarden) hebben vergelijkbare artikelen opgenomen.
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Deze afdeling is in overeenstemming gebracht met model-APV (ledenbrief d.d. 17 december 2009). Materieel is de regelgeving in de nieuwe APV niet gewijzigd; grootste wijziging is eigenlijk het vervangen van het begrip “horecabedrijf” door “openbare inrichting”; daarmee wordt beter recht gedaan aan die inrichtingen die gevoelsmatig niet direct tot “horecabedrijf’ worden gerekend: coffeeshops, buurthuizen en clubhuizen e.d. Al enkele jaren is op grond van de APV geen exploitatievergunning meer nodig voor horecabedrijven in de zin van de Drank- en Horecawet en die een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet hebben. Tot voor kort had de model-APV dit onderscheid nog niet en moesten ook die bedrijven beschikking over ook nog een exploitatievergunning op grond van de APV. Heerenveen liep dus al jaren voorop.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf
In dit artikel is de lijst met openbare inrichtingen die zich elders bevinden en waarvoor de vergunningplicht niet geldt, uitgebreid met horecabedrijven in musea en in bedrijfskantines of –restaurants. Verder is de vergunningplicht afgeschaft voor snackbars en cafetaria’s.
Daarnaast is een weigeringsgrond toegevoegd voor het in gebruik nemen van een terras bij een openbare inrichting, namelijk in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. Deze extra weigeringsgrond staat ook in de model-APV én in artikel 20.10b genoemd als weigeringsgrond voor vergunning voor het plaatsen van voorwerpen of aan de weg; naar analogie van de te beschermen belangen is het opnemen van deze extra weigeringsgrond logisch.
De exploitatievergunning valt onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn. Voor wat betreft de noodzakelijkheid van een vergunning moet aan de hand van een aantal criteria worden afgewogen of er dwingende redenen van algemeen belang zijn die een vergunningstelsel rechtvaardigen. Daaronder worden verstaan de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu. Hieronder valt ook de verkeersveiligheid. Een algemene regel voldoet hier niet met het oog op de genoemde redenen. Alleen door middel van vergunningvoorwaarden te stellen aan de ondernemer kan het vereiste maatwerk worden verricht; dit geldt met name voor de BIBOB-toets.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Omdat de Wet op de kansspelen is gewijzigd, is ook de redactie van dit artikel gewijzigd.
Omdat de Wet op de kansspelen is gewijzigd, is ook de redactie van dit artikel gewijzigd.
Artikel 2:44a Verplichte route
In de vorige APV kon de burgemeester nog ontheffing verlenen van dit verbod (om af te wijken op aangewezen tijdstippen van een door hem aangegeven route). Dit is overregulering: als je een groep iets niet wilt verbieden, dan verbied je het niet; je verbiedt het niet eerst om vervolgens voor een bepaald deel van die groep weer ontheffing te verlenen.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Dit artikel is geschrapt, omdat het niets toevoegt aan de strafbaarstelling van dergelijk gedrag in het Wetboek van Strafrecht, ook niet volgens de model-APV.
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Lid 1 van dit artikel is geschrapt, omdat nodeloos alarmeren in 2002 al strafbaar is gesteld in het Wetboek van Strafrecht (artikel 142). Daarmee is de strafbaarstelling in de APV overbodig.
Lid 2 van dit artikel is geschrapt, nu sinds 2007 alle nieuwe alarminstallaties moeten voldoen aan de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en de kwaliteitseisen van de Regeling BORG 1.1. Alarminstallaties die in verband met te veel lawaai overlast veroorzaken, kunnen o.g.v. artikel 4:6 overige geluidhinder worden aangepakt; verder moeten zij o.g.v. het Bouwbesluit i.c het Gebruiksbesluit brandveiligheidsinstallaties voldoen aan bepaalde eisen. Hiermee is het voorkomen van ongewenst gebruik van alarminstallaties voldoende geborgd.
