Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidie Groen Blauw Stimuleringskader (Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant) |
Citeertitel | Subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | agrarische sector, natuur en landschap, subsidies, financieel kader |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-03-2019 | 13-06-2020 | artikel 1, 6a, 6b, 61, 69 | 26-02-2019 | C2232015/4483622 | |
05-08-2017 | 14-03-2019 | artikel 1, 9, 9b, 36, 37, 37a, bijlage C, E, F | 25-07-2017 | C2211753 | |
22-05-2014 | 05-08-2017 | art. 1, 3, 8, 9, 10, 12, 34, 36, 48, 56, 64, 68, 79, bijlage C, E, F, G | 13-05-2014 | S0282021 | |
27-05-2010 | 22-05-2014 | art. 1, 8, 9, 31, 32, 36, 38, 49, 50, 52, 60, 66, paragraaf 5.5, bijlage F | 11-05-2010 Provinciaal Blad, 2010, 93 | 1682107 |
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
Dienstverlener: natuurlijk persoon of rechtspersoon die krachtens zakelijk of duurzaam persoonlijk recht voor minimaal 6 jaar beschikt over het recht tot gebruik en onderhoud van een terrein, met uitzondering van een publiekrechterlijk lichaam of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid en tweede lid, van de Regeling Subsidies Particuliere Terreinbeherende Natuurbeschermingsorganisaties;
Erf: tot het erf van agrarische bedrijven wordt gerekend het op de bestemmingsplankaart van het Bestemmingsplan Buitengebied aangegeven (flexibel) agrarisch bebouwingsvlak of kassenperceel inclusief een zone van 10 meter rondom. Bij een flexibel agrarisch bebouwingsvlak of kassenperceel wordt aan de zijde van de uitbreidingsrichting(en) in elk geval een afstand van 50 meter vanaf de bestaande bebouwing tot het erf gerekend.
Tot het erf van een burgerwoning of niet agrarische bedrijfswoning wordt in ieder geval gerekend de grond die in een straal van 150 meter rond de op de bestemmingsplankaart aangegeven woning is gelegen en in eigendom is van de eigenaar van de woning, tenzij deze grond wordt gescheiden van de woning door een openbare weg of een weg met openbaar karakter. In ieder geval tot het erf behorend zijn gronden die als tuin in gebruik zijn of als tuin worden ingericht;
Landbouwgrond: grond waarop ten minste vanaf 31 juli 1992 enige vorm van akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, tuinbouw – daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen – en elke andere vorm van bodemcultuur hier te lande, met uitzondering van bosbouw, wordt bedreven, of gronden die uit productie zijn genomen in het kader van de Regeling GLB inkomenssteun 2006;
Tuin: stuk grond, meestal dicht bij een huis, in gebruik als siertuin met sierbeplanting en/of gazon of in gebruik als moestuin voor de teelt van groenten, klein fruit en bloemen. Tot de tuin behoren ook beplantingselementen die de afbakening vormen tussen de tuin en de omliggende grond, zoals geschoren hagen en houtsingels. Ook een stuk grond met een afwisseling van groenelementen met inheemse bomen en/of struiken en gazons of een gazon met een hoogstamboomgaard wordt als tuin beschouwd;
Artikel 2 – Verhouding tot andere regelingen
Ten aanzien van de verhouding tot andere regelingen geldt voor onderhavige subsidieregeling dat onderhavige subsidieregeling een nadere uitwerking van de Subsidieverordening is, welke onverkort van kracht is.
Gedeputeerde Staten kunnen, naast het bepaalde in artikel 2 eerste en tweede lid van de subsidieverordening, op grond van dit stimuleringskader subsidies verstrekken voor:
Maatregelen, zoals bedoeld in artikel 3, lid b, hebben, in nader te begrenzen gebieden, betrekking op:
Gedeputeerde Staten kunnen bevoegdheden voor uitvoering van deze subsidieregeling mandateren aan de Centraal Administratie Kantoor. Het besluit daartoe wordt bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.
Wijziging van deze subsidieregeling, zoals omschreven in de artikelen, vindt plaats bij besluit van Gedeputeerde Staten. Het besluit daartoe wordt bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.
Voor de subsidie die verleend wordt op grond van deze subsidieregeling geldt dat maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie wordt verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.
