Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harderwijk

Leidraad Invordering Gemeente Harderwijk

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarderwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingLeidraad Invordering Gemeente Harderwijk
CiteertitelLeidraad invordering gemeente Harderwijk 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 231, lid 2 onderdeel c

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-03-201005-01-2021nieuwe regeling

02-03-2010

Het Kontakt, 02-03-2010

B10.000464

Tekst van de regeling

Intitulé

Leidraad Invordering Gemeente Harderwijk

DE AMBTENAAR AANGEWEZEN INGEVOLGE ARTIKEL 231, TWEEDE LID, ONDERDEEL C VAN DE GEMEENTEWET (DE INVORDERINGSAMBTENAAR),

 

Overwegende dat het bevordering van de zorgvuldigheid en de rechtzekerheid gewenst is nadere regels vast te stellen met betrekking tot de invordering van de gemeentelijke belastingen,

 

BESLUIT

 

Vast te stellen de volgende leidraad voor de ambtenaren van de gemeente Harderwijk bij de invordering van de gemeentelijke belastingen en van de andere gelden waarvan de inning aan die ambtenaren is opgedragen.

Hoofdstuk I, Algemene bepalingen

Artikel 1. Definitie van begrippen.

  • 1.

    heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder b, van de Gemeentewet.

  • 2.

    invorderingsambtenaar: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder c, van de Gemeentewet.

  • 3.

    belastingdeurwaarder: de daartoe door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar.

  • 4.

    Belastingen: belastingen die door de gemeente worden geheven.

Artikel 2. Toepassing leidraad

  • 1.

    De leidraad geldt bij de invordering van belastingen.

  • 2.

    De invorderingsambtenaar is belast met de invordering van de belastingen

  • 3.

    Het bepaalde in deze leidraad is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op de invordering op civielrechtelijke wijze.

Artikel 3. Betaling en afboeking

  • 1.

    Betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt overeenkomstig de opgave van de betaler, tenzij de aangegeven bestemming strijdig is met de in artikel 7, eerste lid van de Invorderingswet neergelegde wijze van toerekening van betalingen (eerst kosten, rente en dan de aanslag).

  • 2.

    Onder bepaalde voorwaarden en voor bepaalde belastingaanslagen is het mogelijk de aanslag(en) te voldoen via een automatische incasso. Hiervoor heeft de invorderingsambtenaar een incassoreglement vastgesteld.

  • 3.

    Als dag van betaling geldt de datum van bijschrijving op één van de rekeningen van de gemeente Harderwijk beschouwd.

  • 4.

    Voor betalingen die aan de belastingdeurwaarder of op het kantoor van de invorderingsambtenaar worden gedaan, wordt een kwitantie afgegeven.

  • 5.

    Bij het verrichten van deelbetalingen worden geen vervolgacceptgirokaarten verzonden.

  • 6.

    Wanneer de betaling is gedaan zonder aangegeven bestemming stelt de invorderingsambtenaar pogingen in het werk om alsnog de beoogde bestemming te achterhalen. Slaagt hij hierin niet dan wordt de betaling eerst afgeboekt op de oudste openstaande belastingaanslag(en) of de voor belastingschuldige gunstigste nog openstaande belastingaanslag.

  • 7.

    Betalingen betreffende een belastingaanslag die al is betaald of verminderd, terwijl nog andere belastingvorderingen open staan, worden hiermee verrekend. De betaler wordt hierover niet schriftelijke geïnformeerd.

  • 8.

    Betaling bij vergissing is geen onverschuldigde betaling wanneer er nog een aanslag openstaat. Terugbetaling vindt dan niet plaats.

  • 9.

    Teveel ontvangen tot € 2,50 worden niet aan de belastingschuldige terugbetaald.

  • 10.

    De belastingschuldige wordt van iedere afboeking van een betaling niet schriftelijk op de hoogte gesteld.

  • 11.

    Uit de wettelijke schuldsaneringsregeling of uit een faillissement ontvangen bedragen dienen steeds te worden afgeboekt overeenkomstig de gegevens van de uitdelingslijst.

Hoofdstuk II, Invordering in eerste aanleg.