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het aanlijnen van honden is nu niet alleen binnen de bebouwde kom op de weg verplicht, maar ook buiten de bebouwde kom op rijkswegen en provinciale wegen. Dit uiteraard voor zover daar in de nabijheid gewandeld en/of gefietst mag worden. Reden van opneming van dit verbod is de gevaarlijke situaties die kunnen ontstaan als inwoners in het buitengebied hun hond de hele dag vrij rond laten lopen op een niet afgesloten erf.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
De Regeling agressieve dieren bestaat niet meer; voor de definitieve van “muilkorf” kan daarnaar dus niet meer verwezen worden. De definitie uit de Regeling is nu in zijn geheel opgenomen in de APV zelf. Om dezelfde reden wordt in lid 3 de verwijzing naar de Regeling geschrapt en vervangen door Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
In dit artikel is opgenomen dat het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. In lid vier was aangegeven, dat het college ontheffing van dit verbod kon verlenen. Dit vierde lid is geschrapt, omdat het nogal bureaucratisch is om als college eerst een gebied aan te wijzen waar je geen vuurwerk mag bezigen en vervolgens dan weer als college voor (een deel van) die plaats weer ontheffing verleend. Ergo: dan had het college de plaats eerst niet moeten aanwijzen.
Artikel 2:73a Bezitten en bezigen van carbid tijdens de jaarwisseling
In dit artikel is het verboden opgenomen carbid bij zich te hebben en te bezigen op een openbare plaats. In de vorige APV was daar aan toegevoegd “als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken”. Deze toevoeging is geschrapt, omdat het uit de aard van de materie (carbid kan áltijd weliswaar ook ongewild, gevaar, schade of overlast veroorzaken.)
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs
In dit artikel is op verzoek van het politieteam Heerenveen een regeling opgenomen met betrekking tot het strafbaar stellen van het samenscholen in verband met drugshandel en/of –gebruik op openbare plaatsen, iets dat met enige regelmaat gebeurt in het centrum van Heerenveen. De regeling is in grote lijnen overgenomen van de APV Twenterand. De regeling ziet op het voorkomen van overlast en/of openbare ordeverstoringen. Met de regeling krijgt de politie meer mogelijkheden om handhavend op te treden bij toenemend druggebruik in groepsverband. In tegenstelling tot openlijk drankgebruik, hoeft dit verbod zich niet te beperken tot specifieke delen van de gemeente, omdat er bij samenscholing i.v.m. drugsgebruik en/of –handel uit de aard van de materie al sprake is van ernstige vrees voor overlast e.d.; dit is met alcohol niet het geval. Het artikel is in zoverre aan aanvulling op de Opiumwet, dat ook het gebruik van drugs strafbaar wordt gesteld indien dit in groepsverband gebeurt op een openbare plaats (druggebruik is niet strafbaar ingevolge de Opiumwet).
Artikel 2:74b Verboden drugsgebruik
Veel druggebruikers gebruiken hun drugs –of treffen daartoe voorbereidingen- in het openbaar. Dit veroorzaakt veel gevoelens van onbehagen en onveiligheid bij het publiek. Op basis van dit artikel kan de politie overgaan tot aanhouding of deze personen van bepaalde bij hen favoriete plekken wegsturen. Ook kan de politie de voorwerpen waarmee de overtreding wordt gepleegd (hulpmiddelen, drugs) strafrechtelijk in beslag nemen.
Artikel 2:74c Weggooien van spuiten e.d.
Dit artikel is opgenomen om het weggooien van attributen bij het gebruik van drugs strafbaar te stellen in verband met het gevaar voor de gezondheid (prikken en besmetten e.d.).
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Ook de artikel 2:74a en 2:74b zijn onder de werking van dit artikel gebracht (tijdelijk ophouden indien zij deze verboden groepsgewijs niet naleven).
In dit artikel werd nog gesproken over Brandbeveiligingsverordening; dit is ondertussen het Gebruiksbesluit geworden.
