Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingVerordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant
CiteertitelVerordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpagrarische sector, flora en fauna, leefomgeving, milieubeheer, natuur en landschap, ruimtelijke ordening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op grond van artikel 4 van de verordening zijn Gedeputeerde Staten bevoegd tot wijziging van bijlage 1 bij de verordening, indien de technische ontwikkelingen of het regionale N-depositieniveau daartoe aanleiding geven. In de oorspronkelijke bijlage 1 was aangegeven, dat de Commissie van Deskundigen als bedoeld in artikel 5 van de verordening nog advies diende uit te brengen over de praktische haalbaarheid van gestelde normen. Op basis van een advies van deze commissie, hebben Gedeputeerde Staten bij besluit van 19 oktober 2010 een nieuwe bijlage vastgesteld.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 143
  2. Provinciewet, art. 152
  3. Natuurbeschermingswet, art.19d
  4. Natuurbeschermingswet, art.19kd
  5. Natuurbeschermingswet, art.19ke
  6. Natuurbeschermingswet, art.19kf

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregel stikstof en beschermde natuurmonumenten Noord-Brabant (Provinciaal Blad 2010, 239)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-10-201007-04-2011bijlage 1

19-10-2010

Provinciaal Blad, 2010, 209

209/10

Tekst van de regeling

Provinciale Staten van Noord-Brabant,

Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 25 mei 2010, alsmede de Memorie van Antwoord/Nota van Wijziging van Gedeputeerde Staten d.d. 6 juli 2010;

Gelet op de artikelen 143 en 152 van de Provinciewet;

Gelet op de artikelen 16, 19c, 19d, 19kd, 19ke en 19kf van de Natuurbeschermingswet 1998;

Gezien het advies van de Commissie voor Ruimte en Milieu d.d. 1 juli 2010;

Overwegende dat dat op 29 september 2009 het Convenant ‘Stikstof en Natura 2000’ tot stand gekomen is;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 8 december 2009 de inhoud van dit convenant hebben vastgesteld als basis voor hun beleid met betrekking tot stikstofdeposities op Natura 2000-gebieden vanuit de veehouderij;

Overwegende dat artikel19ke via de Crisis- en herstelwet in de Natuurbeschermingswet 1998 is opgenomen om nadere regelgeving op provinciaal niveau mogelijk te maken en op 31 maart 2010 in werking getreden is;

Overwegende tenslotte dat er goede redenen zijn om deze nadere regelgeving op zo kort mogelijke termijn in werking te laten treden;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de AMvB Huisvesting: het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij

  • b.

    bedrijf: inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bestemd voor het fokken, mesten en houden van dieren;

  • c.

    Commissie: Commissie van Deskundigen, bedoeld in artikel 5;

  • d.

    de depositiebank: het registratie- en monitoringsysteem met betrekking tot de afname van de N-depositie van veehouderijbedrijven, voor zover deze afname beschikbaar is voor saldering;

  • e.

    het gecorrigeerd emissieplafond: de referentie-emissie van een bedrijf, als bedoeld in artikel 22;

  • f.

    veehouderij: agrarische bedrijfsvoering met als hoofdactiviteit het houden van vee, pluimvee of pelsdieren;

  • g.

    N-depositie: neerslag van stikstofverbindingen uit de atmosfeer op een habitat, waarbij de belasting op een punt binnen het habitat uitgedrukt wordt in mol N/ha/jr en de belasting op het habitat als geheel in mol N/jr;

  • h.

    N-gevoelig habitat: habitat, leefgebied of deel daarvan als bedoeld in artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 met een kritische depositiewaarde kleiner dan 2400 mol N/ha/jr;

  • i.

    nieuwe stal: na 7 december 2004 nieuw opgericht, dan wel geheel of gedeeltelijk gerenoveerd dierenverblijf waarvoor een bouwvergunning krachtens de Woningwet noodzakelijk is;

  • j.

    piekbelasting: N-depositie van ten minste 200,0 mol N/ha/jr veroorzaakt door een individueel bedrijf op het door dat bedrijf meest belaste punt van een N-gevoelig habitat;

  • k.