Artikel 4. Invordering in eerste aanleg

  • 1.

    De toezending of uitreiking van het aanslagbiljet aan de belastingschuldige vormt de eerste daad van invordering.

  • 2.

    Voor verzending van de aanslagbiljetten en andere bescheiden maakt de invorderingsambtenaar gebruik van de diensten van TNT-Post of een door of namens het collega aangestelde postbezorger.

  • 3.

    De betalingstermijnen waarbinnen de belastingaanslag moet worden betaald zijn vermeld in de belastingverordening waarop de aanslag steunt.

  • 4.

    Een belastingschuldige kan voor het betalen van de aanslag de invorderingsambtenaar machtigen om het verschuldigde bedrag overeenkomstig het door de invorderingsambtenaar vastgestelde “Het incassoreglement” te incasseren.

  • 5.

    De toegestane betalingstermijnen kunnen onverkort door de belastingschuldige worden benut, tenzij artikel 10 van de Invorderingswet (versnelde invordering) door de invorderingsambtenaar van toepassing wordt verklaard.

  • 6.

    Het indienen van een bezwaar- of beroepschrift schort de betalingsverplichting niet automatisch op.

Hoofdstuk III, Dwanginvordering.

Artikel 5. Aanmaning.

  • 1.

    Indien de belastingschuldige niet binnen de termijn betaalt, stuurt de invorderingsambtenaar geen betalingsherinnering.

  • 2.

    Indien de belastingschuldige niet binnen de gestelde termijn betaalt, maant de invorderingsambtenaar hem schriftelijk om alsnog binnen 14 dagen na de dagtekening van de aanmaning te betalen, onder kennisgeving dat de belastingschuldige anders door middel van een dwangbevel tot betaling zal worden gedwongen. De aanmaning kan betrekking hebben op verschillende belastingaanslagen.

  • 3.

    Toezending van een aanmaning blijft achterwege:

    • a.

      als er een vordering op grond van artikel 19 van de Invorderingswet wordt gedaan tegen de curator in een faillissement.

    • b.

      Ingeval van versnelde executie (art. 10 en 15 Invorderingswet).

  • 4.

    Indien de belastingschuldige na de vervaldatum van de betalingtermijn(en) van het aanslagbiljet de verschuldigde belasting niet of niet volledig heeft voldaan zal, ongeacht de hoogte van het verschuldigde bedrag, zonder voorafgaande waarschuwing, een aanmaning tot betaling verstuurd.

Artikel 6. Dwangbevel

  • 1.

    Indien de belastingschuldige na de aanmaning in gebreke blijft, kan de invordering van de belastingaanslag geschieden bij een door de invorderingsambtenaar uit te vaardigen dwangbevel.

  • 2.

    Een dwangbevel wordt uitgevaardigd voor het per saldo verschuldigde bedrag van op een aanslagbiljet voorkomende belastingaanslag en beschikkingen, verminderd met de reeds gedane betalingen, verleende verminderingen en bedragen waarvoor kwijtschelding is verleend.

  • 3.

    Het dwangbevel wordt verleend tegen de belastingschuldige of diens rechtsopvolger.

  • 4.

    De invorderingsambtenaar verstrekt de door hem ondertekende dwangbevelen ter betekening aan de belastingdeurwaarder.

Artikel 7. Betekening van het dwangbevel

  • 1.

    De betekening van het dwangbevel door de belastingdeurwaarder geschiedt met inachtneming van artikel 13 van de Invorderingswet.

  • 2.

    Voor de uitoefening van de aan hem/haar opgedragen invorderingstaken moet de belastingdeurwaarder op verzoek zich legitimeren aan de belastingschuldige en/of zijn/haar gemachtigden.

  • 3.

    De betekening blijft achterwege als de belastingdeurwaarder reden heeft te vermoeden dat de invorderingsambtenaar niet tot uitvaardiging van het dwangbevel zou zijn overgegaan als hem alle omstandigheden bekend waren geweest, dan wel aangetoond kan worden dat de betaling c.q. een verzoek om uitstel van betaling of kwijtschelding en de uitvaardiging van het dwangbevel elkaar hebben gekruist.