De subsidieontvanger die subsidie krijgt op grond van deze subsidieregeling heeft, indien de subsidieontvanger actief is in de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij, de aquacultuur, goederenvervoer over de weg voor rekening van derden of andere sectoren buiten de subsidiabele activiteiten, in ieder geval de verplichtingen zorg te dragen dat de subsidie niet ten goede komt aan de activiteiten in deze sectoren, door middel van scheiding van activiteiten en uitsplitsing van kosten.
2.1 Begrenzing en toepassing, het uitvoeringsprogramma
Onderhavige subsidieregeling is binnen de provincie Noord-Brabant van toepassing op die gebieden en thema’s:
Deze subsidieregeling is niet van kracht in gebieden begrensd als ecologische hoofdstructuur in de Verordening ruimte 2014.
Subsidie wordt geweigerd indien op het perceel of het gedeelte van het perceel waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds subsidie is verleend op grond van:
Een subsidie ingevolge deze subsidieregeling wordt niet verstrekt aan:
dienstverleners die krachtens een zakelijk of duurzaam persoonlijk recht de zeggenschap hebben over landbouwgrond of het natuurterrein,voor zover zij die gebruikstitel na 1 mei 2010 hebben verkregen van een gemeente of waterschap of een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen.
Ten behoeve van de uitvoering van onderhavige subsidieregeling wijzen Gedeputeerde Staten in overleg met de partners van de samenwerkingsverbanden, een veld- of themacoördinator aan, en welke als intermediair optreedt tussen aanvragers van beschikkingen en Gedeputeerde Staten, of de door Gedeputeerde Staten krachtens artikel 5 gemandateerde uitvoeringsorganisatie.
Zoals is overeengekomen in een gebieds- of themacontract als bedoeld in hoofdstuk 4, geldt ten aanzien van het uitvoeringsbudget van vastgestelde uitvoeringsprogramma’s, dat:
De specifieke operationele kosten als bedoeld in artikel 13 worden voor 50% gefinancierd door de provincie en voor de overige 50% naar rato van het belang door de overige partners van een programma gedragen. De respectievelijke bijdragen worden vastgelegd in het gebieds- of themacontract zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van deze subsidieregeling.
Gedeputeerde Staten kunnen overeenkomstig de doelstellingen van deze subsidieregeling, een gebiedsgericht of thematisch uitvoeringsprogramma, als bedoeld in artikel 7 en zoals omschreven in de “Richtlijnen voor het vormen van een samenwerkingsverband en het opstellen van een uitvoeringsprogramma”, laten opstellen. In dit programma wordt de ambitie verwoord ten behoeve van de uitvoering.
Ten aanzien van de looptijd van uitvoeringsprogramma’s geldt dat:
indien een samenwerkingsverband de continuïteit van de uitvoering wil waarborgen, deze verplicht is om, voortvloeiend uit de toepassing van artikel 20, minimaal 1 jaar voor de datum van het verstrijken van de looptijd van het huidige uitvoeringsprogramma, een nieuw programma gereed te hebben en ter beoordeling aan Gedeputeerde Staten voor te leggen.
De in artikel 4 sub a genoemde maatregelen zijn ieder weer opgebouwd uit verschillende thema’s met bijbehorende pakketten zoals omschreven in de bijlagen B t/m E.
Het Stimuleringskader kent een modulaire opbouw, wat betekent dat in het kader van een (nieuw) uitvoeringsprogramma ook nieuwe of gewijzigde thema’s en/of pakketten ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten kunnen worden voorgelegd. Na vaststelling door Gedeputeerde Staten worden deze gepubliceerd in het Provinciaal Blad. Voor nieuwe of gewijzigde pakketten geldt dat deze niet van toepassing zijn op lopende beschikkingen, voor de duur van het tijdvak.
Gedeputeerde Staten kunnen overeenkomstig artikel 3, lid a, subsidie verstrekken aan een samenwerkingsverband ten behoeve van het opstellen van een uitvoeringsprogramma. Een van de partners doet namens het samenwerkingsverband hiertoe schriftelijk een verzoek aan Gedeputeerde Staten.