    RAV-lijst: lijst van huisvestingssystemen met bijbehorende jaaremissies van ammoniak per diersoort verbonden aan de Regeling ammoniak en veehouderij;

  • l.

    salderen: vereffenen van een door een bedrijf veroorzaakte toename van de N-depositie (in mol N/jr) op een N-gevoelig habitat met de afname van de N-depositie op hetzelfde habitat als gevolg van het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de bedrijfsvoering door een of meer andere bedrijven;

  • m.

    veearme gebieden: gebieden waarbinnen de bijdrage aan de N-depositie door de bedrijven binnen een afstand van 5 km van een N-gevoelig habitat ten hoogste 5% bedraagt van de totale N-depositie op dat habitat.

PARAGRAAF 1 EISEN AAN STALSYSTEMEN

Artikel 2 zorgplicht voor de ondernemer

De initiatiefnemer, onderscheidenlijk drijver van de betrokken inrichting, draagt er zorg voor, dat bij het realiseren van een nieuwe stal voldaan is aan de vereisten als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 3 taakstelling op lange termijn

Onverminderd artikel 2 draagt de initiatiefnemer, onderscheidenlijk de drijver van de inrichting er zorg voor, dat uiterlijk per 1 januari 2028 het bedrijf als geheel gemiddeld voldoet aan de vereisten als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 4 actualiseren technische staleisen

Gedeputeerde Staten wijzigen Bijlage 1, zodra de technische ontwikkelingen of het regionale N-depositieniveau daartoe aanleiding geven.

Artikel 5 Commissie van Deskundigen 
  • 1 Gedeputeerde Staten stellen een Commissie van onafhankelijke deskundigen in.

  • 2 De Commissie adviseert over:

    • a.

      aanpassingen van Bijlage 1 die al of niet overeenstemmen met de meest actuele versie van de RAV-lijst;

    • b.

      situaties, zowel ad hoc als structureel, waarin de RAV-lijst niet voorziet, of sprake is van interpretatiegeschillen. 

  • 3 De Commissie kan afhankelijk van het concrete adviesonderwerp een wisselende samenstelling hebben. 

  • 4 Gedeputeerde Staten stellen nadere regels vast met betrekking tot de samenstelling en de werkwijze van de Commissie.

PARAGRAAF 2 MELDINGSPLICHT VOOR NIEUWE STALLEN

Artikel 6 meldingsplicht en salderingsverzoek 
  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 meldt de initiatiefnemer, onderscheidenlijk de drijver van de betrokken inrichting, het voornemen tot het realiseren van een of meer nieuwe stallen bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 Indien door het realiseren van de nieuwe stallen een saldering als bedoeld in de artikelen 23 t/m 29 noodzakelijk is, wordt een daartoe strekkend verzoek gelijktijdig met de melding ingediend.

Artikel 7 vereiste gegevens

Bij de melding worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een afschrift van de toepasselijke aanvraag voor een bouwvergunning krachtens de Woningwet, dan wel vergunning krachtens de Wet milieubeheer of melding op basis van het Besluit landbouw milieubeheer, onderscheidenlijk omgevingsvergunning;

  • b.

    de voor emissie/depositieberekeningen noodzakelijke berekeningsparameters voor het bedrijf als geheel: diersoorten en aantallen, huisvestingssyste(e)m(en), locatie en hoogte van de emissiepunten, alsmede de overige emissiecondities, voor zover deze nog niet opgenomen zijn in de onder a. genoemde documenten;

  • c.

    een berekening van de N-depositie in zowel de uitgangs- als de beoogde situatie;

  • d.

    een opgave van de te salderen toename in de maximale N-depositie boven de belasting, die overeenkomt met het toepasselijke gecorrigeerd emissieplafond.

Artikel 8 meldingsformulier 

Gedeputeerde Staten stellen een al dan niet elektronisch formulier vast voor het doen van meldingen en verzoeken als bedoeld in artikel 6, eerste, respectievelijk tweede lid.