Artikel 8. Tenuitvoerlegging van het dwangbevel

  • 1.

    Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd.

  • 2.

    De belastingschuldige kan overeenkomstig artikel 17 van de Invorderingswet tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in verzet komen.

Artikel 9. Vordering art. 19 Invorderingswet

  • 1.

    De invorderingsambtenaar kan met toepassing van artikel 19 van de Invorderingswet van een derde de door een belastingschuldige verschuldigde belasting vorderen. Deze derde is verplicht de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen.

  • 2.

    Voor het doen van een vordering dient de invorderingsambtenaar, met uitzondering van faillissementssituaties, te beschikken over een betekend dwangbevel tot betaling. De bij het bevel tot betaling gegeven betalingstermijn van 2 dagen dient hierbij te worden gerespecteerd.

  • 3.

    De vordering geschiedt bij beschikking die wordt bekendgemaakt aan degene tegen wie de vordering is gedaan en aan de belastingschuldige door toezending of, als de invorderingsambtenaar dat wenselijk acht, door betekening. Voor de betekening worden geen kosten in rekening gebracht. De bekendmaking aan de belastingschuldige dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 8 dagen na het doen van de vordering te geschieden.

  • 4.

    De vordering heeft ook betrekking op verschuldigde vervolgingskosten en rente.

  • 5.

    Bij het niet voldoen aan een vordering wordt niet klakkeloos overgegaan tot het leggen van derdenbeslag. Afgewogen wordt of de zaak van voldoende belang is om aldus te worden voortgezet. Het derdenbeslag wordt slechts gelegd als aan de vordering ten onrechte niet is voldaan, dan wel de derde hierop niet heeft gereageerd. Daarvan is zeker sprake als blijkt, dat het uitblijven van het voldoen aan de vordering, te wijten is aan de derde.

  • 6.

    In het geval de belastingschuldige op grond van artikel 19, vierde lid van de wet, in verzet komt tegen de vordering, wordt de tenuitvoerlegging van de vordering als deze door het verzet wordt bestreden geschorst tot in de verzetsprocedure is beslist. Geen verzet kan worden gedaan tegen de in rekening gebrachte kosten van de aanmaning en betekeningskosten van het dwangbevel. Tegen deze kosten staat op grond van artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen bezwaar en beroep open.

Hoofdstuk IV, Uitstel van betaling

Artikel 10. Algemene uitgangspunten uitstelbeleid

  • 1.

    Op grond van artikel 25 van de Invorderingswet kan de invorderingsambtenaar onder door hem te stellen voorwaarden bij beschikking uitstel van betaling verlenen aan de belastingschuldige voor (een gedeelte van) de hem opgelegde belastingaanslag.

  • 2.

    Uitstel kan ook worden verleend nadat de dwanginvordering is gestart.

  • 3.

    Uitstel van betaling vindt uitsluitend plaats op schriftelijk verzoek.

  • 4.

    Op schriftelijk of telefonisch verzoek kan zonder nader onderzoek een betalingsregeling worden getroffen met een looptijd tot maximaal vier maanden.

  • 5.

    Gedurende de behandeling van het verzoek om uitstel van betaling handelt de invorderingsambtenaar overeenkomstig het beleid als ware het verzoek toegewezen.

  • 6.

    Het verzoek om uitstel van betaling wordt ondermeer afgewezen als:

    • a.

      onjuiste gegevens worden verstrekt;

    • b.

      de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de door de ontvanger daartoe gestelde termijn zijn verstrekt;

    • c.

      de belastingschuldige deel kan nemen aan het automatische incasso;

    • d.

      de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld;

    • e.

      de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kan worden gemaakt om daarmee de verschuldigde belasting te betalen;

    • f.

      de berekende betalingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden;

    • g.

      de betalingsregeling zich over een voor de ontvanger onaanvaardbare termijn uitstrekt;

    • h.

      de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling volgens de invorderingsambtenaar geen uitkomst zal bieden;

    • i.

      sprake is van een verzoek om uitstel van betaling van een belastingaanslag in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is genoten in verband met een bezwaar –of beroepsprocedure tegen de aanslag, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de belastingschuld kan worden betaald.