3.2.3 Voorwaarden en verplichtingen
Indien ten behoeve van de planvorming subsidie wordt verleend, is de subsidieontvanger, voortvloeiend uit de toepassing van artikel 21, verplicht om het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde doel, bedoeld in artikel 24, sub b, te realiseren;
Het in het kader van deze subsidieregeling, door een samenwerkingsverband opgestelde uitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 16, wordt binnen de in de beschikking gestelde termijn, ter goedkeuring aangeboden aan? Gedeputeerde Staten.
Afspraken tussen partijen omtrent uitvoeringsprogramma’s worden vastgelegd in een gebieds- of themacontract, conform een door de Provincie verstrekt format. In een dergelijk contract worden in ieder geval de volgende zaken vastgelegd:
Aanvragen tot subsidieverlening voor aanleg, inzet van grond of onderhoud worden ingediend bij het Centraal Administratie Kantoor met een daartoe bestemd aanvraagformulier.
Gedeputeerde Staten kunnen voorwaarden vaststellen met betrekking de wijze waarop de pakketeisen uit bijlagen C, D en E kunnen worden vastgesteld en gecontroleerd. Deze voorwaarden worden als bijlage G, Objectivering pakketten, bij deze subsidieregeling opgenomen.
Aanvragen als bedoeld in artikel 34 worden door de aanvrager ondertekend, door de veld- of themacoördinator voor akkoord geparafeerd alvorens ze worden ingediend. Onderhavige subsidieregeling is jaarlijks opengesteld van 1 januari tot en met 31 december.
Een aanvrager die beschikt over het recht tot gebruik en onderhoud van een terrein of element krachtens een pachtovereenkomst of huurovereenkomst, én die in de zin van deze subsidieregeling als dienstverlener kan worden aangemerkt, dient in het geval van aanleg van een pakket, de subsidieaanvraag mede te laten ondertekenen door de eigenaar, waarmee laatstgenoemde verklaart geen bezwaar te hebben tegen de aanleg van het element, of de aanleg van het desbetreffende terrein, en akkoord te zijn met alle rechten en plichten voortvloeiende uit de aanvraag.
Indien er met betrekking tot een terrein of element sprake is van gedeeld duurzaam gebruiksrecht, dan kan een ieder individueel in aanmerking komen voor subsidie voor de toepassing van een pakket op dat terrein of element. De eigenaren en/ of dienstverlenrs dienen gezamenlijk de aanvraag in, vergezeld van een tussen hen gesloten overeenkomst waaruit blijkt dat zij genoegzaam en duurzaam samenwerken inzake het onderhoud van dat terrein of element. De vastgestelde bijdrage voor aanleg, onderhoud of inzet van grond, van het desbetreffende terrein of element wordt in dat geval over de subsidieontvangers opgedeeld.
Indien er geen sprake is van een gedeeld duurzaam gebruiksrecht zoals bedoeld in artikel 40, maar aanleg, onderhoud of instandhouding van het totale element of terrein heeft wel een collectief karakter, dan vindt de subsidieverlening nog steeds op individuele basis plaats, maar alleen indien aanleg, onderhoud of instandhouding van het pakket als gezamenlijk doel wordt gediend.
Ten behoeve van de uitvoering, als bedoeld in artikel 4 sub a, kan een vergoeding worden verstrekt voor de aanleg van een pakket, indien:
Voor aanvragen die betrekking hebben op het gestelde in artikel 43 geldt dat alleen een vergoeding wordt verstrekt indien gepresenteerde aanleg en maatvoering voldoen aan de voorschriften zoals opgenomen in de bijlagen B t/m E, en de aanvrager ook de overige voorschriften van het desbetreffende pakket in acht neemt.
Een vergoeding voor aanleg wordt verstrekt aan de individuele dienstverlener, die in geval van maatregelen met een collectief karakter als bedoeld in artikel 4 sub a ten I en III, er zorg voor dient te dragen dat de aanlegwerkzaamheden waarop zijn aanvraag betrekking heeft, deel uitmaken van een (bestaande) integrale visie op aanleg en onderhoud van het totale gebied of terrein.