Artikel 9 gevolgen van de melding 

Naar aanleiding van de melding, bedoeld in artikel 6 eerste lid, besluiten Gedeputeerde Staten:

  • a.

    indien nieuwe stallen voldoen aan de vereisten als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regeling en geen overschrijding van het gecorrigeerd emissieplafond optreedt, de melding voor kennisgeving aan te nemen;

  • b.

    indien voldaan is aan vereisten als opgenomen in Bijlage 1 bij deze regeling en het gecorrigeerd emissieplafond overschreden wordt bij een bedrijf vallend onder categorie A of B als bedoeld in artikel 17, over de mogelijkheid van saldering overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 29;

  • c.

    indien onvoldoende mogelijkheden bestaan voor de onder b. genoemde saldering, over een aanschrijving tot het beperken van de bedrijfsomvang, dan wel het treffen van technische voorzieningen waardoor de depositie het niveau overeenkomend met het gecorrigeerd emissieplafond niet meer overschrijdt met inachtneming van het bepaalde in artikel 19 ke Natuurbeschermingswet 1998;

  • d.

    indien het gecorrigeerd emissieplafond overschreden wordt bij een bedrijf vallend onder categorie C als bedoeld in artikel 17, over een aanschrijving tot het beperken van de bedrijfsomvang, dan wel het treffen van technische voorzieningen, waardoor de depositie het niveau overeenkomend met het gecorrigeerd emissieplafond niet meer overschrijdt met inachtneming van het bepaalde in artikel 19 ke Natuurbeschermingswet 1998;

  • e.

    indien het gaat om een bedrijf vallend onder categorie D als bedoeld in artikel 17, over een aanschrijving tot het beperken van de bedrijfsomvang, dan wel het treffen van technische voorzieningen, waardoor:

    • 1e

      bij een ten tijde van het inwerkingtreden van deze regeling reeds bestaande piekbelasting de depositie binnen een redelijke termijn daalt tot beneden 200,0 mol N/ha/jr;

    • 2e

      . bij een nieuw optredende piekbelasting de depositie onmiddellijk teruggebracht wordt tot de waarde, die overeenkomt met het gecorrigeerd emissieplafond, indien de uitgangssituatie van het bedrijf in categorie C valt, dan wel tot ten hoogste 50,0 mol N/ha/jr, indien de uitgangssituatie van het bedrijf in categorie A of B valt. In de laatstgenoemde situatie wordt rekening gehouden met de eventueel mogelijke saldering.

Artikel 10 mogelijk ontwikkelingsverbod

Voor zover het beperken van de bedrijfsomvang in combinatie met de redelijkerwijs te treffen technische voorzieningen niet kunnen leiden tot het bereiken van een van de in artikel 9 genoemde eindsituaties, houdt het besluit naar aanleiding van de melding, bedoeld in artikel 6, een verbod op de voorgenomen bedrijfsontwikkeling in.

PARAGRAAF 3 DEPOSITIEBANK

Artikel 11 Berekening van stikstofdeposities
  • 1 De berekening van stikstofdeposities in het kader van deze regeling vindt plaats op de wijze als aangegeven in Bijlage 2. .

  • 2 Gedeputeerde Staten passen Bijlage 2 aan, indien gewijzigde inzichten en de ontwikkelingen in wetenschap en techniek daar aanleiding toe geven.

     

Artikel 12 inrichting depositiebank

Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het inrichten en onderhouden van een depositiebank, die gevuld wordt met:

  • a.

    de vervallen deposities van bedrijven, die na 7 december 2004 de bedrijfsvoering beëindigd hebben en waarvan de vergunning krachtens de Wet milieubeheer, dan wel de melding op basis van het Besluit landbouw milieubeheer is ingetrokken of vervallen;

  • b.

    de vrijkomende deposities bij wijzigingen van vergunning krachtens de Wet milieubeheer dan wel meldingen volgens het Besluit landbouw milieubeheer, na 7 december 2004;

    steeds voor zover deze nog niet eerder gebruikt zijn voor een saldering.

Artikel 13 onderverdeling depositiebank

De in de depositiebank opgenomen deposities van gestopte of gekrompen bedrijven, die 5,0 mol N/ha/jr of meer bedragen, worden eveneens opgenomen in een deelregistratie, de depositiebank B.

Artikel 14 beperking bij inbreng van piekbelastingen

Indien de vervallen depositie, bedoeld in artikel 12 een piekbelasting betreft, kan van de vervallen depositie voor maximaal 50,0 mol N/ha/jr, berekend op het meest belaste punt van de N-gevoelige habitats, in de depositiebank worden opgenomen.