De geldigheidsduur van 3 jaar was in de vorige APV onder beslissingstermijnen en weigeringsgronden opgenomen, maar hoort beter thuis in dit artikel.
De vergunning voor een seksinrichting valt onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn. Voor wat betreft de noodzakelijkheid van een vergunning moet aan de hand van een aantal criteria worden afgewogen of er dwingende redenen van algemeen belang zijn die een vergunningstelsel rechtvaardigen. Daaronder worden o.a. verstaan de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, handhaving van de maatschappelijke orde, doelstellingen van sociaal beleid, bescherming van afnemers van diensten, bescherming van werknemers en voorkoming van fraude. Een algemene regel voldoet hier niet met het oog op de genoemde redenen. Alleen door middel van vergunningvoorwaarden te stellen aan de ondernemer kan het vereiste maatwerk worden verricht; dit geldt met name voor de BIBOB-toets.
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De weigeringsgronden zijn t.o.v. de vorige APV uitgebreid (en conform de model-APV) omdat de algemene weigeringsgronden van artikel 1:8 iets te beperkt zijn.
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
Het overgangsrecht zoals dat in de vorige APV was opgenomen, is niet meer nodig, omdat artikel 3:4 al in werking is getreden bij de 25e wijziging in 2009; daarom geen overgangsrecht meer van toepassing: voor alle seksinrichtingen geldt nu dat zij in het bezit van een vergunning zijn.
Het begrip “de 8-lus” is toegevoegd; hierin werd in de rest van de bepalingen mee gewerkt, maar niet omschreven was, welke straten hiermee bedoeld worden.
Verder is in de APV nu aangegeven de driedeling in de gebiedsbenoeming van de gemeente, waardoor het hele beleid ten aanzien van aanwijzing collectieve festiviteiten en kennisgeving van incidentele festiviteiten nu helder is opgenomen in de APV zelf (zie artikel 4:2 en 4:3).
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
In de model-APV zijn deze verboden niet meer opgenomen, omdat de burgemeester deze autonome bevoegdheid al heeft op grond van artikel 174 Gemeentewet. Voor een efficiënte toepassing van artikel 4:2 en 4:3 zijn de verboden wel opgenomen in de APV.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Hierin is voor de duidelijkheid opgenomen dat het gaat om overige geluidhinder buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer; deze inrichtingen vallen immers onder de voorschriften m.b.t. geluidhinder onder de Wet milieubeheer.
Verder is een verduidelijking opgenomen m.b.t. hoe vaak de straatartiest 30 minuten op dezelfde plek mag staan (toegevoegd is: per dag).
Artikel 4:11 t/m 4:11f (Omgevingsvergunning) voor het vellen van houtopstanden
De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de Wabo. Vaak zal naast de vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Natuurbeschermingswet of de Flora- en Faunawet nodig zijn in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet haken aan bij de Wabo. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd. De Boswet haakt echter niet aan bij de Wabo. Indien die van toepassing is, blijft dus een aparte omgevingsvergunning vereist.
In de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor, Staatscourant 2010-5162) zijn indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning opgenomen. Naast een aantal algemene indieningsvereisten (zie daarvoor de toelichting bij artikel 1:2) zijn er in artikel 7.3 van de Mor nog een aantal speciale indieningsvereisten voor het vellen van houtopstanden opgenomen. Dit artikel 7:3 luidt als volgt:
In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de wet, identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, van deze regeling iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.
In of bij de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand:
de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf;
de diameter in centimeters, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld;
de mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan.
Verder is in de diverse artikelen de term “bevoegd gezag” vervangen door “bevoegde bestuursorgaan” (zie de Toelichting onder 1.1.).
In lid 2b zijn “vruchtbomen” doorgehaald voor wat betreft het niet-vergunningplichtig zijn; vruchtbomen kunnen monumentaal zijn en kunnen daarom wel bescherming verdienen. Voor vruchtbomen is dus wel een vergunning noodzakelijk.