De aanlegwerkzaamheden als bedoeld in artikel 48 dienen te zijn uitgewerkt in een plan, waarin in ieder geval zijn opgenomen:
Tot de subsidiabele kosten behoren de kosten, inclusief BTW, voor zover verrekening niet mogelijk is, verband houdende met:
Naast de in artikel 3 van de Subsidieverordening genoemde gevallen komen kosten die verband houden met de volgende activiteiten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Bij een aanvraag overeenkomstig de artikelen 43 en 44 wordt voor aanvragen met een oppervlakte tot één hectare de subsidie toegekend overeenkomstig de bijdragen zolas omschreven in bijalge F. Voor aanvragen van fijne dooradering met een oppervlakte groter dan één hectare en voor aanvragen met betrekking tot hoofdaders worden de inrichtingskosten verstrekt op basis van een gespecificeerde begroting of offerte.
5.2.2 Subsidieverlening en -vaststelling
Indien voor een terrein of element subsidie wordt verleend ten behoeve van de aanleg van een pakket, dan vermeldt de beschikking in ieder geval:
De datum, bedoeld in artikel 53 sub c, waarop het tijdvak aanvangt waarover subsidie wordt verleend, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.
5.2.3 Voorwaarden en verplichtingen
Indien subsidie wordt verleend op grond van de artikelen 43 en 44, is de subsidieontvanger verplicht:
uiterlijk 8 weken na gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en onderhoud van het betrokken terrein of element, schriftelijk daarvan melding te doen. De schriftelijke melding als bedoeld in sub b, wordt gedaan conform de aanvraagprocedure in artikel 34, via de veld- of themacoördinatie.
5.3.2 Subsidieverlening en -vaststelling
Indien voor een terrein of element, subsidie voor onderhoud wordt verleend, dan vermeldt de beschikking in ieder geval:
De datum, bedoeld in artikel 62 sub d, waarop het tijdvak aanvangt waarover subsidie wordt verleend, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.
5.3.3 Voorwaarden en verplichtingen
Indien subsidie wordt verleend op grond van de artikelen 60 en 61, is de subsidieontvanger, naast de in de artikelen 8 tot en met 13, 16 en 17 van de Subsidieverordening genoemde bepalingen, verplicht:
uiterlijk 8 weken na gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en onderhoud van het betrokken terrein of element, schriftelijk daarvan melding te doen. De schriftelijke melding als bedoeld in sub b, wordt gedaan conform aanvraagprocedure in artikel 34, via de veld- of themacoördinatie.
Bij een beschikking als bedoeld in artikel 62 wordt na afloop van ieder jaar, én binnen 8 weken, de vastgestelde jaarlijkse bijdrage, als voorschot uitbetaald door Gedeputeerde Staten, tenzij de aanvrager in het voorafgaande jaar de verplichtingen als bedoeld in artikel 65, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd.
De subsidie voor onderhoud wordt na afloop van het tijdvak vastgesteld overeenkomstig, met het bedrag dat voortvloeit uit de subsidieverlening voor het desbetreffende terrein. Indien niet is voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 65 kan Gedeputeerde Staten, behoudens in geval dat overdracht van de beschikking tot subsidieverlening en de daarbij behorende verplichtingen nog niet zijn over gedragen na overlijden van de dienstverlener, besluiten tot het beëindigen, verlagen of intrekken en terugvorderen van de subsidie, afhankelijk van de aard, schaal en duur van de overtreding.
Ten behoeve van de uitvoering van de maatregelen, als bedoeld in artikel 4 sub a, kan een vergoeding worden verstrekt voor de inzet van grond, indien:
Voor aanvragen die betrekking hebben op het gestelde in artikel 68 geldt dat de vergoeding voor de inzet van grond kan worden verstrekt op de grondslag van:
Voor de afzonderlijke pakketten is in de bijlagen B t/m E aangegeven in hoeverre en op welke wijze het planologisch en/ of functioneel zekerstellen van het nieuwe of aangepaste grondgebruik een voorwaarde is. In de vergoedingsystematiek wordt naar aanleiding hiervan de vergoeding voor de inzet van grond gebaseerd op waardedaling van de grond of op opbrengstderving.
Bij de toepassing van een pakket, wordt de vergoeding voor de inzet van grond voor het desbetreffende terrein of element gebaseerd op de volgende grondslagen:
Ten behoeve van de uitvoering van de maatregel als bedoeld in artikel 4 sub a ten II, kan op verzoek van de subsidieontvanger een reeds afgegeven beschikking op grond van opbrengstderving, als bedoeld in artikel 71, sub b, worden omgezet in een nieuwe beschikking op grond van waardedaling, als bedoeld in artikel 71, sub a, mits de voorschriften voor het desbetreffende pakket dit toelaten en Gedeputeerde Staten de mening is toegedaan dat sprake is van omstandigheden die een vroegtijdig omzetting rechtvaardigen.
