Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drenthe

Verdelingsverordening provinciaal stads-, en dorpsvernieuwingsfonds 1994

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrenthe
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingVerdelingsverordening provinciaal stads-, en dorpsvernieuwingsfonds 1994
CiteertitelVerdelingsverordening stads- en dorpsvernieuwing
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 21-12-2005

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad, 2005, 85

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de stads- en dorpsvernieuwing,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200601-07-2012art. 2a + toelichting

21-12-2005

Provinciaal blad, 2005, 85

44/5.1/2005009545

Tekst van de regeling

Intitulé

Verdelingsverordening provinciaal stads-, en dorpsvernieuwingsfonds 1994

 

 

Inhoud

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   stads- en dorpsvernieuwing: een zodanig geïntensiveerde aanpassing van het woon-, werk-, productie- en leefmilieu (in de bebouwde kom van vóór 1970) aan de huidige wensen en normen dat de thans nog aanwezige achterstand sprongsgewijs wordt ingelopen, zulks ten bate van hen die in de achterstandsgebieden wonen, werken en hun bedrijf uitoefenen;

b.   de wet: de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

c.   fonds: het provinciaal Stads- en dorpsvernieuwingsfonds als bedoeld in de wet;

d.   gemeente: een gemeente als bedoeld in artikel 39, vijfde lid, van de wet, waaraan niet rechtstreeks door het Rijk bijdragen worden uitgekeerd;

e.   commissie: de als Provinciale Stadsvernieuwingscommissie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet functionerende Commissie voor de Stads- en Dorpsvernieuwing.

Artikel 1a

De Algemene subsidieverordening Drenthe is niet van toepassing.

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2

Er is een provinciaal Stads- en dorpsvernieuwingsfonds. In dit fonds worden de bijdragen van het Rijk als bedoeld in artikel 39, vijfde lid, van de wet gestort.

Artikel 3

1.   Met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde regels kunnen gedeputeerde staten aan gemeenten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, uit het fonds bijdragen verlenen in de kosten, verbonden aan de uitvoering van stads- en dorpsvernieuwingsprojecten.

2.   De aanvraag als bedoeld in het vorige lid dient te berusten op een gemeentelijk meerjarenprogramma, waaruit blijkt welke activiteiten de gemeente de komende jaren wenst uit te voeren op het terrein van de stads- en dorpsvernieuwing, alsmede een overzicht van de ter zake geraamde kosten en opbrengsten.

3.   Het verlenen van bijdragen vindt plaats onder de voorwaarde dat door het Rijk de middelen in het fonds worden gestort.

Artikel 4

1.   Aan het verlenen van een bijdrage op grond van deze verordening wordt de voorwaarde verbonden dat binnen 1 jaar met de uitvoering van het gesubsi-dieerde project wordt begonnen.

2.   Gedeputeerde staten kunnen op verzoek van burgemeester en wethouders de termijn genoemd in het eerste lid met maximaal 1 jaar verlengen.

3.   Indien niet aan het bepaalde in het eerste c.q. het tweede lid wordt voldaan, kunnen gedeputeerde staten hun besluit tot het verlenen van de bijdrage intrekken.

Artikel 5

Gedeputeerde staten kunnen aan het verlenen van een bijdrage nadere voorwaarden verbinden.

PROCEDURE

Artikel 6

De aanvraag om een bijdrage als bedoeld in artikel 3 dient jaarlijks voor 1 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, in 2-voud bij gedeputeerde staten te worden ingediend.

Artikel 7

Gedeputeerde staten maken hun besluit omtrent de aanvragen als bedoeld in artikel 3 vóór 1 december, voorafgaande aan het jaar waarop de bijdrage betrekking heeft, aan burgemeester en wethouders bekend door toezending.

Artikel 8

Gedurende de uitvoering van projecten waarvoor een bijdrage is verleend kunnen voorschotten worden verstrekt tot een maximum van 90% van de verleende bijdrage.

Definitieve afrekening vindt plaats op basis van een overzicht van werkelijke uitgaven en opbrengsten, voorzien van een accountantsverklaring en met inachtneming van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximumbedrag.

