Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordenveld

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Noordenveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordenveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening langdurigheidstoeslag gemeente Noordenveld
CiteertitelVerordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Noordenveld
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand art. 36

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201001-01-2012Onbekend

22-12-2010

www.gemeentenoordenveld.nl, 12-01-2011

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Noordenveld.

Gelet op artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bestuur: het bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier (ISD)

  • b.

    wet: de Wet werk en bijstand

  • c.

    WIJ: Wet investeren in jongeren

  • d.

    referteperiode:een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum

  • e.

    peildatum: de datum waartegen de langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd, dat wil zeggen de datum waarop een belanghebbende voor het eerst gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden heeft voldaan aan de voorwaarden voor het recht op langdurigheidstoeslag

  • f.

    WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

  • g.

    WSF 2000: Wet Studiefinanciering

  • h.

    bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet

  • i.

    WIJ-norm: de voor de jongere toepasselijke norm als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Wet investeren in jongeren vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het bestuur vastgestelde verhoging of verlaging.

  • j.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier.

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 115 % van de voor hem geldende bijstands- of WIJ-norm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

  • 2.

    Niet voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die een opleiding volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie volgt als genoemd in de WSF 2000.

Artikel 4 Hoogte van de toeslag

  • 1.

    De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden: € 498,00

    • b.

      voor alleenstaande ouders: € 447,00

    • c.

      voor een alleenstaande: € 349,00

(de genoemde bedragen gelden per 1 januari 2009 en jaarlijkse indexering vindt plaats per 1 januari)

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de langdurigheidstoeslag voor de belanghebbende met een inkomen tussen 110 en 115 % van de voor hem geldende bijstands- of WIJ-norm 50 % van de in het eerste lid genoemde bedragen.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 4.

    Indien een van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet dan wel artikel 2 of artikel 23, lid 1 van de WIJ komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 5.

    De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daar aan voorafgaande jaar.

Artikel 5.Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010.

De verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Noordenveld, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 januari 2010 wordt per 1 juli 2010 ingetrokken.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als : Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Noordenveld.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 december 2010

De voorzitter, De griffier,

 

 

Toelichting

 

Algemeen

 

De Verordening Langdurigheidstoeslag is gewijzigd in verband met invoering van de Wet Investeren in Jongeren per 1 oktober 2009. De wijziging houdt in dat zowel belanghebbenden met een WWB-uitkering als een WIJ-uitkering in aanmerking kunnen komen voor een langdurigheidstoeslag wanneer men voldoet aan alle voorwaarden voor toekenning van de langdurigheidstoeslag. Verder heeft er geen wijziging plaatsgevonden van de verordening.

 

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 moet een wetsvoorstel inwerking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

 

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe langdurigheidstoeslag, heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld. Van deze modelverordening is gebruik gemaakt. Tevens is gebruik gemaakt  van de modelverordening van Schulinck. (Schulinck is leverancier van het digitale Handboek waar medewerkers van de ISD gebruik van maken.)

 

Opvallend verschil met het oude artikel 36 is dat  gemeenten geen toets hoeven te doen op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief. Wel dient beoordeeld te worden of er nog zicht is op inkomensverbetering.

 

Bij het opstellen van deze verordening is zoveel mogelijk aangesloten bij de door de intergemeentelijke Sociale Dienst uitvoeringpraktijk zoals deze gold tot 1 januari 2009.

 

Bevoegdheid gemeenten

In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:

 

“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 en geen zicht heeft op inkomensverbetering.

 

In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

 

Mogelijkheden voor eigen beleid

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Naast de genoemde onderwerpen, kan het daarbij ook gaan om de afstemming van het beleid op het gemeentelijke re-integratiebeleid. Hierna wordt op de respectieve onderwerpen nader ingegaan.

 

Doelgroep

De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. Voor de duidelijkheid wordt hier gesteld dat gemeenten zelf de keuze kunnen maken of werkenden onder de langdurigheidstoeslag komen te vallen. In deze verordening is de keus gemaakt om werkenden tot de doelgroep te laten behoren.

 

Hoogte van de toeslag

Op dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten hebben de mogelijkheid  zelf de hoogte van de toeslag te bepalen. Daarbij moet een aantal zaken dingen bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.

 

Langdurig

De huidige referte periode is vijf jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. Veeleer wordt gedacht aan 3 jaar, een periode waarvoor ook door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden. Om die reden is hier gekozen voor een periode van 3 jaar.

 

Laag inkomen

Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. Het ligt het meest voor de hand hierbij aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het eigen gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd.

 

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

 

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt. De ISD benadert betrokkenen ook ambtshalve.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

 

Artikel 1

Onderdeel d:

Artikel 36 WWB bevat geen termijn waarbinnen een belanghebbende een verzoek om een langdurigheidstoeslag kan indienen

 

Artikel 3

In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van de voor betrokkene toepasselijke bijstandsnorm, in dit geval 115 %.  Marginale overschrijdingen van deze grens dienen genegeerd te worden.

Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).

De referteperiode is vastgesteld op 3 jaar (36 maanden). Nadat belanghebbenden 3 jaar op een minimum inkomen zijn aangewezen is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over. Daarom wordt de referteperiode van 3 jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimum leeftijd is immers door de wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar.

Een rechthebbende is immers (normaal gesproken) vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig rechtssubject.

 

Om de armoedeval te beperken, ontvangt de belanghebbende met een inkomen tussen 110 en 115 % van de voor hem geldende bijstandsnorm 50 % van de in het eerste lid genoemde percentages.

 

Artikel 4

In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de hoogte zoals die gold op 1 januari 2008. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnorm. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van 1 januari van het voorafgaande jaar. Afronding vindt plaats op hele euro`s naar boven volgens de gebruikelijke afrondingsregels.

 

 

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB en artikel 28, lid 3 WIJ gegeven voor situaties waarin bij gehuwden een van de beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge de artikelen 11, dan wel artikel 2 WIJ (geen Nederlander of niet gelijk gesteld met een Nederlander) of artikel 13 lid 1 WWB, dan wel artikel 23, lid in van de WIJ. (uitsluitingsgronden zoals detentie)  De WWB en WIJ voorzien immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is.

NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB dan wel artikel 2 of artikel 23, lid 1 van de WIJ. Indien een van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op de langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.

 

Artikel 5

 

Dit artikel behoeft geen toelichting.

 

Artikel 6

 

De inwerkingtreding van de gewijzigde verordening in verband met de invoering van de Wet WIJ is 1 juli 2010.

 

Artikel 7

 

Dit artikel behoeft geen toelichting.