Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Verordening voor de verdeling van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingVerordening voor de verdeling van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing
CiteertitelVerdelingsverordening stedelijke vernieuwing 2000
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 21-12-2005

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad, 2005, 85

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet stedelijke vernieuwing,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200601-07-2012nieuw art. 1a

21-12-2005

Provinciaal blad, 2005, 85

44/5.1/2005009545

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voor de verdeling van het investeringsbudget stedelijke vernieuwing

 

 

Inhoud

BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins strekken tot structurele verhoging van de kwaliteit van het stedelijk gebied;

b.   de wet: de Wet stedelijke vernieuwing;

c.   ontwikkelingsprogramma: programma als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de wet;

d.   investeringsbudget: subsidie aan gemeenten als bedoeld in artikel 5, derde lid, ter tegemoetkoming in de kosten van uitvoering van een ontwikkelingsprogramma (programmagemeenten) of een stedelijke vernieuwingsactiviteit als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet (projectgemeenten);

e.   investeringstijdvak: tijdvak van 5 kalenderjaren, waarvoor investeringsbudget wordt verstrekt, te beginnen met de periode 2000 tot en met 2004;

f.    de commissie: de als subcommissie van de Provinciale Commissie voor het

Omgevingsbeleid ingestelde Provinciale Commissie Stedelijke Vernieuwing en Wonen.

Artikel 1a

De Algemene subsidieverordening Drenthe is niet van toepassing.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2

Er is een provinciaal Investeringsfonds stedelijke vernieuwing. In dit fonds worden in ieder geval de bijdragen van het Rijk gestort als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet.

Deze bijdragen hebben slechts betrekking op stedelijke vernieuwing die is gericht op de fysieke leefomgeving.

Artikel 3

Over de niet-bestede middelen van het provinciaal investeringsfonds wordt jaarlijks per 31 december rente toegevoegd op basis van het door gedeputeerde staten vast te stellen gemiddelde rentepercentage voor het aangaan van vaste geldleningen.

Artikel 4

Met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde regels verlenen gedeputeerde staten aan gemeenten als bedoeld in artikel 5, derde lid, van de Wet investeringsbudget ten behoeve van de uitvoering van het gemeentelijk beleid inzake stedelijke vernieuwing.

Artikel 5

Aan gemeenten, die daarvoor - gelet op aard en omvang van de stedelijke vernieuwingsopgave - naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen wordt slechts investeringsbudget verleend op basis van een door de gemeenteraad vastgesteld ontwikkelingsprogramma.

Aan gemeenten met een geringe of eenzijdige stedelijke vernieuwingsopgave kan investeringsbudget worden verleend op basis van een aanvraag als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de wet.

Artikel 6

Het verlenen van investeringsbudget uit het provinciaal Investeringsfonds stedelijke vernieuwing vindt slechts plaats onder voorwaarde dat door het Rijk de middelen in het fonds worden gestort.

PROCEDURE

Artikel 7

Op 1 juli van het jaar voorafgaande aan het investeringstijdvak maken gedeputeerde staten, gehoord de commissie, bekend van welke gemeenten een ontwikkelingsprogramma wordt verwacht en geven daarbij op basis van de in artikel 11 van deze verordening genoemde criteria een indicatie van de hoogte van het budget voor die gemeenten.

Tevens geven zij daarbij inzicht in het aandeel van de middelen dat is gereserveerd voor projectgemeenten.

Artikel 8

Ingevolge artikel 11 van de wet dienen burgemeester en wethouders van een programmagemeente uiterlijk op 1 juli van het eerste jaar van het investeringstijdvak bij gedeputeerde staten een aanvraag in voor investeringsbudget. De aanvraag gaat vergezeld van een door de raad vastgesteld ontwikkelingsprogramma.

Burgemeester en wethouders van de overige gemeenten kunnen voor 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft een aanvraag indienen voor investeringsbudget ten behoeve van een stedelijke vernieuwingsactiviteit. De aanvraag gaat vergezeld van een onderbouwing van de voorgenomen stedelijke vernieuwingsactiviteit en bevat in ieder geval een financiële paragraaf en een vermelding van de wijze waarop belanghebbenden bij de voorbereiding en de uitvoering worden betrokken.

Artikel 9

Gedeputeerde staten maken, gehoord de commissie, hun beslissing op de ingediende aanvragen bekend binnen de in artikel 11, derde lid, van de wet genoemde termijnen.

Artikel 10

Het verlenen van investeringsbudget wordt geweigerd in de in artikel 8 van de wet genoemde gevallen, alsmede wegens ontoereikendheid van middelen in het provin-ciaal Investeringsfonds stedelijke vernieuwing.