VERDELING VAN HET FONDS

Artikel 9

Op basis van de ingediende aanvragen verdelen gedeputeerde staten, gehoord de commissie, jaarlijks de in het fonds gestorte gelden.

In daarvoor in aanmerking komende gevallen kunnen gedeputeerde staten aangeven dat de uitvoering van een project zich over meerdere jaren uitstrekt.

Artikel 10

1.   Voor het verlenen van bijdragen komen in ieder geval de volgende activiteiten in aanmerking:

a.   de sanering van milieuhinderlijke bedrijven uit de woonomgeving;

b.   de verbetering van particuliere woningen en monumenten door eigenaren/

bewoners;

c.   verbetering van de woonomgeving.

2.   Voor de uitvoering van projecten als bedoeld in het eerste lid, onder b, worden van gemeentewege regelen vastgesteld omtrent het verlenen van steun in het belang van de stadsvernieuwing aan natuurlijke en/of rechtspersonen.

      Aan het verlenen van bijdragen voor de verbetering van particuliere woningen worden in ieder geval de volgende voorwaarden verbonden:

-     de te verlenen bijdrage mag uitsluitend worden aangewend voor verbetering van het casco;

-     de bijdrage per woning mag maximaal € 4.600,-- bedragen;

-     de verlening van bijdragen vindt uitsluitend plaats ten behoeve van woningen van vóór 1946.

Artikel 11

Bij de beoordeling van de aanvragen om een bijdrage nemen gedeputeerde staten in aanmerking:

-     de prioriteit ten opzichte van andere, soortgelijke, aanvragen;

-     de mate van achterstand in het stads- en dorpsvernieuwingsproces;

-     de uitvoerbaarheid van het project;

-     de urgentie;

-     de sobere en doelmatige uitvoering van het project;

-     het gemeentelijk aandeel in de kosten;

-     de toepassing van andere rijks- en/of provinciale regelingen;

-     het maatschappelijk rendement van de activiteit en de betekenis ervan in relatie tot andere sectoren van beleid;

-     de relatie met de ruimtelijke ontwikkeling.

BIJZONDERE, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Gedeputeerde staten kunnen, in het geval een gemeente in de loop van het jaar de mogelijkheid krijgt een activiteit te ondernemen die voor de stads- en dorpsvernieuwing van bijzondere betekenis is en waarmee bij de verdeling van het fonds geen rekening is gehouden, verklaren dat zij ter zake in het volgende jaar een bijdrage zullen verlenen.

Artikel 13

In bijzondere gevallen kunnen gedeputeerde staten, gehoord de commissie, ontheffing verlenen van de bepalingen en voorschriften van deze verordening.

Artikel 14

De afwikkeling van verleende bijdragen op grond van de Verordening provinciaal Stads- en dorpsvernieuwingsfonds Drenthe 1988 vindt plaats overeenkomstig de daarin gestelde regels.

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1994.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als Verdelingsverordening stads- en dorpsvernieuwing 1994.

TOELICHTING OP DE VERDELINGSVERORDENING PROVINCIAAL STADS- EN DORPSVERNIEUWINGSFONDS 1994 (VERDELINGSVERORDENING STADS- EN DORPSVERNIEUWING)

ARTIKELSGEWIJS

 

 

Artikel 1

-     De omschrijving van het begrip stads- en dorpsvernieuwing is afkomstig van het Rijk en ontleend aan de nota Belstato. De raming van de benodigde rijksmiddelen is op deze definitie gebaseerd. Beheer en onderhoud zijn uitgezonderd.

      Concreet gaat het bij dorpsvernieuwing vooral om het verwijderen van milieuhinderlijke bedrijven uit de woonomgeving, om slechte eigen woningen en om een slechte openbare ruimte.

-     Voor toepassing van de verordening zijn slechts van belang de gemeenten die niet rechtstreeks van het Rijk bijdragen ontvangen.

Artikel 2

Het provinciaal Stads- en dorpsvernieuwingsfonds wordt gevoed door middelen van het Rijk.

Artikel 3

Op grond van artikel 3, eerste lid, kunnen gedeputeerde staten aan gemeenten op verzoek bijdragen verlenen in de kosten van stads- en dorpsvernieuwing.

