Organisatie | Dalfsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel toepassing wegingsfactoren |
Citeertitel | Beleidsregel toepassing wegingsfactoren |
Vastgesteld door | geattribueerde functionaris |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De beleidsregel is vastgesteld door de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet (heffingsambtenaar)
nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-03-2011 | 14-09-2011 | Nieuwe regeling | 21-03-2011 KernPUNTEN, 29-03-2011 | geen |
De gemeenteambtenaar bedoeld in art. 231, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Gemeentewet, van de gemeente Dalfsen.
Gelet op art. 1:3, vierde lid, Awb, art. 7:15 Awb en art. 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage,
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar,
Toelichting op de Beleidsregel toepassing wegingsfactoren:
De beleidsregel brengt lijn in de afdoening van verzoeken om kostenvergoedingen door de heffingsambtenaar. Het doel ervan is dat gelijke gevallen zoveel mogelijk gelijk en ongelijke gevallen zoveel mogelijk, naar de mate van hun ongelijkheid, ongelijk worden behandeld. De beleidsregel is bindend voor de heffingsambtenaar. Zij bindt de belastingrechter niet; de belastingrechter kan heel goed tot een andere kostenveroordeling komen dan die, welke uit de beleidsregel voortvloeit.
Hof Amsterdam heeft op grond van de toelichting op het Besluit proceskosten bestuursrecht geoordeeld dat de toepassing van de wegingsfactoren steeds in overeenstemming moet zijn met de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener (Hof Amsterdam 15 augustus 2008, nr. 07/00181, LJN: BF0084, vng-2768. Het hof wijst het standpunt dat staat in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (2 maart 2006, nrs. 04/6299 en 04/6354, LJN: AV3988) af, namelijk dat een zaak in de bezwaarprocedure in beginsel behoort tot de categorie ‘gemiddeld’, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. Degene die zich op de afwijking beroept moet dat onderbouwen. In dat geval wordt er echter ten onrechte geen rekening gehouden met gecompliceerdheid en daarmee verband houdende werkbelasting, aldus het hof.
Door gebruik van het begrip ‘in beginsel’ biedt de beleidsregel een nuttig handvat voor standaardzaken, maar ook voldoende ruimte voor bijzondere gevallen. Als bezwaarschriften op basis van no-cure-no-pay worden ingediend is er bij de belanghebbende die rechtsbijstand inroept geen economische afweging of en in welke mate rechtsbijstand wordt ingeroepen. De kosten die dan worden gedeclareerd moeten zeer kritisch worden bezien. De werkbelasting van de rechtsbijstandverlener wordt beoordeeld op basis van het ingediende bezwaarschrift en eventueel de overige werkzaamheden.
De kosten van een taxatierapport zijn aan te merken als kosten van een deskundige die aan een belanghebbende verslag heeft uitgebracht. De kosten komen voor vergoeding in aanmerking als die zijn gemaakt om het bezwaar tegen de waarde te onderbouwen. De kosten die zijn gemaakt voor een taxatierapport dat is opgemaakt voor financiering of aan- of verkoop van een onroerende zaak komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Ook voor het taxatierapport moeten de kosten redelijk zijn. De kosten zijn gemaximeerd tot € 81,23 per uur. Voor een woningtaxatie gelden andere normen dan voor niet-woning taxaties. Rechtbank ’s-Gravenhage heeft de taxatiekosten beperkt tot de helft van het maximumbedrag voor een woning (€ 40,61) en tot € 50,- per uur, omdat de taxatiewerkzaamheden voor een bierbrouwerijcomplex niet van wetenschappelijke of bijzondere aard waren (Rb. ’s-Gravenhage 26 januari 2007, LJN: AZ7354, vng-21611; Rb. ‘s-Gravenhage 18 september 2009, LJN: BI0476, vng-29902). Het is duidelijk dat daar bij de taxaties van woningen nog minder sprake van is. Ook het aantal uren kan worden beperkt van 2 tot 4 uren indien de woning niet is bezocht. Is het pand wel bezocht dan kan het aantal met 1 uur worden verhoogd. Het aantal uren voor niet-woning taxaties zal per geval bekeken moeten worden. Opgaven van kosten waarbij de tijdsbesteding van een eenvoudige woningtaxatie op 8 uur wordt gesteld zijn buitenproportioneel. Dit kan gecorrigeerd worden omdat niet alleen het inschakelen van een deskundige redelijk moet zijn, maar ook het aantal uren (Rb. ’s-Gravenhage 26 januari 2007, LJN: AZ7354, vng-21613).
Gelet op de uitspraak van de Rechtbank ’s-Gravenhage 3 februari 2011 nr. 10/5052 vindt geen afzonderlijke vergoeding van taxatiekosten plaats indien gemachtigde en taxateur bij hetzelfde kantoor werken en werkzaamheden nauw verweven zijn.
"De kosten van het taxatierapport worden door de gemachtigde aan eiser gefactureerd. Gelet hierop en de werkwijze van de gemachtigde is de rechtbank van oordeel dat de kosten van het taxatierapport deel uitmaken van de kantoorkosten van de gemachtigde. De werkzaamheden van de taxateur zijn namelijk zozeer verweven met de werkzaamheden van de gemachtigde, dat zij zijn aan te merken als één dienstverlener. De kosten van het taxatierapport gaan daarmee op in de kosten van de gemachtigde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de kosten voor het taxatierapport niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen." Rechtbank ’s-Gravenhage 3 februari 2011 nr. 10/5052.
1De rechter komt tot een lager bedrag dan belanghebbende omdat hij inschat dat de taxatie maximaal 2 werkuren heeft gekost en dat taxatiewerkzaamheden niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, zodat met de helft van het maximale uurtarief kan worden volstaan.
2De rechtbank kent een proceskostenvergoeding toe voor onder meer de door de taxateur van eiseres aan haar in rekening gebrachte kosten. Nu de door deze verleende diensten niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, beperkt de rechtbank de vergoeding tot € 50 per uur.
3De rechter komt tot een lager bedrag dan belanghebbende omdat hij inschat dat de taxatie maximaal 2 werkuren heeft gekost en dat taxatiewerkzaamheden niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, zodat met de helft van het maximale uurtarief kan worden volstaan.