Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Tijdelijke overgangsvoorziening werktijdvermindering oudere werknemers |
Citeertitel | Tijdelijke overgangsvoorziening werktijdvermindering oudere werknemers |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie, personeelsbeleid |
Geen.
Collectieve Arbedsvoorwaardenregeling Provincies, art. D.4, lid 1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-10-2009 | 01-01-2008 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 13-10-2009 Provinciaal Blad, 2009, 178 | 1589938 |
Gedeputeerde Statenvan Noord-Brabant
gelet artikel D.4, lid 1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies,
gelet op de brief van het IPO van 3 juli 2009, nr IWV 90047/09,
vast te stellen de nadere uitleg en gedragslijn op de
Tijdelijke overgangsvoorziening werktijdvermindering oudere werknemers
Taakverlichting door werktijdvermindering is voor oudere provinciemedewerkers een belangrijk onderdeel van het leeftijdbewust personeelsbeleid. De provinciale levensloop- regeling – die een substantiële werkgeversbijdrage kent – biedt daartoe een goed instrument. De provincies zullen werktijdvermindering faciliteren via ruimhartige toepassing van de bestaande (levensloop)verlofvoorzieningen. Voor oudere werknemers die hiervoor via levensloop onvoldoende hebben kunnen sparen en die ook geen gebruik van de FPU kunnen maken, wordt per 1 januari 2008 de navolgende tijdelijke voorziening getroffen.
Zittende provinciemedewerkers die op de peildatum 31 december 2006 51 t/m 56 jaar zijn en dus niet onder het FPU- overgangsrecht vallen, of vóór 1 januari 1950 zijn geboren maar toch niet onder het FPU- overgangsrecht vallen, hebben bij werktijd- vermindering vanaf 55 jaar of later onder voorwaarden recht op een aantal extra dagen betaald verlof, op de wijze als aangegeven in onderstaande tabel. Zij moeten daartoe met hun leidinggevende afspraken hebben gemaakt over werktijdvermindering waarvoor zij ten minste het zelfde aantal uren aan onbetaald verlof inzetten als welke zij hiervoor van de provinciale werkgever krijgen. Voor de financiering van dit onbetaald verlof kunnen betrokkenen levensloopsaldo inzetten als zij aan de levensloopregeling deelnemen. De extra uren betaald verlof van de provincie worden gefinancierd uit de vrijval van de vervallen seniorenregeling (FPU+ Provincies) in deze jaren.
Toelichting op de tabel. De vrijval uit de seniorenregeling is toereikend voor de toekenning van betaald verlof in 2008 t/m 2010 als aangegeven in de tabel. De vrijval in 2008 is dus voldoende om iedere werknemer die op 31.12.2006 55 resp. 56 jaar is in 2008 34 uur 100% betaald verlof te geven (of 49 uur tegen 70% salaris). Voorwaarde is dat hij zelf ook ten minste 34 uur onbetaald verlof inzet (bij voorkeur via levensloop). In 2008 is/wordt hij 57 resp. 58 jaar. In 2009 resp. 2010 krijgt hij 72 resp. 114 uur 100% betaald verlof (ofwel 103 resp. 163 uur tegen 70% salaris). Wie op 31.12.2006 51 jaar is kan tot 55 jaar het nodige zelf sparen en krijgt bij werktijdvermindering eerst in 2010 een aantal uren betaald verlof (42 uur tegen 100% salaris resp. 60 uur tegen 70% salaris). Hij zal hiervoor zelf ook minimaal 42 uur onbetaald verlof moeten inzetten (bij voorkeur via levensloop). Hij kan bij werktijdvermindering pas genoemde uren betaald verlof krijgen vanaf het moment dat hij in 2010 55 jaar is geworden. Is betrokkene op 31.12.2006 52 t/m 56 dan is hij in het jaar waarop hij volgens de tabel bij werktijdvermindering recht op betaald verlof krijgt, altijd 55 jaar of ouder.