Artikel 15 beperking hergebruik

Reeds eerder bij saldering gebruikte deposities mogen niet opnieuw in de depositiebank worden opgenomen, behoudens als het gaat om tijdelijk onttrokken deposities als bedoeld in de artikelen 30 en 31, of indien het betrokken bedrijf zijn vergunde activiteiten beperkt of beëindigt.

Artikel 16 nadere regeling door Gedeputeerde Staten

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 13 tot en met 15 stellen Gedeputeerde Staten nadere regels vast over de wijze waarop de depositiebank gevuld wordt en depositierechten worden uitgegeven.

PARAGRAAF 4 EISEN OP BASIS VAN DE STIKSTOFDEPOSITIE

Artikel 17 categorie-indeling van bedrijven

Op basis van de door de initiatiefnemer, onderscheidenlijk door de drijver van de betrokken inrichting beoogde situatie worden bedrijven al naar gelang hun maximale N-depositie op een N-gevoelig habitat binnen een Natura 2000-gebied ingedeeld in de volgende categorieën:

  • A

    Bedrijven met een N-depositie van 5,0 mol N/ha/jr of minder;

  • B

    Bedrijven met een N-depositie boven 5,0, maar niet meer dan 50,0 mol N/ha/jr;

  • C

    Bedrijven met een N-depositie boven 50,0, maar onder 200,0 mol N/ha/jr;

  • D

    Bedrijven met een N-depositie van 200,0 mol N/ha/jr of meer.

Artikel 18 depositie-eisen voor bedrijven in categorie A

Onverminderd artikel 2 draagt de initiatiefnemer, onderscheidenlijk de drijver van de inrichting die valt onder categorie A, zorg dat:

  • a.

    de N-depositie niet toeneemt boven de waarde, die correspondeert met een emissie overeenkomend met het gecorrigeerd emissieplafond, of

  • b.

    een toename van de N-depositie boven het onder a. bedoelde niveau aangemeld wordt voor saldering als aangegeven in de artikelen 23 tot en met 29.

Artikel 19 depositie-eisen voor bedrijven in categorie B

Onverminderd artikel 2 draagt de initiatiefnemer, onderscheidenlijk de drijver van de inrichting die valt onder categorie B, zorg dat:

  • a.

    de N-depositie niet toeneemt boven de waarde, die correspondeert met een emissie overeenkomend met het gecorrigeerd emissieplafond, of

  • b.

    een toename van de N-depositie boven het onder a. bedoelde niveau aangemeld wordt voor saldering als aangegeven in de artikelen 23 tot en met 29, waarbij het bedrijf voorafgaand aan de saldering tevens gemiddeld voldoet aan:

    • 1e

      de eisen van de AMvB Huisvesting, de BBT-eisen, op enig moment binnen 6 jaar na inwerkingtreding van deze regeling;

    • 2e

      de door Gedeputeerde Staten na advies van de Commissie vast te stellen criteria voor BBT+ op enig moment in de daarop volgende periode van 6 jaar, en

    • 3e

      de op overeenkomstige wijze vast te stellen criteria voor BBT++ op enig moment in de daarop volgende periode van 6 jaar.

Artikel 20 depositie-eisen aan bedrijven in de categorieën C en D

Onverminderd artikel 2 draagt de initiatiefnemer, onderscheidenlijk de drijver van de inrichting die valt onder categorie C of D, zorg dat de N-depositie niet toeneemt boven de waarde die correspondeert met een emissie overeenkomend met het gecorrigeerd emissieplafond.

PARAGRAAF 5 SALDERING

Artikel 21 in saldering betrokken habitats

Saldering vindt slechts plaats in situaties waarbij:

  • a.

    de N-depositie op een of meer N-gevoelige habitats binnen een Natura 2000-gebied de kritische depositiewaarde overschrijdt, en tevens

  • b.

    de maximale depositie van het betrokken bedrijf op het dichtstbijzijnde punt van een dergelijk N-gevoelig habitat (na afronding) ten minste 0,1 mol N/ha.jr bedraagt.