    • j.

      de aanslag betrekking heeft op: (bouw)leges, toeristenbelasting, forensenbelasting, naheffingsaanslag parkeren, parkeervergunning, marktgelden en havengelden;

    • k.

      het een bezwaar betreft dat direct of indirect gericht is tegen een onherroepelijke vaststaande WOZ-beschikking;

    • l.

      de belastingschuldige reeds een regeling heeft genoten, maar deze niet is nagekomen;

    • m.

      voor de aanslag reeds een beslagopdracht naar de belastingdeurwaarder is uitgegaan dan wel door de belastingsdeurwaarder reeds beslag is gelegd;

    • n.

      een vordering op grond van artikel 19 van de invorderingswet is gedaan;

    • o.

      het (restant)openstaande bedrag de aanslag(en) minder dan € 135,00 bedraagt.

  • 7.

    Het uitstel wordt bij beschikking onder meer beëindigd als:

    • a.

      niet aan de voorwaarden wordt voldaan waaronder het uitstel is verleend.

    • b.

      de medewerking van de verzoeker door de invorderingsambtenaar onvoldoende wordt geacht.

    • c.

      tijdens de looptijd van het uitstel blijkt, dat onjuiste gegevens zijn verstrekt.

    • d.

      de aanleiding tot uitstel van betaling is weggevallen.

    • e.

      de financiële omstandigheden van de belastingschuldige zodanig veranderen of zijn veranderd dat het naar het oordeel van de invorderingsambtenaar onjuist is het uitstel te continueren.

  • 8.

    Gedurende het uitstel wordt geen dwanginvordering toegepast.

  • 9.

    De aan uitstel van betaling te verbinden voorwaarden zullen steeds het belang van de invordering moeten dienen (b.v. het op vaste tijdstippen in termijnen voldoen van de aanslag, of tussentijdse verstrekking van gegevens over de stand van zaken in een bedrijf).

  • 10.

    Als de invorderingsambtenaar een verzoek om uitstel van betaling afwijst of een verleend uitstel beëindigd, kan de belastingschuldige daartegen schriftelijk en gemotiveerd opkomen bij het college van burgemeester en wethouders. Het beroepschrift wordt ingediend bij de invorderingsambtenaar. Het college toetst in hoeverre de invorderingsambtenaar in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Zodra de invorderingsambtenaar blijkt van een zodanig beroepschrift aan het college van burgemeester en wethouders neemt hij een overeenkomstige houding aan als tijdens de behandeling van een verzoek om uitstel.

Artikel 11. Uitstel in verband met bezwaar tegen een aanslag

  • 1.

    Indien bij de tijdige indiening van een bezwaarschrift tegen een aanslag tevens om uitstel van betaling van de aanslag wordt verzocht, wordt uitstel verleend voor het bedrag van de aanslag dat betwist wordt. Het uitstel wordt verleend tot het moment waarop de heffingsambtenaar uitspraak doet op het bezwaarschrift.

  • 2.

    Als het bezwaarschrift te laat is ingediend wordt ook uitstel van betaling verleend als bedoeld in lid 1, tenzij het bezwaarschrift kennelijk ongegrond is of slechts tot doel heeft het invorderingsproces te belemmeren.

Artikel 12. Uitstel in verband met een te verwachten uit te betalen bedrag

  • 1.

    Indien de belastingschuldige binnen een afzienbare tijd een aan hem uit te betalen bedrag verwacht (belastingteruggaaf, kinderbijslag, loon, e.d.) kan de invorderingsambtenaar uitstel van betaling verlenen tot het moment waarop het uit te betalen bedrag door de belastingschuldige zal worden ontvangen.

  • 2.

    Bij de toepassing van dit artikel wordt uitstel verleend tot het eerstvolgende reguliere moment, waarop de betreffende ontvangst door de belastingschuldige ontvangen zal worden (uitbetalingsmoment kinderbijslag, belastingteruggaaf, loon, e.d.). Het uitstel bedraagt maximaal 2 maanden.

Artikel 13. Uitstel in verband met betalingsproblemen

  • 1.