VERDELING VAN HET PROVINCIAAL INVESTERINGSFONDS

Artikel 11

Bij het bepalen van de indicatieve bedragen en het verlenen van investeringsbudget nemen gedeputeerde staten, gehoord de commissie, de volgende criteria in acht:

-     de urgentie op basis van het beleidskader stedelijke vernieuwing;

-     het aandeel van de gemeente, andere subsidiënten en private partijen (multiplier);

-     het maatschappelijk rendement en de relatie met andere sectoren van beleid;

-     de relatie met het provinciaal omgevingsbeleid.

Artikel 12

Bij de verdeling nemen gedeputeerde staten als uitgangspunt in acht, dat ten minste 70% van de middelen wordt verleend als investeringsbudget ten behoeve van programmagemeenten.

Artikel 13

Gedeputeerde staten kunnen, in geval een projectgemeente tussentijds de mogelijkheid krijgt een activiteit te ondernemen die voor de stedelijke vernieuwing van bijzondere betekenis is en waarmee bij de verdeling geen rekening is gehouden, verklaren dat zij bij de eerstvolgende verdeling investeringsbudget zullen verlenen.

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten, gehoord de commissie, ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze verordening.

Artikel 15

De afwikkeling van verleende bijdragen op basis van de Verdelingsverordening stads- en dorpsvernieuwing 1994 vindt plaats overeenkomstig de daarin gestelde regels.

Artikel 16

Tot het moment van inwerkingtreding van de wet moet voor de wet gelezen worden het wetsontwerp.

Artikel 17

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2000 en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Artikel 18

Deze regeling wordt aangehaald als Verdelingsverordening stedelijke vernieuwing 2000.

TOELICHTING OP DE VERORDENING VOOR DE VERDELING VAN HET INVESTERINGSBUDGET STEDELIJKE VERNIEUWING (VERDELINGSVERORDENING STEDELIJKE VERNIEUWING)

ALGEMEEN

De Wet stedelijke vernieuwing introduceert een brede doeluitkering ten behoeve van een integrale beleidsaanpak van stedelijke vernieuwing (SV). De wet vervangt onder andere de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

De wet introduceert een zelfstandige zorgplicht van gemeenten voor de SV. Uitgangspunt is samenwerking tussen de bestuurslagen onderling, tussen gemeenten onderling en tussen de gemeentelijke overheid en de particuliere sector, waaronder begrepen de bewoners.

Ingevolge artikel 3 van het wetsvoorstel SV dragen provinciale staten (PS) uitsluitend zorg voor de bevordering en ondersteuning van SV, in het bijzonder ten aanzien van gemeenten waaraan de provincies investeringsbudget kunnen verlenen.

De provincie heeft op het gebied van SV 3 taken:

-     het bevorderen van intergemeentelijke afstemming van het SV-beleid;

-     het bevorderen van de afstemming van het SV-beleid op het provinciaal beleid;

-     het verdelen van het provinciale investeringsbudget over niet-rechtstreekse gemeenten.

PS geven bij verordening regels omtrent de wijze waarop tussen gemeenten de verdeling van de middelen voor investeringsbudget wordt vastgesteld (verdelingsverordening).

Op basis van deze verordening kunnen gedeputeerde staten (GS) investeringsbudget verlenen aan de gemeenten die - gelet op aard en omvang van de stedelijke vernieuwingsopgave - investeringsbudget niet rechtstreeks van het Rijk ontvangen (niet-rechtstreekse gemeenten).

Bij die verdeling is de provincie niet slechts "doorgeefluik" van rijksbijdragen.

Voor een doelmatige inzet van middelen kan de provincie een deel van het budget niet vooraf indicatief verdelen en accenten aanbrengen in de budgetverdeling door nadere provinciale prioriteiten vast te stellen. Deze moeten echter wel in lijn liggen met het Beleidskader stedelijke vernieuwing. Anderzijds worden de inhoudelijke beleidskaders voor alle gemeenten bepaald door het Beleidskader stedelijke vernieuwing en heeft de provincie geen eigen beleidsverantwoordelijkheid voor de SV.

Het Beleidskader stedelijke vernieuwing is een algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 7, tweede lid, van de wet, waarin de landelijke doelstellingen van SV zijn vastgelegd.

Verdelingsverordening

In aansluiting op de huidige Verdelingsverordening stads- en dorpsvernieuwing is gekozen voor een verordening waarin niet meer wordt geregeld dan strikt noodzakelijk is. De verordening biedt GS het juridisch kader voor een flexibele inzet van de middelen voor SV.

Daarbij is ervoor gekozen de regeling zo eenvoudig en doelmatig mogelijk te houden en is herhaling van wettelijke bepalingen, zoals bijvoorbeeld ten aanzien van verantwoording, monitoring en visitatie, achterwege gelaten.

Blijkens de Memorie van toelichting bij de wet is na ampele overweging besloten de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van overeenkomstige toepassing te verklaren op de verstrekking van investeringsbudget. Ingevolge artikel 4.21, derde lid, van die wet is de subsidietitel in beginsel niet van toepassing op subsidierelaties tussen overheden.

Op grond van overeenkomstige overwegingen is ook de Algemene subsidieverordening Drenthe niet van toepassing.

ARTIKELSGEWIJS

 

 

Artikel 1

Hoewel de problematiek zich vooral concentreert op verstedelijkt gebied kan stedelijke vernieuwing ook nadrukkelijk aan de orde zijn in kleinere steden en dorpen en buiten de bebouwde kom, mits deze betrekking heeft op bebouwde gedeelten van het gemeentelijk grondgebied. De vermelde ruime omschrijving van het begrip SV is ontleend aan artikel 1 van de wet. Ingevolge artikel 1, tweede lid, van de wet zijn de taken, middelen en bevoegdheden ten aanzien van SV echter beperkt tot de fysieke leefomgeving.

Hierbij gaat het om het geheel van wonen, ruimte, milieu, grootschalig groen en economische activiteiten. Maatregelen die niet gericht zijn op de fysieke leefomgeving, zoals bijvoorbeeld arbeidsmarktbeleid, scholing of verbetering van de veiligheid op straat door meer politie-inzet, vallen er, blijkens de artikelsgewijze toelichting op de wet, buiten.

Artikel 2

Het provinciaal Investeringsfonds stedelijke vernieuwing wordt in ieder geval gevoed door bijdragen van het Rijk.

Op provinciaal niveau wordt een gebundelde inzet van middelen op het terrein van de fysieke leefomgeving nagestreefd.

Artikel 3

Over niet-bestede fondsmiddelen vergoedt de provincie rente op basis van het jaarlijks vast te stellen gemiddelde percentage voor het aangaan van vaste geldleningen.

Artikel 4

Dit artikel vormt de grondslag voor de bevoegdheid van GS voor het verlenen van investeringsbudget aan niet-rechtstreekse gemeenten. Blijkens de memorie van toelichting mogen de provincies de middelen niet voor andere doeleinden dan voor subsidies aan deze gemeenten gebruiken.

Artikel 5

Om redenen van flexibiliteit is ervoor gekozen de programmagemeenten bij afzonderlijk besluit aan te wijzen en deze niet als zodanig in de verordening te benoemen.

Artikel 6

Het voorbehoud in dit artikel moet worden gemaakt omdat het fonds vooralsnog in hoofdzaak door het Rijk wordt gevoed.

Artikel 7

De termijn van 1 juli vloeit rechtstreeks voort uit artikel 6, derde lid, van de wet.

Artikel 8

Om redenen van eenduidigheid is ervoor gekozen de datum van indiening zowel voor de programmagemeenten als voor de projectgemeenten te bepalen op 1 juli.

Artikel 9

In dit artikel is aansluiting gezocht bij de wettelijke beslistermijn.

Artikel 10

Naast de wettelijke weigeringsgronden is hier de ontoereikendheid van het budget toegevoegd omdat de situatie zich kan voordoen dat een aanvraag op basis van de criteria kan worden gehonoreerd, terwijl de middelen van het fonds ontoereikend zijn.

Artikel 11

Aan de hand van de hier genoemde criteria zal de verdeling tussen de gemeenten van de middelen voor investeringsbudget moeten plaatsvinden.

Omdat het Beleidskader stedelijke vernieuwing voor alle gemeenten het inhoudelijke kader vormt voor de SV is de urgentie op basis daarvan het belangrijkste criterium.

Verder zijn het multipliereffect, het maatschappelijk rendement en de relatie met het ruimtelijk beleid/omgevingsbeleid belangrijke criteria voor de beoordeling van een doelmatige inzet van investeringsbudget.

Artikel 12

Omdat ieder percentage arbitrair is, maar anderzijds mag worden aangenomen dat het zwaartepunt van de SV-problematiek zich in de meer verstedelijkte programmagemeenten zal manifesteren, is gekozen voor een ondergrens van ten minste 70%.

Op basis van verkregen inzicht in aard en omvang van de Drentse SV-problematiek zal dit percentage meer exact kunnen worden bepaald.

Artikel 13

Deze regeling voor "gelegenheidsprojecten" is ten behoeve van de projectengemeenten overgenomen uit de Verdelingsverordening stads- en dorpsvernieuwing.

Artikel 14

Dit artikel is een gebruikelijke slotbepaling ten behoeve van onvoorziene omstandigheden. Het verlenen van ontheffing zal in voorkomende gevallen plaatsvinden met inachtneming van de strekking van de verordening.

Artikel 15

Deze overgangsbepaling is opgenomen omdat de afwikkeling van bijdragen ten behoeve van projecten op basis van de huidige Verdelingsverordening stads- en dorpsvernieuwing nog enige tijd zal vergen.

Artikel 16

Deze datum van het in werking treden is bepaald in verband met het voornemen van het Rijk het nieuwe verdeelsysteem met terugwerkende kracht tot 1 januari 2000 te laten ingaan.