Om de middelen zo doelmatig mogelijk in te zetten, is het noodzakelijk dat de gemeente inzicht verschaft in de voortgang van het gemeentelijk stads- en dorpsvernieuwingsproces.

Het voorbehoud in het derde lid moet worden gemaakt, omdat het fonds door het Rijk wordt gevoed.

Artikel 4

Uitgangspunt is dat met de uitvoering van een gesubsidieerde activiteit wordt begonnen binnen 1 jaar na het verlenen van de bijdrage.

Artikel 5

Deze voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op het verstrekken van informatie ten behoeve van de verplichting die de provincie als budgethouder heeft inzake het tijdig en op de voorgeschreven wijze doen van verslag aan het Rijk omtrent de bestedingen uit het provinciaal Stadsvernieuwingsfonds.

Artikelen 6 en 7

Deze artikelen bevatten bepalingen inzake indiening en beslissing omtrent aanvragen.

Artikel 8

Door een systeem van bevoorschotting te hanteren kunnen onnodige renteverliezen bij gemeenten worden voorkomen. De strekking van dit artikel sluit aan bij de huidige praktijk.

Artikel 9

In daarvoor in aanmerking komende gevallen kan de uitvoering van projecten in meerjarig perspectief worden beoordeeld. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen ten aanzien van gemeenten met een omvangrijke stads- en dorpsvernieuwingsinspanning, waarbij sprake is van meer omvangrijke projecten.

Voorwaarde daarbij is dat een dergelijke gemeente beschikt over een integraal, uitvoeringsgericht en financieel onderbouwd plan.

Artikel 10

Gelet op de rijksdefinitie bestaat de essentie van de nog resterende stads- en dorpsvernieuwingsopgave in hoofdzaak uit de in dit artikel genoemde activiteiten.

Om praktische en doelmatigheidsredenen vindt het verlenen van bijdragen aan natuurlijke en rechtspersonen van gemeentewege plaats.

Om de inzet van middelen optimaal te benutten, dienen ten behoeve van de verbetering van particuliere woningen en monumenten door eigenaren/bewoners enkele randvoorwaarden te worden opgenomen.

Zo dient bijvoorbeeld de bijdrage beperkt te blijven tot cascoherstel en is de bijdrage gemaximeerd.

De complexgewijze verbetering van particuliere woningen verdient uit doelmatigheidsoverwegingen de voorkeur.

Gelet op de rijksdefinitie van het begrip stads- en dorpsvernieuwing dient het verlenen van bijdragen te worden beperkt tot woningen van vóór 1946.

Bij de verbetering van monumenten door eigenaren/bewoners kan in principe worden gedacht aan alle panden die door de gemeenteraad als behoudenswaardig zijn aangemerkt.

Artikel 11

De beoordeling van de aanvragen vindt plaats aan de hand van de hier genoemde criteria. Met name de prioriteit, de achterstand, de (tijdige) uitvoerbaarheid en de urgentie zijn belangrijke toetsingselementen. Dit neemt echter niet weg dat ook de overige criteria van belang zijn, zoals de sobere en doelmatige uitvoering van het project, een substantiële eigen bijdrage van de gemeente en het benutten van andere subsidiebronnen.

Artikel 12

In de praktijk van de stads- en dorpsvernieuwing kan het voorkomen dat de gemeente onverwacht de kans krijgt een stads- en dorpsvernieuwingsproject te realiseren. Door in een dergelijk geval te verklaren dat het volgend jaar een bijdrage zal worden verleend, kan de gemeente toch reeds verplichtingen op zich nemen.

Artikel 13

Dit artikel is een gebruikelijke slotbepaling ten behoeve van onvoorziene omstandigheden. Het verlenen van ontheffing zal in bijzondere gevallen plaatsvinden met inachtneming van de strekking van de verordening.

Artikel 14

Deze overgangsbepaling is opgenomen omdat de afwikkeling van bijdragen ten behoeve van projecten op basis van de huidige verdeelsystematiek nog enige tijd zal vergen.

Artikel 15

Deze datum van het in werking treden is bepaald in verband met het voornemen van het Rijk het nieuwe verdeelsysteem per 1 januari 1994 te laten ingaan.