    Als de verschuldigde belasting niet binnen de wettelijke betalingstermijnen geheel of gedeeltelijk uit het aanwezige vermogen of inkomen kan worden voldaan, kan onder door de invorderingsambtenaar te stellen voorwaarden aan de belastingschuldige op diens schriftelijke en gemotiveerde verzoek uitstel van betaling in verband met betalingsproblemen worden verleend.

  • 2.

    Op verzoek van de invorderingsambtenaar is de belastingschuldige verplicht nadere gegevens te verstrekken.

  • 3.

    Bij de beoordeling van het verzoek om een betalingsregeling maakt de invorderingsambtenaar een afweging van enerzijds de belangen van de verzoeker en anderzijds de belangen van de gemeente bij het zo beperkt mogelijk houden van de termijnoverschrijding.

  • 4.

    Faillissementsschulden kunnen geen voorwerp zijn van een betalingsregeling en worden op de gebruikelijke wijze ingediend bij de curator.

  • 5.

    Het te verlenen uitstel van betaling beperkt zich in beginsel tot een periode van ten hoogste 12 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop op grond van de beschikking de invorderingsambtenaar de betalingsregeling toestaat.

  • 6.

    Bij de bepaling van de in lid 5 genoemde termijn betrekt de invorderingsambtenaar het moment waarop de volgende belastingaanslag wordt opgelegd, zodat betalingstermijnen van de aanslag waarvoor uitstel wordt verleend en de volgende belastingaanslag in beginsel niet gelijk vallen.

Hoofdstuk V, Kwijtschelding
Artikel 14. Kwijtschelding algemeen.
  • 1.

    Gehele of gedeeltelijke kwijtschelding kan worden verleend wanneer de belastingschuldige niet in staat is dan met buitengewoon bezwaar de belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen. Van buitengewoon bezwaar zal sprake zijn wanneer de middelen ontbreken om een belastingaanslag te betalen.

  • 2.

    Een verzoek om kwijtschelding wordt beoordeeld met inachtneming van artikel 7 tot en met 28a van de Uitvoeringsregeling invorderingswet 1990.

  • 3.

    Aan belastingschuldigen aan wie in het vorige jaar kwijtschelding is verleend en die behoren tot de categorie uitkeringsgerechtigden of AOW-ers, en waarbij een reëel vermoeden bestaat, dat de inkomenssituatie ten opzichte van het vorige jaar niet is gewijzigd wordt “automatisch” kwijtschelding worden verleend. De redenen voor deze automatische kwijtschelding liggen in het voorkomen van een onnodig verzoek door aanvragers en een efficiënte behandeling door de gemeente vanuit de wetenschap, dat kwijtschelding toch plaats zal vinden.

    Periodiek vindt er een vermogenstoets plaats bij de belastingschuldigen die automatisch kwijtschelding hebben gekregen.

  • 4.

    De informatie ten aanzien van de hoogte van de Wet Werk en Bijstand uitkering van personen als bedoeld in het vorige lid, eerste volzin, wordt verkregen door deze op te vragen bij de uitkerende instantie.

Artikel 15. Het kwijtscheldingsverzoek.

  • 1.

    Het verzoek om kwijtschelding moet worden ingediend op een daartoe ingesteld formulier bij de invorderingsambtenaar. Indien de aanvraag op andere wijze wordt ingediend, wordt een verzoekformulier aan de belastingschuldige toegezonden.

  • 2.

    Nadat het verzoek om kwijtschelding bij de invorderingsambtenaar is gedaan, worden geen

  • 3.

    dwanginvorderingsmaatregelen genomen of voortgezet ten aanzien van de belastingaanslag.

  • 4.

    Indien het verzoek om kwijtschelding na de dwanginvordering wordt gedaan, zal het verzoek om kwijtschelding pas in behandeling worden genomen nadat de invorderingskosten zijn voldaan.

  • 5.

    Verzoek om kwijtschelding kan worden ingediend tot drie maanden na betaling van de aanslag.

Artikel 16. Beslissing op het verzoek

  • 1.

    De beschikking op het verzoek wordt bekendgemaakt door middel van een gedagtekende kennisgeving.

  • 2.