Artikel 4:11c Geldigheid van de vergunning
Naar aanleiding van een casus is het wenselijk omtrent de geldigheidsduur van de kapvergunning duidelijker te zijn dat hiervan binnen een jaar volledig gebruik moet zijn gemaakt.
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege
In de model-APV is dit wel opgenomen: de vergunning wordt geacht te zijn verleend wanneer niet binnen de in artikel 1:2 genoemde termijn een beslissing is genomen op de aanvraag voor een vergunning. Dit hoort echter niet in de APV thuis, omdat hieromtrent al een regeling is opgenomen hogere regelgeving, n.l. in de Wabo: in artikel 3.9, derde lid van de Wabo is bepaald dat de vergunning van rechtswege is verleend overeenkomstig de aanvraag, als de beslis- en de eventuele verdagingstermijn zijn verstreken zonder besluitvorming.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het verbod om op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren; het onderdeel “op of aan een onroerende zaak” is weggehaald, omdat met die toevoeging het niet mogelijk was te handhaven op ongewenste (tijdelijke) borden in weilanden en op erven.
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
Deze plicht is niet meer opgenomen, omdat in het Activiteitenbesluit dat op 1 januari 2008 in werking is getreden, een zorgplicht is opgenomen die ertoe verplicht geen lichthinder te veroorzaken. Daarmee is de noodzaak om dit onderwerp te regelen in de APV, vervallen.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Omdat de Marrekrite-ligplaatsen niet meer in beheer zijn bij de Marrekrite, is het raadzaam i.v.m. het voorkomen van excessen een regeling op te nemen over kamperen op die plaatsen in de APV, die overeenkomt met de regeling die de Marrekrite tot vorig seizoen hanteerde. Als ontheffingsgrond van het verbod op kamperen is extra (conform de model-APV) opgenomen “ter bescherming van een stads- of dorpsgezicht”; in de vorige APV stond nog “overlast”, maar dat is al geregeld in artikel 1:8 (openbare orde).
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
In het artikel is het plaatsen of hebben van kampeermiddelen e.d. langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg strafbaar gesteld. De aanduiding “door het college aangewezen delen van de weg” is weggehaald (conform de model-APV). Er is ook overwogen om nog een termijn toe te voegen, b.v. “gedurende een maand” om excessen tegen te kunnen gaan (b.v. door na 3 dagen het kampeermiddel ergens anders neer te zetten en de dag erna weer op de oude plek). In verband met het feit dat dit zich slechts een enkele keer voordoet en de handhaafbaarheid erg arbeidsintensief zou worden, is er voor gekozen deze termijn niet op te nemen.
Onder deze bepaling vallen in ieder geval: caravans, campers, kampeerwagens, aanhangwagens, magazijnwagens, keetwagens e.d. op de weg. In deze bepaling zijn de woorden “parkeren” gewijzigd in “te plaatsen of te hebben” om de handhaving van deze bepaling eenvoudiger te maken. Met het steeds een paar meter verplaatsen van een caravan, aanhangwagentje e.d. op de openbare weg wordt overtreding van deze bepaling niet langer meer voorkomen. Met de zinsnede “of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt” is beoogd aan te geven dat alle soorten (aanhang)wagens en voertuigen, die niet “dagelijks” worden gebruikt als vervoermiddel onder deze bepaling kunnen vallen. Het excessieve van het hier bedoelde parkeren is in de eerste plaats gelegen in het buitensporige gebruik van parkeerruimte dat daarmee gepaard gaat. Daarnaast is dat het ontsieren van het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Het plaatsen of hebben gedurende ten hoogste drie (achtereenvolgende) dagen wordt niet verboden, opdat de betrokkene de gelegenheid zal hebben zijn kampeerwagen, caravan of camper voor een te ondernemen reis gereed te maken, respectievelijk na de reis op te ruimen.