5.4.2 Subsidieverlening en -vaststelling
Indien voor een terrein of element, subsidie wordt verleend ten behoeve van de inzet van grond, dan vermeldt de beschikking in ieder geval:
De datum, bedoeld in artikel 74, sub e, waarop het tijdvak aanvangt waarover subsidie voor de inzet van grond wordt verleend, kan uitsluitend de eerste dag van de onderscheiden maanden van een jaar zijn.
Binnen 3 maanden na afloop van een tijdvak, dient de subsidieontvanger met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier, een aanvraag tot subsidievaststelling in, bij het Centraal Administratie Kantoor. De subsidieontvanger geeft in de aanvraag aan in hoeverre het doel, bedoeld in artikel 74, sub a en b, is gerealiseerd.
5.4.3. Voorwaarden en verplichtingen
Indien subsidie wordt verleend op grond van artikel 74, is de subsidieontvanger, naast de in de artikelen 8 tot en met 13, 16 en 17 van de Subsidieverordening genoemde bepalingen, verplicht:
uiterlijk 8 weken na gehele of gedeeltelijke overdracht van de bevoegdheid tot gebruik en onderhoud van het betrokken terrein of element, schriftelijk daarvan melding te doen. De schriftelijke melding als bedoeld in sub c en d, wordt gedaan conform aanvraagprocedure in artikel 38, via de veld- of themacoördinatie.
Subsidie voor waardedaling als bedoeld in artikel 71, sub a, wordt verstrekt onder de voorwaarde dat binnen 14 maanden na de datum van afgifte van de beschikking tot subsidieverlening:
een overeenkomst tussen degene aan wie de grond toebehoort en Gedeputeerde Staten, tot stand komt waarin is opgenomen:
de verplichting van degene aan wie de grond toebehoort de desbetreffende landbouwgrond niet te gebruiken of te doen gebruiken met het oog op de uitoefening van de landbouw, en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling of instandhouding van het betrokken pakket op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
Bij een beschikking wordt door Gedeputeerde Staten, na afloop van ieder jaar, binnen 8 weken, de (jaarlijkse) bijdrage voor opbrengstderving als voorschot én overeenkomstig artikel 73 uitbetaald, tenzij de aanvrager in het voorafgaande jaar de verplichtingen als bedoeld in artikel 78, of enig ander voorschrift in de beschikking tot subsidieverlening niet heeft nageleefd.
De subsidie voor de inzet van grond wordt, in het geval deze is gebaseerd op waardedaling als bedoeld in artikel 71, sub a vastgesteld op de in de beschikking genoemde bijdrage tenzij niet is voldaan aan de voorwaarden bedoeld in artikel 79.
In geval de vergoeding is gebaseerd op opbrengstderving als bedoeld in artikel 71, sub b, wordt de subsidie voor de inzet van grond, vastgesteld overeenkomstig artikel 77. Indien niet is voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 78, sub a, wordt op de bijdrage in mindering gebracht:
Een verzoek tot wijziging van de beschikking voor aanleg, onderhoud en/ of inzet van grond kan worden gedaan met het oog op het willen vergroten van het terrein of element waarvoor de verbintenis is aangegaan.
Een verzoek als bedoeld in artikel 89 kan gedurende het tijdvak van de beschikking éénmaal per jaar worden gedaan, met uitzondering van het eerste jaar, en kan voor subsidieverlening in aanmerking komen, indien:
De subsidie voor onderhoud en inzet van grond, als bedoeld in artikel 89, wordt in afwijking van artikel 61, sub a, en artikel 69, naar evenredigheid verleend en vastgesteld voor het resterende deel van het tijdvak waarvoor reeds subsidie was verleend.