    Bij het (gedeeltelijk) verlenen van kwijtschelding wordt het bedrag bekend gemaakt waarvoor kwijtschelding wordt verleend.

  • 3.

    Indien geen kwijtschelding wordt verleend wordt gemotiveerd aangegeven waarom tot afwijzing van het verzoek is besloten.

Artikel 17. Administratief beroep

  • 1.

    Wanneer de belastingschuldige zich niet kan verenigen met de beschikking van de invorderingsambtenaar op het verzoek om kwijtschelding, kan hij een gemotiveerd beroepschrift richten tot het college van burgemeester en wethouders. Het beroepschrift wordt ingediend bij de invorderingsambtenaar.

  • 2.

    Het beroepschrift moet worden ingediend binnen 10 dagen na dagtekening van de kennisgeving waarbij op het verzoek om kwijtschelding is beslist.

  • 3.

    Bij een onvoldoende gemotiveerd beroepschrift wordt de belastingschuldige in de gelegenheid gesteld om het beroepschrift binnen een redelijke termijn nader te motiveren.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders dient op het beroepschrift binnen acht weken na ontvangst daarvan te beslissen, met de mogelijkheid van verlenging.

Artikel 18. Voortzetting van de invordering

Wanneer de invorderingsambtenaar bij beschikking afwijzend heeft beslist op een ingediend verzoek om kwijtschelding dan wel het college van burgemeester en wethouders afwijzend heeft beslist op een ingediend beroepschrift tegen een afwijzende beschikking van de invorderingsambtenaar, moet het op de aanslag(en) verschuldigde bedrag binnen 10 dagen na dagtekening van de afwijzende beschikking of binnen de op het aanslagbiljet aangegeven betaaltermijnen worden voldaan. Na deze termijn kan de invordering worden opgestart dan wel voortgezet. De termijn van 10 dagen geldt niet als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel l0 van de Invorderingswet (versnelde invordering bij faillissement, vrees voor verduistering, e.d.).

Artikel 19. Niet verder bemoeilijken

  • 1.

    Wanneer de invorderingsambtenaar tot de conclusie komt, dat de belastingschuldige niet voor kwijtschelding in aanmerking komt maar dat voortzetting van de invordering niet gewenst is, kan hij besluiten om de invordering (voorlopig) achterwege te laten. In de beschikking waarin hij zijn beslissing aan de belastingschuldige bekend maakt wordt gesproken over het niet meer treffen van invorderingsmaatregelen.

  • 2.

    Aan het besluit om de invordering (voorlopig) achterwege te laten kunnen voorwaarden worden verbonden.

Hoofdstuk VI, Schuldenregeling voor particulieren en ex-ondernemers
Artikel 20. Schuldenregeling
  • 1.

    Als een particulier of ex-ondernemer via zijn/haar schuldhulpverlener, anders dan in het kader van sanering van bedrijfsschulden ten behoeve van een financiële sanering aan alle schuldeisers een gedeeltelijke betaling van hun vordering aanbiedt tegen algehele kwijting is de gemeente in beginsel bereid aan de totstandkoming van een schuldenregeling medewerking te verlenen.

  • 2.

    Medewerking van de invorderingsambtenaar aan een schuldenregeling kan slechts geschieden als:

    • a.

      het te ontvangen deel van de belastingschuld tenminste gelijk is aan het bedrag dat aan concurrente schuldeisers op hun vordering zal worden uitgekeerd;

    • b.

      de invorderingsambtenaar noch in uitkeringspercentage noch in tempo van betaling wordt achtergesteld bij concurrente schuldeisers;

    • c.

      de belastingplichtige na de sanering in staat is om zijn nieuwe verplichtingen na te komen.

Hoofdstuk VII, Rente

Artikel 21. Invorderingsrente

Als een belastingschuldige niet binnen de wettelijke termijnen betaalt is hij geen invorderingsrente verschuldigd. Anderzijds wordt invorderingsrente vergoed, wanneer een al betaalde aanslag wordt verminderd.

Hoofdstuk VIII, Toepassing model-leidraad VNG

Artikel 22. Van toepassingverklaring model-leidraad invordering

In alle gevallen waarin deze leidraad niet in voorziet, is de model-leidraad zoals deze door de VNG is uitgegeven van toepassing.

Hoofdstuk IX, Vervolgingskosten

Artikel 23. Vervolgingskosten

Onder vervolgingskosten worden verstaan de kosten die op grond van de Kostenwet invordering rijksbelastingen in rekening worden gebracht.

Artikel 24. Rechtsmiddelen algemeen

  • 1.

    Tegen het in rekening brengen van kosten voor de aanmaning en betekening van het dwangbevel opent artikel 7 van de Kostenwet een bijzondere rechtsgang.

  • 2.

    Er kan tegen de aanmaningskosten bezwaar worden ingediend bij de invorderingsambtenaar.

  • 3.

    Tegen het in rekening brengen van de betekeningskosten van het dwangbevel staat administratief beroep open bij de invorderingsambtenaar.

  • 4.

    Tegen de beslissing van de invorderingsambtenaar op het bezwaar c.q. administratief beroep als bedoeld onder lid b en c staat beroep open bij de fiscale rechter.

  • 5.

    Geschillen over andere in rekening gebrachte vervolgingskosten dan die van de aanmaning en van de betekening van het dwangbevel, kunnen aan het oordeel van de rechter worden onderworpen door het instellen van verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel.

Artikel 25. Bezwaar

  • 1.

    Op een bezwaarschrift tegen de in rekening gebrachte kosten van een aanmaning is de Awb van toepassing. De invorderingsambtenaar beslist op een bezwaarschrift binnen zes weken na ontvangst daarvan, met de mogelijkheid van verlenging (artikel 7:10 Awb).

  • 2.

    Tegen administratief beroep bij de invorderingsambtenaar is lid a van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 26. Vermindering vervolgingskosten

  • 1.

    Naast de gevallen waarin ten aanzien van de kostenberekening rekenfouten zijn gemaakt dan wel een onjuist tarief is gehanteerd zijn kosten niet verschuldigd in de volgende gevallen.

    • a.

      Wanneer de betaling van de aanslag op de rekening van de ontvanger is bijgeschreven voor de dagtekening van de aanmaning dan wel voor de betekening van het dwangbevel.

    • b.

      Als na het in rekening brengen van de kosten een afname van de schuld, anders dan door betaling, kwijtschelding of verrekening, tot stand is gekomen. (b.v. vermindering van aanslag)

    • c.

      Wanneer er, achteraf bezien, al voor het in rekening brengen van de kosten om beleidsmatige redenen aanleiding is geweest om de invordering op te schorten (b.v. ingediend verzoek om uitstel, kwijtschelding, etc.).

  • 2.

    De beslissing om de kosten terug te brengen tot het juiste bedrag dan wel de kosten terug te betalen, geschiedt ambtshalve dan wel na een daartoe ingediend bezwaarschrift.

  • 3.

    Als vervolgingskosten terecht in rekening zijn gebracht, dienen deze te worden voldaan. In uitzonderlijke gevallen kan er echter aanleiding bestaan vervolgingskosten, hoezeer ook verschuldigd, te verminderen. Deze (strikt individueel te beoordelen) situaties doen zich alleen voor als de invorderingsambtenaar van mening is dat het feit dat de belastingschuld niet tijdig is voldaan, niet aan de belastingschuldige kan worden verweten en bovendien de invordering van de vervolgingskosten, gezien het specifieke geval, onredelijke en onbillijk is.

Hoofdstuk X, Oninbaar lijden van belastingschuld.
Artikel 27. Oninbaar lijden

Het college van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om de belastingschuld geheel of gedeeltelijk oninbaar te verklaren (artikel 255, vijfde lid van de Gemeentewet). Het daartoe strekkende besluit ontheft de invorderingsambtenaar van de verplichting verdere pogingen tot invordering te doen.

Hoofdstuk XI, Inwerkingtreding en citeertitel.
Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.

    De leidraad invordering gemeente Harderwijk treedt in werking de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De leidraad kan worden aangehaald als “Leidraad invordering gemeente Harderwijk 2010”.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van

gemeente Harderwijk in haar vergadering van 2 maart 2010.

De voorzitter,

de heer drs. J.C.G.M. Berends MPA,