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Dit is niet meer opgenomen in de APV (conform de model-APV), omdat de Wet milieubeheer inmiddels geheel in dit onderwerp voorziet.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Lid 2 geeft het college de mogelijkheid om fietsstallingen aan te wijzen waar fietsen en bromfietsen slechts voor een beperkte door het college te bepalen duur van enkele dagen tot enkele weken geplaatst (gestald) mogen worden. Dit om het fenomeen “weesfiets” daar effectief te kunnen tegengaan. Gedacht kan worden aan gebieden waar een hoge druk wordt ondervonden (voor een lange tijdsduur) van geplaatste (brom)fietsen.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Er geldt nog wel een vergunningplicht voor collecteren, maar alleen nog voor instanties van buiten de gemeente Heerenveen. Dit om inwoners de mogelijkheid te geven snel te kunnen zien of er bij dergelijke instanties sprake is van malafide inzameling: indien zij geen vergunning kunnen tonen van de gemeente Heerenveen, is het gemakkelijker de inzamelaars de deur te wijzen.
Ter verduidelijking is opgenomen dat ook het werven van donateurs valt onder de verbodsbepaling van lid 1 (conform de model-APV).
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Lid 2 is opgenomen conform de model-APV ter afbakening met Woningwet.
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
Deze is al langer niet meer in de model-APV opgenomen, omdat in artikel 5:20 al is bedoeld te zeggen dat de Wet milieubeheer uitputtend van toepassing is, m.a.w. er is nooit een standplaatsvergunning nodig voor een activiteit die valt onder de werking van de Wet milieubeheer (i.c. Activiteitenbesluit en andere besluiten) en daarom ook geen aanhoudingsplicht.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
De vergunning voor een snuffelmarkt valt onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn. Voor wat betreft de noodzakelijkheid van een vergunning moet aan de hand van een aantal criteria worden afgewogen of er dwingende redenen van algemeen belang zijn die een vergunningstelsel rechtvaardigen. Daaronder worden o.a. verstaan de openbare orde en de bescherming van het milieu (waaronder tegengaan van overlast). Een algemene regel voldoet hier niet met het oog op de genoemde redenen. Alleen door middel van vergunningvoorwaarden te stellen aan de ondernemer kan het vereiste maatwerk worden verricht.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
In dit artikel zijn de twee leden geschrapt met betrekking tot het melden van het plaatsen van steigers e.d. in het water. Deze mogen ingevolge lid 1 al nooit geplaatst worden als zij gevaar opleveren of een belemmering vormen e.d. Privaatrechtelijk is al geregeld dat je voor het plaatsen de toestemming van de eigenaar moet hebben. De twee bedoelde leden waren dan ook ten overvloede.
De toevoeging “al dan niet met openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak” is geschrapt; het is aan de rechter om dit te bepalen.
De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg (artikel 2:11) en voor het vellen van houtopstanden (artikel 4:11) vallen bij inwerkingtreding van de Wabo onder de Wabo. Zie resp. artikel 2.2, eerste lid onder d en onder g van de Wabo. Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg (artikel 2:10) kan neerkomen op het opslaan van roerende zaken als bedoeld in artikel 2.2 onder j en k van de Wabo, bijvoorbeeld als het gaat om de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen in containers. Een vergunning daarvoor valt dan onder de Wabo en wordt aangemerkt als een omgevingsvergunning. Artikel 2.3 van de Wabo verbiedt het handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2:10, 2:11 of 4:11 APV (conform de model APV).
Via artikel 5.4 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met deze drie vergunningen. De strafbepalingen van de APV zijn er dus niet op van toepassing.
In de oude APV stonden nog diverse overgangsbepalingen. Deze worden nu óf ondervangen door de nieuwe bepaling óf vloeien al voort uit de Algemene wet bestuursrecht, waardoor deze ten overvloede zouden zijn.
Verder is overgangsrecht opgenomen met betrekking tot bepaalde vergunningaanvragen die onder de Wabo vallen.