Artikel 22 gecorrigeerd emissieplafond als referentie op bedrijfsniveau

Ten behoeve van de saldering, bedoeld in artikel 23 wordt een referentie-emissie op bedrijfsniveau vastgesteld, die

  • a.

    indien een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet verleend is, overeenkomt met de emissie behorend bij de bedrijfssituatie die aan deze vergunning ten grondslag ligt, nadat deze gecorrigeerd is voor de vereisten van de AMvB Huisvesting;

  • b.

    indien een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet ontbreekt, overeenkomt met de emissie volgens de bedrijfssituatie die ten grondslag ligt aan de op 7 december 2004 geldende vergunning krachtens de Wet milieubeheer, of melding krachtens het Besluit landbouw milieubeheer, nadat deze gecorrigeerd is voor de vereisten van de AMvB Huisvesting.

Artikel 23 salderingsgrondslag

Saldering vindt plaats op basis van de totale toename van de aan het bedrijf toe te rekenen N-belasting op het N-gevoelige habitat vergeleken met de depositiesituatie bij het gecorrigeerd emissieplafond, uitgedrukt in mol N/jr.

Artikel 24 saldering uitsluitend via depositiebank

Saldering vindt uitsluitend plaats met de N-deposities die opgenomen zijn in de depositiebank als bedoeld in artikel 12 van deze regeling.

Artikel 25 uitzondering bij bedrijfsconcentratie

In afwijking van artikel 24 komt bij integrale verplaatsing of hervestiging van een bedrijf, dan wel het ruimtelijk concentreren van een bedrijf met meerdere vestigingslocaties die ten minste vier jaar deel uitmaken van het bedrijf, de N-depositie van de verlaten of opgeheven locaties ten goede aan de geconcentreerde vestiging, voor zover deze N-depositie kan bijdragen aan de saldering en per verlaten of opgeheven locatie beneden 200,0 mol N/ha/jr blijft.

Artikel 26 salderen bij nieuwvestiging en bedrijfsverplaatsing in het kader van de Reconstructiewet

De bij nieuwvestiging of bedrijfsverplaatsing in het kader van de reconstructiewet nieuw ontstane N-depositie dient volledig gesaldeerd te worden. Dit is mogelijk tot ten hoogste een N-depositie van 50,0 mol N/ha/jr.

Artikel 27 beperking depositiebank bij categorie B

Indien gesaldeerd wordt ten behoeve van een bedrijf uit de categorie B, bedoeld in artikel 17, kan uitsluitend gebruik gemaakt worden van de depositieruimte in de depositiebank B, bedoeld in artikel 13.

Artikel 28 beperking groeitempo grotere belastingen

Bij saldering ten behoeve van reeds bestaande bedrijven uit de categorie B, bedoeld in artikel 17, wordt per periode van telkens 6 jaar en beneden het plafond van 50,0 mol N/ha/jr, maximaal een verdubbeling van de totale N-depositie door het bedrijf toegestaan.

Artikel 29 salderingsbesluit
  • 1 Gedeputeerde Staten stemmen, behoudens de uitzonderingen bedoeld in de artikelen 33 en 35, naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in artikel 6, tweede lid, uitsluitend in met de saldering indien de depositiebank voldoende en op geschikte locaties gelegen depositierechten bevat om de saldering uit te voeren.

  • 2 Het in het voorgaande lid bedoelde besluit wordt onderbouwd met een depositieberekening.

Artikel 30 voorlopige saldering tijdens procedure omgevingsvergunning
  • 1 De onttrekking van depositierechten aan de depositiebank vindt plaats op de datum dat de melding, bedoeld in artikel 6, in behandeling genomen wordt.

  • 2 De onttrekking is tijdelijk voor een periode van ten hoogste een jaar en wordt definitief op het moment dat de bouwvergunning of daarmee overeenkomende omgevingsvergunning in werking treedt. 

  • 3 Indien de tijdelijke onttrekking eindigt door tijdsverloop, kan een verzoek tot verlenging van de termijn ingediend worden. 

  • 4 Aan een tijdelijke onttrekking, dan wel een lopend verzoek voor termijnverlenging kunnen geen rechten ontleend worden.

