Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende voorschriften inzake ontgrondingen (Verordening Ontgrondingen provincie Noord-Brabant 2008) |
Citeertitel | Verordening Ontgrondingen provincie Noord-Brabant 2008 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | ontgrondingen |
Geen.
Og
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-08-2016 | 30-11-2018 | artikel 9, 12, 13, 13a | 24-06-2016 | Statenvoorstel 12/16 | |
26-06-2012 | 06-08-2016 | Art. 13a | 02-03-2012 Provinciaal Blad, 2012, 176 | Statenvoorstel 176/12 | |
14-03-2012 | 26-06-2012 | Art. 13a | 02-03-2012 Provinciaal Blad, 2012, 72 | Statenvoorstel 70/11 | |
01-01-2008 | 14-03-2012 | nieuwe regeling | 14-12-2007 Provinciaal Blad, 2007, 180 | Statenvoorstel 60/07 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
aardkundig waardevol gebied: gebied waar de natuurlijke ontstaanswijze, al dan niet mede teweeggebracht door menselijk handelen, herkenbaar is doordat geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen, zoals dekzandruggen, steilranden, breuklijnen, stuifduinen, rivierduinen, meanderende beeklopen en brede beekdalen, er nog een gave vorm hebben of in onderlinge samenhang voorkomen;
functionele ontgronding: ontgronding die volledig gekoppeld is aan het realiseren of versterken van een maatschappelijke functie, zoals natuurontwikkeling, recreatie, wonen aan water en dergelijke, en die voldoet aan de Handleiding functioneel ontgronden, vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 4 juni 2002, dan wel aan de nota “De bodem in zicht”, vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten d.d. 13 november 2001;
waterkering: waterkering met aangrenzende gronden, die van belang zijn voor de beveiliging tegen overstroming en als zodanig zijn aangewezen in de Waterwet of de Verordening water Noord-Brabant, alsmede de overige waterkeringen die dienen voor bescherming tegen wateroverlast vanuit het regionale watersysteem overeenkomstig de Keuren van de waterschappen.
Artikel 2 Ontgrondingsactiviteit
Voor de toepassing van deze verordening worden tot één ontgrondingsactiviteit gerekend, die ontgrondingsactiviteiten die in elkaars nabijheid en/of volgtijdelijk worden uitgevoerd en waarbij onderlinge technische, organisatorische en/of functionele bindingen bestaan.
Indien een ontgrondingsactiviteit die op basis van deze verordening is vrijgesteld van de vergunningplicht, onderdeel uitmaakt of onderdeel zal gaan uitmaken van vergunningplichtige ontgrondingsactiviteiten, blijven de vrijstellingsbepalingen van deze verordening buiten toepassing en geldt het verbod om zonder vergunning te ontgronden van artikel 3, eerste lid, van de wet onverkort.
Hoofdstuk 2 Vergunningen, vrijstellingen, meldingen
Een aanvraag tot verlenen of wijzigen van een vergunning voor een ontgrondingsactiviteit wordt op een door Gedeputeerde Staten vastgestelde wijze ingediend.
Artikel 5 Indienen verzoek tot intrekken
Bij een verzoek tot intrekking van een vergunning worden, onverminderd het bepaalde in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden aangeleverd:
Indien de aanvrager van de vergunning geen eigenaar is van de te ontgronden, her in te richten dan wel aan te passen percelen, dient de aanvrager aannemelijk te maken dat vanuit de eigendomssituatie bezien geen sprake is van kennelijke niet-uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontgronding, herinrichting of aanpassingsinrichting.
Gedeputeerde Staten wijzen bestuursorganen aan, die in de gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen met betrekking tot de voorbereiding van een beschikking betreffende verlening, weigering, wijziging of intrekking van een vergunning, of die op een andere wijze bij de voorbereiding worden betrokken.
Artikel 9 Absolute vrijstellingen
Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet is geen vergunning vereist voor de navolgende categorieën van ontgrondingsactiviteiten:
het aanleggen, wijzigen en opruimen van infrastructurele werken inclusief de retentievoorzieningen met een maximale diepte van 3,00 meter beneden het maaiveld, die in technische en functionele zin onlosmakelijk onderdeel vormen van deze werken, ter uitvoering van een ter plaatse geldend ruimtelijk besluit;
het ter uitvoering van een ter plaatse geldend ruimtelijk besluit aanleggen en wijzigen, inclusief een verbetering van de bodemgesteldheid en egalisatie, van openbaar groen, pleinen, parkeer- en industrieterreinen, speelterreinen en sportterreinen – met uitzondering van golfbanen – en het verwijderen daarvan;
Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet is geen vergunning vereist voor ontgrondings- en herinrichtingsactiviteiten in het kader van ecologische verbindingszones, beek- en kreekherstelprojecten en overige natuurontwikkelingsprojecten die in overeenstemming zijn met het provinciaal natuurbeleid, en indien deze zijn opgenomen in een plan, waarover via een openbare inspraakprocedure besluitvorming heeft plaatsgevonden onder aantoonbare, integrale afweging van alle belangen betrokken bij de ontgronding en zijn gemeld bij gedeputeerde Staten.
Artikel 10 Relatieve vrijstellingen onder regels
Krachtens artikel 7, tweede lid, van de wet, is geen vergunning vereist voor functionele ontgrondingen, groter dan 2000 m2, mits:
door middel van een rapportage conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie aangetoond is dat de ontgronding geen afbreuk doet aan archeologische of cultuurhistorische waarden indien de ontgronding gelegen is in een gebied dat op de Cultuurhistorische Waardenkaart is aangeduid met een hoge of middelhoge indicatieve archeologische waarde of in een gebied met een zeer hoge of hoge historisch geografische waarde of historische groenstructuren, en;
Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 15 Intrekking verordening
Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Ontgrondingenverordening Provincie Noord-Brabant 1998 ingetrokken.
Indien op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt vereist voor een ontgronding die voordien is begonnen met gebruikmaking van een vrijstelling, ingevolge artikel 7 van de wet, kan deze ontgronding na inwerkingtreding van deze verordening worden voortgezet tot één jaar na inwerkingtreding van deze verordening.