In geval op grond van de onderhavige subsidieregeling subsidie is verleend ten behoeve van een terrein of element, waarvan het duurzaam gebruiksrecht van de subsidieontvanger overgaat op een derde gedurende het tijdvak genoemd in de beschikking, dan wordt met ingang van de dag waarop het recht is overgegaan, de subsidieverlening ingetrokken, voor zover deze betrekking heeft op:
In geval van intrekking uit hoofde van:
artikel 93, sub a, b en d, wordt in afwijking van artikel 65, sub a en artikel 78, sub a, de te verlenen subsidie aan de subsidieontvanger, ambtshalve vastgesteld over het tijdvak tot aan het moment van overdracht, en naar evenredigheid ten opzichte van de subsidiebijdrage als genoemd in de beschikking;
In uitzondering op artikel 93 kan in geval subsidie is verleend voor aanleg, onderhoud of de inzet van grond, en het duurzaam gebruiksrecht van een terrein of element gaat gedurende het tijdvak van de subsidieontvanger over op een derde, de desbetreffende beschikking worden gewijzigd in een beschikking aan deze derde, indien deze, uiterlijk 8 weken na de datum waarop het recht is overgegaan, in een gericht schrijven aan het Centraal Administratie Kantoor, verklaart te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten, waarvan de wijziging uit hoofde van dit artikel van kracht zal zijn.
In geval subsidie is verleend met betrekking tot een terrein of element, waarvan het duurzaam gebruiksrecht berust bij een natuurlijk persoon die komt te overlijden gedurende het tijdvak waarover subsidie is verleend, gaat de desbetreffende subsidieverlening over op de wettelijke erfgenamen dan wel de gerechtigde bij testament, tenzij deze uiterlijk drie maanden na het overlijden schriftelijk verzoeken om vaststelling en stopzetting. Dit verzoek wordt gedaan aan het Centraal Administratie Kantoor, via de veldcoördinatie.
Stopzetting als bedoeld in artikel 96, en vaststelling van de subsidiebijdrage vindt plaats, met ingang van de dag, volgend op de dag van overlijden en op overeenkomstige wijze als bedoeld in artikel 94.
In geval subsidie is verleend in het kader van de onderhavige subsidieregeling met betrekking tot grond die wordt onteigend of wordt verkocht aan een overheidsdienst ten behoeve van de realisatie van een maatschappelijk doel, gedurende het tijdvak waarover subsidie is verleend, wordt de desbetreffende subsidieverlening ingetrokken met ingang van de dag waarop het besluit tot onteigening of verkoop van de betrokken grond onherroepelijk is.
In geval van intrekking uit hoofde van artikel 98, wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld over het tijdvak tot aan het moment waarop het besluit tot onteigening of verkoop onherroepelijk werd, en conform artikel 92.
Onverschuldigd betaalde subsidies en voorschotten worden teruggevorderd vermeerderd met de wettelijke rente tot de datum van ontvangst van de teruggevorderde bedragen. De wettelijke rente wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugbetalingsverplichting aan degene die de subsidie ontvangen heeft en de terugbetaling of verrekening.
Indien sprake is van een werk ten algemene nutte, als gevolg waarvan niet meer aan verplichtingen uit de subsidieverlening kan worden voldaan, wordt de te verlenen subsidie aan de subsidieontvanger, ambtshalve vastgesteld over het tijdvak tot aan het moment waarop niet meer aan de verplichting kan worden voldaan, en naar evenredigheid ten opzichte van de subsidiebijdrage als genoemd in de beschikking.
Een aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening die leidt tot verkleining van het areaal van de aanvrager ten behoeve waarvan subsidie wordt verstrekt wordt slechts gehonoreerd indien de verkleining het gevolg is van de uitvoering van een werk van algemene nutte.
6. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze subsidieregeling bepaalde worden door Gedeputeerde Staten, aan te wijzen personen of instanties belast.
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd, al dan niet onder het stellen van nadere voorwaarden, artikelen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken voor zover toepassing gelet op het belang daarvan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Voor beschikkingen afgegeven op basis van de Subsidieregeling het Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant, gebaseerd op opbrengstderving, geldt de verplichting van artikel 16 van de Subsidieverordening niet.
Subsidie op grond van deze subsidieregeling kan eerst formeel worden verstrekt nadat de Commissie van de Europese Gemeenschappen ingevolge de artikelen 87 en 88 EG verklaart geen bezwaar te hebben tegen de toepassing van deze subsidieregeling.
Het ‘Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant Onderdeel Diensten’ wordt ingetrokken. Op aanvragen om subsidie en subsidies die verleend of vastgesteld zijn op grond van die subsidieregeling, blijft die subsidieregeling van toepassing.
's-Hertogenbosch, 16 december 2008
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten