Organisatie | Laarbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Laarbeek 2011 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Laarbeek 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene Plaatselijke verordening Gemeente Laarbeek van 6 juli 2010
Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-01-2011 | 12-08-2013 | Nieuwe regeling | 13-01-2011 | Gemeenteblad nr. 181 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Vastgesteld door de gemeenteraad op 13 januari 2011.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 6
Artikel 1:1 Begripsbepalingen 6
Artikel 1:3 Indiening aanvraag 6
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen 6
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 7
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 7
Artikel 1:8 Weigeringsgronden 7
Artikel 1:9 Lex silencio positivo 7
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden 8
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden 8
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 8
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg 9
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan of over de weg in strijd met de publieke functie ervan 9
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 9
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg 10
Afdeling 6 Veiligheid op de weg 10
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp 10
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 10
Artikel 2:24 Begripsbepalingen 11
Artikel 2:25 Groot evenement 11
Artikel 2:25a Klein evenement (meldingsplichtig) 12
Artikel 2:25b Klein evenement (vergunningplichtig) 12
Artikel 2:26 Ordeverstoring 12
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven 12
Artikel 2:27 Begripsbepalingen 12
Artikel 2:28 Exploitatie horecabedrijf 12
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 13
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 13
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan 13
Artikel 2:34 Ordeverstoring 13
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden 14
Artikel 2:40 Speelautomaten 14
Afdeling 10a Toezicht op winkelbedrijven (smart- en growshops) 14
Artikel 2:40a Begripsbepalingen 14
Artikel 2:40b Vergunningplicht 14
Artikel 2:40c Eisen aan de leidinggevende van een inrichting 14
Artikel 2:40d Aanvraag vergunning 15
Artikel 2:40e Weigeringsgronden 15
Artikel 2:40f Bijzondere gronden voor intrekking van de vergunning 15
Artikel 2:40g Afwijking sluitingsuur; tijdelijke sluiting 15
Artikel 2:40h Aanwezigheid in gesloten inrichting 16
Artikel 2:40i Ordeverstoring 16
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 16
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal 16
Artikel 2:42 Plakken en kladden 16
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d. 17
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen 17
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d 17
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 17
Artikel 2:47a Verblijfsontzegging 17
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik 18
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen 18
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten 18
Artikel 2:50a Vechten in het openbaar 18
Artikel 2:53 Bespieden van personen 18
Artikel 2:57 Loslopende honden 18
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden 19
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 19
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 20
Artikel 2:71 Begripsbepalingen 20
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 20
Artikel 2:74 Drugshandel op straat 20
Artikel 2:74a Openlijk gebruik van harddrugs 21
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen 21
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding 21
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen 21
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. 22
Afdeling 1 Begripsbepalingen 22
Artikel 3:1 Begripsbepalingen 22
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan 22
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d. 23
Artikel 3:4 Seksinrichtingen 23
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder 23
Artikel 3:6 Sluitingstijden 24
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 24
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 24
Afdeling 3 Beslissingstermijn, weigeringsgronden 25
Artikel 3:12 Beslissingstermijn 25
Artikel 3:13 Weigeringsgronden 25
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie, wijziging beheer 25
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie 25
Artikel 3.15 Wijziging beheer 25
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente 26
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting 26
Artikel 4:1 Begripsbepalingen 26
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 26
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 26
Artikel 4:6 Overige geluidhinder 27
Artikel 4:6a (Geluid)hinder door dieren 27
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging 27
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen 27
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast 27
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen 28
Artikel 4:17 Begripsbepaling 28
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 28
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen 28
Afdeling 6 Bescherming van flora en fauna 28
Artikel 4:20 Bescherming groenvoorzieningen 28
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente 28
Artikel 5:1 Begripsbepalingen 28
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 29
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen 29
Artikel 5:4 Defecte voertuigen 29
Artikel 5:5 Voertuigwrakken 29
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a. 29
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen 30
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen 30
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 30
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 30
Artikel 5:13 Openbare inzameling van geld of goederen 30
Artikel 5:14 Begripsbepaling 31
Artikel 5:17 Begripsbepaling 31
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning 31
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende 32
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen 32
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 32
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats 32
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats 32
Artikel 5:30 Veiligheid op het water 33
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden 33
Artikel 5:32 Crossterreinen 33
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden 33
Afdeling 8 Verbod vuur te stoken 34
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 34
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen 34
Artikel 6:2 Toezichthouders 35
Artikel 6:3 Binnentreden woningen 35
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 35
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Een aanvraag om een vergunning of ontheffing, en een gemelde activiteit kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan of over de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur, het Provinciaal wegenreglement, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening van de gemeente Laarbeek van toepassing is.
a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor openbrekingen van de verharding en het graven en spitten in de weg ten behoeve van een huisaansluiting indien deze werkzaamheden een maximale lengte hebben van 25 meter, mits die werkzaamheden schriftelijk bij het bevoegd gezag zijn gemeld en wordt voldaan aan de door het bevoegd gezag gestelde nadere regels.
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis en culinair kookcentrum. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;
Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
In dit artikel wordt verstaan onder:
a wet: de Wet op de kansspelen;
b speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
c kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
d hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
e laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
Afdeling 10a Toezicht op winkelbedrijven (smart- en growshops)
Artikel 2:40a Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smartshop, headshop of growshop;
Artikel 2:40b Vergunningplicht
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting te exploiteren.
Artikel 2:40f Bijzondere gronden voor intrekking van de vergunning
aannemelijk is dat de houder of leidinggevende betrokken is bij of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten in verband met activiteiten als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, of bij andere activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting, dan wel als naar zijn oordeel de wijze van bedrijfsvoering of het levensgedrag, als bedoeld in artikel 2:40c lid 2 sub b, een dergelijk gevaar of een dergelijke bedreiging vormen;
Artikel 2:40h Aanwezigheid in gesloten inrichting
Het is bezoekers van een inrichting verboden gedurende de tijd dat de inrichting ingevolge het bij of krachtens de Winkeltijdenwet bepaalde of op grond van een ingevolge artikel 2:40g genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2:47a Verblijfsontzegging
De burgemeester kan degene van wie mag worden aangenomen dat hij hetzij alleen, hetzij in groepsverband, door het plegen van strafbare feiten, door baldadig of hinderlijk gedrag of anderszins personen lastig valt of schade toebrengt, uit een oogpunt van het handhaven van de openbare orde het bevel geven zich te verwijderen en zich verwijderd te houden van of uit een door de burgemeester bij het bevel genoemde plaats of gebied, gedurende de tijd, bij het bevel genoemd.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit ) van toepassing is.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk gebruik van harddrugs
Het is verboden op een openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel:
van de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur, maximaal zijnde twee jaar ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties. Dit laat onverlet dat de burgemeester in acute situaties altijd en overal camera’s kan plaatsen, waarvoor dan weer de beperking van twee jaar geldt.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
Seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
Afdeling 4 Beëindiging exploitatie, wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 3 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
6 Het college is bevoegd aan de festiviteiten voorschriften te verbinden ter voorkoming of beperking van geluidhinder.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
langer dan op drie achtereenvolgende dagen met een minimale tussentijd van zeven dagen, te plaatsen of te hebben op een door op een door het college aangewezen weg, zijnde in elk geval een weg binnen de bebouwde kom, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren binnen de bebouwde kom of op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
5 Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 2.11 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.