Artikel 31 voorkomen dubbele onttrekking

Tijdelijk en definitief aan de depositiebank onttrokken deposities zijn niet beschikbaar in het kader van gelijktijdig lopende, maar later gestarte meldingsprocedures.

Artikel 32 aanpassing gecorrigeerd emissieplafond

De N-emissie van het bedrijf na het definitief worden van de saldering, bedoeld in artikel 30, tweede lid, geldt vanaf dat moment als nieuwe waarde voor het gecorrigeerd emissieplafond.

PARAGRAAF 6 BIJZONDERE SITUATIES

Artikel 33 vee-arme gebieden

Gedeputeerde Staten kunnen in vee-arme gebieden, indien de depositiebank onvoldoende mogelijkheden biedt voor saldering overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 29, rekening houdend met de specifieke omstandigheden in het gebied, volstaan met een beperktere saldering, voor zover dit geen afbreuk doet aan de algemene afname van de achtergronddepositie.

Artikel 34 hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten kunnen in individuele gevallen bepalingen vastgesteld bij of krachtens deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover de toepassing gelet op de betrokken belangen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, mits dit geen negatieve invloed heeft op het streven naar algemene depositieafname.

PARAGRAAF 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 35 reeds gerealiseerde nieuwe stallen

Bij nieuwe stallen, waarvoor op 25 mei 2010 reeds een aanvraag voor een vergunning krachtens de Wet milieubeheer, een melding krachtens Besluit landbouw milieubeheer, een bouwvergunning krachtens de Woningwet, dan wel een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 in behandeling genomen, dan wel verleend is, geldt dat:

  • a

    de technische uitvoering volgens die vergunningaanvraag of melding, voor zover relevant voor de emissiesituatie, in de plaats treedt van de eisen bedoeld in Bijlage 1, en

  • b

    artikel 24 niet van toepassing is, mits de voor saldering op ten minste de grondslag van artikel 19kd van de Natuurbeschermingswet 1998 benodigde vergunningen krachtens de Wet milieubeheer, of meldingen krachtens het Besluit landbouw milieubeheer, van andere bedrijven uiterlijk op de datum van inwerkingtreding van deze regeling ingetrokken zijn.

Artikel 36 compensatie voor beperkte saldering
  • 1 Voor zover de N-depositie door de in artikel 33 of 35 bedoelde bedrijven niet voldoet aan de depositie-eisen van de artikelen 18 . tot en met 20, treffen Gedeputeerde Staten in het kader van de beheerplannen krachtens artikel 19a van de Natuurbeschermingswet 1998 een voorziening.

  • 2 De in het voorgaande lid bedoelde voorziening kan inhouden, dat op enig moment een compenserende onttrekking aan de depositiebank plaatsvindt.

Artikel 37 monitoring
  • 1 Gedeputeerde Staten doen jaarlijks verslag van de ontwikkeling van de N-deposities op de Natura 2000-gebieden in het voorafgaande kalenderjaar, voor het eerst in maart volgend op het jaar van inwerkingtreding van deze regeling.

  • 2 Bij de verslaggeving wordt in ieder geval aandacht gegeven aan:

    • a.

      de volumeontwikkeling in de veehouderij;

    • b.

      de mate van toepassing van emissiearme stalsystemen;

    • c.

      de aantallen bedrijven per categorie als bedoeld in artikel 17 met hun gemiddelde depositie;

    • d.

      de ontwikkeling van de depositiebank;

    • e.

      de mate waarin de beleidsdoelstelling met betrekking tot de depositieafname bereikt wordt.

Artikel 38 bekendmaking en inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 39 citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant.   

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 9 juli 2010

Provinciale Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de griffier mw. drs. E.M.W.J. Wöltgens

Bijlagen

Bijlage 1 bij Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Emissiefactoren voor de emissie vanuit het dierenverblijf, inclusief de emissie van de mest die in het dierenverblijf is opgeslagen (situatie april 2010)[1]

 

 

Runderen      
A 1diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar     
          Beweiden40%9,55,78Er zijn 7 bruikbare stalsystemen beschikbaar die ongeveer 20% reductie opleveren. Hierbij zijn ook stalsystemen die rekening houden met dierwelzijn (m.n. extra grip van de vloer). Verwacht wordt dat er op korte termijn meer stalsystemen beschikbaar komen met een factor 8 of lager.
         permanent opstallen in open stal70%11.03,39,5Nog nauwelijks bruikbare staltechnieken onder wettelijk emmissieniveau van 9,5
         permanent opstallen in mechanisch geventileerde stal85%11.01,659,5idem
A 2diercategorie zoogkoeien ouder dan 2 jaar0%5,3--Huisvesting van zoogkoeien vindt niet plaats in standaard stallen, vandaar geen verdere eisen. Tevens is sprake van lange beweidingsperiode.
A 3diercategorie vrouwelijk jongvee tot 2 jaar40-85%3,9Afhankelijk van type stal (open of mechanisch geventileerd en al of niet beweiding)3,9Voorlopig hanteren van emissiewaarden traditionele systemen. Er zijn enkele luchtwassystemen bij vleeskalveren haalbaar maar die vergen relatief nog te grote investeringen. Voor de categorien A5, A6 en A7 zijn op dit moment nog geen emissie arme stalsystemen beschikbaar.
A 4diercategorie vleeskalveren tot 8 maanden40-85%2,52,5
A 5diercategorie vleesstierkalveren tot 6 maanden40-85%2,52,5
A 6diercategorie vleesstieren en overig vleesvee van 6 tot 24 maanden (roodvleesproductie)40-85%7,27,2
A 7diercategorie fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar40-85%9,59,5
Schapen      
B 1diercategorie schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg (zie eindnoot 1 en 2)0%0,70,70,7Emissiereductie bij schapen wordt niet realistisch geacht, gezien de vaak lange beweidingsperiode.
Geiten      
C 1diercategorie geiten ouder dan 1 jaar40-85%1,9Afhankelijk van type stal (open of mechanisch geventileerd en al of niet beweiding)1,9Voorlopig emmissiewaarde van traditionele systemen. Dit ook vanwege onzekerheid geitenhouderijsector ivm maatregelen Q-koorts.
C 2diercategorie opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar40-85%0.80,8
C 3diercategorie opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen40-85%0.20,2
Varkens      
D 1.1diercategorie biggenopfok (gespeende biggen)     
         hokoppervlak maximaal 0,35 m285%0.60.090.09Luchtwassers werken goed in de praktijk
         hokoppervlak groter dan 0,35 m285%0.750.110.11
D 1.2diercategorie kraamzeugen (incl. biggen tot spenen)85%8,31.251.25
D 1.3diercategorie guste en dragende zeugen85%4.20.630.63
D 2diercategorie dekberen, 7 maanden en ouder85%5.50.8250.825
D 3diercategorie vleesvarkens, opfokberen van ca. 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van ca. 25 kg tot eerste dekking    
           hokoppervlak maximaal 0,8 m285%2.50.3750.375
           hokoppervlak groter dan 0,8 m285%3.50.5250.525
Kippen      
E 1diercategorie opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken     Algemeen: toepassing van luchtwassystemen in de pluimveehouderij zorgt in de praktijk nog voor veel problemen met stofophoping. Vandaar dat (voorlopig) vooral wordt gekozen voor systemen zonder luchtwassing.  
          overige huisvestingssystemen niet-batterijhuisvesting85%0.17 0.0255 00,030De praktijk kiest meer en meer voor systemen met roostervloer met emissie arme techniek.
          overige huisvestingssystemen batterijhuisvesting85%0.0450.006750,007Dit huisvestingssysteem gaat op termijn verdwijnen gezien verbod op batterijhuisvesting bij leghennen per 1-1-2012.
E 2diercategorie legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen     
 overige huisvestingssystemen niet-batterijhuisvesting85%0.3150.0470,055 (volièresysteem) en 0,068 (scharrelsysteemBetreft het meest reducerende systeem dat geen gebruik maakt van luchtwassing
          overige huisvestingssystemen batterijhuisvesting85%0.1000.015n.v.t. in verband met toekomstig verbodBatterijhuisvesting is wettelijk niet meer toegestaan vanaf 01-01-2012. Bedrijven zullen voor die datum moeten omschakelen naar of koloniehuisvesting (voldoet zonder luchtwasser niet aan verordening) of alternatieve huisvesting (volière of scharrel).  
E 3diercategorie (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken85%0.2500.03750,183Betreft het meest reducerende systeem dat geen gebruik maakt van luchtwassing  
E 4diercategorie (groot)ouderdieren van vleeskuikens85%0.5800.0870,435Er zijn enkele systemen die hieraan voldoen
E 5diercategorie vleeskuikens 85%0.0800.0120,037Er zijn voldoende beschikbare systemen die op of onder deze waarde zitten.
Kalkoenen      
F 1diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok, tot 6 weken85%0.150.0230,15Er zijn voorlopig geen systemen beschikbaar anders dan traditioneel.
F 2diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken85%0.470.070,47
F 3diercategorie ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder85%0.590.08850,59
F 4diercategorie vleeskalkoenen85%0.680.1020,68
Eenden      
G 1diercategorie ouderdieren van vleeseenden tot 24 maanden85%0.320,0470,32Er zijn voorlopig geen systemen beschikbaar anders dan traditioneel 
G 2diercategorie vleeseenden    
          binnen mesten85%0.2100.030,210
          buiten mesten (per afgeleverde eend)0%0.0190,0190,019Buiten mesten is niet toegestaan .
Nertsen      
H 1diercategorie nertsen, per fokteef85%0,580,0870.25Het systeem van dagontmesting met afvoer naar gesloten opslag wordt in vrijwel alle nertsenstallen toegepast.
Konijnen      
I 1diercategorie voedster van konijnen inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd85%1.20.180,77Het betreft systeem van mechanisch geventileerde stal met gescheiden afvoer van mets en urine.
I 2diercategorie vlees en opfokkonijnen tot dekleeftijd85%0.20.030,12
Parelhoenders      
J 1diercategorie parelhoenders voor de vleesproductie0%0.050.050.05Worden voor het grootste gedeelte in buitenren gehouden.
Paarden      
K 1diercategorie volwassen paarden (3 jaar en ouder)0%5.05.05.0 -Emissiereductie bij paarden wordt niet realistisch geacht gezien de vaak lange beweidingsperiode.
K 2diercategorie paarden in opfok (jonger dan 3 jaar)0%2.12.12.1
K 3diercategorie volwassen pony's (3 jaar en ouder)0%3.13.13.1
K 4diercategorie pony's in opfok (jonger dan 3 jaar)0%1.31.31.3
Struisvogels      
L 1diercategorie struisvogelouderdieren0%2.52.52.5Emissiereductie bij struisvogels wordt niet realistisch geacht gezien het feit dat ze vooral buiten lopen - -
L 2Diercategorie opfokstruisvogels (tot 4 maanden)0%0.30.30.3
L 3Diercategorie vleesstruisvogels (4 tot 12 maanden)0%1.81.81.8

[1] In de gevallen dat de technische staleisen niet alleen van bouwkundige aard zijn, maar ook voorzien in installaties als luchtwassers, spreekt het vanzelf, dat pas aan de technische staleisen voldaan is, indien deze installaties niet alleen aanwezig, maar ook volgens hun specificaties in werking zijn.

Bijlage 2 bij Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Berekening van deposities

  • 1. berekening van bedrijfsgebonden depositie

    Ten behoeve van de effectbepaling op een N-gevoelig habitat en de saldering wordt de N-depositie berekend met behulp van de meest actuele versie van het model/rekenprogramma AAgro-Stacks.

     

  • 2. berekening van regionale depositie

    Ten behoeve van de monitoring wordt de regionale N-depositie met inbegrip van de algemene depositieachtergrond berekend met de meest recente versie van het OPS-model, dat ter beschikking is gesteld door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

     

  • 3. afrondingsregels

    De beoordeling van relevante depositieberekeningen vindt plaats op basis van het berekeningsresultaat na afronding op 1 decimaal conform de afrondingsregels van NEN 1047 ‘Receptbladen voor de statistische verwerking van waarnemingen’, Blad 2.1.

     

  • 4. aanpassingen rekenprogramma

    Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om, indien de ontwikkeling van de rekenmodellen daar aanleiding toe geeft, in plaats van de onder 1, respectievelijk 2 genoemde programma’s een meer geavanceerd programma voor te schrijven.